Kamerstuk 34475-X-15

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 16 juni 2016, over de Slotwet Ministerie van Defensie 2015

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2015

Gepubliceerd: 8 juli 2016
Indiener(s): Han ten Broeke (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34475-X-15.html
ID: 34475-X-15

Nr. 15 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 8 juli 2016

De vaste commissie voor Defensie heeft op 16 juni 2016 overleg gevoerd met mevrouw Hennis-Plasschaert, Minister van Defensie, over:

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 18 mei 2016 met het Jaarverslag Ministerie van Defensie 2015 (Kamerstuk 34 475 X, nr. 1);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 3 juni 2016 met de beantwoording van vragen van de commissie over het Jaarverslag Ministerie van Defensie 2015 (Kamerstuk 34 475 X, nr. 6);

  • Slotwet Ministerie van Defensie 2015 (Kamerstuk 34 475 X, nr. 3);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 3 juni 2016 met het verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (Kamerstuk 34 475 X, nr. 5);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 18 mei 2016 ter aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2015 bij het Ministerie van Defensie (X) (Kamerstuk 34 475 X, nr. 2);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 3 juni 2016 met de beantwoording van vragen van de commissie over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2015 bij het Ministerie van Defensie (X) (Kamerstuk 34 475 X, nr. 7);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 7 juni 2016 met de beantwoording van vragen van de commissie over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2015 bij het Ministerie van Defensie (X) (Kamerstuk 34 475 X, nr. 8);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 18 mei 2016 ter aanbieding van het Jaarverslag Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht over 2015 (Kamerstuk 34 300 X, nr. 104).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De griffier van de commissie, Van Leiden

Voorzitter: Ten Broeke

Griffier: Van Eck

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Belhaj, Ten Broeke, Jasper van Dijk, Eijsink, Houwers, Knops, De Roon en Vuijk,

en mevrouw Hennis-Plasschaert, Minister van Defensie.

Aanvang 15.08 uur.

De voorzitter:

Ik open deze vergadering van de vaste commissie voor Defensie. Ik dank de mensen van onze technische dienst voor de snelle interventie, die het mogelijk maakte dat wij elkaar nu verstaan, dat de verslaglegging is gegarandeerd en dat de mensen thuis, die dit overleg via internet of op een andere manier willen bijwonen, dat ook kunnen doen. Dit wetgevingsoverleg gaat over het Jaarverslag en de Slotwet. De Kamer wordt geacht om na dit wetgevingsoverleg decharge te verlenen. Als de Kamer dat niet wil, moet zij dat expliciet duidelijk maken en doorgeven aan de commissie voor de Rijksuitgaven. Dit gaat volgens het wetgevende traject met betrekking tot de financiën van de rijksoverheid.

De volgorde van de sprekers gaat bij wetgevingsoverleggen in het algemeen volgens de fractiegrootte en dan ook nog op een specifieke manier, maar in dit geval hanteren we de volgorde zoals bij AO's. De spreektijd is vooraf vastgesteld op zes minuten per lid.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Bloedige en barbaarse aanslagen zoals recentelijk in Orlando zouden zich ook zomaar in Nederland kunnen voordoen. De Russen spelen tamelijk riskante spelletjes met de NAVO. Het Afrikaanse continent is nog steeds een bonte verzameling van mislukte staten. Dat is het beeld in 2016. Maar in 2015 was dat al niet veel beter, want de algemene internationale veiligheidssituatie was toen ook al beroerd en verder aan het verslechteren, alle ontwikkelingshulp en links wensdenken ten spijt. Voor iedereen die verder keek dan het Jeugdjournaal was dat overduidelijk.

Ik kom nu echt te spreken over Defensie. Ondanks de toenemende onveiligheid waarover ik sprak, nam de paraatheid van onze militairen af. Ik vind dat een gevaarlijke paradox. Ik maak daarom enkele opmerkingen over het inzetbaarheidspercentage, een belangrijke graadmeter. Dat is dramatisch gekelderd: van 77% in 2013 naar 59% in 2015. Ik ben bang dat die dramatische inzetbaarheidscijfers in 2016 nog verder zullen dalen. In tegenstelling tot het aantal dagen dat wordt besteed aan missies in het buitenland neemt het aantal vaardagen, vliegdagen en manoefendagen binnen de krijgsmacht dit jaar af. De vraag is natuurlijk wanneer de krijgsmacht uit deze recessie gaat klimmen. Kan die dalende trend worden gekeerd of blijft die bezuiniging op het aantal oefendagen als een molensteen om de nek van onze krijgsmacht hangen?

De problemen van onze krijgsmacht kunnen niet worden losgezien van het ambitieniveau. En dat is niet alleen mijn constatering: ook de Algemene Rekenkamer zag dat, en het was ook haar centrale punt. Het kabinet wil met een lege portemonnee en een slechte gereedschapskist nog steeds alle denkbare militaire klusjes aanpakken, vooral in het buitenland. Dat torenhoge ambitieniveau lijkt voor de regering nog heiliger dan de paus. De klusjes die door de VN en de EU worden aangeboden, worden namelijk maar al te gretig aangepakt. Typerend daarvoor is de missie in Mali. Wij hebben recentelijk contact gehad met militairen die zich met die Malimissie bezighouden. Ik kan vertellen dat in ons bijzijn over die missie de noodklok werd geluid. Dit is een missie die niet mag en niet kan worden verlengd; in ieder geval niet op de manier waarop ze nu draait. Ik vat de boodschap die we daar kregen even kort samen. Personeel en materieel raken letterlijk en figuurlijk uitgeput. Het moreel van de militairen neemt in rap tempo af. Wapensystemen slijten daar tot wel zeven à acht keer sneller dan normaal. En of dat alles nog niet erg genoeg is, moeten onze zeer gekwalificeerde special forces en helikopterbemanningen vanwege hun inzet in de Sahara belangrijke oefeningen in Nederland laten schieten. Die oefeningen, gericht op het verdedigen van ons eigen en het NAVO-gebied, vinden niet of veel te weinig plaats. Kortom, de getraindheid van deze eenheden voor andere taken dan die ze nu vervullen in Mali, is enorm in het gedrang gekomen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van onze Defensieorganisatie? Waarom ligt bij dit kabinet de optie om de Malimissie te verlengen nog steeds op tafel? Ik vraag mij dat werkelijk af. Worden al die noodsignalen echt genegeerd om Nederland de door Koenders en Rutte felbegeerde VN-Veiligheidsraadszetel te bezorgen? En mocht dat niet zo zijn, waarom laten we dan iedereen in onzekerheid? Het uitstellen van de beslissing om met die Malimissie te stoppen of deze aanzienlijk te beperken, gaat namelijk ook nog extra geld kosten. Dat zijn keiharde euro's, waar Defensie er op dit moment ook al niet te veel van heeft. Graag een reactie van de Minister op dit punt.

De PVV-fractie is het volmondig eens met de Rekenkamer dat de ambitie en het budget meer in balans moeten komen. Voor ons betekent dat twee dingen: aan de ene kant moet er natuurlijk geld bij; aan de andere kant moeten de torenhoge ambities omlaag. Dat eerste zie ik nu mondjesmaat gebeuren: er komt wat geld bij. Dat tweede echter helemaal niet. Waarom niet, Minister? De Rekenkamer heeft toch laten weten dat je de huidige problemen bij Defensie niet met geld alleen oplost? Graag een reactie.

Ik zie onze krijgsmacht liever optreden ter bescherming van ons grondgebied en onze veiligheid. De marechaussee is uitermate geschikt voor die taak, maar ook daar ontbreekt het jammer genoeg aan voldoende capaciteit. Als het gaat om middelen, wil de PVV ook een kapitaalinjectie voor de marechaussee. Van ons mag er structureel minimaal 100 miljoen euro per jaar bij voor de marechaussee. We moeten beveiligings- en grensbewakingstaken namelijk serieus nemen, net als de capaciteit die daarvoor nodig is. Ik hoop dat de Minister daartoe bereid is. De berichten die deze week in de media verschenen, doen echter het ergste vrezen. Die 300 miljoen extra voor Defensie in 2017 gaan voornamelijk op aan buitenlandse missies; dat lees ik in ieder geval in de media. Kan de Minister ook daarop reageren? Ik mag namelijk hopen dat dit niet het geval is.

Tot slot: is er ook nog iets positiefs te melden over het Defensiebeleid?

De voorzitter:

U hebt nog één minuut.

De heer De Roon (PVV):

Dat gaat lukken, voorzitter. Ik sluit af met een positieve noot. Onlangs zag ik een flitsend promotiefilmpje voor meer vrouwen in de krijgsmacht. Hulde daarvoor! Ik las ook dat, na 351 jaar, vrouwen eindelijk lid kunnen worden van het Korps Mariniers. Ik ben enthousiast over deze ontwikkeling, maar we moeten er wel voor waken dat het debat over dit onderwerp onder druk van genderpartijen als D66 doorslaat. Als vrouwen straks toch moeite blijken te hebben met de fysieke toelatingseisen, wil ik niet zien dat er een versoepeling van de eisen voor onze elitetroepen komt. Kwaliteit gaat boven alles. Wil de Minister dat garanderen?

De heer Vuijk (VVD):

Voorzitter. Veel Nederlanders maken zich grote zorgen. We zien de internationale veiligheid verslechteren. Thuis worden de mensen geconfronteerd met indringende beelden. We zien bloedige aanslagen in Europese hoofdsteden, met ook Nederlandse slachtoffers. Het geweld komt angstaanjagend dichtbij. We horen dat aanslagen in Nederland ook denkbaar zijn.

In 2015 zagen we meer dreigingen. Bommenwerpers van Poetin werden in het luchtruim onderschept. De vloot van Poetin voer vlak langs onze kust. Aan de bondgenootschappelijke oostgrenzen voelt de bevolking de druk van de Russische propaganda. We zien grote militaire oefeningen in Rusland. Onder de ouderen in de samenleving, die het eind van de Tweede Wereldoorlog nog bewust hebben meegemaakt, herleven oude angsten. In het Midden-Oosten zagen we Islamitische Staat mensen op gruwelijke wijzen vermoorden. IS liet moordpartijen als propaganda onze huiskamers binnenkomen. IS verleidde inwoners van ook ons land om in Syrië mee te gaan vechten. We zien dat Iran voortbouwt aan ballistische en nucleaire capaciteiten, waardoor alle landen in Europa straks binnen het bereik van deze onberekenbare staat komen. We zagen op de Middellandse Zee massale stromen mensen die op de vlucht zijn. We zagen verdronken mensen op de stranden. Deze stroom vluchtelingen zal enkel nog aanzwellen, omdat de chaos in noordelijk Afrika verder toeneemt, met Libië als treurigste voorbeeld. Tussen die vluchtelingen zaten ook terroristen die aanslagen beramen. Dat alles voedt onze angst voor een herhaling van de aanslagen in Brussel, Parijs en nu ook Orlando.

Wij hier op het Binnenhof hebben zorgen, net als de mensen thuis. Het is aan ons om daar ook wat mee te doen, en om ervoor te zorgen dat de mannen en vrouwen, wier taak het is om ons veilig te houden, daarvoor zijn toegerust. Wij horen dat de mensen van onze krijgsmacht in buitenlandse missies overbelast worden. Mensen die net lang van huis weg zijn geweest, kunnen bij thuiskomst bijna direct alweer de ransel inpakken om op pad te gaan. Die mannen en vrouwen hebben ook een gezin, kinderen, familie en vrienden. Even op adem komen is er voor hen nauwelijks bij. We zien dat onze vliegtuigen, schepen, voertuigen en wapensystemen veel sneller slijten onder de extreme buitenlandse omstandigheden. We zien dat er te weinig reserveonderdelen beschikbaar zijn en dat de vervanging van verouderd materieel stokt. Tegen deze achtergrond is het voor de VVD helder wat de keuzes zijn: het gaat om investeren of capituleren.

Onder de leden van de VVD-fractie is er waardering voor de transparante wijze waarop de Minister bezig is om orde op zaken te stellen. De Minister waarschuwde al in 2012 dat door de bezuinigingen uit eerdere kabinetsperiodes de gereedheid zou teruglopen. Daarom heeft de Minister in 2013 in het kabinet de intentie uitgesproken om de dalende trend op de Defensie-uitgaven te keren. De VVD-fractie constateert dat dat is gelukt. Het kabinet verhoogde in 2014, 2015 en 2016 de Defensie-uitgaven. Wij hopen dat de Defensie-uitgaven ook in 2017 verder omhooggaan. Gezien de decennialange reeks van dalingen is dat winst. Als het aankomt op investeren of capituleren, zien wij dat de regering kiest voor investeren.

De VVD is tevreden over de wijze waarop de Minister de integriteit hoger op de agenda heeft gezet. Ik vraag haar of er al een oplossing is gevonden voor partners rond wie een integriteitsprobleem speelt dat van invloed kan zijn op het dienstverband van militairen. Dit is een oud probleem, dat al veel langer speelt.

De Algemene Rekenkamer had flinke kritiek. Er zijn tekortkomingen in het financiële beheer opgelost, maar de problemen in de logistieke keten worden als ernstig gekwalificeerd. De Kamer vraagt al jaren diep door naar die problemen, die te maken hebben met de beschikbaarheid van munitie en reserveonderdelen. Het siert de Minister dat zij voor het zomerreces een plan heeft toegezegd om deze problemen aan te pakken. Kan de Minister toelichten wat de oplossingsrichting wordt om die problemen in de logistieke keten aan te pakken? Een van de problemen is het tekort aan technisch specialisten. Ik vraag de Minister dan ook hoe zij ervoor gaat zorgen dat jonge vakkundige techneuten het militaire bedrijf niet te vroeg verlaten.

De Minister schrijft dat de effecten van extra investeringen niet direct zichtbaar zijn, maar even op zich laten wachten. Wanneer verwacht zij dat door de eventuele extra middelen, door de middelen die in de afgelopen jaren beschikbaar zijn gesteld en door het huidige tempo van de extra investeringen, de meest nijpende problemen zichtbaar zullen zijn afgenomen?

De VVD vindt dat reservisten binnen de krijgsmacht moeten worden ingezet op taken waarvoor specialismen ontbreken. Ik vraag de Minister daarom of zij voornemens is om die reservisten meer strategisch in te zetten, binnen het huidige budget.

De heer Jasper van Dijk (SP):

We spreken vandaag over het jaarverslag. De Tweede Kamer wordt geacht om die nu al dan niet goed te keuren. Ik heb het verslag van vorig jaar nog eens teruggelezen. Ik stelde de heer Vuijk toen de vraag wat hij daar zelf van vond. Ik noemde het rapport van de Rekenkamer toen «meedogenloos». Vandaag noem ik het rapport van de Rekenkamer genadeloos. Het rapport spreekt van ernstige onvolkomenheden. Dat is eigenlijk een dikke onvoldoende. Zegt de VVD nu: dat is allemaal heel vervelend, maar we gaan ons best doen en de Minister komt met een plan? Kan de heer Vuijk een iets serieuzere kwalificatie geven van deze ernstige toestand bij Defensie?

De heer Vuijk (VVD):

Ik denk dat de heer Van Dijk een heel goede vraag stelt. Het rapport van de Rekenkamer was stevig, de kritiek was niet mals. Ik heb de president van de Rekenkamer wel uitdrukkelijk deze Minister horen prijzen om de openheid waarmee zij in de afgelopen jaren de lijken uit de kast heeft gehaald en in de Kamer bespreekbaar heeft gemaakt. Zij heeft geen geheim gemaakt van de problemen waar Defensie tegen aanloopt. Ik heb net aangegeven dat de reorganisaties en de bezuinigingen van de afgelopen decennia en van de laatste kabinetten flink doorijlen, en ons ook nu nog als het ware in de staart bijten. Daar hebben we dus ook nu nog flink veel last van.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat is allemaal waar, maar deelt de VVD mijn mening dat het met een eerlijke blik op het rapport van de Rekenkamer eigenlijk onzorgvuldig zou zijn als wij vandaag zouden zeggen dat alles oké gaat en dat de Minister maar verder moet gaan? Nee, de Minister geeft aan dat zij voor de zomer met een plan van aanpak komt. Als de heer Vuijk eerlijk is, deelt hij dan mijn mening dat wij vandaag geen goedkeuring of decharge kunnen verlenen aan dit Jaarverslag, voordat wij dat plan van aanpak hebben gezien?

De heer Vuijk (VVD):

In mijn bijdrage heb ik volgens mij al aangegeven hoe ik tegen Defensie aankijk, maar ook hoe ik aankijk tegen die beoordeling. Mijn bijdrage is bijna een lange lijst van de lastigheden die we constateren, die al heel lang spelen en die de Rekenkamer ook heeft gezien. Voor een decharge zou je je moeten afvragen of deze Minister haar best heeft gedaan om met haar beleid de problemen aan te pakken. Wij denken dat dat het geval is. Zij heeft sowieso haar best gedaan om meer geld voor dit ministerie te krijgen om problemen op te lossen, en daar begint het mee. Ook zien we dat allerlei projecten goed lopen. Ik kom daar zo meteen in mijn bijdrage nog op terug.

Er zijn echter ook ernstige problemen en daar lopen wij niet voor weg. De Rekenkamer heeft de Minister geprezen voor de openheid over al die problemen. Ook de VVD-fractie is altijd open geweest over deze problemen en zij heeft altijd gezegd dat die moeten worden aangepakt. We spreken niet voor het eerst over deze vraagstukken. Het belangrijkste probleem waar de Rekenkamer op heeft gewezen, is de ernstige onvolkomenheid in de logistieke keten: de problemen met de munitie, met de reservedelen en dat soort zaken. Ik heb aangegeven dat het de Minister zou sieren als zij die problemen met een extra plan zou oppakken. Ik zie dat plan graag tegemoet. Volgens mij zijn we het best wel met elkaar eens, meneer Van Dijk.

De voorzitter:

Gaat u vooral verder met uw betoog. U heeft daar nog zo'n tweeënhalve minuut voor.

De heer Vuijk (VVD):

Ik heb net een opmerking gemaakt over de technisch specialisten. Ik vroeg de Minister hoe zij ervoor kan zorgen dat vakkundige techneuten het militaire bedrijf niet te vroeg verlaten. Ik heb over de reservisten ook al een vraag gesteld. Ik kom nu te spreken over de F-35, een van de projecten die op dit moment goed lopen. Dit is wel een project met een verleden; ik refereer nu even aan de opmerking van de heer Van Dijk. De Sound of Freedom die wij de afgelopen dagen boven ons land hebben mogen horen, klinkt voor mij als een mooi slotakkoord op een politieke discussie van vijftien jaar lang. Wij hebben die samen met onze coalitievrienden van de PvdA netjes afgerond. In 2019 stroomt dit nieuwste wapensysteem in als een adequaat antwoord op dreigingen in het hoogste geweldsspectrum, waar ook ter wereld.

We zien een groeiende internationale samenwerking. Luchtmobiel werkt samen met de Division Schnelle Kräfte. De zware Leopardgevechtstanks zijn terug in de landmacht. Het JSS (Joint Support Ship) wordt samen met de Duitse marine gebruikt. Met België worden afspraken gemaakt over de gezamenlijke bescherming van het luchtruim. Nederland doet mee aan de opbouw van snelle internationale interventiemachten, als antwoord op de oplopende spanningen aan de oostgrenzen van de NAVO. Wij zien wat er gebeurt. De VVD waardeert de loyale inzet van onze mannen en vrouwen in buitenlandse missies. Juist dankzij die «can do»-mentaliteit worden, ondanks de beperkte middelen, grootse prestaties geleverd. De VVD ziet wel dat met name de geoefendheid van militairen in alle vier de krijgsmachtsdelen terugloopt. De heer De Roon wees daar net al op. Kan de Minister aangeven in hoeverre dat probleem in de komende jaren kan worden opgelost?

Met de Veteranendag op komst stel ik mijn laatste vraag. De VVD ziet dat de veteranenzorg goed op peil is. We proberen oplossingen te vinden voor het probleem van het WAO-gat. We constateren dat het nu nog wachten is op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Pas daarna kunnen we bezien of er extra financiële middelen kunnen worden bijgeplust.

De voorzitter:

Aan het eind van uw eerste termijn is er nog een vraag van de heer De Roon.

De heer De Roon (PVV):

Mijn vraag gaat over het laatste onderdeel van het betoog van de heer Vuijk: het gebrek aan geoefendheid in heel wenselijke en essentiële zaken. De heer Vuijk vraagt aan de Minister hoe dit in de komende jaren kan worden verbeterd. Moet dat niet à la minute worden verbeterd, meneer Vuijk?

De heer Vuijk (VVD):

Ja, alleen moeten we wel realistisch zijn. Dat kan niet, want oefenen kost tijd. Toen bijvoorbeeld de missie met de F-16's in Syrië op gang kwam, kan ik mij herinneren dat daarbij al melding werd gemaakt van eenzijdig werk voor de piloten, waardoor hun geoefendheid in allerlei andere taken achteruit zou gaan. Als zo'n missie stopt, zijn piloten een tijd bezig voordat ze courant zijn op alle andere taken die zij moeten uitvoeren. Zoiets geldt ongetwijfeld ook voor alle commando's die nu vrij stevig in Mali worden belast. Het zal ook gelden voor de helikopterbemanningen die vrij fors worden belast. Die geoefendheid speelt dus op veel meer plaatsen. Een van de zaken waarvoor ik in dat verband aandacht wil vragen, is het materieel. We lezen in de rapporten van de Rekenkamer ook dat de missies zware wissels trekken. Dat betekent dat de eenheden van de landmacht, de luchtmacht en de marine die in ons land achterblijven, moeite hebben om goed te oefenen, omdat het materieel er niet is of in reparatie is.

De heer De Roon (PVV):

Uiteraard kost het op orde brengen van de geoefendheid tijd; dat snapt een kind. Zouden we er toch niet zo snel mogelijk mee moeten beginnen? Zouden we niet gewoon met de Minister moeten kunnen afspreken dat er na het zomerreces op alle fronten een serieuze start daarmee wordt gemaakt en dat we de Minister daarop, laat ik zeggen, begin 2017 kunnen afrekenen? Is dat ook niet de wens van de VVD?

De heer Vuijk (VVD):

Dat is ook onze wens, maar dat gaat niet lukken. Ik denk dat het wel goed is om de Minister daarop te bevragen; dat lijkt me helemaal niet verkeerd. Het lijkt me goed om hiernaar te kijken. Maar met een blik op alle twintig missies die nog gaande zijn en zeker niet zomaar ineens zullen ophouden, en op de huidige omvang van het personeel van de krijgsmacht, denk ik dat hiervoor tijd nodig is. Het lijkt me een vrij onmogelijke opdracht als we nu zouden vragen om ervoor te zorgen dat het over een halfjaar allemaal klaar is. Maar een vraag om hier zo snel mogelijk werk van te gaan maken, steun ik zeker.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. We spreken nu over het jaarverslag van 2015. Daar word je niet vrolijk van. De Rekenkamer spreekt van een «ernstige onvolkomenheid» en noemt daarbij een aantal zaken. Defensie trekt nog altijd een te grote wissel op zichzelf. Zaken zijn structureel niet op orde. Defensie kon niet meer volledig voldoen aan de eigen inzetbaarheidseisen, met als gevolg dat Defensie zelfs niet meer kon voldoen aan haar grondwettelijk taak: de verdediging van ons grondgebied. Dat is nogal wat. We zien dit terug in de krijgsmacht: stilstaande voertuigen, te weinig uren voor training en opleiding, problemen met de gereedstelling en de operationele slagkracht. Dit werd pijnlijk geïllustreerd toen we hoorden dat militairen vanwege een tekort aan munitie «pang, pang» moesten gaan roepen.

Wat zei de Minister vorig jaar rond deze tijd? Op 11 juni vorig jaar: «Ik benoem niet alleen problemen, ik pak ze ook aan, van A tot Z». 17 juni vorig jaar: «Het op orde brengen en het daarna op orde houden van de bedrijfsvoering is in feite een voortdurend aandachtspunt». Dat zijn natuurlijk een beetje dooddoeners, zeker als je het rapport van de Rekenkamer hebt gelezen. Er is namelijk weinig veranderd. Sterker nog, het is erger geworden. De Rekenkamer spreekt van een «ernstige onvolkomenheid», terwijl het vorig jaar nog een «onvolkomenheid» was. Het is dus de vraag wat al die mooie plannen en woorden eigenlijk waard zijn. Collega Eijsink gaf vorig jaar een mooie opsomming. Op 17 juni telde ze dat de Minister twintig keer sprak over «verbeterplannen», vijftien keer over «prioritering» en achttien keer over «knelpunten». Wat vindt de Minister daarvan? Gaat ze vandaag weer zeggen: het is een zaak van lange adem en het heeft onze voortdurende aandacht? Komt ze nu weer met allerlei prioriteiten en plannen? Als je dat jaar in, jaar uit zegt, wordt het dan niet een beetje gênant?

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Ik voel me nu een klein beetje aangesproken. Als ik de heer Van Dijk goed beluister, verwijst hij naar een inbreng van mij van vorig jaar en vraagt hij de Minister om daarop te reageren. Heb ik hem goed verstaan? Ik vind dit een beetje vreemd en wil even weten of ik hem goed heb begrepen. Ik zie mijn collega's knikken, dus ik ben kennelijk niet de enige die het zo heeft verstaan. Wellicht had hij het anders bedoeld, maar dat is dan ook fijn om te weten.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Als ik op zoek ben naar inspiratie begin ik altijd met het lezen van alle inbrengen van mevrouw Eijsink. Dat is namelijk de beste manier om te weten te komen hoe het echt zit bij Defensie; zij kent immers elk schroefje van elk legervoertuig. Ik kwam toen deze uitspraak tegen en vond die een uitstekende illustratie van de stand van zaken binnen Defensie. Mevrouw Eijsink, dit is dus bedoeld als een compliment. Zelf had ik het niet mooier kunnen zeggen.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Ik begrijp hieruit dat de heer Van Dijk mij niet al uitspraken voor dit jaar in de mond gaat leggen?

De voorzitter:

Was u dat van plan, meneer Van Dijk?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mevrouw Eijsink komt na mij als spreker. Eigenlijk had ik achter haar moeten zitten; dan had ik haar tekst van vandaag ook kunnen citeren. Maar ik ga zo meteen wel driftig meeschrijven!

Ook dit jaar komt er weer een plan van aanpak, en wel vóór de zomer. Ik zei net tegen de heer Vuijk: als je het plan van aanpak van vandaag serieus hebt bestudeerd, kun je, als je eerlijk bent, vandaag geen decharge verlenen. De heer Vuijk zei op deze redenering: de heer Van Dijk en ik zijn het eigenlijk met elkaar eens. Ik ben blij dat hij dat met mij eens is.

De opsomming van de Rekenkamer is lang en onverbiddelijk: het ministerie werkt traag, zonder prioriteiten te stellen en onvoldoende gecoördineerd, en er is een onbalans in de organisatie. Wat moeten we hiermee? Wanneer kunnen we de Minister geloven als zij zegt dat het echt goedkomt? «U kunt mij afrekenen op de geboekte vooruitgang», zo zei de Minister vorig jaar. Vandaag doen we dat. Wij horen graag wat zij er zelf van vindt. Op een dag wordt de kernvraag: is onze veiligheid wel in goede handen? Hoelang kan de Minister de problemen nog op haar voorgangers afschuiven? Breng ambities en middelen met elkaar in evenwicht, zo is wederom het advies. Ik ben het daar zeer mee eens, maar helaas is van getemperde ambities nog geen sprake.

De heer Vuijk (VVD):

De heer Van Dijk prikkelt collega's graag met citaten uit hun eigen teksten. Dat is altijd goed; het is goed als we af en toe even worden gespiegeld. Zijn vraag ging over het plan van aanpak voor de logistieke keten. De heer Van Dijk vroeg verder hoelang je nog kunt terugkijken op een vorige periode. Het is een beetje wrang, maar bij Defensie is dat erg lang. Je kunt bij Defensie namelijk ver terugkijken, bijvoorbeeld naar de langlopende reorganisaties. Zolang die programma's lopen en elkaar in de staart bijten, heeft Defensie daar last van en kunnen wij daar dus naar verwijzen. Bij de vraag om decharge gaat het om het gevoerde beleid. Als bepaalde zaken binnen Defensie niet goed lopen, in dit geval de logistieke keten, gaat het om de vraag of de Minister haar best heeft gedaan om die problemen op te lossen. We kennen die namelijk al langer. Maar of de problemen helemaal zijn opgelost, is weer een andere kwestie, en een die niet direct vasthangt aan de vraag om decharge. Ik ben benieuwd of de heer Van Dijk pas voor alle problemen die hij binnen de overheid tegenkomt decharge wil verlenen als die helemaal zijn opgelost. Dat kan toch niet waar zijn?

De heer Jasper van Dijk (SP):

De Tweede Kamer heeft ooit, ik meen op initiatief van de heer Kees Vendrik, besloten om «woensdag gehaktdag» in te stellen. Daardoor kregen we niet alleen een Prinsjesdag met plannen, maar ook een gehaktdag waarop zou worden teruggekeken. Dat was zeer legitiem. Vandaag doen we dat. Als de Kamer elk jaar kan zien dat het bij Defensie eigenlijk niet goed gaat, en als de Kamer de Minister dan elke keer hoort zeggen dat ze eraan werkt en dat ze plannen aan het maken is, moet de Kamer zichzelf wel een keer serieus gaan nemen. Anders wordt het namelijk een beetje een toneelstukje, waarin we elk jaar zeggen dat het vreselijk is bij Defensie, maar dat de Minister er wel hard mee bezig is, en dat het allemaal komt door haar voorgangers. Hoelang kun je dat blijven zeggen, meneer Vuijk? Deze Minister zit er namelijk nu ook alweer zo'n drieënhalf jaar. Volgens mij moet een Minister op een dag gewoon zeggen: dit is mijn eigen beleid. En als de Rekenkamer zegt dat het er niet beter op wordt, maar erger, moet het parlement zijn rol serieus nemen. Ik wil dat zelf wel.

De voorzitter:

Meneer Vuijk?

De heer Vuijk (VVD):

Daar wil ik zeker op reageren. De heer Van Dijk koppelt dit aan de dechargeverlening. Ik heb de Rekenkamer ook horen zeggen dat zij deze Minister van Defensie juist prijst omdat zij de problemen aanpakt en bespreekbaar maakt. Als je alleen maar naar het eindresultaat kijkt, krijg je heel andere problemen. Je kunt niet zeggen dat je alleen decharge gaat verlenen, aan welke Minister ook, als alle problemen zijn opgelost. Een Minister zit er nu juist om voortdurend problemen op te lossen, en dat geldt ook voor deze Minister. Ons oordeel is dat deze Minister er hard aan werkt. Wij vinden dat zij vorderingen boekt. Ik meen ook in de Rekenkamerrapporten te kunnen zien dat er vorderingen worden geboekt. En als de heer Van Dijk opmerkt dat je niet zo ver terug kunt blijven kijken, zeg ik hem dat Defensie last blijft houden van die bezuinigingsopgaven en de uit bezuinigingen voortvloeiende reorganisaties van voorgaande kabinetten. Je kunt niet alles in één keer oplossen en terugdraaien. Dat gebeurt ook niet. We moeten vooruit. Ik vind dat deze Minister dat goed doet.

Toch wil ik meneer Van Dijk vragen hoe hij hier zelf tegen aankijkt. Als hij probeert om op deze manier, met zo'n jaarverslag in de hand, een ministerie af te rekenen, vindt hij zijn eigen opstellingen dan niet heel rigide?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik ga de heer Vuijk iets nieuws vertellen: de Minister doet niet alles verkeerd, zij doet ook dingen goed. De heer Vuijk is er heel goed in om die laatste te benoemen. Maar bij de heer Vuijk heb ik altijd het idee dat ik moet oppassen voor cherrypicking. Dan kom ik terug bij de feiten: die van de Rekenkamer. De Rekenkamer constateert dat Defensie niet meer kan voldoen aan haar eigen grondwettelijke taak: de verdediging van ons grondgebied. Dat is het allereerste wat de krijgsmacht moet doen. Hoever is Defensie dan gezakt? Dat moet de VVD toch vreselijk hoog zitten? Net werd de vraag gesteld of wij niet per vandaag die zaak op orde moeten stellen. Dat zou je verwachten als inzet van de VVD, maar de heer Vuijk zegt: nou nee, er komen plannen en dan zien we wel. Dat vind ik een beetje vrijblijvend.

Ik vervolg mijn betoog.

Breng ambities en middelen meer met elkaar in evenwicht: dat is naar mijn mening de sleutel. Die ambities worden echter maar niet naar beneden bijgesteld. Wij horen nu over militairen die naar Libië zouden gaan en we zagen gisteren dat militairen ook naar Oost-Europa gaan. We zitten al in Mali en Irak. Erkent de Minister dat de problemen niet minder worden als die ambities zo groot blijven? Er is wel discussie in het kabinet, zo lezen wij vandaag in een wakker ochtendblad. Er wordt gesteggeld over de verlenging van de missies in Mali en Irak en over de omvang daarvan. Ik adviseer de coalitie om realistisch te zijn. De krijgsmacht wordt al genoeg overbelast. Met 300 miljoen in 2017 gaat de Minister het niet redden. Het is nog lang niet de 2 miljard waar zij naartoe wil. Waar gaan die 300 miljoen overigens precies naartoe? Krijgen wij een brief met een uitwerking?

De echte oplossing is minder ambities, bijvoorbeeld door te snijden in het aantal missies. Dan geeft de Minister lucht aan de organisatie en komt er ruimte om de aanbevelingen van de Rekenkamer uit te voeren. De Minister kan het fundament op orde brengen. Trainen kan dan weer op een fatsoenlijk niveau en de grondwettelijke taak kan weer uitgevoerd worden. Breng rust in de organisatie: dat is mijn advies. Dat is misschien lastig omdat dan wat internationale ambities in de knel komen – een zetel in de Veiligheidsraad bijvoorbeeld – maar het zou een enorm goed statement tegenover de manschappen zijn. Scherpe keuzes maken: dat zei de Rekenkamer.

Tot slot ga ik in op de valuta- en wisselkoersen en de JSF. Op 9 juni hebben wij daarover een brief gekregen. Daarin staat dat in er in de zomer een rapport moet komen van de Studiegroep Begrotingsruimte (SBR). De Minister erkent dat er door de valutakoers een reëel risico is op het gebied van de JSF. Het is ongewis hoe dit uitpakt. Ik vraag de Minister of zij een plan B heeft voor het geval het geplande beleid, 37 toestellen voor 4,5 miljard, niet kan worden uitgevoerd.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Voorzitter. Nog twee weken en de Minister is verlost van de taak die het voorzitterschap van de Europese Unie met zich brengt. Deze taak kost haar en haar team veel tijd en energie, maar tot nu toe staan zij enorm goed in de picture. Laat ik daar maar eens mee beginnen. Dit is natuurlijk alvast voor het verslag van volgend jaar, maar het is wel aardig om te zien waar dit jaar alle energie van heel veel mensen naartoe gaat.

Het is niemand ontgaan dat de wereld er de afgelopen jaren niet veiliger op is geworden. Veiligheidsrisico's die al langer werden onderkend, hebben zich gemanifesteerd als reële bedreigingen. Conflicten en destabiliserende krachten dringen zich op in onze directe omgeving en in de nabije omgeving van Europa. De Nederlandse samenleving ondervindt daarvan rechtstreeks de gevolgen voor de interne en de externe veiligheid, die steeds nauwer met elkaar verweven zijn. Deze nieuwe realiteit heeft gevolgen voor onze veiligheid, voor onze waarden, voor onze welvaart en voor onze manier van leven.

De publieke discussie over de rol van onze krijgsmacht op het gebied van veiligheid blijft te vaak hangen bij wapensystemen en issues, terwijl deze naar mijn mening in een bredere context moet worden geplaatst. Wat hebben wij over voor onze veiligheid die wij voelen tot in de tenen, en wat betekent dat voor de rol van onze krijgsmacht? De laatste maanden heeft deze discussie een bredere dimensie gekregen. Ook de Algemene Rekenkamer wijst ons daarop. De Rekenkamer schrijft in zijn jaarrapport dat de inzetbaarheid van onze krijgsmacht een groot goed is en dat dit iets is wat gedaan moet worden. De Minister wijst er terecht op dat de Rekenkamer ook zegt dat er te weinig materieel is en dat minder eenheden de noodzakelijke opleidings- en trainingsprogramma's kunnen volgen. Hiervoor moeten echter wel middelen beschikbaar zijn.

De afgelopen jaren is dat een spagaat gebleven. In het jaarverslag over 2014 is daarvoor gewaarschuwd. Wat heet gewaarschuwd: het waren gewoon feiten en constateringen. Dat was niet nieuw en het stond ook niet alleen in het jaarverslag; dat hebben wij in alle rapportages over het materieel en de inzetbaarheid gezien: wat kan, wat rijdt er, wat vliegt en vaart er, wat staat er stil en wat kan in een drieslag wel of niet plaatsvinden? Eigenlijk komen wij iedere keer uit op de bijna vermaledijde «can do»-mentaliteit. Toen de inspecteur van de krijgsmacht op 1 juni met ons sprak, gaf hij de volgende definitie van «can do»: «can do» is het onvermogen om te beargumenteren waarom iets niet kan. Ik vond deze uitspraak prachtig. «Can do» is echter ook de enorme betrokkenheid en inzet van militairen.

Het Ministerie van Defensie is het enige ministerie dat operationeel is. In die zin zijn alle materieelprocessen, alle andere processen van Defensie en alles wat bij Defensie intern gebeurt altijd bekend. Dat ligt niet zozeer onder een vergrootglas, want dat hoort bij het jaarverslag en een terugblik door het ministerie, maar daardoor weten wij bijvoorbeeld dat de inzetbaarheid van de CV90 (Combat Vehicle 90), die meen ik 37% is, redelijk tegenvalt. Waar heeft dat mee te maken? Misschien gaat de heer Van Dijk mij dat zo meteen vragen, maar het staat ook in de rapporten. Wij hebben ooit besloten tot bezuinigingen, in april 2011. De PvdA was daar mede debet aan. Let wel, die bezuinigingen zijn wij pas gaan uitvoeren in 2013. Wij waren toen niet eens halverwege op het gebied van verwervingscontracten; wij stonden achteraan. Wij zijn dus willens en wetens achteraan gaan staan voor de reserveonderdelen. Toentertijd hebben wij contracten aangepast. De betekenis daarvan voor het jaarverslag 2015 is dat wij door de mogelijkheden en middelen die er zijn, enigszins zijn opgeschoven in het herstellen van de basis, maar wij zijn nog steeds bezig met het herstellen van de basis. De doorkijk komt pas later.

Ik wil de Minister een aantal vragen stellen. Ik moet zeggen dat zowel de Minister als de Rekenkamer in het jaarverslag veel duidelijkheid biedt. Ik zeg even zijdelings dat ik geen behoefte heb aan een interdepartementaal beleidsonderzoek (ibo) in de vorm van een jaarverslag of in de vorm van een onderzoek naar de materiële operationele gereedheid. Ik zou eigenlijk de woorden van de Minister willen gebruiken die zij ergens anders al heeft uitgesproken: wij hebben rapporten genoeg. Wij weten genoeg. De PvdA-fractie heeft geen ibo-verslag nodig. Volgens mij zijn de interne kennis en kunde hierover volop aanwezig. Misschien is er nog een gebrek aan mensen op het vlak van kunde; daar ga ik zo meteen nog op in. Dat zou ik de Minister toch even willen meegeven.

Ik wil de Minister het volgende vragen over het ter beschikking stellen van meer middelen. Het afgelopen jaar is er naar verhouding weliswaar meer geld bij gekomen, maar hoe wordt dat ingezet en wat betekent dat voor de mensen in de basis? De neiging bestaat toch snel om dat terug te willen zien in de operationele sfeer. Dat is ook mijn eigen valkuil. Laten wij wel zijn, het afgelopen jaar is bijvoorbeeld 40 miljoen in het AOW-gat en 100 miljoen in de schadeclaims voor veteranen gaan zitten. Dat bespreken wij aanstaande maandag. Daarvoor doe ik maandag een voorstel; dat is nu niet aan de orde. Ik wil de Minister vragen om nog eens te kijken naar de budgetten die binnen het budget ergens vandaan moeten komen. Wil zij daarop reageren?

Voorzitter, u laat mij weten dat ik nog maar één minuut spreektijd heb. Echt waar? Het gaat mij veel te snel. O, het zijn nog twee minuten.

Ik wil de Minister vragen om binnen het geheel eens te kijken naar meerjarige defensieakkoorden. De Minister heeft eerder gereageerd op voorstellen van of gesprekken in de Kamer. Ik kan mij voorstellen dat binnen de trits de balans hervinden niet altijd zichtbaar is. Wij willen altijd – ik spreek voor mijzelf – iets wat direct zichtbaar is, en graag binnen een jaar. Dat is moeizaam. Dus eerst balans, dan herstel. Hoever zijn wij nu met het herstel? Wat is er voor het herstel nodig? Daarna kunnen wij immers pas spreken over de operationele inzet, over verdere missies. Dat is van groot belang. Een en ander zou moeten plaatsvinden binnen een mogelijk meerjarig defensieakkoord.

Verder wil ik de Minister vragen om vanaf nu in iedere brief over het jaarbudget van Defensie die naar de Kamer gaat, tussen haakjes te zetten: by the way, 1,1 miljard is bestemd voor pensioenen en uitkeringen. Dat is voor veel mensen volstrekt onvoldoende duidelijk. Dat houdt in dat wij op jaarbasis spreken over een bedrag van amper 7 miljard voor operationele inzetbaarheid. Daaronder valt ook de 2% van de NAVO waar wij iedere keer over spreken. Ik wil de Minister vragen om daar heel goed naar te kijken.

Terugkijkend op 2015 wil ik afsluiten met een compliment aan alle mensen in de krijgsmacht, aan hen die op missie zijn en aan hen die nationaal of elders opereren. Ondanks de onbalans in de mogelijkheden binnen de krijgsmacht hebben zij toch alles gedaan wat meestal door de politiek is gevraagd.

Ik wil aan de Minister meegeven dat zij inderdaad altijd open is geweest over de onmogelijkheden van de krijgsmacht. Zij heeft er nooit doekjes om gewonden en zij heeft haar «can do»-mentaliteit, in de definitie onvermogen om te beargumenteren waarom iets niet kan, in de Kamer steeds duidelijker verwoord. Ik wil haar vragen om met het oog op 2017 erg duidelijk in kaart te brengen waar wij nu met onze krijgsmacht staan. De een zegt dat de krijgsmacht failliet is, de ander noemt op wat nog wel mogelijk is, weer een ander zegt dat wij onze ambities moeten bijstellen of dat wij onze inzetbaarheidsdoelstellingen moeten bijstellen. Het kan niet zo zijn dat wij dat allemaal bespreken over de mensen die wij het werk laten doen terwijl wij daar vervolgens geen duidelijk plan van de regering over krijgen. Dat is ook motie-Van der Staaij II, zou ik zeggen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Hoe beoordeelt mevrouw Eijsink onze rol? Wat verwacht zij van het parlement bij dit soort debatten? Wij zien dat de Rekenkamer niet voor het eerst forse kritiek levert op Defensie. Mevrouw Eijsink somde het vorig jaar al zo mooi op: wij hebben ook te maken met een Minister die vol met plannen zit. Dat is ongetwijfeld goed bedoeld. Wij krijgen voor de zomer weer een nieuw plan. Eerlijk gezegd, hebben wij vorig jaar en het jaar daarvoor hetzelfde debat gehad over deze zaken. Wat is dan een reële rol van het parlement? Moeten wij nu weer zeggen: Minister kom met een plan en doe uw best?

Mevrouw Eijsink (PvdA):

De Rekenkamer gaat over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de inzet van de middelen. Ik geloof niet dat het om goed bedoelde plannen gaat; het gaat om plannen die effectief en efficiënt zijn en die uitgewerkt kunnen worden. Het zijn plannen voor de taken die de mensen moeten uitvoeren. De rol van het parlement is controle. Dat geldt niet alleen voor het jaarverslag van vandaag, maar voor alle onderliggende stukken en in alle debatten die wij hierover al hebben gevoerd.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De rol van het parlement is controle. Dat is juist. De rol van het parlement op woensdag gehaktdag en in het debat dat wij vandaag voeren, is beoordelen of zaken in orde zijn. De Rekenkamer is voor mij en voor mevrouw Eijsink – daar twijfel ik niet aan – een belangrijke bron. De Rekenkamer is buitengewoon kritisch. De Minister zegt een plan van aanpak op te stellen. Kun je dan vandaag zeggen dat alles oké is en dat plan afwachten? Zou de volgorde niet veel juister zijn als het parlement zou zeggen dat het eerst het plan van aanpak wil zien en dan wil beoordelen of de Minister op de goede weg zit?

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Ik heb niet het gevoel dat deze Minister gaat zitten wachten totdat er een plan is. Zij is gewoon bezig met uitwerken wat in het plan staat. Het zou natuurlijk vreemd zijn om maar af te wachten tot er een plan is. Nee, de Minister reageert met inachtneming van de mogelijkheden die zij heeft en van hetgeen de Rekenkamer aan haar kenbaar heeft gemaakt. Ik heb zelf al duidelijk gemaakt dat ik bepaald niet op een ibo zit te wachten, want er zijn genoeg plannen. Ik zit ook niet te wachten op een nieuw plan. Volgens mij gaat het om gedachten die al veel langer leven en die al veel langer in andere verbeterplannen, zo de heer Van Dijk wil, zitten. Ik kan de heer Van Dijk meegeven dat ik inderdaad niet zit te wachten op allerlei verbeterde opstapelplannen of wat dan ook. Ik ben daar altijd kritisch over geweest en ik blijf daar ook kritisch over. Nogmaals, ik heb niet het idee dat de Minister nu gaat zitten wachten tot september om vervolgens te zeggen: laat ik nu maar eens met een plan gaan beginnen. Dat zou absurd zijn. Voor zover ik dat in mijn eigen aantekeningen en in de brief van de Minister heb kunnen nalezen, heeft zij dat al eerder toegezegd. Ik heb geen verdere toezegging nodig omdat ik denk dat dit anders niet direct zou gebeuren.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Wij spreken over het jaarverslag 2015. In het jaar 2015 heeft Defensie een nieuw dieptepunt bereikt. De gereedheid en de inzetbaarheid van de krijgsmacht zijn verder afgenomen. Niet minder belangrijk is dat de problemen, met name de problemen in de bedrijfsvoering, aanhouden. De Minister zei bij haar aantreden dat zij een trendbreuk wilde inzetten, maar daar is nog niets van terechtgekomen. Het budget daalde in strijd met de belofte aan de NAVO, want sinds 1814 zijn nog nooit zo weinig euro's, uitgedrukt in een percentage van het bbp, uitgegeven aan Defensie. Als je werkbezoeken aflegt, als je mensen spreekt, als je de inspecteur-generaal der krijgsmacht (igk) beluistert en alles op elkaar laat inwerken, dan merk je pas hoe ernstig de situatie is. Militairen en burgers binnen Defensie zetten alles wat kan in om de organisatie goed te laten draaien, in Nederland en buiten Nederland. Onze fractie heeft groot respect voor hun inzet. Dat geldt zeker in deze omstandigheden, waarin het voor de militair nog maar de vraag is of hij zijn baan houdt, of hij kan oefenen en of hij voldoende materieel heeft. Dat is een buitengewoon treurige achtergrond.

Vertrekkend Commandant der Landstrijdkrachten (C-LAS) De Kruif zei het heel beeldend: wij hebben nog elf spelers; die zijn heel goed, maar wij hebben geen stadion meer, we hebben de medische staf wegbezuinigd, we hebben de terreinknecht en de trainer wegbezuinigd en de reservebank is leeg. Iedereen die een beetje verstand heeft of denkt te hebben van voetbal, weet dat dat niet heel lang vol te houden is. Ik zie de heer Ten Broeke al kijken.

Voor ons ligt een vernietigend rapport van de Rekenkamer. Nog steeds trekt Defensie een niet vol te houden wissel op zichzelf. De Rekenkamer spreekt over roofbouw op de organisatie. De situatie is zorgwekkend, zeker nu de internationale veiligheidssituatie niet is verbeterd, maar verslechterd. Andere sprekers hebben het ook al gezegd. Nog niet eerder liet de Rekenkamer zich in dergelijke bewoordingen uit. Ik zou graag een reactie van de Minister op dit punt willen, ook gelet op de eerder door haar beloofde trendbreuk en de drieënhalf jaar, zoals de heer Van Dijk had berekend, dat de Minister nu in office is.

De inzetbaarheidspercentages zijn de laatste jaren elk jaar afgenomen, van 77 in 2013 naar 59 in 2015. Dat is veelzeggend. Ik geef als voorbeeld de Apaches. Wij hebben 29 helikopters. Daarvan zijn er 10 operationeel. Dat was althans de doelstelling van de Minister. Het zullen wel hele helikopters zijn, maar uiteindelijk zijn er gemiddeld genomen 5,8 operationeel. Nederland kan zelfs het eigen bondgenootschappelijk grondgebied niet meer goed verdedigen. Hoe gaat de Minister dit nu uitleggen aan de NAVO? Vorige week heeft de Minister na het debat dat wij voerden over de NAVO-ministeriële, gesproken met de secretaris-generaal van de NAVO. Ik wil graag van de Minister horen wat zij nu gaat doen en op welke wijze zij de grondwettelijke taak op een juiste wijze gaat invullen. Is de Minister bereid om per kwartaal te laten zien hoe de inzetbaarheidspercentages zich bewegen en in welke richting zij uitgaan? De situatie is zo ernstig dat ik daar dus niet een keer per jaar naar wil kijken.

Ik wil toch een doorkijk naar de toekomst. De vraag is of het dieptepunt is bereikt. Of wordt het in het komende jaar nog erger? Ik neem aan dat wij dat jaarverslag ook nog met deze Minister behandelen. De Minister bezuinigt namelijk opnieuw. Zij noemt het tijdelijke maatregelen. Wij hebben al heel wat spelletjes meegemaakt; zeg nu gewoon dat het inderdaad inperkingen zijn. Zo wordt het althans door iedereen ervaren. Een aantal dingen kan niet meer gebeuren. Tijdelijk of structureel: het maakt niet uit, het zijn bezuinigingen en dingen kunnen niet meer gebeuren. De transparantie waar de heer Vuijk zo over juichte, en die ik op zichzelf ondersteun, zou er ook op dit vlak gewoon moeten zijn. De Minister zou gewoon moeten zeggen waar het op staat.

Een groot deel van het materieel staat stil. De Minister heeft het onderhoudsproces niet op orde. De problemen in de logistieke keten en met de reserveonderdelen bestaan al jaren en worden erger. Ze worden nu bestempeld als een ernstige onvolkomenheid. De ingezette verbeteracties staan dus niet in verhouding tot de aard en de ernst van de geconstateerde problemen, oftewel: te weinig, te laat, te weinig prioriteit en onvoldoende gecoördineerd. Wat gaat de Minister hieraan doen? Zelfs het weinige extra geld dat zij erbij kreeg, weet zij al jaren niet goed te besteden. Bij de investeringen was het budget de afgelopen jaren immers niet de beperkende factor, aldus de Rekenkamer.

Investeringen worden doorgeschoven: de boeggolf. We kennen allemaal het plaatje van de Rekenkamer. Het leidt tot een heel grote delta. De Minister zou de verwervingsketen op orde brengen. Een toegezegde brief zouden wij voor de Voorjaarsnota ontvangen, maar hij is nog steeds niet binnen. Het motto van deze Minister is: niet aanpakken, maar doorschuiven. Het is een heel mooi motto, moet ik eerlijk zeggen, maar het is nog mooier als het in de praktijk wordt gebracht. Onze fractie heeft inmiddels een lijst opgesteld van dertien doorschuifdossiers. Die zijn openbaar en liggen voor de Minister ter inzage. Ik heb niet voldoende spreektijd om ze allemaal te noemen, maar het is geen geheim. Ik bied ze graag aan.

De Rekenkamer zegt dat extra geld juist een bijdrage kan leveren aan het oplossen van het personeelstekort. De organisatie is nu uitgebeend. De werkdruk en de bureaucratie zijn te hoog. Dat zegt ook de igk. Hieraan doet de Minister toch te weinig. Het personeel is geraakt door achterblijvende arbeidsvoorwaarden. Het AOW-gat is al genoemd door collega Eijsink. Nu wordt in de Voorjaarsnota ook nog bezuinigd op de personele vulling, en de reservisten worden afgeknepen.

Dan ga ik in op het BIV, het Budget Internationale Veiligheid. Dat is een monstrum waar onze fractie nooit voorstander van is geweest. Op ons verzoek heeft de Rekenkamer daar dit jaar specifiek naar gekeken. Ook hierover is het oordeel hard. Door geschuif met bedragen is in de jaarverslagen over de 3 D's (diplomacy, defence and development) niet meer zichtbaar hoeveel geld nu in totaal vanuit het BIV waaraan is besteed en met welk resultaat. De Minister heeft de afgelopen jaren geen werk gemaakt van het opstellen en toepassen van gevalideerde tarieven, aldus de Rekenkamer. Daardoor worden niet alle uitgaven die Defensie doet voor het uitvoeren van de missies in de praktijk verrekend met het BIV. Zo eet de krijgsmacht zichzelf op. De Minister reageert hierop met een halve zin. Zij neemt de aanbevelingen over, maar geeft daar een lagere prioriteit aan. Dat belooft weinig goeds, tenzij de Minister hier gaat zeggen dat zij daar wel een hoge prioriteit aan geeft. Mijn fractie hoort hierop graag een uitgebreide reactie van deze Minister en haar collega-3D-ministers. Wat ons betreft gaat die 60 miljoen die het kabinet van Defensie afpakt, gewoon weer terug naar Defensie.

De wisselkoersproblematiek is al een aantal keren aan de orde gesteld. Deze problematiek holt de koopkracht van Defensie stevig uit. De Minister erkent dat overigens ook in haar brief. Daarin zegt zij dat zij hoopt dat het allemaal goed gaat om een verdere uitholling van de Defensiebegroting een halt toe te roepen. Dat is duidelijke taal, maar dat roept bij mij de vraag op waarom de motie-Knops en de motie-Knops/Teeven niet worden uitgevoerd. De Minister heeft eerst Prinsjesdag genoemd. Toen kwam er echter niks. Toen ging het naar de Voorjaarsnota. Toen was er weer niks, en nu moeten wij hopen dat er bij de volgende Prinsjesdag iets is. Dat heeft meer weg van doorschuiven dan van aanpakken.

Ik kom tot mijn conclusie. De Minister heeft haar belofte niet waargemaakt. Zij zou orde op zaken stellen en haar toekomstnota zou duurzaam evenwicht brengen. Dat is echter precies het hoofdkritiekpunt van de Rekenkamer. Vakbonden spreken over een exploitatietekort van minstens 500 miljoen, misschien oplopend tot 750 miljoen. Dan zou de krijgsmacht aan de rand van de afgrond staan. Ik wil de Minister graag om een reactie op dit punt vragen.

In de krant van wakker Nederland, die de heer Van Dijk ook elke dag leest, stond dat er extra geld voor Defensie komt. Dat is natuurlijk niet het onderwerp, maar dat is wel een beetje waar wij naar kijken. Dat is op zichzelf goed nieuws, maar ook hier gelden natuurlijk de details. Elke vraag die ik daarover ga stellen, zal de Minister vrees ik niet beantwoorden. Het spijt mij dan wel dat dit allemaal zo gedetailleerd in de krant te lezen is. Ik vraag de Minister op dit punt daarom toch om een reactie. Wat zit er in het vat voor Defensie?

De heer Houwers (Houwers):

Voorzitter. Tijdens de behandeling van de begroting voor 2016 gaf ik de Minister nog een compliment voor de transparantie en voor haar inspanning om de achterstanden in te lopen, maar nu vind ik het jammer te moeten constateren dat ondanks deze moeite niet alle doelen van 2015 zijn gehaald. Sterker nog, de Minister zegt, voor zover ik dat kan overzien, voor het eerst dat Defensie niet voldoet aan de eigen inzetbaarheidsdoelstellingen. De Algemene Rekenkamer was dan ook niet mals in zijn rapport en kwalificeerde de problemen in de logistieke keten en op het gebied van de reserveonderdelen als een ernstige onvolkomenheid. Dit zijn immers enkele van de oorzaken waardoor niet aan doelstellingen kan worden voldaan. Het is verder jammer te moeten constateren dat de investeringen wederom achterblijven bij de ramingen. In 2015 waren deze met 14,6% ruim onder de NAVO-doelstelling van 20%. In een ander debat hebben wij het hier al over gehad; daarom zal ik daar nu niet verder op ingaan.

Hoe lossen wij dit op? Voor een deel zijn het dus financiële zaken. Door diverse experts, onder wie de Algemene Rekenkamer, worden suggesties gedaan. De belangrijkste daarvan is overstappen op het baten-lastenstelsel. Daar ben ik het mee eens. Het voordeel daarvan is dat het meer inzicht biedt. In september besteedde ik hier ook al aandacht aan. De Algemene Rekenkamer zegt wederom dat het verstandig is om dat te doen. Daarnaast is het belangrijk om keuzes te maken. Mijn eerste vraag aan de Minister is dan ook of zij eventueel bereid is om toch nog eens na te denken over een overstap naar het baten-lastenstelsel.

De problemen zijn nu eenmaal niet op korte termijn op te lossen, tenzij er gigantische bedragen bij komen, maar dat zal niet in een keer gebeuren. Als er al geld bij komt, zo is de ervaring, kun je dat niet in een keer uitgeven. Ik zou zeggen: je doet het goed of je doet het niet. Dat geldt ook voor investeringen in bijvoorbeeld een nieuwe onderzeeër. Die is wellicht nuttig, maar is die ook de investering waard? Komt dat geld elders misschien niet beter tot zijn recht? Als je reëel naar Defensie kijkt, kun je zelfs de vraag stellen of er eigenlijk wel genoeg geld is voor deze investering. Misschien is het verstandiger om prioriteit te geven aan datgene wat er al is, aan wat in bestelling is en waar je mee verder wilt, dan om extra te investeren in nieuwe zaken zoals een onderzeeër. Maak zaken dus inzichtelijk en maak duidelijk waar zich knelpunten voordoen. Maak vervolgens keuzes en bepaal daarna waaraan je het geld wilt uitgeven.

Een ander voorstel is om na te gaan of regels en procedures voor het onderhoud eenvoudiger kunnen. Het is jammer te moeten constateren dat veel materiaal stilstaat, terwijl dat misschien eenvoudig is op te lossen. Wij horen daar ook suggesties voor. Een idee is om te kijken naar de totale waarde van een investering en om bij een reparatie die bijvoorbeeld onder de 2% ligt, niet moeilijk te doen over de aanschaf van onderdelen. Het is toch zonde dat materieel stilstaat – ik hoorde het voorbeeld van een vrachtwagen – omdat de procedure voor het krijgen van bijvoorbeeld een noodzakelijke buitenspiegel ingewikkeld is. Dat lijkt mij een beetje absurd. Het is een klein voorbeeld, maar het is misschien toch iets waarop de Minister eens kan reageren. Is daar iets voor te bedenken?

Tot slot wil ik opmerken dat het goed is om af en toe een pas op de plaats te maken. Er wordt vaak hoog opgegeven over de «can do»-mentaliteit. Dat is prima, maar het is ook weleens goed om af en toe «nee» te zeggen. Het lijkt mij verstandig om tijdelijk geen nieuwe missies uit te voeren en geen missies te verlengen. Ik hoor dat ook op werkbezoeken. Op die manier kunnen mens en materieel rust krijgen. Ik ben bang dat als wij dat niet doen, er te veel wordt afgebroken. Herstel zal alleen maar moeilijker zijn en wellicht ook kostbaarder worden. Bijvoorbeeld een voortzetting van de missie in Mali zonder helikopters lijkt mij op voorhand al geen goede zaak. Anderen spraken er ook over. Ik lees er ook over in de krant. Ik kom dan toch weer uit bij het punt «je doet het goed, of je doet het niet».

Ondanks hetgeen allemaal is gezegd over wat er niet goed gaat, meen ik dat wij de Minister wel decharge kunnen verlenen voor het gevoerde beleid. Dat is immers ook beperkt door de financiële middelen die wij beschikbaar hebben gesteld.

De voorzitter:

Mijnheer Houwers, die decharge hoeft u pas te verlenen aan het einde van uw tweede termijn, maar ik denk dat het ongetwijfeld bij de Minister tot grote opluchting heeft geleid dat u dat al in uw eerste termijn aankondigt. Wij gaan kijken of de fractie van D66 daar net zo over denkt. Het woord is aan mevrouw Belhaj.

Mevrouw Belhaj (D66):

Voorzitter. In het rapport van de Rekenkamer in reactie op het jaarverslag komt een structurele problematiek naar voren. Het gaat om problemen die zich al jaren voordoen. Dat blijkt uit de analyse van de jaarverslagen van Defensie van de afgelopen jaren. Ondanks goede bedoelingen, ondanks inzet, ondanks talloze rapportages en ondanks extra geld zijn er nog geen concrete verbeteringen. Ook dit jaar is de kritiek van de Rekenkamer niet mals. Ik werp hierop kort een terugblik.

De Algemene Rekenkamer zei het volgende over de problemen die worden genoemd in het jaarverslag van Defensie over het jaar 2013. «De aanpak die Defensie hanteert om problemen aan te pakken vertoont gebreken. Het betreft gebreken die we in 2008 ook signaleerden toen we diepgaand de problemen in het beheer hadden onderzocht.» De Rekenkamer zei verder: Defensie is een niet-stabiele organisatie. De aanbeveling is een gedoseerde aanpak en prioriteiten stellen. «We bevelen daarom de Minister aan om de verschillende trajecten in de tijd te prioriteren en deze prioritering uit te werken.» Dat was 2013.

Dan kom ik op de problemen genoemd in het jaarverslag over 2014. In 2014 constateerde de Rekenkamer een waslijst aan problemen waaronder problemen op het gebied van de inzetbaarheid van de krijgsmacht en de gereedstelling, tekorten aan reserveonderdelen, achterblijvende investeringen en tekorten aan technisch personeel. Ik wil de volgende andere opmerkingen uit het rapport van de Rekenkamer noemen.

De JSF dreigt andere investeringen te verdringen. De betrouwbaarheid van de IT laat te wensen over. De bedrijfsvoering is complex en functioneert nog verre van optimaal. Defensie trekt een niet vol te houden wissel op zichzelf. Defensie is absoluut nog geen geoliede machine. Tekorten aan reserveonderdelen en onderhoudscapaciteit leiden ertoe dat materieel soms lang stilstaat.

Het zijn allemaal uitspraken van de Rekenkamer.

De conclusies en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer waren dan ook als volgt: indien de Minister van Defensie de operationele doelen en financiële middelen weer in balans wil brengen en de bedrijfsvoering soepel wil laten functioneren, zal zij scherpe prioriteiten moeten stellen; wij bevelen de Minister van Defensie aan om allereerst orde op zaken te stellen, zodat bestaande ambities gerealiseerd kunnen worden. Daarbij werd nog opmerkt «uw gedoseerde en consistente aanpak» en «er is meer realiteitszin nodig». Tijdens het debat over het jaarverslag 2014 beloofde de Minister beterschap. Ik citeer de Minister. «Ik ben met een heleboel mensen dag en nacht aan het werk om het departement op orde te brengen.» «Ik benoem ze en pak ze aan ...» (dat heeft geen betrekking op de mensen, maar op de problemen) «... maar dat wil niet zeggen dat Defensie een departement is waar geen problemen zijn. Er zijn genoeg problemen en daar ben ik dag en nacht mee bezig.» Verder zegt de Minister: «Ik zie heel duidelijk scherpe kritiek, die ik niet kan en niet wil negeren, want ik wil de boel bij Defensie op orde brengen.» Ook zegt zij: «Ik ga er echt van uit dat we de komende jaren een stijgende lijn te zien krijgen. Ik blijf niet hangen in het verleden, maar ik heb wel te maken met effecten uit het verleden.»

De Minister zei verder werk te maken van de problemen met de materiële en de personele exploitatie, van de problemen in de bedrijfsvoering, het op orde brengen van de verwervingsketen, de financiële duurzaamheid et cetera et cetera.

Ik twijfel niet aan de werklust van de Minister. Ik twijfel ook niet aan haar inzet, maar ik moet toch echt constateren dat de problemen bij Defensie niet minder zijn geworden, ondanks de inzet, ondanks de beloftes en ondanks het feit dat de problemen worden geconstateerd. Integendeel, de lijst van problemen is in 2015 alleen maar langer geworden. Ik zal ze niet allemaal opnoemen, want de lijst is inderdaad te lang, maar ik noem wel de gereedheid die niet op orde is, de inzetbaarheid die terugloopt, een beperkte beschikbaarheid van materieel, de slechte geoefendheid van personeel en het niet-actueel zijn van onderhoudsplannen. Zo kan ik nog wel even doorgaan.

De conclusie van de Rekenkamer over het jaarverslag van 2015 is dat Defensie een niet langer vol te houden wissel op zichzelf trekt. Er wordt gewoon roofbouw gepleegd. Dat komt niet alleen door een tekort aan middelen, maar ook door het gebrek aan het maken van scherpe keuzes en het gebrek aan een scherpe prioriteitsstelling. Defensie wil te veel tegelijkertijd realiseren. De huidige onbalans is van een zodanige orde dat een hernieuwd perspectief voor de middellange termijn nodig is. Met extra geld zijn de huidige problemen niet op te lossen. Dat wordt expliciet gesteld in het rapport van de Rekenkamer.

Dan wil ik het even hebben over een papierstapel. Ik heb een paar rapporten die de afgelopen jaren zijn geschreven, bij elkaar gepakt. Er zijn 526 bladzijden gewijd aan verbeterprogramma's, tips en adviezen om toch ook al gewoon nu aan de slag te gaan. De Minister heeft aangegeven dat zij voor de zomer met een plan van aanpak komt en zij neemt heel dapper twee aanbevelingen van de Rekenkamer over, namelijk de aanbevelingen A en B. Het probleem van de wisselkoersen wordt nog onderzocht, evenals het vraagstuk van de prijsbijstellingen. Al deze rapportages geven eigenlijk een soort beeld dat het niet alleen een kwestie is van tijd en reflecteren op wat er in het verleden allemaal niet goed is gegaan.

Ik vind de discussie over een «can do»-mentaliteit fascinerend, want toen ik in Rotterdam samen met het CDA en Leefbaar Rotterdam de vorige coalitie mocht formeren, hebben wij de terminologie «ken doe» geïntroduceerd. Dat was dus niet het Amerikaanse «can» maar het Nederlandse «ken», want kennen is kunnen in het Rotterdams. De kern van «can do» is dat je aan de slag gaat. Dat is een nieuwere versie van «niet lullen maar poetsen», «de mouwen opstropen», «dingen in gang zetten». Ik merk dat in deze discussie de ene persoon een beeld heeft dat er al zo veel gebeurt, terwijl de andere persoon het beeld heeft – dat ook door harde feiten gestaafd wordt – dat er gewoon te weinig gebeurt. Dat is ongelooflijk verdrietig, omdat je eigenlijk zou willen voorkomen dat er over een vijf jaar een commissie-Ten Broeke komt die moet onderzoeken hoe het heeft kunnen gebeuren dat Defensie er zo slecht voorstaat, waardoor er allemaal vervelende dingen kunnen gebeuren. Zo'n commissie moet je zien te voorkomen.

Ik ben het er dan ook structureel niet mee eens dat de Minister na drie jaar zegt: ik zorg er in ieder geval voor dat ik een jaar de tijd neem om alles naar buiten te brengen, want ik ben transparant voor de volgende coalitie. Besturen is niet alleen zeggen «ik ben lekker transparant», besturen is ook gewoon de daad bij het woord voegen.

Ik rond af. Ik ben uiterst benieuwd wat de Minister hier zelf van vindt. Ik hoop van harte dat zij iets concreter zal zijn over wat zij de komende maanden gaat doen.

De voorzitter:

Ik heb de heer Houwers een klein beetje tekortgedaan, omdat ik zojuist wees op het feit dat hij ook aan het einde van zijn tweede termijn decharge zou kunnen verlenen. Ik had daarbij echter moeten zeggen dat de heer Houwers tussendoor even weg moest voor een technische briefing. Dat zal ongetwijfeld iets te maken hebben gehad met zijn oordeel van zo-even. Daarom is hij op dit moment niet meer aanwezig in deze zaal.

Alvorens naar de eerste termijn van de regering te gaan luisteren, gaan wij even tien minuten schorsen.

De vergadering wordt van 16.12 uur tot 16.24 uur geschorst.

De voorzitter:

We hebben de eerste termijn van de zijde van de Kamer afgerond. Dat betekent dat wij naar de eerste termijn van de beantwoording van de regering gaan. Het woord is aan de Minister van Defensie.

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter. Het is altijd fijn om hier te zijn, ook om de nodige energie op te doen, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we vorige week of misschien de week ervoor een vergelijkbaar debat hebben gevoerd, en de week daarvoor ook. Ik vrees daarom dat we hier en daar van beide kanten een beetje in herhaling zullen vervallen. Dat doet echter niets af aan de vreugde om hier te zijn.

Ik wil nog even iets opmerken over de Algemene Rekenkamer. Hier en daar wordt een beeld geschetst dat zo ongeveer inktzwart is – dat mag, dat staat de leden vrij – maar we moeten ook even goed kijken naar wat de Algemene Rekenkamer heeft gezegd. De kritische noten die worden gekraakt, moeten ter harte worden genomen, aanbevelingen moeten worden overgenomen, maar er zijn ook onvolkomenheden weggewerkt. Ik denk dat het wel aardig is voor de organisatie als zodanig als dat wordt herkend en erkend, omdat er serieus tijd in gaat zitten om oude onvolkomenheden ook daadwerkelijk tot het verleden te laten behoren.

Wij hebben twee weken geleden uitgebreid gesproken over de materiële gereedheid, de generieke geoefendheid en de oorzaken die aan een en ander ten grondslag liggen. Ik heb steeds met de Kamer besproken wat er precies gaande is. Er is een hoeveelheid van factoren die bij elkaar komen en voor een behoorlijke impact zorgen. Ik wil niet verwijzen naar mijn voorgangers, dat zou echt te simpel zijn, maar het is wel waar dat we op dit moment de bezuinigingen bij de operationele eenheden in volle omvang voelen. Mevrouw Eijsink heeft dat zeer terecht opgemerkt. Als je in 2011 ergens toe besluit en je laat dat effectueren per bijvoorbeeld 1 januari 2013 of nog later, dan zijn de effecten daarvan natuurlijk ook pas later voelbaar, en niet op het moment dat je dat in 2011 afkondigt. Dus met die effecten hebben we op dit moment helaas in volle omvang te maken.

Tevens hebben we al een tijdje te maken met een veranderende veiligheidssituatie waarbij onzekerheid de grootste constante is en waarbij ook de NAVO op een gegeven moment heeft gezegd dat er hogere eisen zullen worden gesteld aan de paraatheid, beschikbaarheid, inzetbaarheid en ga zo maar door. Dus ook de normering op grond waarvan je rapporteert, is inmiddels veranderd. Dat leidt tot andere cijfers.

Daarnaast is er, ook met het oog op die veranderende veiligheidssituatie, sprake van een groot beroep op de krijgsmacht. Dat betekent ook dat de generieke geoefendheid soms onder druk komt te staan als je te lang met eenzijdige missies bezig bent of te lang een eenzijdige inzet kent met bepaalde capaciteiten.

Dat alles bij elkaar zorgt ervoor dat er druk staat op de organisatie. Dat is evident. Ik heb ook nooit ontkend dat er nog heel veel werk aan de winkel is. Dat is iets anders dan wat mevrouw Belhaj zegt, dat ik hier een beetje een jaartje transparant zit te doen om vervolgens bouwstenen aan te leveren. Dat is niet waar. Er is de afgelopen drieënhalf jaar heel hard gewerkt om een hoeveelheid van zaken op orde te brengen en er zijn echt heel goede stappen in de juiste richting gezet.

Mevrouw Belhaj sprak over het plan van aanpak. Mevrouw Eijsink zei heel terecht dat het natuurlijk niet zo is dat Defensie zit te wachten totdat de Algemene Rekenkamer nog kritischer wordt op specifieke onderdelen dan hij vorig jaar al was. Er is al van alles en nog wat gaande. Ook daarover is de Kamer bij herhaling geïnformeerd. Een aantal leden heeft verwezen naar de «voorzien in»-brief. Ik meen overigens dat die niet was toegezegd voor de Voorjaarsnota maar voor de zomer. Maar goed, ik heb toevallig vandaag nog iets gecorrigeerd, dus de brief komt een dezer dagen naar de Kamer.

Er is op dit moment een hoeveelheid van trajecten gaande om de organisatie verder op orde te brengen. Ik noem op het punt van de financiële duurbaarheid de introductie van life cycle costing. Dat is niet bepaald iets wat je gisteren bedenkt en morgen hebt geïmplementeerd. Dat is een langdurig traject. En zo kan ik nog vele andere zaken noemen.

Ik heb met een plan van aanpak gereageerd op de bevindingen van de Algemene Rekenkamer. Ik heb daarvan gezegd: het is in feite het bundelen van bestaande initiatieven en daar nog meer prioritering in aanbrengen. Blijkbaar ben ik tot nu toe onvoldoende in staat geweest om de Algemene Rekenkamer duidelijk te maken wat de prioritering is. We gaan die bestaande initiatieven dus bundelen. We maken een scherpere prioritering om ervoor te zorgen dat de Algemene Rekenkamer een nog beter beeld krijgt van wat er op dit moment al gebeurt om de kritische noten die hij heeft ingebracht, te adresseren. Dat is ook zo verwoord in mijn reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer.

Er werd ook het nodige gezegd over inzetbaarheidsdoelstelling 1. Ik heb tijdens een vorig debat van een of twee weken geleden aangegeven dat de inzetbaarheidsdoelstellingen gehaald worden, maar met beperkingen. Ik zeg nu dat ze niet volledig gehaald worden, maar ik heb eerder gezegd «met beperkingen gehaald». Als je kijkt naar de hogere NAVO-eisen die ik net schetste, dan zie je ook dat de Nederlandse eenheden niet altijd in staat zijn om binnen de juiste termijnen op het juiste niveau volledig geoefend te zijn. Dat is die generieke geoefendheid.

Dat wil niet zeggen dat je dus niet meer in staat bent om het Nederlandse grondgebied te verdedigen. Dat hebben we vorige week ook al besproken. We hebben vorige week ook vastgesteld dat dat sowieso een bondgenootschappelijke taak is en dat Nederland, overigens al sinds de Gouden Eeuw, daar nooit in zijn eentje voor zal hoeven opdraaien. Dat gebeurt altijd in bondgenootschappelijk verband. Ik wil natuurlijk wel dat ook de Nederlandse eenheden onder alle omstandigheden binnen de aangescherpte termijnen volledig gereed kunnen zijn. Dat moet echter niet verward worden met een constatering dat we nu ineens niet meer in staat zijn om Nederland te verdedigen. Er staat echt wat anders. Ik weet dat de NRC daar zijn eigen twist aan heeft gegeven, maar ik hecht eraan om hier gewoon de formuleringen uit het rapport van de Algemene Rekenkamer aan te halen.

De heer Knops (CDA):

Ik zal niet ontkennen dat er ook zaken de goede kant opgaan bij Defensie, maar er gaan ook heel veel zaken de verkeerde kant op. Dat heeft gewoon heel duidelijke oorzaken. Daar heeft de Rekenkamer de vinger op gelegd. Ik proef ook nu weer uit de woorden van de Minister dat zij een beetje het pr-verhaal neerzet waaruit blijkt hoe goed we allemaal bezig zijn, maar het zou haar juist sieren als zij de problemen benoemt en vervolgens ook aanpakt. Daar hebben de mensen echt iets aan. Wij horen mooie verhalen waaruit blijkt hoe goed het allemaal gaat. Als wij op de werkvloer zijn bij brigades of bij bataljons, dan zien we gewoon dat voertuigen niet inzetbaar zijn, dat spullen niet compleet zijn. Als er nu op de knop gedrukt wordt, kunnen we gewoon niets doen. Dat zijn dus ernstige problemen. Dat bleek ook uit een gesprek dat wij met de inspecteur-generaal der krijgsmacht hebben gehad op basis van zijn rapport. Ik zou het zeer op prijs stellen als de Minister erkent dat dit soort problemen bestaan en dat zij het ons niet euvel duidt dat wij in de beperkte spreektijd die wij hebben, het daarover met haar willen hebben. Ik wil mijn tijd hier niet verdoen met de verhalen hoe goed het allemaal gaat. In het rapport van de Rekenkamer staat immers heel iets anders. Ik heb zelf vooral behoefte aan een Minister die dat serieus neemt, die dat niet alleen erkent maar er ook iets aan gaat doen.

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik denk dat ik dat vanaf dag één heb gedaan. Ik heb ingezet op een financieel en operationeel duurzame organisatie en daarvoor een hoeveelheid van trajecten opgestart die lopen. Ik noemde net al op het punt van de financiële duurzaamheid de life cycle costing. Ik heb eerder met de Kamer gesproken over de eindejaarsmarge, over het feit dat we niet langer even kunnen bijplussen uit investeringen als er exploitatietekorten zijn. De valutakoersproblematiek is niet bepaald nieuw. Dat geldt ook voor de prijsbijstelling. Maar die zijn nu wel voor het eerst geagendeerd. Er is een hoeveelheid van zaken die al jaren spelen en die op dit moment allemaal zijn of worden opgepakt dan wel al verder zijn gebracht. Het is echter niet zo dat, omdat je gisteren een probleem hebt aangepakt, er morgen al een oplossing is. Helaas niet! Was het maar waar, zeg ik ook tegen mevrouw Belhaj. Dan zou het leven wel heel simpel zijn.

Ik heb ook met de Kamer gesproken over de reservedelen, over de tekorten in de voorraden, over een hoeveelheid van zaken waarover in het verleden beslissingen zijn genomen. Ik doe dat niet omdat ik verwijs naar voorgangers, maar omdat het effecten zijn van beslissingen uit het verleden. Er zijn toentertijd beslissingen genomen om onderhoudsplannen op een bepaalde manier in te richten, waarvan nu duidelijk wordt dat die tekortschieten. Er zijn beslissingen genomen om reservedelen aan te kopen die niet voldoen als je kijkt naar wat het onderhoud vraagt. Kijk naar de NH90! Daarbij is de Lynx als voorbeeld genomen. We hebben gewerkt met gegevens van de fabrikant. Uiteindelijk moest de ervaring ons leren wat het onderhoud daadwerkelijk vraagt. Dat kan de heer Knops mij terecht onder mijn neus wrijven, maar ik geef hem, denk ik, ook zeer terecht terug dat zodra dat inzichtelijk is, daar ook op geacteerd wordt. En zo kan ik nog wel even doorgaan, ook ten aanzien van de Bushmaster. De Rekenkamer zegt daarvan dat Defensie dat sneller had kunnen doen. Voor een deel is dat waar, maar voor een deel ook niet. Dat hebben we ook met elkaar kunnen bespreken.

Het is niet voor niets dat de mensen die hier vandaag ook aanwezig zijn, op dit moment al die prioriteringen aan het doorvoeren zijn om dat plan van aanpak waar die bundeling met een nog scherpere prioritering in plaatsvindt, ook deze zomer met de Algemene Rekenkamer te kunnen bespreken. Niemand zit te wachten op nog een keer een ernstige onvolkomenheid of nog meer onvolkomenheden. De organisatie wil dat helemaal niet. Ook zij wil voorwaarts en wil laten zien wat er reeds is gebeurd en wat er nog staat te gebeuren. Dus ga mij nu niet vertellen dat ik dit te luchtig oppak!

De heer Knops (CDA):

Er is een- en andermaal gezegd dat de Minister complimenten verdient voor het feit dat zij zaken inzichtelijk maakt, maar daarmee is het probleem nog niet opgelost. Je hebt een analyse dat er sprake is van een disbalans en je komt na drieënhalf jaar tot de conclusie dat die disbalans niet kleiner maar juist groter is geworden. Dat is mijn kritiek. Dan zeg ik: het is fijn dat er een analyse is en het is ook goed dat de Minister een aantal zaken heeft opgepakt, maar het tempo waarin dat gebeurt, is te laag. Ik noemde net een aantal voorbeelden van de grote problemen rondom de valutakoersen. De Minister heeft die inderdaad erkend, maar er is nog geen oplossing in zicht. Elke keer wordt tegen de Kamer gezegd: daar komen we bij de voorjaarsnota of bij de begroting op terug. Dan zijn we dus weer een half jaar of een jaar verder. De urgentie en de vraag naar defensiecapaciteit zijn zo groot dat de Minister het zich niet kan veroorloven om het tempo waarin het nu gaat, met name ook het financiële tempo, aan te houden.

Minister Hennis-Plasschaert:

Het is geen verrassing dat de heer Knops en ik het volledig met elkaar eens zijn aangezien ik zelf de problematiek ten aanzien van prijsbijstelling en valutakoersen heb geagendeerd. Ik ben ook heel blij dat de Kamer mij daarin gesteund heeft en dat ik het mede daardoor ook geagendeerd heb gekregen bij de Studiegroep Begrotingsruimte (SBR). Het mag immers een klein wondertje genoemd worden dat ik dat tussentijds geagendeerd heb gekregen. Vervolgens heb ik gezegd: ik kan niet wachten op de uitkomsten van de SBR. Dat heb ik in alle openheid gedeeld met het Ministerie van Financiën. Ik heb eerder meer stabiliteit nodig in de begroting. Ik heb de brief nu even niet voor mijn neus, maar ik meen me te herinneren dat ik de Kamer onlangs een brief heb gestuurd waarin staat dat ik vooruitlopend op de resultaten van de SBR al een aantal maatregelen neem om wat meer rust te krijgen, waarmee ook een wat stabielere uitvoering van de Defensieplannen wordt georganiseerd.

Is dat al perfect? Nee, maar het is meer dan een aantal jaren geleden. We moeten het helaas stap voor stap doen. Ik neem aan dat de heer Knops ook verwijst naar de intensiveringen, naar het budget dat ik tot nu toe aan de Defensiebegroting heb weten toe te voegen. Daar is tot nu toe ruim 650 miljoen euro mee gemoeid. Dan kan het allemaal te langzaam gaan, maar we hebben twee weken ook in alle openheid met elkaar vastgesteld dat we uit een financiële crisis komen en dat de naweeën daarvan fors zijn. We weten ook dat er niet zoiets is als een potje met generaal geld, dat we moeten inleveren op ministerie A om op ministerie B te kunnen intensiveren. Dat is een complexe puzzel die ieder jaar opnieuw moet worden gelegd. Dan is het nog best een prestatie als er in tweeënhalf jaar tijd 670 miljoen aan de Defensiebegroting is toegevoegd. Ik heb gelijk gezegd dat we er daarmee nog niet zijn.

Nu staan er allerlei verhalen in de krant over 300 miljoen. Ik heb die verhalen ook gelezen. Gelukkig hebben kranten het niet altijd bij het juiste eind. Het woordje «gelukkig» is hier overigens niet op zijn plaats, want ik zou het bedrag van 300 miljoen euro graag morgen binnenhalen. De Kamer moet echt even wachten tot Prinsjesdag. Volgens mij heeft de Minister van Financiën dat de Kamer ook laten weten. Voor mij is het van belang dat er wederom een extra bedrag aan de Defensiebegroting wordt toegevoegd en dat we dus – zeg ik tegen de heer Knops in het bijzonder – werk kunnen maken van het definitief op orde brengen van de basisgereedheid. De Kamer hoort op Prinsjesdag of mij dat gelukt is.

Mevrouw Belhaj (D66):

Ik wil nog even iets zeggen over berichten in de krant. Er is ook een politieke partij in de Kamer die ons waarschuwt om niet alles te geloven van wat er in de krant staat. Ik hoor de Minister zeggen: het staat in de krant, maar je moet je afvragen of het waar is. Ik vind dat heel wonderlijk. Volgens mij is er gewoon coalitiecommunicatie geweest over 300 miljoen voor de VVD en 300 miljoen voor de PvdA. Het is dus een beetje vreemd om dan te zeggen: laten we wachten tot september. Is het bericht over die 300 miljoen nu zo ongeveer waar? Ik snap wel dat het niet definitief is. Of is het echt gewoon totaal onwaar? Dan kan iedereen ook meteen communiceren dat er geen deal is tussen de coalitiepartijen en dat er ook geen 300 miljoen is. Dan hebben we dat ook opgelost.

Minister Hennis-Plasschaert:

In het artikel stonden andere bedragen dan het bedrag dat mevrouw Belhaj nu noemt, dus misschien moet dat artikel nog even goed worden gelezen. De begrotingsraden in augustus volgen nog. Dat zijn de momenten waarop een begroting door de ministerraad behandeld wordt. En of er dan eventuele wensen van de coalitie gehonoreerd zijn, zien we tegen die tijd. Dat zijn de spelregels. Ik denk dat mevrouw Belhaj die ook wel kent.

Mevrouw Belhaj (D66):

Ik zie dat als een ontkenning van de cijfers die in de krant hebben gestaan. Oké. Goed om te weten.

De voorzitter:

Dan gaan we naar de heer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik ben wel benieuwd naar een reactie van de Minister op die interruptie van mevrouw Belhaj. Ontkent de Minister nu dat bericht over die 300 miljoen?

De voorzitter:

Volgens mij stelde mevrouw Belhaj in tweede instantie geen vraag. Zij constateerde alleen iets.

Mevrouw Belhaj (D66):

Met een vraagteken. Wat vindt de Minister ervan?

De voorzitter:

De Minister mag nog even reageren op het tweede deel van de interruptie van mevrouw Belhaj.

Minister Hennis-Plasschaert:

Hoe graag ik ook zou willen aankondigen dat er wederom een mooi bedrag aan de Defensiebegroting kan worden toegevoegd, dat is nog niet het geval. De begrotingsraden vinden plaats in augustus. U hoort van ons op Prinsjesdag.

De voorzitter:

Dan geef ik nu de heer Van Dijk de gelegenheid om een interruptie te plegen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Volgens mij heeft de Staatssecretaris van VWS gewoon gezegd: ja hoor, die bezuiniging van 500 miljoen op de zorg gaat niet meer door. Dat zou de Minister van Defensie dus ook kunnen zeggen. Daar wil ik echter geen vraag over stellen.

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik wil hier nog even kort op reageren.

De voorzitter:

Dat kan wel een keer, als het maar niet te lang duurt. Mevrouw de Minister, u mag niet uitlokken en zo.

Minister Hennis-Plasschaert:

Er zijn bepaalde zaken die je eerder wilt aankondigen. Ik denk dat het goed is om dat hier even vast te stellen. Er is een aantal zaken dat eerder moet worden aangekondigd, omdat er anders eerst maatregelen worden genomen die vervolgens op Prinsjesdag weer ongedaan worden gemaakt. Dat is niet logisch. Maar uiteindelijk gaat het erom dat Prinsjesdag het moment is en blijft waarop eventuele intensiveringen worden aangekondigd. Het gaat dan dus niet om het terugdraaien van bepaalde bezuinigingen. Volgens mij weet de heer Van Dijk dat ook heel goed. Er kan inderdaad een specifieke reden zijn om daarvan af te wijken. Maar een algemene regel om dus maar vooruit te lopen op de begroting en de Miljoenennota, dat gaat niet werken.

De voorzitter:

Dat was een reactie van de Minister op een inleiding die moest leiden tot een interruptie. Die interruptie gaan we nu horen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat is toch heel raar? Het is echt heel raar! Dit moet de Minister niet tegen ons zeggen, maar dat moet zij tegen haar premier en haar collega van Financiën zeggen. Als het nodig zou zijn om VWS vandaag bekend te laten maken dat die bezuiniging van 500 miljoen niet doorgaat, dan is dat prima. Dat heb ik ook gehoord. Dat is heel belangrijk voor de zorg. Maar dan hadden we niet over die 300 miljoen van Defensie moeten horen. Volgens mij kwam het kabinet met een groots aangekondigd persoffensief: 1,2 miljard erbij; 600 miljoen voor mijn linkerbuurvrouw en 600 miljoen voor de partij van mijn rechterbuurman. Dat was het nieuws. Daarvan was er 300 miljoen voor Defensie. Waarom doet de Minister zo moeilijk? Waarom zegt zij niet gewoon: er komt 300 miljoen en op Prinsjesdag hoort de Kamer precies waar dat heen gaat?

Minister Hennis-Plasschaert:

Er is nooit sprake geweest van een persoffensief. Er is meer sprake van de klok en de klepel. U hoort van ons op Prinsjesdag.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het tweede deel van mijn interruptie ga ik even creatief inkleden. De Minister zei: u kunt mij afrekenen op de geboekte vooruitgang. Dat ging over hetgeen zij hiervoor zei. Ik snap wel dat er van alles in gang is gezet en dat wij nu wellicht te maken hebben met het moment waarop de bezuinigingen van voorgangers het zwaarst wegen, maar het is toch ook redelijk van het parlement om van de Minister te vragen wanneer volgens haar dan het moment is aangebroken waarop in ieder geval de basis op orde is? We wachten nu elke keer weer op plannen zonder dat wij duidelijkheid hebben. Ik vraag dat niet eens zozeer voor ons, maar meer voor haar eigen mensen binnen Defensie. Wanneer is het moment waarop de basis op orde zou moeten zijn?

Minister Hennis-Plasschaert:

De basis op orde? Ik weet niet of de heer Van Dijk hiermee verwijst naar de basisgereedheid. Daar zit een financiële kant aan, waarvan ik hoop dat ik die met de volgende begroting in ieder volledig heb, waarmee we de basisgereedheid ook daadwerkelijk op orde kunnen krijgen. Daarvoor loopt een aantal trajecten die nu al in gang zijn gezet. Ik noem bijvoorbeeld het aanvullen van voorraden en munitie. De Kamer heeft daarover onlangs een brief ontvangen. Ik noem voorts de reservedelen en de onderhoudsplannen. Dat zijn allemaal zaken die nu lopen. Dat betekent niet dat die basisgereedheid bij de verkiezingen in maart 2017 dus op orde is, maar wel dat we heel duidelijk vooruitgang hebben geboekt ten opzichte van de situatie die ik bij mijn aantreden aantrof.

De voorzitter:

Laatste punt, mijnheer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat is heel vriendelijk van u, voorzitter. Het punt is dat het hierdoor vaag blijft. We weten allemaal dat militairen zeggen: geef ons nu eens enige zekerheid: wanneer kunnen we er in ieder geval op vertrouwen dat zaken op orde zijn? De Minister hoeft het niet op de minuut af aan te geven, maar zij zou toch kunnen aangeven wat haar streven is bij het op orde brengen van de basis? Dat is toch het minimale wat wij van haar mogen vragen?

Minister Hennis-Plasschaert:

Sorry, maar de heer Van Dijk stelt de werkelijkheid iets te simpel voor. Ik heb niet voor niets een meerjarig perspectief geschetst, met een hoeveelheid bouwstenen waaronder als eerste prioriteit de basisgereedheid. Ik noem echter ook de operationele ondersteuning en het feit dat het investeringsbudget tekortschiet voor alle vervangingsinvesteringen die we graag zouden willen uitvoeren. Dat zijn zaken die je niet even met een druk op de knop hebt opgelost. Mijn prioriteit is het op orde brengen van de basisgereedheid. Ik hoop dat dat volgend jaar duidelijk het geval is, zodat we niet meer gedwongen worden om tijdelijke maatregelen te nemen, zoals we die onlangs weer aan de Kamer hebben moeten presenteren. We willen niet meer gedwongen worden om tijdelijk aan de knoppen te draaien om binnen de financiële kaders te blijven. Ik hoop dat we dat volgend jaar niet meer hoeven. Ik denk ook dat we dat niet meer moeten willen, omdat we dan wel zouden moeten overgaan tot het nemen van meer structurele maatregelen. Het houdt immers een keer op als het gaat om het nemen van tijdelijke maatregelen, het vertragen van de aanschaf van reservedelen, het beperkt terugdraaien van oefendagen, vaar- en vlieguren en dat soort zaken. Daarover is het nodige gezegd, maar ook daarvan heb ik vorige week gezegd: het is heel vervelend, maar we moeten wel even kijken over welke percentages we het hebben. Het gaat om 2% van de gereedstellingsactiviteiten. Niemand kan meer uitgeven dan er binnenkomt.

Ik wil dat we afkomen van het ieder jaar opnieuw moeten nemen van tijdelijke maatregelen. Dat wil ik niet door even een greep te doen uit de kas bij de investeringen, zodat we dan daar weer een probleem veroorzaken – daarom zit ik daar nu immers met een probleem – maar dat wil ik omdat de exploitatie, en daarmee de basisgereedheid, in ieder geval financieel op orde is gebracht. Dat betekent ook wat voor de logistieke keten, de onderhoudsplannen, de aanschaf van munitie, reservedelen enzovoorts.

De voorzitter:

Dan gaat de Minister nu door met haar beantwoording.

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik hoop van harte dat het lukt. Daar zitten verschillende prijskaartjes aan.

Ik denk dat ik voldoende heb gezegd over de inzetbaarheidsdoelstellingen.

We hebben net al even gesproken over de kritiek van de Algemene Rekenkamer. Er loopt een aantal trajecten. Wij hebben overal op gereageerd. Ik denk dat de heer Knops ook goed bekend is met het traject van de financiële duurzaamheid, de «voorzien in»-keten – de brief komt eraan – de datakwaliteiten in ERP (enterprise resource planning) en IT-vernieuwing. Dat zijn allemaal zaken die lopen. Langzaam maar zeker gaan we vooruit.

Vanmiddag stelde ik de heer Geerts, de nieuwe secretaris-generaal, voor aan onze medewerkers. Toen schetste ik heel even kort waar we vandaan kwamen en gaf ik aan welk perspectief er nu langzaam maar zeker kan worden geschetst. Dan zie je gelukkig niet alleen maar mensen die dat perspectief niet hebben, maar dan zie je ook mensen die juist zeggen dat het perspectief zo langzamerhand in beeld komt. Dat is goed nieuws. Wanneer gaat het dan eindelijk goed met Defensie? Er is niet zoiets als een datum en daarna zijn alle problemen opgelost. Ik meen dat ik dat al duidelijk heb gemaakt. Ik denk ook dat ik duidelijk heb gemaakt wat mijn prioritering is bij de bouwstenen in het meerjarig perspectief.

Ik heb al gesproken over de geoefendheid en over de veranderde veiligheidssituatie.

Een volgend punt is de logistieke keten. Het effect van bepaalde zaken is pas op langere termijn zichtbaar. Dat we nu voor een flink bedrag extra munitie gaan aanschaffen, wil niet zeggen dat die munitie morgen in huis is. Als de effecten van taakstellingen uit het verleden nu pas in volle omvang voelbaar zijn, dan zijn de effecten van intensiveringen en stappen voorwaarts helaas ook pas op langere termijn voelbaar. Dat maakt dat het hier en daar wat wrang voelt

Wordt de ambitie van Defensie aangepast aan de nieuwe veiligheidssituatie? Ik hoor de balans tussen ambitie en middelen vaak terug in de inbreng van de heer Van Dijk. Dat is terecht, want dat is wat je wilt. Daarom heb ik ook het meerjarig perspectief opgesteld. Als hij zegt dat het uitzetten van eenheden en het afschaffen van wapensystemen de enige manier is om de balans tussen ambitie en middelen te herstellen, dan zeg ik: nee, dank u. Ik ga en kan me dat ook echt niet veroorloven in een wereld die behoorlijk brandt. Wat mij betreft, kunnen we er alleen maar voor zorgen dat er langzamerhand steeds meer invulling wordt gegeven aan de bouwstenen waarover ik net sprak, zoals basisgereedheid, operationele ondersteuning en investeringen. Dat is de keuze die dit kabinet heeft gemaakt, omdat we het echt onverantwoord achten om dan maar de inzetbaarheidsdoelstellingen verder neerwaarts bij te stellen, waardoor je inderdaad ook prima een aantal eenheden zou kunnen uitzetten en wapensystemen zou kunnen afschaffen. Ik vind dat onverantwoord en ga daar ook niet aan beginnen. Vandaar het meerjarig perspectief.

De heer Vuijk heeft een vraag gesteld over het tekort aan technisch specialisten. Ik heb onlangs een P-rapportage naar de Kamer gestuurd waarin werd aangegeven hoe het zit met de jaarlijkse premie, speciale wervingsactiviteiten en allerlei techachtige bijeenkomsten waarin mensen hun interesse kunnen tonen. Heel veel jonge werknemers worden echt wel geprikkeld om bij Defensie te komen werken. Het is allereerst een uitdagende baan en een bijzondere omgeving. De kunst is vaak ook om ze vast te houden. In de P-rapportage wordt een aantal instrumenten beschreven. We hebben gewoon te maken met een heel krappe arbeidsmarkt. We concurreren daarop met vele andere werkgevers. Er is op de Nederlandse markt gewoon een tekort aan bètamensen en technici.

Als ik het goed heb begrepen, stelde de heer Vuijk ook nog een vraag over de partners. Het ging eigenlijk om het vgb-verhaal. Ik wil met het oog op de klok verwijzen naar een brief van 1 februari 2016, waarin dat echt van A tot Z wordt beschreven. Die oplossing is er en die houdt onder andere in dat voor militaire functies het veiligheidsmachtigingsniveau C weer is ingevoerd. Dat is gebeurd met instemming van de Kamer.

Ik hoorde ook nog allerlei opmerkingen over reservisten die onder enorme druk zouden staan. «Uitgemolken» is hiervoor niet het goede woord. We hebben daarover al met elkaar gesproken tijdens het algemeen overleg van 20 april jongstleden. Ik heb de Kamer toen ook laten zien dat er een vertraging is opgetreden bij de intensivering voor de reservist, maar dat er nog steeds sprake is van een intensivering van 1 miljoen. Ik meen uit mijn hoofd dat er ook nog een bedrag van 5 miljoen voor pilots beschikbaar is. De reservist is voor ons dus nog steeds van belang. Die wordt ingezet waar dat nodig is. De prioriteit ligt bij de gereedstelling en het leveren van tijdelijke bijdragen breed in de organisatie of in de missie. Zij zorgen nu al voor een brede aanvulling van specifieke kennis en capaciteiten. Kortom, de reservist doet ertoe, blijft ertoe doen en hebben we in de toekomst steeds meer nodig.

De heer Knops (CDA):

Ik gebruikte het woord «afgeknepen», maar ook synoniemen als «uitgewrongen» zijn welkom. Het ging erom dat er wel degelijk problemen zijn. Dat hebben we ook vernomen uit de briefwisseling en in het debat over reservisten. De Minister heeft op dat punt een brief toegezegd, zodat we daar nog voor de zomer een VAO over zouden kunnen houden. Als het nog heel lang duurt voordat die brief er is, krijg ik een beetje het idee dat er dus een probleem is. Om dat beeld weg te nemen is het misschien goed om die brief snel in de richting van de Kamer te sturen, zodat we er nog voor de zomer een uitspraak over kunnen doen.

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik heb niet alle toezeggingen met een druk op de knop beschikbaar. Als ik die brief heb toegezegd, dan heeft de heer Knops mij daar nu aan herinnerd. Ik zorg ervoor dat die brief er komt. Er zit geen groter spel achter.

Ik dank de heer De Roon voor zijn aardige opmerkingen over de nieuwe campagne die is gestart voor vrouwen bij Defensie. Wij hebben zelf ook erg veel lol gehad bij het samenstellen van die campagne. Het Korps Mariniers is inderdaad ook voor vrouwen opengesteld, omdat ik van mening ben dat het in het jaar 2016 volstrekt achterhaald is om op voorhand onderscheid te maken tussen mannetjes en vrouwtjes. Ik heb daarbij echter ook meteen gezegd dat we niet gaan differentiëren in de eisen. Het is immers van belang dat mensen aan die eisen voldoen, omdat ze anders tijdens bepaalde operaties in grote problemen kunnen komen. De mooiste opmerking van een van de mariniers was: als de eisen worden gehaald, dan zal zij one of the guys zijn en is ze meer dan welkom. Er is ook volstrekt goed op gereageerd, enkele reacties daargelaten.

Mevrouw Eijsink wees, hoe kan het ook anders, op de meerjarige defensieakkoorden. Toevallig was ik van de week even op bezoek bij Clingendael en toen kwam het ook ter sprake. Clingendael heeft aan die discussie natuurlijk een heel aardige bijdrage geleverd. De Kamer heeft onlangs een rondetafelgesprek hierover gehouden; ik heb het verslag gelezen. De een is hierover positiever dan de ander. Het biedt kansen en bedreigingen. Het biedt stabiliteit, maar het kan ook de flexibiliteit in de weg zitten. Ik ben net als mevrouw Eijsink vooral op zoek naar een manier om er in het kader van de internationale samenwerking wat meer voorspelbaarheid in te brengen. Voor zover mij bekend ligt de bal nu bij de Kamer en is het aan haar om de volgende stap te zetten. Ik ben altijd graag bereid tot meedenken in dezen.

Er is gesproken over de missie in Mali. Ik ga daar helemaal niet op reageren, omdat wij nu de mogelijkheden aan het bekijken zijn. De Kamer wordt daarover, zoals dat hoort, via de gebruikelijke procedures keurig geïnformeerd. Dat er iets in De Telegraaf staat is «fine», maar dat heeft alleen niets te maken met de brief die het kabinet nog moet tikken.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Ik zou graag terugkomen op de meerjarige defensieakkoorden. Als ik kijk naar wat we vandaag bespreken en naar de verwijzing van sommige collega's naar jaren geleden, dan ... Er is eerder vandaag al verwezen naar jaarverslagen van de jaren hiervoor. Het denken over de meerjarenakkoorden begon natuurlijk in een wisselende samenstelling en een versnelde tijd van coalities in de Kamer. Laat we het nu eens even geen meerjarenakkoorden noemen. Laten we eens even afstappen van de defensieakkoorden. Denk aan een andere naam, bijvoorbeeld meerjarendoorzicht of meerjarenhouvast. Van mij mag het gaan heten hoe het ook maar gaat heten. Het doel is natuurlijk dat er rust komt in de organisatie die de krijgsmacht heet. Dat voor ogen houdend en hebbend kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat de organisatie al diverse scenario's kent om een doorkijk te geven. Of het nu gaat om de verwervingscontracten, de reserveonderdelen, de systemen of wat dan ook, het is natuurlijk een meerjarendoorkijk. Ik hoef het allemaal niet te herhalen, maar ik moet het toch even zeggen om het kader te schetsen, want de voorzitter en de organisatie weten wel wat er wordt bedoeld.

Als we het aan deze kant hebben over de vraag of de Minister de verwervingscontracten wel of niet op orde kan hebben en hoe het kan dat zij de reserveonderdelen niet op orde heeft, moeten we wel weten wat voor contracten we hebben afgesloten. De Minister heeft helemaal gelijk als ze zegt: als ik vandaag, 16 juni 2016, een contract afsluit, dan is de uitwerking daarvan mogelijk pas anderhalf jaar na de order bekend, want we staan achteraan in de rij bij heel veel van die zaken. Dat is de realiteit. Wat mij betreft had dat nog duidelijker in de stukken mogen staan, want daardoor hadden we inzicht gekregen in wat allemaal die meerjarendoorkijk betreft. Mijn vraag aan de Minister is op welke wijze – die vraag was ook hieraan gekoppeld – zij de Kamer kan meenemen in de doorkijk.

Laten we het maar even geen meerjarenakkoorden meer noemen, want dat zouden akkoorden zijn binnen en met de politieke partijen. Laten we vanuit de Defensieorganisatie bekijken wat het meerjarenperspectief is, want dat is wat de Minister noemt. Maar het gaat ook over die doorkijk. Als de plannen nu op tafel komen – de Minister heeft het over de bouwstenen voor een mogelijke nieuwe coalitie na de verkiezingen – dan betekent dat gewoon dat ook de scenario's op tafel moeten liggen. Het betekent dat een coalitie willens en wetens weer ergens ja of nee tegen gaat zeggen en dat deze Kamer meer doordrongen is van wat het meerjarig betekent.

Voorzitter, ik zie uw bewegingen, maar ook dat zijn meerjarenbewegingen.

Het maakt mij niet uit hoe het genoemd wordt, maar de lessons learned aan deze kant en de lessons learned aan de kant van de regering, de lessen naar aanleiding van de verkenning van maart 2010, betekenen ook dat ... Ik spreek in dit geval puur voor de PvdA, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er meerdere partijen zijn die zeggen: nou, misschien hebben we wel wat lessen geleerd aan alle kanten, of het nu oppositie- of coalitiepartijen zijn. Of het nu Rutte I of Rutte II was, ik meen toch een klein sprankje hoop aan de kant van de Kamer te zien dat we straks meerjarig door kunnen kijken en dat we straks niet alleen maar houvast hebben aan zestien verkiezingsprogramma's. Daar heeft de Minister een rol in te vervullen als het gaat om de krijgsmacht.

De voorzitter:

Ik heb ook een lesson learned en u zult wel begrijpen welke dat is. Deze interruptie duurde namelijk ongeveer tweeënhalve minuut.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Het was mijn eerste interruptie, voorzitter.

De voorzitter:

O, maar er zijn er die met die tijd drie debatten kunnen vullen. Ik verzoek u toch een klein beetje op de tijd te letten.

Minister Hennis-Plasschaert:

Terwijl ik naar mevrouw Eijsink luisterde, kreeg ik een grote hoeveelheid prikkels binnen. Ik bedoel dat in de goede zin van het woord.

Er zal een plan van aanpak voor de Algemene Rekenkamer en de Kamer worden opgesteld, waarin we de bestaande initiatieven bundelen om de boel op orde te brengen en om een scherpere priotering aan te kunnen brengen. Daardoor krijgt de Kamer dat meerjarig inzicht in wanneer zij wat kan verwachten. Ik doe dat ook in het kader van het verwachtingenmanagement. Dat is meerjarig, maar ook de basisgereedheid, het op orde brengen van de operationele ondersteuning en de investeringen vallen binnen het meerjarige perspectief. Er is verder ook nog zo iets als de life cycle costing, het Defensie-investeringsplan voor 15 jaar en een begroting waarin vijf jaar vooruit wordt gekeken. Dat is ook allemaal meerjarig. De vraag is natuurlijk hoe de politiek daarmee om zou moeten gaan. Er is heel veel informatie beschikbaar en het is de vraag hoe je daarmee om moet gaan wanneer al die informatie eenmaal op de formatietafel ligt.

De les die we uit de afgelopen jaren moeten trekken, is dat de veiligheidssituatie is veranderd. We zeggen niet voor niets dat onzekerheid altijd de grootste constante zal zijn. Als je in een rustige periode zit, betekent dat niet dat je kunt gaan snijden. We hebben inmiddels allemaal goed op ons netvlies staan dat het afbreken van een krijgsmacht zo is gebeurd en dat – mevrouw Eijsink zegt het niet voor niets vaker – het eindeloos duurt om eenheden rijdend, vliegend en varend te krijgen. Er zitten dus een heleboel aspecten aan dat «meerjarig». Dat is natuurlijk iets anders dan de vraag waar we het de afgelopen tijd over hadden, namelijk de vraag of we het model van Denemarken en Zweden zouden kunnen implementeren. Het initiatief daartoe lag overigens meer bij de Kamer. Ik zal – ik meen dat echt – gaan nadenken, ook in het kader van de begroting, over de vraag hoe we het bewustzijn kunnen vergroten dat het van belang is om zaken zo veel mogelijk meerjarig inzichtelijk te maken. Tegelijkertijd zeg ik dus ook dat er al heel veel meerjarige informatie beschikbaar is, zeker voor de partijen die aan een formatietafel zitten.

Voorzitter. Ik ga verder met de vragen over een plan B voor de wisselkoersen. Volgens mij is dat punt eigenlijk al voldoende benoemd in de begroting. Het is inderdaad een risico voor het project. Ik vond het wel grappig wat mevrouw Eijsink hierover zei, want toen we besloten tot de aanschaf van de F-35, hadden we nota bene zogenaamd nog geld over door de toenmalige valutakoers. Toen waren we hier met zijn allen heel druk bezig met de vraag of het ten minste 37 toestellen zouden worden. Andere vragen waren: welke rol krijgt de Kamer en moeten we er niet iets anders van kopen. En nu is het andersom! We doen nu hetzelfde, maar dan wel andersom. Die koers is onvoorspelbaar. We komen daar in de voortgangsrapportage die de Kamer op Prinsjesdag zal ontvangen bij de Kamer op terug. De Kamer kan er dan nader op inzoomen. Dat is overigens gewoon de standaardvoortgangsrapportage. Ik hoor de heer Van Dijk nog in het debat over de aanschaf zeggen: het kan niet zo zijn dat als er geld overblijft, u dit en dit en dit niet doet. Nu doet hij precies hetzelfde, maar wel andersom. Ik ben me zeer bewust van de risico's van schommelingen in de valutakoers. Niet voor niks heb ik daarover zojuist weer met de heer Knops gesproken.

Hoe groot is het financiële probleem? Daarop kan ik niet vooruitlopen, omdat ik in gesprek ben met het Ministerie van Financiën. Ik heb al wel heel duidelijk de bouwstenen aangedragen. Daar waar het kan, zal ik in een later stadium aangeven welke bedragen aan de overige stappen verbonden zijn.

Mevrouw Belhaj (D66):

Ik realiseer me, nu ik deze reflecties van de Minister hoor op een aantal financiële onzekerheden, dat de Staatssecretaris eerder zei dat Staatssecretaris Van Rijn een goede reden had om nu al expliciet te maken dat hij richting Prinsjesdag waarschijnlijk een bepaald bedrag tegemoet mag zien en dat daardoor een aantal bezuinigingen niet doorgevoerd hoeft te worden. Geldt dat eigenlijk ook niet voor Defensie? Het zou toch zeker enorm prettig zijn voor Defensie als nu al zeker was dat die 300 miljoen er komt? Daardoor zou deze Minister, net als andere ministers die een probleem hebben, al dingen in gang kunnen zetten.

Minister Hennis-Plasschaert:

Nee, want dit geld wordt toegevoegd aan de begroting 2017. Het zijn dus geen middelen die nu al beschikbaar komen en waarmee ik nu eventuele noodzakelijke tijdelijke maatregelen om binnen de financiële kaders van 2016 te blijven kan terugdraaien. Het gaat om de vraag of we nu maatregelen moeten treffen, vooruitlopend op zaken die in de begroting 2017 moeten worden geregeld. Dat is voor Defensie niet het geval, net zoals het voor andere departementen niet het geval is. Het is een rijksbrede afspraak dat je je aan de begrotingsregels houdt en dat betekent dat de Kamer met Prinsjesdag meer hoort.

Mevrouw Belhaj (D66):

Ik snap dat dit geld niet voor dit jaar maar voor de begroting van volgend jaar bedoeld is, maar je kunt het komende halfjaar wel gaan plannen, zodat je op 1 januari kunt zeggen: we hebben het geld gekregen en u hoeft daarom niet tot volgend jaar of tot Prinsjesdag te wachten. De Minister kan met andere woorden net als de Staatssecretaris zeggen: ik weet het nu en het ministerie kan daardoor aan de slag. Als de situatie bij het ministerie volgens haar niet zo ernstig is dat we het nu al moeten weten, dan is dat ook een feit. Ik hoor dat dan wel graag nog een keer van de Minister.

Minister Hennis-Plasschaert:

Mevrouw Belhaj brengt het bijna simplistisch. Het is natuurlijk niet zo dat wij gaan zitten afwachten, omdat er iets niet in het publieke domein wordt gebracht. Kortom, er wordt achter de schermen van alles en nog wat gedaan. Maar zij kent de regels voor Prinsjesdag.

Voorzitter. Is er in 2016 sprake van nieuwe bezuinigingen? Nee is daarop het antwoord. Ik zeg tegen de heer Knops toch ook maar dat we daar vorige week al lang en intensief met elkaar over hebben gesproken. Wel zijn er soms maatregelen noodzakelijk om binnen de financiële kaders te blijven. Niemand, maar dan ook niemand kan meer geld uitgeven dan er binnenkomt. Dat geldt voor u, dat geldt voor mij. Als u dat wel doet, staat u rood en betaalt u rente. Dat is zonde van het geld, want dat geld had u liever besteed aan materieel of aan uw familieleden dan aan de bank. Dat is precies waarom er soms maatregelen moeten worden genomen. Zo doen we het in een gemiddeld huishouden ook, want echt niemand kan meer uitgeven dan er binnenkomt.

De heer Knops (CDA):

Nu maakt de Minister het wel heel persoonlijk. De Minister noemt het maatregelen, maar een aantal dingen die wel waren gepland, kunnen nu niet meer doorgaan. Soms wordt er ook gekort ten opzichte van de planning. Je kunt dat maatregelen noemen, je kunt dat bezuinigingen noemen, maar het betekent gewoon dat er minder is dan gepland c.q. dan er werd verwacht. Dat heeft toch zeker alles te maken met de door de Rekenkamer beschreven spanning tussen ambitie en middelen? In eerste termijn vroeg ik of de Minister het verhaal dat rondgaat bij de militaire vakbonden, ontkent, namelijk dat er een exploitatietekort zou zijn van enkele honderden miljoenen. Is dat verhaal een broodje aap?

Minister Hennis-Plasschaert:

Bezuinigen zou betekenen dat er geld van de Defensiebegroting afgaat. Dat is niet wat er gebeurt, want er wordt geld aan de Defensiebegroting toegevoegd. Er zijn dus geen bezuinigingen. Dat gezegd hebbende erken ik dat er duidelijk een probleem is, omdat je voor de exploitatie eigenlijk meer wilt uitgeven dan er binnenkomt. Dat betekent dat je een stapje terug moet doen en dat je aan een aantal knoppen moet draaien om ervoor te zorgen dat je binnen de huidige financiële kaders blijft. Dat is een punt van zorg en daar wil ik vanaf. Niet voor niets heb ik de basisgereedheid steeds als prioriteit nummer één genoemd. Dat ziet de heer Knops terug in de intensivering van de begroting van 2016. Hopelijk heb ik na de komende begroting de basisgereedheid op orde, want dan zit ik niet de hele tijd met exploitatietekorten. Het is gelukkig niet langer mogelijk om die tekorten aan te vullen door in de investeringen te plukken. Ik wil dat er weer rust komt en dat we niet langer ieder jaar nerveus aan allerlei knoppen hoeven te draaien. Daardoor wordt het immers heel onrustig.

Ik weet niet welke bedragen de ronde doen bij de bonden. Ik weet wel dat ik niet voor niks heb gezegd dat de basisgereedheid op orde moet worden gebracht.

De heer Knops (CDA):

Die bedragen heb ik in eerste termijn genoemd. Die bedragen liggen tussen de 500 en 750 miljoen.

De Minister zegt dat de taakstelling en de ambitie van Nederland niet zullen veranderen. Het lijkt er inderdaad op dat dat het geval is, maar dat betekent dan ook dat er minder geld beschikbaar is en dat eenheden in een langzamer tempo opgetopt zullen worden. De cijfers over de inzetbaarheidspercentages zullen er daardoor het komende jaar niet veel beter uitzien. Sterker nog, die zouden er misschien nog weleens slechter uit kunnen komen te zien door deze maatregelen van de Minister. Klopt dat?

Minister Hennis-Plasschaert:

Er zit vertraging in. Dat zal de heer Knops ook te horen krijgen in de antwoorden die ik nog ga geven op alle vragen die over de eerste sub zijn gesteld. Er zit natuurlijk vertraging in, want als je een intensivering hebt voorzien en je moet die deels terugdraaien, gaat het tempo eruit. Het betekent dat je nog altijd een plus hebt, maar wel een kleinere plus dan je had gewild. Als de bonden op dit moment spreken over een exploitatiegat van 500 tot 750 miljoen, dan herken ik dat overigens niet. Dat zijn echt bedragen die ik niet ken; dat is veel te hoog.

De heer Knops vroeg ook nog om een kwartaalrapportage. Dat ga ik niet doen. Ik heb nu twee momenten per jaar, het jaarverslag en de begroting. Vorige keer hebben we met elkaar afgesproken dat we ons moeten disciplineren en moeten proberen om ons te houden aan de normale systematiek voor controle en het afleggen van verantwoordelijkheid. Ik heb me geconformeerd aan de wens voor een inzetbaarheidsrapportage en dat was sowieso baanbrekend. Ik heb echter ook gezegd: verwacht nou niet dat er na een jaar totaal andere percentages te zien zijn, want de effecten van onderhoudsplannen en intensiveringen zijn niet onmiddellijk zichtbaar. Laat de organisatie nou even werken en zet er niet nog meer inzetbaarheidsrapportages op! We hebben gewoon wat meer tijd nodig tussen een begroting of een miljoenennota en het jaarverslag. Twee keer per jaar «it is».

De voorzitter:

Kort, mijnheer Knops.

De heer Knops (CDA):

Als de organisatie in balans is en er geen problemen zijn, kun je de rapportagedruk verlagen. Dat is echter in het geheel niet het geval. De Minister zei in antwoord op mijn vragen dat het niet gaat om bedragen tussen de 500 en 750 miljoen, maar daarmee gaf ze eigenlijk ook toe dat er wel exploitatietekorten zijn. Ook om de politieke druk erop te kunnen houden lijkt het mij goed dat de Minister in het kader van de transparantie waar de heer ...

Voorzitter, ik wacht even tot mevrouw Eijsink klaar is met haar zakdoek.

De voorzitter:

Klopt het dat dit lawaai van mevrouw Eijsink komt, dezelfde vrouw die zojuist klaagde over geluid van links en rechts?

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Het is bijna een persoonlijk feit, voorzitter. Ik ben gewoon hartstikke verkouden. Het spijt me.

De heer Knops (CDA):

Die technische briefing over het geluid van de F-35 heeft mevrouw Eijsink geen goed gedaan.

Voorzitter. In deze situatie zou het toch zeker juist wel goed zijn dat de Minister transparant rapporteert? Dat kan er namelijk toe leiden dat er in de Kamer meer draagvlak ontstaat voor extra geld voor Defensie, ook bij de partijen die nu nog betwijfelen of er wel meer geld naar Defensie moet. Dat geld zal er in mijn ogen echt moeten komen. Ik proef dat ook in de woorden van de Minister, want zij zegt niet voor niets dat er een balans moet zijn en dat de ambities en de taken niet minder worden. Als de ambities niet minder worden, moet er gewoon geld bij. Wat is er dan op tegen om wel intensiever te rapporteren? Ik neem aan dat de Minister zelf dagelijks of wekelijks wordt gerapporteerd over de inzetbaarheidspercentages. Het is dus een kwestie van het uitdraaien van een spreadsheet.

Minister Hennis-Plasschaert:

De controletaak van de Kamer gaat terecht ver. Dat is een groot goed, maar laat de bedrijfsvoering wel een beetje de bedrijfsvoering zijn. U wordt vergaand en gedetailleerder dan in de voorgaande jaren geïnformeerd over de inzetbaarheid, de generieke geoefendheid, de personele gereedheid en de materiële gereedheid. Ik heb u de bouwstenen gegeven voor het meerjarige perspectief. Ik heb de prioritering aangegeven. Ik vind het verder zelf ook van belang dat de exploitatie, de basisgereedheid, op orde is. Dat is dan ook mijn streven. Ik zet mij daarvoor in en ik hoop van harte dat we volgend jaar niet hoeven vast te stellen dat we weer aan die tijdelijke knoppen moeten draaien om binnen de financiële kaders van 2017 te blijven. Wacht u nu heel even Prinsjesdag af! Ik begrijp uw ongeduld, maar u hebt al zo veel informatie gekregen. Nog vaker rapporteren verhoogt alleen maar de rapportagedruk op de organisatie, terwijl die sowieso al enorm is en er, dankzij beslissingen uit het verleden, een tekort is aan stafcapaciteit. Ik stel dus voor om heel even af te wachten wat er op Prinsjesdag gaat gebeuren.

De voorzitter:

Ik wil voorstellen dat we een klein beetje vaart maken. Dat is nodig, omdat we anders in de problemen komen met de tijd. We zijn wat later begonnen en daar houd ik rekening mee, maar ik moet nu toch echt, niet bij iedereen maar bij sommigen, een beetje op de interrupties gaan letten.

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter, we zijn er bijna.

Mevrouw Eijsink vroeg of we de 1,1 miljard voor pensioenen en uitkeringen nog nadrukkelijker kunnen benoemen. Mijn antwoord daarop is ja. Het staat natuurlijk al wel in de begroting, maar ik zal bekijken hoe we het nog duidelijker kunnen maken. Het zal mevrouw Eijsink overigens goed doen dat ik onlangs in de senaat heb toegezegd om in aanloop naar de top in Warschau nog eens goed te kijken naar wat andere lidstaten precies onder het percentage van de NAVO brengen. In principe is het toegestaan om pensioenen en uitkeringen daaronder te brengen, maar het is toch interessant om na te gaan of wij werkelijk het enige land zijn dat op deze manier invulling geeft aan de normering. Mevrouw Eijsink hoort dus nog van mij.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Heel kort. De Minister bedoelt waarschijnlijk hetzelfde als ik, maar voor de zekerheid en de duidelijkheid herhaal ik het even. Iedere keer dat er in een Kamerbrief het jaarbudget van Defensie wordt benoemd, waar dan ook en op welk moment dan ook, tussen haakjes of by the way, staat er «pensioenen en uitkeringen 1,1, miljard». Dan komen we uit op 7 komma zoveel. Dat wil ik graag op het netvlies hebben. Ik heb de achtereenvolgende ministers daarnaar gevraagd. Ik vraag het deze Minister nu om het ook te doen, want de duidelijkheid over het budget van Defensie is niet goed. Ik merk dat jaar na jaar. Wij hebben ongeveer 7,1 miljard te vermachen en dat is veel minder dan 8 miljard komma zoveel.

Minister Hennis-Plasschaert:

Hebben mijn voorgangers dat ook allemaal toegezegd of zijn ze het vergeten?

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Uw voorgangers waren enthousiast, maar hebben het nooit uitgevoerd.

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik ben net zo enthousiast en ik ga het uitvoeren.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Geschikt, zou ik bijna zeggen.

Minister Hennis-Plasschaert:

Even serieus. Laten we dan ook afspreken dat u het gelijk meldt als het aan mijn aandacht ontsnapt en u zich eraan ergert, want dan kunnen we het alsnog corrigeren.

Voorzitter. Ik heb al vaker gesproken met de heer Houwers over de mogelijkheid om op een baten-lastenstelsel over te stappen. Ik weet dat hem dat na aan het hart ligt. Ik heb eerder met hem besproken dat het gehanteerde financiële stelsel geen keuze is die Defensie zelf kan maken. Ons wordt voorgeschreven welk stelsel wij moeten hanteren. Op dit moment is dat het kas-verplichtingenstelsel. Ik heb hem het de vorig keer al gezegd en daarom aarzel ik, maar laat ik hem toch maar zeggen dat ik aarzel over zijn verzoek om heel veel energie te stoppen in een totaal ander financieel stelsel. Het vraagt heel veel van heel veel mensen en die energie kan ook anders worden ingezet. Dat andere stelsel betekent bovendien niet per se dat er meer geld beschikbaar komt. Ik zou zeggen «pick your battles». Ik voer vele gevechten op dit moment en dit gevecht is niet «on top of my priorities, I would say».

De heer Houwers (Houwers):

Je kunt sommige dingen wel alvast in de week leggen of voorbereiden. Ik wil de Minister de suggestie meegeven om dat in ieder geval te doen.

In aanvulling op de vraag van mevrouw Eijsink. Je kunt dat bedrag voor de niet meer actieven steeds weer apart tussen haakjes zetten, maar je kunt er ook over nadenken of het niet beter is om het ergens anders te boeken, zodat totaal helder wordt wat je voor de actieve Defensiebegroting beschikbaar hebt. Dat zou goed passen bij een structurele verandering en misschien dat de Minister daarom dit idee mee zou willen nemen.

Minister Hennis-Plasschaert:

We zullen bekijken wat er allemaal mogelijk is. Dat is een toezegging aan de heer Houwers.

De voorzitter:

Op beide punten?

Minister Hennis-Plasschaert:

Nee, het financieel stelsel niet. Er wordt altijd gekeken naar andere mogelijkheden. We hebben nu gekozen voor life cycle costing en een onbeperkte eindejaarsmarge. Bovendien zijn er allerlei schotten gezet. Op een gegeven moment is het dan wel even genoeg en moet je alles tot rust laten komen. We krijgen niet voor niets het terechte verwijt dat we non-stop in veranderingstrajecten zitten. Ik wil er nu eerst voor zorgen dat de organisatie tot rust kan komen.

De voorzitter:

Dus op het punt van het financieel stelsel treft u geen voorbereidingen. Dat was de voorzet van de heer Houwers en daarover bent u duidelijk. Op het andere punt van de heer Houwers kunnen hij en de Kamer wel iets verwachten. In welke vorm komt dat naar de Kamer?

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik ga bekijken wat er mogelijk is en dan hoort u van mij.

De voorzitter:

Een brief of zoiets.

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter. Dan nu mijn laatste antwoord. Mevrouw Belhaj wees er terecht op dat het vorig jaar of het jaar daarvoor een van de verwijten van de Algemene Rekenkamer was dat Defensie te veel tegelijkertijd wil doen. Alles wordt tot topprioriteit bestempeld en daardoor verstikte Defensie zichzelf. Ons is gevraagd om met het oog daarop te temporiseren en prioriteiten aan te brengen. De Algemene Rekenkamer zegt dat dit nog scherper moet en vandaar dat we met een plan van aanpak zijn gekomen. We hebben het met de Algemene Rekenkamer besproken. De Rekenkamer zal het nooit hardop zeggen, maar het is volstrekt logisch dat je hier en daar aan zaken ook minder prioriteit moet geven, omdat je niet alles tegelijkertijd kunt doen. Dat wil overigens niet zeggen dat de kritiek niet relevant zou zijn, want ik zeg alleen maar dat dit de enige reden is waarom we het zo doen.

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de beantwoording in eerste termijn van de kant van de regering. We gaan nu door met de tweede termijn van de Kamer. Ik heb de leden ruim laten interrumperen en ik stel daarom voor dat we een spreektijd van twee minuten hanteren. Ik denk dat we daar een heel eind mee moeten kunnen komen.

De tijd van de heer De Roon gaat nu in.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De Minister zegt over het bijstellen van de prioriteiten voor Defensie dat het kabinet bij allerlei missies gaat bekijken wat er nog kan. Ik moet zeggen dat het antwoord van de PVV daarop is: wat er nog kan, doet er niet toe; het moet gewoon niet gebeuren, want het sloopt onze krijgsmacht. We moeten er nu eerst voor zorgen dat de krijgsmacht weer volledig op orde wordt gebracht en dat de krijgsmacht al haar taken kan uitvoeren. Haar primaire taak is het verdedigen van ons grondgebied en het verdedigen van het grondgebied van onze bondgenoten. Defensie moet nu eerst weer op orde worden gebracht en niets mag dat in de weg staan. Al die missies staan dat wel in de weg en daarom ben ik niet tevreden met het antwoord van de Minister. Ik realiseer me natuurlijk ook dat de Minister daar niet alleen over gaat. Ik wacht af wat er gebeurt in het kabinetsberaad en daarna kom ik terug met een groot kanon! Een grapje, voorzitter.

Een ander punt dat ik aan de orde wil stellen, is dat ik van de Minister eigenlijk nog niet heb gehoord dat de verdediging van het eigen grondgebied en het NAVO-grondgebied haar primaire prioriteit is. Ik heb al gerefereerd aan de Koninklijke Marechaussee. Ik beschouw die als essentieel voor onze verdediging tegen terroristische aanslagen. De PVV vindt daarom dat er 100 miljoen bij moet komen voor de marechaussee. Ik wil dat met een motie kracht bijzetten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Koninklijke Marechaussee kampt met een blijvend capaciteitstekort;

overwegende dat de beveiligings- en grensbewakingstaken zeker gezien de huidige veiligheidssituatie optimaal uitgevoerd moeten worden, en uitbreiding van de capaciteit daarom noodzakelijk is;

verzoekt de regering, jaarlijks 100 miljoen euro extra vrij te maken voor de Koninklijke Marechaussee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (34 475-X).

De heer De Roon (PVV):

Een opmerking tot slot over de inzet van vrouwen in de krijgsmacht. De Minister heeft toegezegd dat ook bij zware functies van het Korps Mariniers en andere speciale eenheden geen concessies worden gedaan aan de toelatingseisen en dat die onverkort ook voor vrouwen zullen gelden. Ik ben erg blij met die toezegging van de Minister, omdat ik heb gelezen dat bij het Amerikaanse korps mariniers de toelating van vrouwen op een redelijk groot drama is uitgelopen, in die zin dat de meeste vrouwen het gewoon niet halen. Ook daar heeft men gezegd «wij houden vast aan de standaardeisen» en ik ben blij dat de Minister heeft toegezegd dat ook in Nederland te zullen doen.

De heer Vuijk (VVD):

Voorzitter. Zoals ik in eerste termijn al zei, is het voor ons investeren of capituleren. De regering heeft in 2014 de juiste koers ingeslagen, namelijk investeren.

De VVD ziet bij het kabinet ook stevige aandacht voor de gevaarlijke dreigingen aan onze bondgenootschappelijke grenzen en dat het kabinet probeert om daar zo goed mogelijk een adequaat antwoord op te geven. De VVD ziet ook de budgettaire en organisatorische problemen uit het verleden hardnekkig na-ijlen en ernstige gevolgen hebben voor de gereedheid van de krijgsmacht. Het budget zal wat de VVD betreft de komende jaren dan ook verder omhoog moeten gaan. Verder moeten de reorganisaties voortvarend worden afgerond.

Ik roep de Minister op, de ingeslagen weg van investeren met kracht voort te zetten. Gezien het jaarverslag over 2015 en de gesprekken die we eerder dit jaar al met elkaar hebben gevoerd, heeft mijn fractie er veel vertrouwen in dat dit ook zal gebeuren.

Voorzitter, ik heb geen moties.

De voorzitter:

Dat is prima. U hebt ook niets gezegd over de decharge. Verleent u wel decharge?

De heer Vuijk (VVD):

Ik veronderstelde dat er nog een derde termijn zou komen, maar de VVD steunt het verlenen van decharge voor het gevoerde beleid.

De voorzitter:

Dat is genoteerd.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Er is gesproken over het wegwerken van onvolkomenheden en nu moeten we eerst afwachten hoe dat gaat. Het verwijzen naar voorgangers vind ik niet sterk. De Minister deed dat zelf ook en ik ben dat niet met haar eens, want toen Minister Hillen, haar directe voorganger, een bezuiniging plande, is er natuurlijk ook door alle verstandige mensen op het ministerie gezegd: oké, als we 1 miljard gaan bezuinigen, dan heeft dat deze implicaties, deze gevolgen voor deze jaren. Dan is het toch gek om in 2016 te zeggen: o jee, bezuinigingen. Nee, op dat moment werd daar een planning voor gemaakt. Je kunt daar dus niet eeuwig naar verwijzen.

Als ik de Minister goed heb begrepen, zegt zij in reactie op een interruptie van mijzelf: volgend jaar moet de basis op orde zijn; dat was het streven. Zij mag er straks nog op reageren, maar dat is in ieder geval helder. Als het niet zo is, hoor ik het graag. Dat is iets waar we haar aan kunnen houden en dat zal ik ook graag doen, bedacht ik net. Toen bedacht ik: maar wacht eens, volgend jaar maart zijn er verkiezingen en we hebben nog steeds niet gehoord wat de ambitie van deze Minister is; wil zij doorgaan of niet? Zij mag daar in tweede termijn ook op ingaan als zij dat wil. Dan weten we dat ook weer. Dit debat zal volgend jaar juni plaatsvinden. Dan hebben we een ander kabinet of misschien nog een demissionaire Minister van Defensie. Dat zou kunnen, maar dan krijg je toch een wat gehandicapt debat. Anyway, we blijven hier een beetje zitten met een heel kritische Rekenkamer en met voornemens van de Minister. Ik heb al begrepen dat de fractie van D66 straks met een aantal stevige moties komt. Ik denk er hard over om die te steunen.

Tot slot heb ik nog een punt. Vandaag kwam het bericht dat het aantal meldingen van ongevallen bij Defensie is toegenomen van 98 naar 155 in vier jaar. Het gaat om blessures en verwondingen. Defensie zegt in het nieuwsbericht dat dit gunstig is, want mensen zijn meer gaan melden. Dat is inderdaad een interpretatie, maar meent de Minister werkelijk dat dat de stijging veroorzaakt? Kan zij met zekerheid zeggen dat er niet meer ongevallen zijn, maar alleen maar meer meldingen? Dat hoor ik dan heel graag, want in hetzelfde bericht wordt al gesuggereerd dat dit ook te maken heeft met bezuinigingen, tekortkomingen en gebrekkige oefeningen en trainingen. Graag krijg ik nog een reactie daarop.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Dijk. Ik ga u dus niet vragen om decharge, want u hebt dat helder aangegeven.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vele vragen. Ik heb nog een paar opmerkingen. Ik kijk ook even naar wat ik zelf van het jaarverslag heb geleerd.

Ik wil de Minister iets meegeven voor een volgende keer. Ik verwijs nu even naar VJTF (Very High Readiness Joint Task Force), de discussies van Wales. We hebben vaak aan de regering gevraagd of dat extra middelen met zich meebrengt, of er extra middelen vrijgemaakt moeten worden et cetera. Achteraf gezien vind ik dat ik daar nog meer op had moeten doorpakken en dat er gewoon extra geld bij had gemoeten. Als er uit Warschau taken voortkomen die aan de Nederlandse krijgsmacht worden toegewezen binnen de NAVO-afspraken, maak dan duidelijker dat daar mogelijk financiële consequenties aan vastzitten en zoek dat niet binnen de begroting van Defensie. De begroting is het huishoudboekje en binnen dat huishoudboekje moet een aantal zaken worden gedaan. Extra taken betekenen ook extra middelen. Het enige moment waarop we daarover spreken, is hetzij bij de missie aan de hand van een artikel 100-brief – ik kom er maandag bij het overleg over de Veteranennota op terug – dan wel in dit soort overleggen. Wat mij betreft, had er in de doorkijk meer bij gemoeten voor VJTF, zoals we toen hebben gevraagd. Ik vraag de Minister, ondanks haar toezegging daarop, om in het meerjarenperspectief of hoe we het ook mogen noemen goed inzichtelijk te maken waar we staan met op orde brengen, herstel en doorontwikkeling. Dat is in feite de drieslag waar we mee bezig zijn.

Mijn laatste opmerking gaat over het toelaten van vrouwen binnen Defensie. Ik vraag de Minister om onverminderd de toelatingseisen voor mannen in acht te nemen, want er ontstaat sowieso concurrentiestrijd. Binnen de toelatingseisen voor mannen kennen we de A-, B- en C-niveaus voor verschillende functies. Het kan zomaar zijn dat mannen zich toch enigszins belaagd of belegerd voelen door de sterke vrouwen die binnenkomen. Ik vraag de Minister dan ook om onverminderd de toelatingseisen voor mannen op alle niveaus toe te passen, want ook dat kan het gevolg zijn, zoals de praktijk in een aantal landen heeft uitgewezen. Balans wederom!

De voorzitter:

Een mooie balans ook in uw tweede termijn, die precies op twee minuten is afgesloten. Mag ik u daarmee complimenteren?

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Intussen dreunen de woorden van mevrouw Eijsink over mannen en vrouwen nog even na bij mij ...

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Lukt het?

De heer Knops (CDA):

Het gaat nog.

De Minister straalt ook in dit debat uit dat het allemaal goed komt en dat we de goede kant opgaan, maar de rapportcijfers wijzen het tegendeel uit. Ik twijfel niet aan de intenties van deze Minister, maar ik zie nog niet de resultaten waar zij het over heeft. Ik zie andere rapporten dan waarop de Minister zich laat voorstaan. Ik hoop dan ook oprecht dat die lekken over 300 miljoen in ieder geval voor een deel waar zijn, namelijk dat er meer geld bij komt, misschien nog wel meer dan die 300 miljoen, en dat de Minister serieus werk gaat maken van de koopkracht van Defensie. Je kunt er wel geld bij doen, zoals in de afgelopen jaren is gebeurd. Als dat echter niet meer koopkracht oplevert, dan boer je achteruit.

Dat gezegd hebbende en gelet op mijn spreektijd, heb ik twee moties. De eerste motie gaat over het BIV.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering bij de Voorjaarsnota 2016 60 miljoen overhevelt van de begroting van Defensie naar de begrotingen van Buitenlandse Zaken en van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, op basis van de afspraken in het kader van het Budget Internationale Veiligheid (BIV);

overwegende dat geld dat oorspronkelijk van Defensie was voor Defensie behouden moet blijven;

constaterende dat de constructie van het BIV er volgens de Algemene Rekenkamer toe leidt dat er geen zicht is op de relatie tussen het bestede geld en de gerealiseerde resultaten van het volledige BIV;

constaterende dat de Minister van Defensie geen vooruitgang heeft geboekt met het vereenvoudigen van de verrekening van missie-uitgaven;

overwegende dat de krijgsmacht zichzelf hierdoor verder «opeet» bij de uitvoering van missies;

verzoekt de regering om het Budget Internationale Veiligheid op te heffen en alle middelen te behouden voor de Defensiebegroting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (34 475-X).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Minister van Defensie met haar toekomstnota «In het belang van Nederland» een duurzaam evenwicht beloofde tussen middelen en ambities;

constaterende dat de kloof tussen middelen en ambities sindsdien niet kleiner, maar juist steeds groter is geworden;

constaterende dat gebleken is dat eerdere bezuinigingen na-ijleffecten hebben op de Defensieorganisatie;

verzoekt de regering om onderzoek te doen naar het effect van de bezuinigingen op Defensie en koopkrachtbeperkende maatregelen voor Defensie in deze regeerperiode en de Kamer over de uitkomsten hiervan uiterlijk 1 oktober a.s. te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Knops en Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (34 475-X).

De heer Knops (CDA):

Ik wacht wederom af tot Prinsjesdag. Dat heb ik vorig jaar ook gedaan en het jaar daarvoor ook. Ik hoop dat ik dit jaar wel met een blij gemoed in de Ridderzaal zit, als ik hoor wat de Koning gaat vertellen.

De heer Houwers (Houwers):

Voorzitter. Allereerst excuses aan de Minister dat ik niet de hele beantwoording heb kunnen meemaken, maar mijn medewerker heeft meegeluisterd. Ik heb begrepen dat in ieder geval een vraag van mij nog niet is beantwoord, namelijk de vraag over de reparaties en de inzetbaarheidsdoelstelling. Ik hoorde vanuit de Defensieorganisatie dat er in sommige gevallen voor een relatief kleine investering een heel ingewikkelde procedure is. Ik noemde het voorbeeld van de vrachtauto met de buitenspiegel. Kan de Minister aangeven of het inderdaad mogelijk is om met wat simpelere stappen reparaties en dergelijke sneller uit te voeren, zodat materieel beter en sneller inzetbaar is?

Iedereen spreekt over meer geld, maar niemand weet precies waar dat vandaan moet komen. Dat is ook mijn eerste reactie op datgene wat de heer De Roon voorstelt. Hij vraagt om 100 miljoen extra, maar de regering moet dat dan zoeken. Ik heb daar wat moeite mee.

Ik heb geen moeite – daarom had ik dat bruggetje even nodig – met de opmerking die de heer De Roon maakt over missies. Ik denk ook dat wij voorlopig pas op de plaats moeten maken met missies. Ik heb begrepen dat de Minister daar nog geen uitspraak over doet. Misschien kan zij dat ook niet, maar ik kan dat wel. Op basis van wat ik bij werkbezoeken enzovoorts hoor, vind ik dat het op dit moment echt niet verstandig is om aan missies deel te nemen. Het gaat niet alleen om geld. Het gaat om het materieel en om de mensen. Het gaat erom de zaak even tot rust te laten komen. De Minister zegt dat zij dat met de financiële administratie, de rapportages en dergelijke graag wil. Ik wil dat graag voor de manschappen, die ik overigens zeer waardeer voor het werk dat zij in die missies doen, maar soms is het ook op. Dat is mijn spreektijd nu ook.

De voorzitter:

Dat klopt inderdaad. Mooi afgerond, mijnheer Houwers, keurig binnen de tijd.

Mevrouw Belhaj (D66):

Voorzitter. Laat ik de reflectie op de antwoorden van de Minister maar even aan het einde doen. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer concludeert dat het realiseren van de huidige ambities die Nederland heeft met de krijgsmacht niet mogelijk is vanwege een veelheid aan problemen, waaronder een ernstige onvolkomenheid;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer tevens concludeert dat deze problemen niet zijn op te lossen met extra geld alleen;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer drie aanbevelingen doet om in het bijzonder keuzes te maken op de volgende terreinen, namelijk:

  • a. om met voorrang de gereedheid van eenheden te verbeteren die komende jaren naar verwachting zullen worden ingezet;

  • b. gerichter te werken aan het verbeteren van de gereedheid van eenheden, in het bijzonder door met meer prioriteit te werken aan de ernstige onvolkomenheid in de logistieke keten voor reserveonderdelen;

  • c. de ambities zoals geformuleerd als «In het belang van Nederland» in balans te brengen met de mogelijkheden die te realiseren;

constaterende dat de regering aangeeft aanbevelingen a en b over te nemen en voor de zomer te komen met een plan van aanpak daartoe;

verzoekt de regering, het plan van aanpak voor 1 juli 2016 aan de Kamer aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Belhaj en Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (34 475-X).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer concludeert dat er sprake is van een ernstige onvolkomenheid in de logistieke keten voor reserveonderdelen, dat er sprake is van te weinig beschikbaarheid van materieel en dat deze problematiek al verscheidene jaren bestaat;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer tevens concludeert dat het onderhoudsproces moet verbeteren, dat dit te traag gebeurt, te weinig prioriteit krijgt en onvoldoende gecoördineerd gebeurt, en dus dat de in gang gezette verbeteringen van de afgelopen jaren tot onvoldoende resultaat hebben geleid;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer tevens concludeert dat er onvolkomenheden zijn bij de implementatie van het ERP-systeem, het verplichtingenbeheer, het IT-beheer en autorisatiebeheer;

verzoekt de regering, de Minister van Defensie voor 1 oktober 2016 te laten rapporteren op welke wijze de diverse problemen bij Defensie worden aangepakt en wat de voortgang is van deze verbetermaatregelen;

verzoekt de regering tevens om de Algemene Rekenkamer deze rapportage te laten beoordelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Belhaj en Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (34 475-X).

Ik wijs u erop – dat is een unicum volgens mij – dat het voorlezen van deze motie net zo lang heeft geduurd als uw hele tweede termijn. En u gaat nog nu nog twee moties voorlezen, dus ga uw gang.

Mevrouw Belhaj (D66):

Ik lees nog één motie voor. Ik kan er ook niets aan doen dat er zo veel tekortkomingen zijn waardoor die motie zo lang is.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Algemene Rekenkamer al jaren concludeert dat Defensie een niet vol te houden wissel op zichzelf trekt, er roofbouw wordt gepleegd en er sprake is van een zorgwekkende situatie;

overwegende dat ondanks deze analyses en de daaruit voortvloeiende verbetermaatregelen de problematiek bij Defensie niet wordt opgelost;

verzoekt de regering, een externe partij voor 1 februari 2017 de structuur en bedrijfscultuur bij Defensie te laten analyseren en met aanbevelingen voor verbetering te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (34 475-X).

Was dat het einde? Of had u toch nog een motie?

Mevrouw Belhaj (D66):

Nee, ik heb geen motie, maar ik wil nog een afrondende opmerking maken en ik ben benieuwd naar de reactie daarop.

De Minister begon met te zeggen dat er heel hard gewerkt wordt. Ik ben daar absoluut van overtuigd, dus laat er geen misverstand over bestaan: dit gaat niet over mensen bij Defensie of het idee dat D66 vindt dat deze mensen niet hard genoeg werken. De reden om vandaag te benadrukken wat simpelweg de feiten zijn, is de hoop dat die problemen uiteindelijk worden opgelost. Dat hebben we vandaag in ieder geval geprobeerd te doen. Ik ben verder benieuwd naar de reactie van de Minister op de moties.

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. Voordat wij toekomen aan de beantwoording door de regering in tweede termijn, wil ik heel kort schorsen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter. Er is gesproken over wat er nog kan en alle missies die dat in de weg zouden staan. Er wordt alleen aan een missie deelgenomen als dat mogelijk is. In de eerste termijn werd gesproken over de «can do»-mentaliteit. Mevrouw Eijsink had een heel mooi citaat van de igk over het onvermogen om te zeggen wat er niet meer kan. Vervolgens kwam mevrouw Belhaj daarop terug met hoe het wel zou moeten worden verstaan. De realiteit is dat er vaak is gezegd: linksom of rechtsom, we gaan het doen, ook al is het met beperkte middelen. Dat klinkt heerlijk, maar er zit een keerzijde aan, namelijk dat je behoorlijk inteert op je organisatie. Ook dat hebben we vaak met elkaar besproken.

Tegelijkertijd zeg ik dat de inzet van de krijgsmacht, nationaal en ook internationaal, ertoe doet. Wij zijn met reden lid, zo zeg ik tegen de heer Houwers, van de NAVO, van de Europese Unie en van de Verenigde Naties. Ook van Nederland wordt een bijdrage verwacht, niet alleen in financiële zin, maar ook in het delen van risico's. Er is dus geen sprake van dat Nederland even zijn snor drukt: we moeten tot rust komen, want dat willen andere lidstaten ook. Ik denk dat het wel goed is, als we scherper aangeven wanneer we onze grenzen hebben bereikt en dat je bij een eventuele voortzetting meer in het algemeen bekijkt: kan dit nog, is dit nog verantwoord, kunnen we dat vervangen door een andere capaciteit of moeten we misschien een andere bijdrage leveren? Dat zijn allemaal relevante vragen, zeg ik met name tegen de heer Houwers en de heer De Roon. Maar heel even niet thuis geven en in alle opzichten freeridergedrag vertonen, niet alleen in financiële zin, maar ook in de zin van te nemen risico's, is wat mij betreft niet de weg die je moet willen bewandelen als een trouwe en betrouwbare bondgenoot.

De heer Houwers (Houwers):

Ik wil zeker geen freerider zijn, maar ik wil wel realistisch zijn. Ik hoor dat bij de Minister ook wel in enige mate. Ik wil gewoon dat er een totale afweging wordt gemaakt. Ik vind dat de Minister onterecht verschil maakt met het voldoen aan de NAVO-normen, want dat doen we namelijk ook niet. Dan zijn we daarin ook een freerider, want wij voldoen gewoon niet aan de afspraken over de 2%. We groeien daar wel naartoe en ik snap ook wel dat niemand hier dat geld zomaar klaar heeft liggen. Ik hoor van anderen en ook uit de krijgsmacht zelf dat het ergens een keer op is. Zo moeten mijn opmerkingen worden verstaan. De Minister zegt: we houden echt met alles, ook met de manschappen, rekening voordat die beslissing wordt genomen. Ik heb voor mijzelf die beslissing wel al genomen.

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik kom natuurlijk niet uit een ei gekropen en ik praat ook met onze medewerkers, zowel burgers als militairen. Ik heb ook wel degelijk door waar de grenzen liggen. Soms worden die grenzen opgezocht. Waar ze in het verleden te vaak werden opgezocht heb ik gezegd: dat kan zo niet langer, we moeten daar scherp op zijn. Als je een bepaalde capaciteit niet meer kunt leveren, zal je het moeten invullen met een andere capaciteit. Dat is waarom die «can do»-mentaliteit uit het verleden de krijgsmacht op dit moment nog steeds in de weg zit, omdat er onverantwoord en lang aan bepaalde knoppen is gedraaid waardoor we vergaand onder de normering ten aanzien van de generieke geoefendheid zijn gaan zitten. In combinatie met de hoge eisen die de NAVO aan de krijgsmacht stelt, geeft dat niet een fraai plaatje. Volgens mij zijn de heer Houwers en ik het volledig met elkaar eens. We moeten goed kijken wanneer grenzen bereikt zijn. In financiële zin zitten we te ver onder de afgesproken norm en eveneens waar het gaat om de te nemen risico's en dus het leveren van bijdragen in mens en materieel. Om met de woorden van de heer De Hoop Scheffer te spreken: er is niet zoiets als een geopolitieke vakantie, zeker niet nu.

Met betrekking tot de toelatingseisen voor de vrouwen herhaal ik mijn eerdere toezegging. We gaan er niet in een keer allerlei differentiaties in aanbrengen, want dan wordt het allemaal te complex. We hebben dat ook niet gedaan bij het KCT (Korps Commandotroepen). Het verschil dat er gemaakt wordt tussen het Korps Mariniers en het KCT vind ik achterhaald. Op dit moment is er nog geen vrouw toegelaten tot het KCT, maar wat niet is kan nog komen.

Ik dank de heer Vuijk voor zijn opmerking over het met kracht voortzetten van de weg van investeringen. Ik ga dat zeker doen. Ik zou zeggen «zegt het voort» want ik heb hiervoor wel een meerderheid nodig.

De heer Van Dijk heeft herhaald dat hij het vervelend vindt als er naar voorgangers wordt verwezen. Ik heb daar zelf ook steeds juist afstand van genomen, want je moet dat inderdaad niet willen. Tegelijkertijd zijn hij en ik het ook wel met elkaar eens dat bepaalde effecten wel degelijk later voelbaar kunnen worden. Dan zegt de heer Van Dijk dat de mensen dat toen ook al hadden kunnen voorzien in de meerjarige doorkijkjes. Dat hadden ze kunnen voorzien, maar de vraag is of ze dat wilden voorzien. Ik heb het dan niet alleen over de medewerkers van Defensie maar ook over de politiek. Er is een rare cocktail ontstaan, waardoor mensen ook een beetje aan wensdenken gingen doen, zowel intern als daarbuiten. Ik heb al vaker het volgende voorbeeld aangehaald: het stortregent maar binnen wordt nog steeds gezegd dat de zon schijnt. Dat is wel een beetje wat er is gebeurd. Die cultuur is nu opengebroken omdat het zo niet langer kon. Die «can do»-mentaliteit heeft een heel mooie kant maar ook een vrij zwarte kant met een heel negatieve impact op de organisatie. Dat verwijt ik niemand maar dat is wel de realiteit en met dat effect heb ik wel te dealen.

Ik heb de bouwstenen gegeven in het kader van het meerjarig perspectief waarbij het op orde brengen van de basisgereedheid voor mij de allereerste prioriteit heeft. Om dat te doen heb ik nog een financiële injectie nodig. Dat is waarover ik nu onderhandel. Dan heb ik het even niet over de combat support en de investeringen, maar dan focus ik mij op de basisgereedheid. Als het financiële kader daarvoor kan worden ingevuld, ben ik er natuurlijk nog niet want het moet dan nog worden omgezet in een aantal maatregelen, maar dan zijn we wel zo ver dat we kunnen zeggen: die basisgereedheid, die plaat die de hele tijd aan trillen en bewegen was, is nu tot rust gekomen en we kunnen in dat opzicht nu echt voorwaarts. Dat is waarop u mij volgend jaar weer mag aanspreken, ook al ben ik dan misschien wel demissionair.

De heer Van Dijk wilde verder nog weten of ik weer verkiesbaar ben. Het antwoord is ja, maar dat heb ik al ergens anders gemeld.

Dan nog even iets over de bedrijfs- en dienstongevallen. Ik heb het nieuws daarover vanochtend ook gezien. Ik vind dat echt goed nieuws. Waar je het hebt over het openbreken van een bepaalde cultuur heeft het ook alles te maken met een verbeterde meldingscultuur binnen Defensie. Het heeft geen relatie met de bezuinigingen op Defensie. Ik vind het een beetje naar om terug te lezen dat dit wel het geval zou zijn en mevrouw Belhaj suggereerde dat in haar eerste termijn ook even. Laten we voorzichtig zijn met dat soort uitspraken. Ongevallen kun je namelijk nooit uitsluiten maar je kunt ze ook niet zomaar koppelen aan bezuinigingen. De toename van het aantal meldingen is vooral te verklaren door een toename van het aantal ongevallen van werknemers buiten de diensturen, terwijl het aantal bedrijfs- en dienstongevallen met een zwaarder fysiek aspect in deze periode nagenoeg gelijk is gebleven. Ook de milieugerelateerde voorvallen laten een stijging zien terwijl munitiegerelateerde voorvallen eerder dalen. Er is ook volop ingezet op die meldingscultuur door onder anderen mijzelf en de SG.

Mevrouw Eijsink gaf een heel goed voorbeeld van de VJTF. Eigenlijk hebben we namelijk pas veel later gezegd wat een en ander betekent voor de voorraden, reservedelen, extra brandstof en de kosten die daaraan vastzitten. Tijdens de NAVO-ministeriële is gisteren in Brussel gesproken over de forward presence op het grondgebied van de oostelijke bondgenoten. Dat zijn die multinationale eenheden. Het gaat dan om een paar bataljons en lead nations en daaronder pluggen dan een aantal «allies» in. Als Nederland daartoe besluit – ik heb al aangegeven dat we kijken of we iets kunnen doen met Duitsland – dan betekent dat natuurlijk dat er een prijskaartje aan vastzit. Dat zal ik u dan ook melden, want van het opeten van de Defensieorganisatie om ergens te worden ingezet, of dat is in het kader van de geruststellende maatregelen dan wel in het kader van een missie, mag geen sprake zijn. Mevrouw Eijsink heeft dan ook zeer terecht de vinger op de zere plek gelegd ten aanzien van de financiële consequenties van de VJTF. Ik heb haar goed verstaan waar het gaat om het op orde brengen, het herstel en het doorontwikkelen. Dat is volgens mij ook precies waar we mee bezig zijn.

De heer Knops had het erover dat ik zou uitstralen dat het allemaal wel goed komt. Nee, maar ik ben wel vastberaden. Dus ik doe er helemaal niet gemakzuchtig of luchtig over maar ik ben wel vastberaden om deze tent verder op orde te brengen omdat de krijgsmacht dat ook verdient en er op de krijgsmacht een enorm groot beroep wordt gedaan.

Het onderzoek naar de koopkracht loopt in feite af. Ik ben het met de heer Knops eens dat we een verdere daling van het percentage bbp moeten voorkomen. Het goede nieuws is dat er sprake is van economische groei. Je moet dan wel een extra stapje doen om het budget van Defensie in lijn te houden met die groei. De CDS (Commandant der Strijdkrachten) doet onderzoek naar prijsstijgingen bij Defensie. Daarover heb ik de Kamer reeds geïnformeerd in een vrij recente brief. De motie die daarover is ingediend, is mijns inziens dan ook overbodig.

De heer Houwers heeft het gehad over het versimpelen van procedures in bedrijfsvoering. Dat is inderdaad ook een van de zaken die we graag willen regelen in het kader van het voorzien in bepaalde maatregelen. Ik heb de Kamer daarover een brief toegezegd die zij een dezer dagen zal ontvangen en die brief heeft met name te maken met de vrachtauto, de buitenspiegel en dat soort zaken.

Mevrouw Belhaj zei aan het eind van haar betoog dat iedereen hard werkt. Het is fijn dat zij dat nog even benadrukte, maar zij wilde vooral het signaal afgeven dat de problemen allemaal moeten worden opgelost. Dat is ons ook helder. Dat is precies waar alle neuzen en ogen op gericht zijn, zowel binnen als buiten Defensie.

De motie van de heer De Roon over 100 miljoen is in feite een ongedekte motie zodat ik daar heel weinig mee kan. Daarbij komt dat de Koninklijke Marechaussee twee keer structureel een intensivering heeft gehad direct na de aanslagen in Parijs. Bovendien is in het kader van de afgelopen Voorjaarsnota 25 miljoen incidenteel naar de Koninklijke Marechaussee gegaan. Juist bij de Koninklijke Marechaussee waar overigens net als bij de andere krijgsmachtdelen veel spanning op staat, kijken we heel goed wat een uitbreiding van de taken betekent. Ik ben het namelijk met de heer De Roon eens dat je niet eindeloos tijdelijke maatregelen kunt blijven nemen, zoals het intrekken van verloven, het schrappen van opleidingen en het draaien van overuren. Dat houdt een keer op. Dan moet er gewoon geld bij. Dan wordt een incidentele taak een structurele taak. Dat is ook steeds wat ik probeer aan te geven. De heer De Roon weet net zo goed als ik dat V en J hierin ook een belangrijke rol speelt. Zoals gezegd, kent de motie geen dekking en gaat deze ook voorbij aan de intensivering die reeds heeft plaatsgevonden, zodat ik haar moet ontraden.

De motie van de heer Knops over het BIV moet ik eveneens ontraden. Opheffen vind ik op dit moment ook niet zo heel erg logisch. Er is veel om te doen geweest bij het aantreden van dit kabinet. Vorig jaar is er 60 miljoen euro toegevoegd waarmee de systematiek wat tot rust gekomen en het bedrag tot de oorspronkelijke volledige ruimte is aangevuld. In het kader van «pick your battles» wil ik wat de motie beoogt dan ook niet voorstellen. Het BIV zal in deze kabinetsperiode niet worden ontmanteld. Ik ontraad daarom de motie.

De heer Knops (CDA):

De Minister zegt «pick your battles», dus kennelijk vindt zij het wel interessant, maar als er op een andere manier meer geld in het verschiet ligt, kan ik mij voorstellen dat de Minister de motie ontraadt.

De voorzitter:

Dat betekent dat u de motie intrekt of aanhoudt? Ik constateer dat u daar nog over wilt nadenken.

Minister Hennis-Plasschaert:

Dan kom ik bij de derde motie en die gaat over de koopkracht. In feite heb ik daar al op gereageerd. Ik moet de motie ontraden omdat er al van alles en nog wat loopt en de Kamer nog geïnformeerd zal worden. De motie is dus volstrekt overbodig.

Dan kom ik op de motie van mevrouw Belhaj. Ik zou hiervoor willen verwijzen naar mijn reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer Daarin staat namelijk dat er een plan van aanpak komt. Ik heb deze motie daarvoor dan ook niet nodig. De toezegging hieromtrent is reeds gedaan zodat de motie overbodig is.

Mevrouw Belhaj (D66):

Het klopt dat de Minister zelf heeft aangegeven in reactie op het rapport van de Rekenkamer dat ze voor de zomer met een plan van aanpak komt. Echter, «voor de zomer» is een heel relatief begrip in de Kamer, want voor de zomer horen we ook of we doorgaan met de missies. Ik zou dan ook graag een heldere datum horen. Als voor de zomer inhoudt voor 1 juli, dan is deze motie niet meer nodig.

Minister Hennis-Plasschaert:

Als het voor 1 juli lukt, dan is dat mooi. Wat mij betreft is het z.s.m., maar het moet wel zorgvuldig gebeuren en het moet ook allemaal kloppen. Dat is ook een van de punten waar de Algemene Rekenkamer eerder op wees, namelijk dat het wellicht goed is dat de Kamer af en toe wat rust inbouwt in bepaalde processen in plaats van altijd maar te jagen op nieuwe deadlines en snelheid te betrachten, omdat dat de zorgvuldigheid niet per se ten goede komt.

Mevrouw Belhaj (D66):

Kan de Minister dan aangeven wat «voor de zomer» is? Is dat 1 augustus of 1 september?

Minister Hennis-Plasschaert:

Er wordt hard aan gewerkt. Het is in de bestuursraad geweest. Dat betekent dat we al heel ver zijn en dat het heel goed voor 1 juli kan zijn of daarna. Zo simpel is het.

De tweede motie van mevrouw Belhaj ging over de ernstige onvolkomenheid in de logistieke keten voor reservedelen. Wij rapporteren al over alles wat in deze motie wordt opgesomd aan de Kamer. Ik zie dus niet zo goed in waarom ik hierover opnieuw zou moeten rapporteren. Het verbaast mij ook dat de heer Knops deze motie heeft meeondertekend. Wat wordt hier nu voorgesteld? Dat we van alles en nog wat gaan bundelen of dat we het overzicht behouden en per onderdeel blijven rapporteren? Wij rapporteren aan de Kamer en de Algemene Rekenkamer oordeelt. Laten we dat ook zo houden. De Kamer krijgt het plan van aanpak. Alle trajecten zijn gebundeld. Er wordt echt veel en vaak aan de Kamer gerapporteerd. Dus ook deze motie wil ik ten zeerste ontraden.

Dan kom ik op de laatste motie, waarin de regering wordt verzocht een externe partij voor 1 februari 2017 de structuur en bedrijfscultuur bij Defensie te laten onderzoeken. Het aardige is dat een ander lid van de Kamer, mevrouw Eijsink, heeft gezegd: we weten nu eigenlijk wel genoeg, we hebben al zo veel rapporten en eigenlijk heb ik geen zin meer in het ibo. Dat ibo ga ik overigens wel doen want het Ministerie van Financiën is daar zeer op gesteld en gebrand en daarmee ook ik, aangezien het alles te maken heeft met een mogelijke intensivering. Ik ga niet wederom een externe partij haar licht laten schijnen over de Defensieorganisatie, ook omdat niet iedere externe partij begrijpt hoe de organisatie in elkaar zit. We hebben echt heel veel informatie. Er komt nog een ibo Gereedheid. Daar zit standaard de externe betrokkenheid bij. Ik moet deze motie dan ook ontraden.

De voorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het eind van dit overleg. De stemmingen over de moties zullen aanstaande dinsdag plaatsvinden. De stemmingen over het Jaarverslag en de Slotwet zullen naar verwachting, hoogstwaarschijnlijk, in de laatste week voor het zomerreces plaatsvinden. Als ik het wel heb, is dat over drie weken.

We hebben twee toezeggingen genoteerd.

  • De Minister gaat nog duidelijker aangeven in rapportages en brieven wat het aandeel van de pensioenen en uitkeringen is.

  • De Minister stuurt een brief over wat mogelijk is om het bedrag van pensioenen en uitkeringen apart te boeken.

Ik dank de Minister en haar ambtenaren voor de beantwoording en voorbereiding, evenals de leden van de Kamer voor hun bijdrage. Ook dank ik degenen die dit debat hebben gevolgd op de publieke tribune, thuis, op de eilanden of waar dan ook.

Sluiting 18.03 uur.