Kamerstuk 34475-I-1

Jaarverslag van de Koning 2015

Dossier: Jaarverslag en slotwet van de Koning 2015

Gepubliceerd: 18 mei 2016
Indiener(s): Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34475-I-1.html
ID: 34475-I-1

Nr. 1 JAARVERSLAG 2015 VAN DE KONING (I)

Aangeboden 18 mei 2016

GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN VERDEELD OVER DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

Gerealiseerde uitgaven 2015, totaal 41.021 (bedragen x € 1.000)

Gerealiseerde uitgaven 2015, totaal 41.021 (bedragen x € 1.000)

Geraliseerde ontvangsten, totaal 58 (bedragen x € 1.000)

Geraliseerde ontvangsten, totaal 58 (bedragen x € 1.000)

INHOUDSOPGAVE

A

Algemeen

4

1

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

4

2

Leeswijzer

6

     

B

Niet-beleidsartikelen

8

1

Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

8

2

Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning

10

3

Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

14

4

Bedrijfsvoeringsparagraaf

17

     

C

Jaarrekening

18

1

Verantwoordingsstaat 2015 van de begroting van de Koning

18

2

Saldibalans per 31 december 2015 van de Koning

19

     

D

Extracomptabele bijlage

21

1

Gerealiseerde uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd

21

2

Overige onderwerpen

24

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van de Koning (I) over het jaar 2015 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Algemene Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2015 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • 1. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • 2. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • 3. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • 4. de betrokken saldibalans.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2015;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2015 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2015, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2015 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

De begroting van de Koning geeft door middel van drie artikelen inzicht in de geraamde uitgaven ten behoeve van de uitoefening van het koningschap. Artikel 1 bevat de grondwettelijke uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis zoals vastgelegd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH). Artikel 2 geeft inzicht in de functionele uitgaven die gepaard gaan met de uitoefening van het koningschap, welke op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning bij de Minister-President worden ingediend en ten laste van deze begroting worden betaald. Artikel 3 geeft de doorbelaste uitgaven van andere begrotingen weer. Deze uitgaven hangen wel functioneel samen met het koningschap, maar lopen niet via de Dienst van het Koninklijk Huis.

Het jaarverslag van de Koning geeft de daadwerkelijke uitgaven op bovenstaande artikelen weer. In onderdeel B van dit jaarverslag zal per artikel worden ingegaan op de realisaties in 2015. Verschillen tussen budgettaire raming en realisatie zijn op artikelniveau toegelicht.

Uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan de desbetreffende ministeries. Voor artikel 1 geschiedt de afrekening in het lopende begrotingsjaar. Voor de artikelen 2 en 3 vindt de afrekening van de voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis respectievelijk het Ministerie van Defensie in het volgende begrotingsjaar plaats, omdat na afloop van het begrotingsjaar de eindverantwoordingen worden ingediend. Uitgangspunt is dat de kas-/verplichtingengegevens zoals die uit de begrotingsregistratie blijken, bepalend zijn voor dit jaarverslag. Om inzicht te geven in de daadwerkelijk door de Dienst van het Koninklijk Huis gemaakte functionele kosten en de feitelijke uitgaven van het Militaire Huis is in de toelichting bij de begrotingsartikelen 2 en 3 gebruikgemaakt van de ontvangen eindverantwoording van de Dienst van het Koninklijk Huis respectievelijk het Ministerie van Defensie. Om die reden wordt in de toelichting het verschil tussen de betaalde voorschotten (het geautoriseerde budget) en de daadwerkelijk ingediende eindverantwoording gepresenteerd. De ontvangsten bij de artikelen in dit jaarverslag hebben betrekking op ontvangsten uit hoofde van lagere ingediende declaraties, ten opzichte van de verstrekte voorschotten, van het voorgaande jaar.

In aansluiting op de bepaling zoals die in artikel 8 van de Comptabiliteitswet is opgenomen, hebben de begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze verantwoording het karakter van een niet-beleidsartikel.

Onderdeel C van dit jaarverslag bevat de jaarrekening, met daarin de verantwoordingsstaat en de saldibalans met toelichting.

Groeiparagraaf

In het voorjaar van 2015 heeft een evaluatie van de begroting van de Koning plaatsgevonden (Kamerstukken II 2014–2015 34 000 I, nr. 11). In juni 2015 heeft het kabinet aangegeven de aanbevelingen uit het evaluatierapport over te nemen, om daarmee te voorzien in verdere transparantie op de begroting van de Koning. Na de ontwerpbegroting van de Koning 2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 I, nr. 1 en 2), krijgen deze aanbevelingen nu ook hun beslag in het jaarverslag over 2015. Dit jaarverslag bevat namelijk ook een extracomptabele bijlage waarin de gerealiseerde uitgaven van andere begrotingen zijn gepresenteerd. Het betreft uitgaven die onder de verantwoordelijkheid van een andere Minister vallen dan de Minister-President, die verantwoordelijk is voor de begroting van de Koning, maar die wel in verband met de uitoefening van het koningschap kunnen worden gezien. Het gaat om de begrotingen van Veiligheid en Justitie en Defensie voor beveiliging, Wonen en Rijksdienst voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. Door de gerealiseerde uitgaven op een integrale wijze bij het jaarverslag van de Koning te presenteren middels deze bijlage, wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot. De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid voor de respectievelijke begrotingsposten.

Daarnaast is dit jaarverslag voorzien van uitgebreidere toelichtingen en meer contextinformatie bij de uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap. Dit betreft niet alleen de begrotingsposten die op de begroting van de Koning staan, maar met name ook de posten die op andere, bovengenoemde, begrotingen staan.

Ten slotte is een bedrijfsvoeringsparagraaf opgenomen in dit jaarverslag.

B. NIET-BELEIDSARTIKELEN

1. Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis (artikel 1)

1.1 Algemene toelichting

Op dit begrotingsartikel worden de grondwettelijke uitkeringen verantwoord krachtens de aangepaste Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH). De technische aanpassing en actualisering van deze wet, die in 2008 door de Staten-Generaal is aanvaard (Kamerstukken II, 31 505) en gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2008, 535), vormt de basis voor de uitkeringen op dit begrotingsartikel.

1.2 Budgettaire gevolgen

Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2011

2012

2013

2014

2015

2015

2015

Verplichtingen

7.163

7.208

7.463

7.592

7.741

7.659

82

Uitgaven

7.163

7.208

7.463

7.592

7.741

7.659

82

Ontvangsten

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

De grondwettelijke uitkeringen zijn opgebouwd uit twee componenten: een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt, en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

Het inkomen van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis volgt het netto-inkomen van de vicepresident van de Raad van State. Dat inkomen volgt de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Zowel het inkomensbestanddeel van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis als de salarissen van de hofhouding volgen de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Voor het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component geldt een indexatie aan de consumentenprijsindex die in de WFSKH is vastgelegd.

De verplichtingen en de uitgaven in dit begrotingsartikel betreffen de definitieve bedragen.

Grondwettelijke uitkering aan: (bedragen x € 1.000)
 

A

B

Totaal

De Koning

856

4.509

5.365

De echtgenote van de Koning

339

586

925

De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

483

968

1.451

Totaal

1.678

6.063

7.741

Het verschil ten opzichte van de oorspronkelijke raming wordt verklaard door het besluit de nullijn voor de ambtenarensalarissen los te laten en door een hogere consumentenprijsindex. Per saldo leidt dit tot hogere uitgaven.

Zoals aangekondigd in de ontwerpbegroting van de Koning 2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 I, nr. 1 en 2) werd, naar aanleiding van het loslaten van de nullijn voor ambtenarensalarissen, rekening gehouden met een stijging van de grondwettelijke uitkeringen van € 43.000 in 2015. Deze indexering is budgettair verwerkt in de tweede suppletoire begroting van de Koning 2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 350 I, nr. 1). De feitelijke ontwikkeling is gebaseerd op de bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State, waarin het Uitvoeringsakkoord sector Rijk (Stcr. 2015, nr. 15672) en de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk (Stcr. 2015, nr. 36581) zijn verwerkt. De belangrijkste elementen hieruit betreffen: contractloonstijging van 0,8% met ingang van 1 januari 2015 en 1,25% met ingang van 1 september 2015 en een eenmalige uitkering van € 500 (bruto). Dit werkt ook door naar de personele uitgaven binnen de B-component, op basis van de ontwikkeling in de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel. Daarnaast is een hogere consumentenprijsindex van toepassing bij de indexering van het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component. Deze ontwikkelingen leiden tot een bijstelling van € 39.000 ten opzichte van het bij tweede suppletoire begroting van de Koning 2015 geautoriseerde bedrag.

2. Functionele uitgaven van de Koning (artikel 2)

2.1 Algemene toelichting

Dit begrotingsartikel bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap en die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning worden ingediend bij de Minister-President en ten laste van deze begroting zijn betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component en overige specifieke uitgaven, betreffende de uitgaven voor de inzet van luchtvaartuigen en de uitgaven voor de reis- en verblijfkosten die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk. De uitputting van dit begrotingsartikel vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis.

De primaire taak van de Dienst van het Koninklijk Huis is de ondersteuning van Koning Willem-Alexander, Koningin Máxima en Prinses Beatrix en overige leden van het Koninklijk Huis bij hun dagelijkse werkzaamheden. De Dienst van het Koninklijk Huis bestaat uit het Civiele Huis en het Militaire Huis. De diverse hofdepartementen van het Civiele Huis kennen ieder hun eigen discipline. Dit betreft onder meer administratie en financiën, huishoudelijke diensten, onderhoud en beheer van ter beschikking gestelde paleizen, vervoer en tevens beleidsinhoudelijke en praktische ondersteuning. Leden van het Militaire Huis ondersteunen de coördinatie en de uitvoering van evenementen en diverse veiligheidsaspecten rondom het Koninklijk Huis. Voor de Dienst van het Koninklijk Huis werken bijna 300 medewerkers, die actief zijn in Den Haag, Wassenaar, Amsterdam, Apeldoorn en Baarn.

Naar aanleiding van de evaluatie van de begroting van de Koning (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000 I, nr. 11) worden de onderhoudsuitgaven voor de Groene Draeck niet meer op de begroting van de Koning geraamd en verantwoord, maar op de begroting en het jaarverslag van het Ministerie van Defensie. Uit de evaluatie is gebleken dat deze uitgaven niet meer thuishoren op de begroting van de Koning. De Groene Draeck is verbonden aan de voormalige drager van de kroon en de uitgaven daarvoor kunnen niet meer worden beschouwd als functioneel ten behoeve van de huidige Koning. Ter bevordering van de inzichtelijkheid wordt in de extracomptabele bijlage bij dit jaarverslag aandacht besteed aan de Groene Draeck.

2.2 Budgettaire gevolgen

Functionele uitgaven van de Koning (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2011

2012

2013

2014

2015

2015

2015

Verplichtingen

26.735

27.041

27.025

26.833

27.554

26.826

728

Uitgaven

26.735

27.041

27.025

26.833

27.554

26.826

728

Ontvangsten

824

301

293

65

0

0

0

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting is er een verschil bij de uitgaven. De hogere uitgaven zijn het saldo van de loon- en prijsbijstelling, de eindafrekening over 2014, de overheveling naar Defensie van het budget voor de Groene Draeck en de budgettaire compensatie voor de uitvoering van de loonruimteovereenkomst publieke sector. In de eerste en tweede suppletoire begroting van de Koning 2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 210 I, nr. 1 en 2 en Kamerstukken II, 2015–2016, 34 350 I, nr. 1 en 2) zijn deze mutaties uitgebreid toegelicht.

Onderstaande tabel maakt het verloop van de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel inzichtelijk. De realisatie betreft de gegevens zoals deze door de Dienst van het Koninklijk Huis zijn verantwoord in de eindafrekening over 2015. Om een volledig inzicht te geven in de uitputting worden deze gegevens afgezet tegen het geautoriseerde budget inclusief de suppletoire begrotingsmutaties. Zoals in de leeswijzer is gemeld, betreffen deze bedragen niet de begrotingsbelasting van de begroting van de Koning in 2015.

Functionele uitgaven van de Koning 2015 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

(1)

Geautoriseerde budget

(2)

Verschil

(1)–(2)

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

16.318

17.278

– 960

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

9.689

9.013

676

Materiële uitgaven faunabeheer

285

290

– 5

Uitgaven voor luchtvaartuigen

632

893

– 261

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

106

80

26

Subtotaal

27.030

27.554

– 524

Budgettaire verwerking eindafrekening 2014

   

500

Totaal

   

– 24

Indien rekening wordt gehouden met de budgettaire verwerking van de reeds in het jaarverslag van de Koning 2014 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 200 I, nr. 1) vermelde eindafrekening van de Dienst van het Koninklijk Huis over 2014, later de functionele uitgaven over 2015 per saldo een onderuitputting zien van € 24.000. De budgettaire compensatie van € 500.000 voor de eindafrekening 2014 heeft plaatsgevonden bij tweede suppletoire begroting van de Koning 2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 350 I, nr. 1 en 2). Deze uitgaven werden reeds in 2014 gerealiseerd. De eindafrekening over 2015 zal leiden tot een ontvangst van € 24.000 op de begroting van de Koning in 2016, die bij de eerste suppletoire begroting zal worden verwerkt.

Per onderdeel van de functionele uitgaven wordt een nadere toelichting gegeven.

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

Deze personeelsuitgaven hebben betrekking op 246 fte; dit is exclusief 15 post-actieven. Tevens is dit exclusief de personeelsleden die worden betaald uit de B-component. De uitgaven voor actief personeel betreffen de personeelsinzet ten behoeve van o.a. het departement van de hofmaarschalk, het Koninklijk Huisarchief, het Koninklijk Staldepartement (chauffeurs/monteurs, koetsiers en onderhoudspersoneel) en de personeelsinzet voor de facilitaire functies voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam). De lagere personele uitgaven zijn het gevolg van een lagere personeelsbezetting door het aanhouden van vacatures. Dit is onder meer opgevangen door inhuur en uitbesteding.

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

De materiële uitgaven hebben betrekking op de instandhouding van het rijtuigenpark (auto’s, paarden en rijtuigen) en de gebruikskosten voor de eerder genoemde paleizen (inclusief de verwarming en verlichting voor de drie hiervoor genoemde locaties). Daarnaast bevatten zij de uitgaven voor telecommunicatie, advisering en de accountantscontrole, alsmede de uitgaven van facilitaire aard zoals voor bureauvoorzieningen. Ten slotte worden binnen de materiële uitgaven ook de uitgaven verantwoord die betrekking hebben op het departement Faunabeheer. Dit bevat een tegemoetkoming in de infrastructuurkosten van Kroondomein Het Loo. De hogere materiële uitgaven zijn het gevolg van de eerder gemelde inhuur en uitbesteding voor het opvangen van de onderbezetting op personeelsgebied.

Uitgaven voor luchtvaartuigen

De uitgaven voor luchtvaartuigen (met uitzondering van staatsbezoeken en werkbezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk) betreffen de uitgaven voor vliegkosten van het Koninklijk Huis. Het betreft zowel de uitgaven voor de inzet van het regeringsvliegtuig en andere luchtvaartuigen in het beheer bij het Rijk alsmede civiele inhuur. Op grond van het Besluit van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie, van 20 december 2013, nr. IENM/BSK-2013/304193, tot wijziging van het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht in verband met de troonswisseling en de aanpassing van de franchise voor het Koninklijk Huis (Staatscourant 2014, nr. 188), kunnen de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis gebruikmaken van het regeringsvliegtuig.1 Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet, kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer van het Ministerie van Defensie. Indien zowel het regeringsvliegtuig als de luchtvaartuigen van Defensie niet beschikbaar zijn, draagt de vluchtcoördinator zorg voor civiele inhuur.2 Het budget voor privévluchten is met ingang van 2014 komen te vervallen.

Uitgaven voor luchtvaartuigen 2015 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie (1)

Vastgestelde begroting (2)

Verschil (1)-(2)

Inzet regeringsvliegtuig (PH-KBX)

369

424

– 55

Helikopterinzet (Alouette)

18

134

– 116

Inhuur civiele luchtvaartuigen

245

335

– 90

Totaal

632

893

– 261

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

De uitgaven die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden verantwoord. In 2015 heeft een bezoek plaatsgevonden aan Curaçao, Bonaire en Aruba.

3. Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen (artikel 3)

3.1 Algemene toelichting

Op dit begrotingsartikel zijn de uitgaven verantwoord die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap. Het gaat om de uitgaven van het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis, de Rijksvoorlichtingsdienst in het kader van de voorlichting en het Kabinet van de Koning.

3.2 Budgettaire gevolgen

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2011

2012

2013

2014

2015

2015

2015

Verplichtingen

5.960

5.994

6.118

5.691

5.726

5.600

126

Uitgaven

5.960

5.994

6.118

5.691

5.726

5.600

126

Ontvangsten

0

108

125

131

58

0

58

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting is er een verschil bij zowel de uitgaven als de ontvangsten. De ontvangsten vloeien voort uit de eindafrekening voor het Militaire Huis over 2014. In eerste en tweede suppletoire begroting 2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 210 I, nr. 1 en 2 en Kamerstukken II, 2015–2016, 34 350 I, nr. 1 en 2) is het budget verhoogd en zijn deze mutaties uitgebreid toegelicht.

De hiernavolgende tabel geeft inzicht in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel, dat bestaat uit een personele en een materiële component. Om een volledig inzicht te geven in de uitputting worden deze gegevens afgezet tegen het geautoriseerde budget inclusief de suppletoire begrotingsmutaties in 2015.

Voor het Militaire Huis betreft de realisatie de gegevens zoals deze door het Ministerie van Defensie zijn verantwoord in de eindafrekening over 2015. De begroting is gebaseerd op realisatiecijfers van het Ministerie van Defensie per rang van het voorgaande jaar. De afrekening is op basis van de daadwerkelijke salarisbetaling per functionaris. Zoals in de leeswijzer is gemeld, betreft dit niet de begrotingsbelasting van de begroting van de Koning in 2015. Doordat de uitgaven lager zijn dan geraamd, zal de eindafrekening van het Militaire Huis leiden tot afgerond € 15.000 ontvangsten op artikel 3 van de begroting van de Koning in 2016, die bij de eerste suppletoire begroting zullen worden verwerkt. Indien rekening wordt gehouden met de suppletoire begrotingsmutaties, komen de realisaties van de Rijksvoorlichtingsdienst € 14.000 lager uit dan geraamd. Dit heeft met name te maken met lagere personele uitgaven dan geraamd. Bij het Kabinet van de Koning is, rekening houdend met de suppletoire begrotingsmutaties, sprake van een onderuitputting van € 34.000. Dit is met name bereikt door strikt financieel management en het later in dienst treden van medewerkers op detacheringsbasis.

Doorbelaste uitgaven 2015 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie (1)

Geautoriseerde budget (2)

Verschil (1)-(2)

Doorbelaste personele uitgaven

4.216

4.197

19

Doorbelaste materiële uitgaven

1.495

1.577

– 82

Totaal

5.711

5.774

– 63

waarvan Rijksvoorlichtingsdienst

1.577

1.591

– 14

waarvan Militaire Huis

1.780

1.795

– 15

waarvan Kabinet van de Koning

2.354

2.388

– 34

Rijksvoorlichtingsdienst

De Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) verzorgt de communicatie over de Koning en de leden van het Koninklijk Huis. Het betreft jaarlijks de volgende activiteiten:

  • a. mediabegeleiding van circa 250 publieke optredens in binnen- en buitenland, zoals evenementen en staatsbezoeken;

  • b. woordvoering en beantwoording van mediavragen en afhandeling van interviewverzoeken;

  • c. uitgeven van ruim 300 persberichten over de activiteiten en werkzaamheden;

  • d. inhoudelijk beheer van de online communicatieactiviteiten zoals Facebook, Twitter, YouTube en de website.

Bij de uitvoering van deze activiteiten wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds. De personele inzet voor de uitvoering van deze taken bedroeg 12 fte.

Militaire Huis

Het Militaire Huis is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH). De activiteiten van het Militaire Huis betreffen onder meer:

  • a. het (mede-)organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden van het Koninklijk Huis;

  • b. het coördineren van veiligheidsaspecten binnen de DKH en namens DKH met externe partners in de veiligheidsketen;

  • c. het onderhouden van de niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het Ministerie van Defensie;

  • d. het verzorgen van het militaire ceremonieel aan het hof.

De personeelsinzet voor de uitvoering van deze activiteiten betrof 15 fte.

Kabinet van de Koning

Het Kabinet van de Koning ondersteunt als kleine, eigenstandige overheidsorganisatie de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeert als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering en bestuurlijke autoriteiten. Het Kabinet van de Koning valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister-President. De taken van het Kabinet van de Koning omvatten met name:

  • a. Informeren van de Koning ten behoeve van zijn gesprekken met binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het koninkrijk en werkbezoeken. Voorbeelden van ontvangsten zijn het aanbieden van geloofsbrieven door ambassadeurs van andere landen en het beëdigen van hoge functionarissen waarvoor in de wet is vastgelegd dat dit geschiedt ten overstaan van de Koning. Bezoeken van de Koning omvatten, naast de genoemde buitenlandse bezoeken, onder meer werkbezoeken met ministers en staatssecretarissen en streekbezoeken. Die laatste legt Koning Willem-Alexander af samen met Koningin Máxima.

  • b. Tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening voorleggen van alle door de ministeries en de Staten-Generaal aangeboden stukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie. Om vertraging in het wetgevingsproces te voorkomen, ondertekent de Koning bij verblijf in het buitenland de wetten en besluiten op zijn tablet. Bij terugkomst in Nederland ondertekent de Koning deze stukken nogmaals op papier.

  • c. Opstellen en overbrengen van boodschappen aan andere staatshoofden en aan internationale autoriteiten;

  • d. Behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften. Deze brieven worden op het Kabinet aan de hand van een analyse van de onderhavige problematiek overgedragen aan de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein.

  • e. Registreren, bewaren en aan het Nationaal Archief overdragen van wetten en koninklijke besluiten.

De personele inzet voor de uitvoering van deze taken was gemiddeld 25 fte.

4. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Rechtmatigheid

Bij de uitvoering van de op de begroting van de Koning van toepassing zijnde planning & controlcyclus zijn omtrent de rechtmatigheid de afgesproken toleranties niet overschreden.

Totstandkoming beleidsinformatie

Niet van toepassing.

Financieel en materieelbeheer

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

C. JAARREKENING

1 VERANTWOORDINGSSTAAT 2015 VAN DE BEGROTING VAN DE KONING (I)

Verantwoordingsstaat 2015 van de begroting van de Koning (I) (bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

40.085

40.085

0

41.021

41.021

58

936

936

58

 

Niet-beleidsartikelen

                 

1

Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

7.659

7.659

0

7.741

7.741

0

82

82

0

2

Functionele uitgaven van de Koning

26.826

26.826

0

27.554

27.554

0

728

728

0

3

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

5.600

5.600

0

5.726

5.726

58

126

126

58

2. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2015 VAN DE KONING (I)

Saldibalans per 31 december 2015 van de Koning (bedragen X € 1.000)

Activa

Passiva

 

31-12-2015

31-12-2014

 

31-12-2015

31-12-2014

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

41.021

40.116

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

58

196

3)

Liquide middelen

0

0

       

4)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding De Koning

0

0

4a)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding Min v AZ

40.963

39.920

5)

Rekening-courant RHB

Begrotingsreserve

0

0

5a)

Begrotingsreserves

0

0

6)

Uitgaven buiten begrotingsverband (=intra-comptabele vorderingen)

0

0

7)

Ontvangsten buiten begrotingsverband (=intra-comptabele schulden)

0

0

8)

Kas-transverschillen

0

0

       

Subtotaal

41.021

40.116

Subtotaal

41.021

40.116

9)

Openstaande rechten

0

0

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

0

10)

Extra-comptabele vorderingen

0

0

10a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

0

0

11a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

0

0

11

Extra-comptabele schulden

0

0

12)

Voorschotten

28.849

28.708

12a)

Tegenrekening voorschotten

28.849

28.708

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

0

13)

Garantieverplichtingen

0

0

14a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

0

0

14)

Openstaande verplichtingen

0

0

15)

Deelnemingen

0

0

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

Totaal

69.870

68.824

Totaal

69.870

68.824

Toelichting bij de saldibalans per 31 december 2015 van de Koning (I)

1 en 2) Begrotingsuitgaven en begrotingsontvangsten

Verrekening van de begrotingsuitgaven en de begrotingsontvangsten 2015 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

4a) Rekening-courant RHB Ministerie van AZ

Voor een toelichting wordt verwezen naar de financiële verantwoording van begrotingshoofdstuk III.

12) Voorschotten

De betalingen die aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan het Ministerie van Defensie zijn gedaan worden onder de voorschotten opgenomen voor zover het betalingen betreft waarover de controlerende instantie nog geen verklaring heeft kunnen afgeven. Afwikkeling van de voorschotten zal plaatsvinden in 2016.

In 2015 is aan voorschotten verstrekt:

  • Dienst van het Koninklijk Huis: € 27.054.000

  • Ministerie van Defensie: € 1.795.000

D. EXTRACOMPTABELE BIJLAGE

Op de begroting van de Koning staan naast de grondwettelijke uitkeringen aan de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis (artikel 1), ook de uitgaven die functioneel samenhangen met de uitoefening van het koningschap (artikel 2 en 3). De Minister-President is verantwoordelijk voor de begroting van de Koning. Binnen de Rijksbegroting worden ook op begrotingen van andere ministeries uitgaven geraamd die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd. Het gaat om de begrotingen van Veiligheid & Justitie en Defensie voor de beveiliging, Wonen & Rijksdienst voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. De betreffende ministers zijn ervoor verantwoordelijk.

De begroting van de Koning en deze andere begrotingen vormen het stelsel van te ramen en verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap. In het voorjaar van 2015 heeft een evaluatie van de begroting van de Koning en het samenhangende stelsel plaatsgevonden (Kamerstukken II 2014–2015 34 000 I, nr. 11). Naar aanleiding van deze evaluatie is met ingang van de begroting 2016 een extracomptabele bijlage opgenomen bij de begroting van de Koning, die bovengenoemde begrotingsposten op andere begrotingen weergeeft (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 I, nr. 1 en 2). Ook het jaarverslag over 2015 bevat een extracomptabele bijlage, waarin de gerealiseerde uitgaven van andere begrotingen zijn gepresenteerd. Door deze uitgaven op een integrale wijze bij het jaarverslag van de Koning te presenteren wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot. De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid voor de respectievelijke begrotingsposten.

Met ingang van dit jaarverslag zijn, naast de uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd, ook andere onderwerpen opgenomen in paragraaf 2 «Overige onderwerpen», zoals de in 2015 verantwoorde uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck en een verwijzing naar de stichtingen die vermogensbestanddelen bevatten die functioneel zijn voor de uitoefening van het koningschap.

1. Gerealiseerde uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd

De gerealiseerde uitgaven worden hieronder per begroting nader toegelicht.3

Buitenlandse Zaken (begroting V, artikel 4)

(x € 1.000)

Realisaties 2015

Buitenlandse Zaken

3.400

Voor inkomende en uitgaande staats-, officiële en werkbezoeken is een bedrag van € 1,8 miljoen uitgegeven. Dit betreft uitgaven voor reizen naar Canada, de Verenigde Staten, Denemarken, Duitsland en China. Daarnaast is € 1,4 miljoen uitgegeven voor de aanschaf en vervanging van inventarisgoederen die verband houden met staatsbezoeken en officiële ontvangsten. De inventarisgoederen worden door de Dienst van het Koninklijk Huis gebruikt bij bezoeken van buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, Corps Diplomatique en Internationale Organisaties. Tot slot is voor de Nieuwjaarsontvangst en het diner voor het Corps Diplomatique op uitnodiging van de Koning € 0,2 miljoen uitgegeven.

Wonen en Rijksdienst (begroting XVIII, artikel 6)

(x € 1.000)

Realisaties 2015

Wonen en Rijksdienst

15.149

In 2015 is voor de bijdrage aan de Rijksgebouwendienst voor huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken € 36,5 mln. gerealiseerd, hiervan is € 15,1 mln. voor de paleizen.

Aan de Koning zijn Paleis Huis ten Bosch, het Koninklijk Paleis te Amsterdam en Paleis Noordeinde ter beschikking gesteld.

In 2015 heeft Wonen en Rijksdienst € 15,1 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf vergoed voor gebruiksvergoeding en kleinere (onderhouds)projecten voor de paleizen. De € 15,1 mln. voor de paleizen bestaat uit een aantal componenten.

  • Ten eerste de zogenaamde «1-opslag» van ca. € 50/m2 BVO (bruto vloer oppervlak). Deze opslag is een vergoeding voor belastingen, onderhoud en apparaatskosten RVB. De 1-opslag bedraagt ca. € 4 mln.

  • Ten tweede rente en afschrijving. Dit betreft de investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het RVB. Hiervan is ca. € 4 mln. rente en ca. € 5 mln. afschrijvingen.

  • Het restant (ca. € 2 mln.) zijn betalingen van WenR aan het RVB voor investeringen op basis van wet- en regelgeving (o.a. brandveiligheid), kosten voor kleinere aanpassingen en kosten voor de tijdelijke openstelling van de Oranjezaal in Paleis Huis ten Bosch. Een laatste afrekening van de kosten van deze openstelling zal in 2016 plaatsvinden.

Met de brief van 19 juni 2015 van de Minister voor Wonen en Rijksdienst (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000 XVIII, nr. 22) is de Kamer geïnformeerd over het in één keer uitvoeren van de renovatie van paleis Huis ten Bosch en het daarvoor bijgestelde budget. Het budget van € 35 mln. is verhoogd met € 24 mln. ten laste van het Rijksvastgoedbedrijf. Dit laatste bedrag is als dotatie aan de voorziening toegevoegd. In 2015 is er € 4,7 mln. aan kosten op het project gemaakt. Dit is onttrokken aan de voorziening.

Voorziening Paleis Huis ten Bosch per 31 december 2015

(Bedragen x € 1.000)

Stand 01-01-2015

Onttrekking

Dotatie

Vrijval

Stand 31-12-2015

Paleis Huis ten Bosch

16.899

– 4.730

24.000

0

36.169

Veiligheid en Justitie (begroting VI, artikel 36)

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft, op basis van onder andere de Politiewet 2012, de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging rondom de leden van het Koninklijk Huis en woon- en werkverblijven. Deze beveiliging, afhankelijk van de uitvoeringsafspraken per persoon en object, wordt in personele zin uitgevoerd door de ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie. De Minister voor Wonen en Rijksdienst zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven. Vanwege veiligheidsbelangen zijn gedane uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend naar de te beveiligen objecten en personen.

Defensie (begroting X, artikel 5 «Taakuitvoering Commando Koninklijke Marechaussee»), verantwoording uitgaven bewaking koninklijke paleizen

Algemene doelstelling

Het Commando Koninklijke marechaussee (CKMar) voert politietaken uit op grond van de Politiewet 2012 (PW). Deze taak wordt zowel nationaal als internationaal en tijdens missies uitgevoerd. Daarnaast levert het CKMar capaciteit aan de Commandant der Strijdkrachten voor deelname aan (militaire) missies waarbij het CKMar andere taken uitvoert dan die in de PW zijn opgedragen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de KMar. De uitvoering is opgedragen aan het Commando Koninklijke Marechaussee (CKMar). Het gezag over de Koninklijke Marechaussee berust bij meerdere ministeries. Afhankelijk van de betreffende taak zijn dat de ministeries van Veiligheid en Justitie (inclusief het Openbaar Ministerie en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid); Buitenlandse Zaken; Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en het Ministerie van Defensie.

Het CKMar heeft een takenpakket in binnen- en buitenland, zij houdt zich bezig met:

  • Bewaken en beveiligen van koninklijke paleizen, ambassades in risicogebieden, de Nederlandsche Bank en personen;

  • Handhaving van de Vreemdelingenwetgeving waaronder grenstoezicht en bestrijding van identiteit- en documentfraude, mensenhandel en mensensmokkel;

  • Handhaving openbare orde ten behoeve van Defensie en opsporing van strafbare feiten;

  • Bijdrage aan de opbouw van veiligheidssector in missiegebieden;

  • Politietaken en beveiliging van burgerluchtvaartterreinen;

  • Samenwerking met en bijstand aan de politie.

Naast het reguliere takenpakket fungeert het CKMar als strategische reserve voor de Nederlandse politie. Hiermee levert het CKMar direct of indirect een bijdrage aan de veiligheid van de Staat door optreden in binnen- en buitenland.

2. Overige onderwerpen

Defensie (begroting X, artikel 2 «Taakuitvoering Zeestrijdkrachten, onderdeel Instandhouding»), verantwoording uitgaven Groene Draeck

Onder deze post valt ook het onderhoud aan het schip de Groene Draeck. In 2015 is budget overgeheveld voor deze taak vanuit de begroting van de Koning (€ 51.000). In 2015 zijn onderhoudswerkzaamheden verricht aan de mast, het drinkwatersysteem, het sanitair en zijn conserveringswerkzaamheden uitgevoerd. Hiervoor was € 84.000 geraamd en hier is uiteindelijk € 73.000 aan uitgegeven, zodat sprake is van € 22.000 meerkosten.

Zoals gemeld in de brief aan de Tweede Kamer van 24 september 2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 X, nr. 6 en 34 300 I, nr. 6) zijn in de periode 2011–2015 door het Commando Zeestrijdkrachten meerkosten gemaakt. Er werd uitgegaan van een bedrag van € 223.000. Dit was voor met name aanvullend onderhoud aan de voortstuwingsinstallatie, herstel van het roefdek, schilderwerkzaamheden, het herstellen van de mast en onderhoud aan het tuigage en de zeilen. Hiervoor was € 223.000 geraamd en uiteindelijk is hier € 212.000 aan uitgegeven. De bovengenoemde meerkosten in 2015 van € 22.000 zijn hier onderdeel van. Dit betekent dat in 2015 een totaalbedrag van € 263.000 wordt verantwoord.

(x € 1.000)

Realisatie 2015

Budgetoverheveling vanuit de begroting van de Koning

51

Meerkosten 2011–2015

212

Totaal

263

Stichtingen

Op de website van het Koninklijk Huis is een overzicht van stichtingen opgenomen, waarin vermogensbestanddelen zijn ondergebracht die functioneel zijn voor het uitoefenen van het koningschap. Te denken valt aan de stichting Kroongoederen van het Huis Oranje-Nassau, waarin bijvoorbeeld de Gouden Koets is ondergebracht, en de stichting Koninklijke Geschenken, die de geschenken beheert welke aan de Koning zijn aangeboden bij bijvoorbeeld staatsbezoeken. Voor meer informatie over de stichtingen wordt verwezen naar de rubriek «Financiën Koninklijk Huis» op www.koninklijkhuis.nl. In deze rubriek is informatie beschikbaar over diverse aan het Koninklijk Huis gerelateerde financiële onderwerpen, zoals de begroting van de Koning, maar ook aan andere (financiële) onderwerpen die losstaan van de begrotingssystematiek.