Gepubliceerd: 6 november 2015
Indiener(s): Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34300-VIII-81.html
ID: 34300-VIII-81

Nr. 81 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2015

Voor u ligt de Mediabegroting 2016, met de concrete uitwerking van en aanvulling op artikel 15 (Media) uit de Rijksbegroting 2016 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW). Ik stuur u deze brief om het budget vast te stellen voor 2016 voor de media-instellingen en de taken die in de Mediawet 2008 zijn vastgelegd.

Leeswijzer

De brief is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 bevat het financiële kader voor de periode 2016–2020. In hoofdstuk 2 vindt u een terugblik op de resultaten van de landelijke publieke omroep en een vooruitblik op de komende jaren. Ook vindt u een toelichting op de beëindiging van de activiteiten van het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (hierna: Mediafonds) en de wijzigingen van de Mediawet 2008. Hoofdstuk 3 gaat in op de ontwikkelingen bij de regionale en lokale publieke omroep. Verder geef ik in de brief opvolging aan een aantal moties en toezeggingen.

Inhoudsopgave

1.

Financieel kader

2

1.1

Budget media

2

1.2

Uitgaven media

4

1.3

Meerjarenoverzicht budget en uitgaven

7

1.4

Algemene Mediareserve en frictiekosten

7

1.5

Landelijke publieke omroep

9

1.6

Regionale publieke omroep

12

1.7

Financieringsstromen media

13

     

2.

Landelijke publieke omroep

13

2.1

Terugblik

13

2.1.1

Naleving Prestatieovereenkomst 2010–2015

13

2.1.2

Programmatische terugblik

14

2.1.3

Onafhankelijke producties

14

2.2

Vooruitblik

15

2.2.1

Concessiebeleidsplan 2016–2020

15

2.2.2

Prestatieovereenkomst 2016–2020

16

2.2.3

Erkenningen 2016–2020

16

2.3

Mediafonds

16

2.4

Wijzigingen Mediawet 2008

17

2.5

Overig

18

     

3.

Regionale en lokale publieke omroep

19

3.1

Regionale publieke omroep

19

3.1.1

Slagvaardig en efficiënt

19

3.1.2

Samenwerking regionale en landelijke publieke omroep

19

3.1.3

Omrop Fryslân

20

3.1.4

Nieuwsbronnen in dunbevolkte gebieden

21

3.1.5

Regiodocumentaires

22

3.1.6

Provinciefonds

22

3.2

Lokale publieke omroep

22

     

Ter afsluiting

22

Onderliggende stukken1

  • Bijlage 1: bijlagen van hoofdstuk 1 van de mediabegrotingsbrief 2016:

    • a) de toelichting op de post Bijdragen mediabeleid («Bestedingsplan Bijdragen Mediabeleid 2016»);

    • b) frictiekosten;

    • c) aansluiting jaarverslagen 2014;

    • d) verdeling van € 7,7 miljoen over de regionale publieke omroepen.

  • Bijlage 2: de NPO heeft op 29 april 2015 de Terugblik 2014 (inclusief rapportage naleving Prestatieovereenkomst) toegezonden.

  • Bijlage 3: het Commissariaat voor de Media heeft op 30 juni 2015 de jaarlijkse verificatie van de naleving van de Prestatieovereenkomst toegestuurd.

  • Bijlage 4: de NPO heeft op 27 oktober 2015 de Financiële terugblik 2014 toegezonden.

  • Bijlage 5a: de NPO heeft op 15 september 2015 de Meerjarenbegroting

  • 2016–2020 toegezonden.

  • Bijlage 5b: de NPO heeft op 28 oktober 2015 de herziene Meerjarenbegroting 2016–2020 toegezonden.

  • Bijlage 6: het Commissariaat voor de Media heeft op 15 oktober 2015 zijn opmerkingen over de Meerjarenbegroting 2016–2020 toegezonden.

  • Bijlage 7: de Raad voor Cultuur heeft op 29 oktober 2015 zijn opmerkingen over de Meerjarenbegroting 2016–2020 toegezonden.

1 Financieel kader

1.1 Budget media

Het budget voor media wordt gevormd door de rijksbijdrage, de reclameopbrengsten (Ster-opbrengsten) en de rente op de Algemene Mediareserve (hierna: AMR). In tabel 1 treft u de stand van de begrotingspost «totale uitgaven» aan zoals die is opgenomen in de Rijksbegroting 2016 van OCW.2 Deze post van de Rijksbegroting fungeert als uitgangspunt voor de berekening van het totaal beschikbare budget voor media. In het beschikbare budget voor media zijn de meest recente inzichten in de wettelijke consumentenprijsindex (€ 9,8 miljoen voor het jaar 2016) en de reclameontvangsten (€ 204 miljoen voor het jaar 2016) meegenomen. De raming van de reclameontvangsten is € 7 miljoen hoger dan in de Rijksbegroting 2016.3 De bezuinigingen en ZBO-kortingen op de rijksbijdrage, zoals afgesproken en uitgewerkt, zijn verwerkt.

Tabel 1: Meerjarenbeeld van het beschikbare budget voor media

Bedragen in € 1.000

           
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand totale uitgaven van Artikel 15 (Media)

van de Rijksbegroting 2016

864.627

1.005.485

956.230

966.953

964.113

977.030

Uitgaven overige artikelen1

– 1.281

– 1.280

– 1.280

– 1.280

– 1.280

– 1.280

Technische mutatie jaarafsluiting 20142

142.837

         

Prijsindex 2015 doorwerking 2016

en verdere jaren3

 

6.749

6.395

6.427

6.462

6.511

Mutatie prijsindexen 2016 t/m 2020

 

9.761

17.051

25.051

33.227

41.663

Mutatie raming inkomsten van de Stichting Etherreclame (Ster)

 

7.000

       

Mutatie raming rente op AMR

           

Totaal beschikbaar budget Media

1.006.183

1.027.715

978.396

997.151

1.002.522

1.023.924

X Noot
1

De post «uitgaven overige artikelen» is de optelsom van de volgende posten die in tabel 15.2 van artikel 15 van de Rijksbegroting 2016 van OCW te vinden zijn: Bekostiging Basisinfrastructuur Cultuur 2013–2016 Vierjaarlijkse instellingen, Subsidies en Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 000 VIII, nr. 82.

X Noot
3

De dekking van de prijsbijstelling 2015 voor de jaren 2016 en verder wordt betrokken bij de besluitvorming Voorjaarsnota 2016.

Toelichting

De rijksbijdrage

De rijksbijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de systematiek van de Mediawet. Dit betekent dat voor deze begroting wordt gerekend met de huishoudensprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en met de consumentenprijsindex (hierna: prijsindex) voor 2016 van het Centraal Planbureau (hierna: CPB). De begroting voor 2016 is gebaseerd op een prijsindex van 1,2%. Ik volg daarmee de ramingen van het CPB zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning (hierna: MEV) 2016.4 Voor de jaren 2017 tot en met 2020 wordt voorzichtigheidshalve uitgegaan van een prijsindex van 1%.

Ontvangsten van de Stichting Etherreclame (Ster)

De ontvangsten van de Stichting Etherreclame (hierna: Ster) over 2014 bedragen € 217,6 miljoen.5 Daarmee vallen deze € 20,6 miljoen hoger uit dan de € 197 miljoen die in de Rijksbegroting 2014 geraamd was.6 De positieve resultaten van de Ster hangen samen met het WK voetbal en de Olympische Winterspelen en het feit dat de Ster in 2014 erin is geslaagd om meer omzet te realiseren.7

Meerjarenraming van de Ster

De Ster geeft een prognose af voor een netto afdracht van € 204 miljoen in 2016. Dit bedrag is € 7 miljoen hoger dan aanvankelijk in de Rijksbegroting 2016 van OCW was geraamd. Voor de periode 2017–2019 gaat de raming van de Ster uit van de volgende bedragen: € 203 miljoen in 2017, € 220 miljoen in 2018 en € 200 miljoen in 2019.8 Als gevolg van snelle ontwikkelingen in het mediagebruik en in de markt kan dit bedrag fluctueren. Daarom wordt jaarlijks bekeken of de raming bijstelling behoeft en kies ik ervoor om conservatief te ramen.

De verwachte rentebaten op de AMR

Voor het jaar 2016 worden de rentebaten op de AMR geraamd op € 0,5 miljoen. De rentebaten blijven gelijk met de raming van de Rijksbegroting 2016. Meer informatie over de AMR vindt u in paragraaf 1.4.

1.2 Uitgaven media

De totale uitgaven uit het mediabudget 2016 nemen per saldo toe ten opzichte van 2015. Zie tabel 2 voor de uitgaven in 2015 en 2016.

Tabel 2: Uitgaven media 2015 en 2016

Bedragen in € 1.000

   
 

2015

2016

Uitgaven

   

Landelijke publieke omroep

   

– Budget Landelijke publieke omroep inclusief index1

756.569

765.474

– Filmfonds van de omroep en Telefilm (CoBO) inclusief index

7.969

8.065

Regionale publieke omroep

   

– Budget Regionale publieke omroep2

155.794

157.664

Minderhedenprogrammering

0

0

Stichting Omroep Muziek (SOM)3

15.571

15.752

Uitzenden en uitzendgereedmaken (oud NOB)

25.274

25.577

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)4

20.538

23.345

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

17.202

17.408

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (voorheen: Stimuleringsfonds voor de Pers)

2.185

2.156

Mediawijsheid-expertisecentrum (Bewust mediagebruik)

1.498

1.498

Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON)

1.520

1.538

Bijdragen mediabeleid (Overige bekostiging media (uit rente AMR))

500

500

Commissariaat voor de Media (CvdM)5

4.573

5.298

Subtotaal uitgaven

1.009.192

1.024.275

Mutatie algemene mediareserve (AMR)

– 3.009

3.440

Totaal

1.006.183

1.027.715

X Noot
1

Inclusief onder andere het budget Stichting BVN en het budget Mediavoorziening Antillen (Caribische mediavoorziening).

X Noot
2

Zie paragraaf 1.6 van deze brief voor meer informatie.

X Noot
3

Inclusief zogenoemde naburige rechten. Deze rechten zijn bedoeld als vergoeding voor uitvoerende musici, koorleden en solisten in aanvulling op hun salaris.

X Noot
4

Jaar 2016: inclusief incidenteel additioneel budget voor de dekking van budgettaire knelpunten van Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

X Noot
5

Jaar 2016: inclusief additioneel budget in verband met een toename van de taken van het Commissariaat voor de Media.

Toelichting

Net zoals in voorgaande jaren, met uitzondering van 2012, neem ik de prijsindex in de uitgaven aan de instellingen op.9 Er zijn verder enkele wijzigingen die ik hierna zal toelichten.

Stichting Omroep Muziek (voorheen: Muziekcentrum van de Omroep)

Het budget voor de Stichting Omroep Muziek (hierna: SOM) is € 15,8 miljoen voor het jaar 2016. In dit bedrag is de prijsindex 2016 van circa € 0,2 miljoen opgenomen.

Uitzenden en uitzendgereedmaken

Het budget voor Uitzenden en uitzendgereedmaken (voorheen: NOB) in 2016 bedraagt € 25,6 miljoen. In dit bedrag is de prijsindex 2016 van circa € 0,3 miljoen opgenomen.

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

Het budget voor het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (hierna: NIBG) bedraagt in 2016 € 23,3 miljoen. Hierin zijn de prijsindex 2016 van circa € 0,3 miljoen en een incidenteel additioneel budget van € 2,5 miljoen voor de dekking van de budgettaire knelpunten meegenomen.

De knelpunten vloeien voort uit het programma Beelden voor de Toekomst (hierna: BvdT). In het kader van dit meerjarige programma is het merendeel van het analoge Nederlandse audiovisuele erfgoed gerestaureerd, geconserveerd en gedigitaliseerd. Dit betreft circa negentigduizend uur video televisie-uitzendingen van onder andere de publieke omroep, twintigduizend uur Nederlandse film, honderdduizend uur audio en tweeënhalf miljoen foto’s. De structureel hogere kosten als gevolg van het programma worden onder meer veroorzaakt door de opslagkosten van het digitale archief en de kosten voor een online platform voor onderwijsinstellingen dat toegang biedt tot digitaal omroepmateriaal.

Dit jaar is het programma BvdT geëvalueerd. Daarbij is vooral gekeken naar de kwalitatieve aspecten van het programma en de bestedingen binnen het programma.10 In 2016 moet binnen de mediabegroting een oplossing worden gevonden voor de structurele budgettaire knelpunten die voortvloeien uit het programma. In september 2015 heeft NIBG het meerjarenplan 2016–2020 aangeboden. Hierin worden de knelpunten die voortvloeien uit het programma benoemd alsmede de ambitie met betrekking tot onder meer het digitale archief en de aanbod van diensten aan onderwijsinstellingen van NIBG de komende jaren. Ik vraag de Raad voor Cultuur (hierna: RvC) dit najaar een advies uit te brengen over het meerjarenplan van NIBG. Het advies van de RvC zal worden betrokken in het financiële onderzoek naar de structurele budgettaire knelpunten van NIBG.

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties

Het budget voor het Mediafonds bedraagt in 2016 € 17,4 miljoen. Hierin is de prijsindex 2016 (circa € 0,2 miljoen) meegenomen. 2016 is het laatste jaar waarin de activiteiten van het Mediafonds worden bekostigd. De NPO-organisatie (hierna: NPO) heeft aangekondigd vanaf 2017 jaarlijks binnen de huidige begroting een bedrag ad € 16,6 miljoen beschikbaar te stellen voor culturele mediaproducties (zie ook paragraaf 2.3).

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

Het budget van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek is € 2,2 miljoen voor het jaar 2016. Hierin is de ZBO-korting van het kabinet-Rutte II (€ 0,029 miljoen) meegenomen.

Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland

Het budget voor de Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (hierna: OLON) is € 1,5 miljoen voor het jaar 2016. Hierin is de prijsindex 2016 (€ 0,018 miljoen) meegenomen.

Bijdragen mediabeleid

De renteopbrengst op de AMR is bestemd voor bijdragen aan tijdelijke projecten en incidentele activiteiten die ten goede komen aan de doelstellingen van het mediabeleid. Deze projecten beoordeel ik jaarlijks per aanvraag (zie bijlage 1a van deze brief). De beschikbare rentebaten voor het jaar 2016 zijn naar verwachting € 0,5 miljoen (zie paragraaf 1.1, onder «de verwachte rentebaten op de AMR»).

Commissariaat voor de Media

Het budget voor het Commissariaat voor de Media (hierna: CvdM) stijgt per saldo naar circa € 5,3 miljoen in 2016. Hierin zijn de ZBO-korting van het kabinet-Rutte I (€ 0,030 miljoen ten opzichte van het jaar 2015), de ZBO-kortingen van het kabinet-Rutte II (€ 0,202 miljoen), de prijsindex 2016 (€ 0,065 miljoen) en een additioneel budget van circa € 1,5 miljoen meegenomen.

Ster

De Ster heeft op grond van het regeerakkoord van het kabinet-Rutte I geen rechtstreekse korting op de organisatie opgelegd gekregen. Gezien de omvang van de bezuinigingen op het mediabudget kan en wil ik geen enkele instelling ontzien. Met het oog hierop heb ik de Ster gevraagd om de komende jaren de doelmatigheid van de organisatie te vergroten. Dit vertaalt zich in een besparing die ten goede komt aan de middelen die beschikbaar komen voor het mediabudget. Deze besparing bouwt voort op de solidariteitskorting van 5% (circa € 0,7 miljoen) die in 2015 is toegepast op de organisatiekosten van de Ster en loopt stapsgewijs op tot een extra structurele besparing in 2017 van circa € 0,4 miljoen.11

Mutatie algemene mediareserve (AMR)

Voor een toelichting op de mutatie in de AMR verwijs ik u naar paragraaf 1.4 van deze brief.

1.3 Meerjarenoverzicht budget en uitgaven

In tabel 3 vindt u het meerjarenbeeld van het budget, de uitgaven en de mutatie van de AMR.

Tabel 3: Meerjarenbeeld mediabudget, uitgaven en mutatie AMR

Bedragen in € 1.000

           
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal beschikbaar mediabudget1

1.006.183

1.027.715

978.396

997.151

1.002.522

1.023.924

Totale uitgaven mediabudget2

1.009.192

1.024.275

978.497

992.081

1.006.115

1.022.609

Exploitatiesaldo (mutatie AMR)3

– 3.009

3.440

– 101

5.070

– 3.593

1.315

X Noot
1

De dekking van de prijsbijstelling 2015 voor de jaren 2016 en verder wordt betrokken bij de besluitvorming Voorjaarsnota 2016, maar de prijsbijstelling 2015 voor de jaren 2016 en verder is toegevoegd aan de rijksbijdrage. Het bedrag van 2015 is inclusief technische mutatie jaarafsluiting 2014.

X Noot
2

Naar aanleiding van artikel 2.148a van de Mediawet 2008, waarbij de bezuinigingen en ZBO-kortingen van het kabinet-Rutte I en het kabinet-Rutte II zijn meegenomen.

X Noot
3

Exclusief de uitgaven voor frictiekosten.

1.4 Algemene Mediareserve en frictiekosten

Een positief saldo van de ontvangsten en uitgaven op de mediabegroting wordt toegevoegd aan de AMR. Een negatief saldo wordt ten laste gebracht van de AMR. Bijdragen uit de AMR worden jaarlijks beoordeeld bij de budgetvaststelling. Conform de reguliere jaarlijkse financiering van de publieke omroep, zullen de beschikbare middelen vanuit de AMR betrokken worden bij de toekenning van het jaarbudget 2016.

In 2015 zijn er meerdere mutaties ten laste en ten gunste van de AMR geweest (tabel 4):

Tabel 4: Mutaties AMR 2015 en 2016

Bedragen in € 1.000

   
 

2015

2016

Beginstand

214.672

217.073

Verwacht exploitatiesaldo lopende jaar

– 3.009

 

Correctie exploitatiesaldo 2014

– 330

 

Meevaller Ster 2014

20.627

 

Terugvordering reserves Landelijke publieke omroep boven de 10%-norm

14.969

 

Onttrekking AMR t.b.v. meerkosten Super-evenementen NPO 2016

– 16.000

 

Frictiekosten 2013 n.a.v. de maatregelen van het kabinet-Rutte I1 (mutaties t.o.v. de Mediabegrotingsbrief 2015)

– 1.672

P.M.

Frictiekosten 2014 n.a.v. de maatregelen van het kabinet-Rutte I1 (mutaties t.o.v. de Mediabegrotingsbrief 2015)

– 5.985

P.M.

Frictiekosten 2015 n.a.v. de maatregelen van het kabinet-Rutte I1

– 3.500

P.M.

Frictiekosten 2015 n.a.v. de maatregelen van het kabinet-Rutte II1

– 2.699

P.M.

Toevoeging verwacht exploitatiesaldo

 

3.440

Eindstand (prognose)

217.073

P.M.

X Noot
1

Het gaat om uitgekeerde bedragen. Een aantal aanvragen van media-instellingen met betrekking tot een bijdrage in de bekostiging van hun frictiekosten wordt op dit moment nog door mij worden beoordeeld.

2015

Het verwachte exploitatiesaldo voor 2015 van de AMR kan worden beïnvloed door mee- of tegenvallers met de reclameopbrengsten (zie paragraaf 1.1 onder «Ontvangsten van de Stichting Etherreclame»). Dit wordt duidelijk in het voorjaar van 2016 bij de vaststelling van de jaarrekening 2015 van de Ster. De meevaller van de Ster in 2014 (€ 20,6 miljoen) is verwerkt in de prognose van de eindstand van 2015. Op grond van de Mediawet 2008 dienen de reserves van de publieke omroep boven de zogenoemde 10%-norm terug te vloeien naar de AMR. Dit geeft een vordering van circa € 15 miljoen op de landelijke publieke omroep.12

De media-instellingen hebben sinds de publicatie van de mediabegrotingsbrief 2015 aanvragen ingediend voor een bijdrage in de bekostiging van frictiekosten die betrekking hebben op de jaren 2013, 2014 en 2015. In bijlage 1b van deze brief zijn de totaal uitgekeerde bijdragen in de bekostiging van de frictiekosten weergegeven.

2016

Er vindt naar verwachting in 2016 per saldo een dotatie aan de AMR plaats van circa € 3,4 miljoen. Dit saldo is het resultaat van een reguliere onttrekking van de AMR in 2016 (€ 3,6 miljoen negatief) en een hogere raming van de Ster van de reclameopbrengsten in 2016 ten opzichte van de Rijksbegroting 2016 (€ 7 miljoen positief).13 Voor een verdere toelichting op de Ster-opbrengsten verwijs ik u naar paragraaf 1.1 van deze brief.

De posten uit te keren bijdragen in de frictiekosten zijn nog niet ingevuld. Dit komt omdat de aanvragen voor een financiële bijdrage in 2016 in de frictiekosten nog niet bekend zijn. Ik houd er rekening mee dat de 2.42-omroepen in 2016 een beroep zullen doen op een bijdrage uit de AMR op de basis van de frictiekosten-regeling die ik voor hen heb opgesteld. Deze regeling voorziet in een financiële bijdrage in de kosten waarmee de 2.42-omroepen worden geconfronteerd als gevolg van het feit dat de bekostiging van hun activiteiten vanuit de mediabegroting met ingang van 1 januari 2016 wordt beëindigd.

Verder heb ik van de Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (hierna: ROOS) begrepen dat de regionale omroepen ervan uit gaan dat zij frictiekosten zullen gaan maken als gevolg van de taakstelling die voortvloeit uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte II. Ik zal hierover in gesprek gaan met ROOS om mij een beeld te vormen van de omvang en de aard van de verwachte frictiekosten.14 Op basis hiervan zal ik een besluit nemen ten aanzien van de noodzaak om hiervoor een frictiekostenregeling op te stellen. Bij een eventuele regeling denk ik aan vergelijkbare uitgangspunten zoals die bij de landelijke publieke omroep zijn gehanteerd. Daarbij is de bijdrage onder meer afhankelijk van de omvang van de reserves van de regionale omroepen. De bekostiging ervan vindt plaats door het oormerken van de prijsindexvergoeding met ingang van komend jaar. Ook de inzet van de AMR is denkbaar, mits de desbetreffende frictiekosten bijdragen aan de samenwerking tussen de regionale omroepen en de landelijke publieke omroep. Ik vind dit een belangrijke randvoorwaarde, omdat de AMR in het verleden is gefinancierd vanuit middelen van en ten behoeve van de landelijke publieke omroep.

Gelet op het feit dat de verwachte frictiekosten van de regionale omroepen samenhangen met een intensivering van hun onderlinge samenwerking kan ik mij voorstellen dat dit ook een criterium wordt bij de bekostiging van de frictiekosten. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan (incidentele of transitie)kosten die gemoeid zijn met de adoptie van uniforme technologische standaarden die ook door de landelijke publieke omroep worden gebruikt en/of hierop aansluiten.

Het uitkeren van de verwachte toekomstige frictiekosten die voortkomen uit de maatregelen van het kabinet-Rutte I en van het kabinet-Rutte II en de uitkering van de gereserveerde bedragen voor bekostiging van super-evenementen, zoals het WK/EK voetbal en de Olympische Spelen, zullen naar verwachting ertoe leiden dat de omvang van de AMR de komende jaren naar verwachting zal afnemen.15 Eventuele tegenvallers van de reclameopbrengsten kunnen ook een neerwaartse impact hebben op de omvang van de AMR.

1.5 Landelijke publieke omroep

De NPO vroeg in zijn oorspronkelijke Meerjarenbegroting 2016–2020 voor de landelijke publieke omroep voor 2016 een budget aan van € 829,3 miljoen.16 Dit bedrag was gebaseerd op een prijsindex van 1%. Na de indiening van de aanvraag heeft het CPB in haar MEV aangegeven dat het uitgaat van een verwachte prijsinflatie over 2016 van 1,2%. Met het oog hierop heeft het CvdM in zijn advies aan mij over de meerjarenbegroting laten weten dat de budgetaanvraag van de NPO voor 2016 uitkomt op een bedrag van afgerond € 830,9 miljoen wanneer rekening wordt gehouden met deze geraamde prijsinflatie. In het bedrag van € 830,9 miljoen zijn ook de verwachte meerkosten van € 16 miljoen als gevolg van super-evenementen in 2016 verwerkt. Dit komt overeen met de herziene Meerjarenbegroting 2016–2020 die de NPO na het advies van het CvdM heeft ingediend, waarbij uitgegaan is van een prijsindex van 1,2% voor het jaar 2016 in plaats van 1%.17 Op grond van het bovenstaande stel ik het budget voor de landelijke publieke omroep vast op € 830,9 miljoen.18 In tabel 5 vindt u de specificatie van het totaalbudget van de landelijke publieke omroep.

Tabel 5: Specificatie van het totaalbudget van de landelijke publieke omroep

Bedragen in € 1.000

 
 

2016

Budget Landelijke publieke omroep1

765.474

Filmfonds van de omroep en Telefilm (CoBO)

8.065

Stichting Omroep Muziek (SOM)2

15.752

Uitzenden en uitzendgereedmaken (oud NOB)

25.577

Subtotaal

814.868

Meerkosten super-evenementen NPO in 20163

16.000

Totaal

830.868

X Noot
1

inclusief onder andere Stichting BVN (circa € 1,5 miljoen) en Mediavoorziening Antillen/Caribische mediavoorziening (circa € 0,3 miljoen).

X Noot
2

inclusief Naburige rechten. Deze rechten zijn bedoeld als vergoeding voor uitvoerende musici, koorleden en solisten.

X Noot
3

Dit bedrag wordt uit de AMR bekostigd. Zie de onderdelen «Financiële Terugblik landelijke publieke omroep 2014» en «Maximering reservevorming landelijke publieke omroep» van paragraaf 1.5 van deze brief en de (herziene) Meerjarenbegroting 2016–2020 van de NPO voor een nadere toelichting op de systematiek van de reservevorming van de publieke omroep.

Stichting Het Beste van Vlaanderen en Nederland (BVN) en Mediavoorziening Antillen (Caribische mediavoorziening)

Stichting het Beste van Vlaanderen en Nederland (hierna: BVN) is sinds 2013 een samenwerkingsverband tussen de NPO en de Vlaamse publieke omroep (VRT). De bijdrage voor BVN vanuit de mediabegroting komt neer op een bedrag van circa € 1,5 miljoen voor het jaar 2016.

Sinds 2013 is aan de taken van de NPO een mediavoorziening toegevoegd voor de Caribische eilanden van het Koninkrijk. Hiertoe voorziet de Meerjarenbegroting 2016–2020 van de NPO voor 2016 in een bedrag van circa € 0,3 miljoen voor de Stichting NTR.

Financiële Terugblik landelijke publieke omroep 2014

De NPO heeft een financieel overzicht van de landelijke publieke omroep samengesteld. Het overzicht is een samenvoeging van de baten en lasten uit de individuele jaarrekeningen van de omroepinstellingen en is opgenomen in de Financiële Terugblik 2014 van de NPO.19 Uit het overzicht blijkt dat de landelijke publieke omroep als geheel in 2014 een positief exploitatiesaldo uit gewone bedrijfsvoering heeft behaald van € 6,9 miljoen (2013: positief € 10,2 miljoen).20 Dit resultaat bestaat uit een negatief resultaat van de NPO van € 7,6 miljoen en een positief resultaat bij de omroepen van € 14,5 miljoen.21 De resultaten zijn verwerkt in het eigen vermogen.

Als gevolg van de over te dragen reserve voor media-aanbod, die in 2014 circa € 15 miljoen bedraagt, is het totale exploitatieresultaat over 2014 na overdracht € 8,1 miljoen negatief.22 De volgende paragraaf licht de systematiek rond de over te dragen reserve voor media-aanbod verder toe.

Maximering reservevorming landelijke publieke omroep

De reservevorming van de landelijke publieke omroep is aan een maximum gebonden. Het betreft een maximum van 10% van de totale uitgaven van de landelijke publieke omroep.23 De uitgaven aan verenigingsactiviteiten worden niet meegerekend bij de toepassing van deze norm. Deze wettelijke norm heeft alleen betrekking op de reserve media-aanbod bij de omroepen en de reserves van de NPO-organisatie.

Uit de Financiële Terugblik 2014 blijkt dat de landelijke publieke omroep aan het einde van 2014 een overschrijding had van de reserves van circa € 15 miljoen ten opzichte van de wettelijk toegestane norm.24 De landelijke publieke omroep heeft dit bedrag daarom als onderdeel van de totale schuld opgenomen; als terug te betalen bedrag aan het CvdM ten gunste van de AMR. Daarmee is de totaal over te dragen reserve voor het media-aanbod circa € 15 miljoen ten opzichte van de Mediabegrotingsbrief 2015.

De reservepositie van de landelijke publieke omroep heeft onder meer betrekking op bedragen die voor de programmering van de evenementenjaren zijn gereserveerd (zoals het WK/EK voetbal en de Olympische Spelen). De landelijke publieke omroep gaat hiervoor langlopende verplichtingen aan en reserveert ieder jaar voldoende budget om de extra uitgaven in het jaar van super-evenementen op te kunnen vangen. Doordat de reserves nu moeten worden afgeroomd, zal de landelijke publieke omroep waarschijnlijk ook voor de komende evenementenjaren additioneel budget moeten aanvragen om aan de meerjarig aangegane financiële verplichtingen voor super-evenementen te kunnen voldoen.

Adviezen van het CvdM en van de RvC over de meerjarenbegroting NPO

Met betrekking tot de meerjarenbegroting 2016–2020 van de NPO heb ik het CvdM en de RvC gevraagd om advies. De adviezen vindt u bij deze brief gevoegd als bijlage.25 Het CvdM concludeert in zijn advies dat de inrichting van de meerjarenbegroting voldoet aan de eisen van de Mediawet (artikel 2.147). Daarnaast constateert het CvdM dat nog niet alle ambities van het concessiebeleidsplan (hierna: CBP) en aangekondigde wijzigingen van de Mediawet in de meerjarenbegroting zijn verwerkt. De NPO heeft echter het CvdM geïnformeerd dat eind dit jaar een nadere toelichting en uitwerking met planning van de ambities uit het CBP zal wordt verstrekt, waarbij ook alle elementen van de nieuwe Mediawet zullen zijn uitgewerkt.

Het CvdM constateert verder dat de meerjarenbegroting niet de verbijzondering van kostensoorten bevat die het CvdM afgelopen jaar heeft aanbevolen bij de beoordeling van de vorige meerjarenbegroting van de NPO. De NPO heeft het CvdM verzekerd dat de volgende meerjarenbegroting deze financiële transparantie zal bevatten. Ook de RvC vraagt in zijn advies aandacht voor het inzicht dat de meerjarenbegroting biedt in bijvoorbeeld het budget voor online-activiteiten en de wijze waarop het budget voor programmaversterking wordt ingezet. Ik onderschrijf het belang van meer transparantie en zal hiervoor aandacht vragen bij de NPO bij de voorbereiding van de meerjarenbegroting volgend jaar.

Ministeriële regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen en de NPO

De regeling is gebaseerd op artikel 2.172, derde lid, van de Mediawet en stelt regels over de inhoud en inrichting van de jaarrekening van landelijke publieke media-instellingen en de NPO. De regeling is in de eerste helft van dit jaar geactualiseerd in overleg met het CvdM, de NPO, de landelijke publieke media-instellingen (inclusief Ster), hun accountants, de Auditdienst Rijk en de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants.

De nieuwe regeling voorziet erin dat omroepen voortaan meer informatie opnemen in hun jaarrekeningen over nevenactiviteiten, sponsorbijdragen en bijdragen van derden. Dit vergroot de transparantie van de publieke omroep. Daarnaast is de regeling meer in lijn gebracht met de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving, waardoor meer duidelijkheid is gecreëerd ten aanzien van de inhoud en de inrichting van de jaarrekening. Verder is het controleprotocol voor de accountants van de landelijke publieke media-instellingen en de NPO geactualiseerd.

De nieuwe richtlijn is op 2 juli van dit jaar gepubliceerd in de Staatscourant en is van toepassing op de verantwoording van de landelijke publieke media-instellingen en de NPO over het jaar 2015 en de opvolgende jaren. De oude regeling is met de vaststelling van de nieuwe regeling ingetrokken. Wel blijft de oude regeling materieel van toepassing voor de verantwoording over het jaar 2014 door de landelijke publieke media-instellingen en de NPO.26

1.6 Regionale publieke omroep

Het totaalbudget voor de regionale publieke omroep stijgt naar € 157,7 miljoen in 2016 ten opzichte van het jaar 2015 (zie tabel 2). De stijging betreft de prijsindex 2016 (€ 1,9 miljoen).

De verdeling van het beschikbare budget voor de reguliere activiteiten (€ 150 miljoen) vindt plaats op basis van de percentages zoals vastgelegd in artikel 4a van het Mediabesluit 2008. De verdeling over de regionale publieke omroepen van de € 7,7 miljoen voor de bekostiging van fiscale maatregelen is gepresenteerd in bijlage 1d van deze brief.

Advies CvdM over de aanvragen 2016 van de regionale publieke omroep

Het CvdM adviseert de aangevraagde budgetten van € 150 miljoen voor reguliere activiteiten en € 7,7 miljoen voor bekostiging van fiscale maatregelen toe te kennen. Ik neem dit advies over. Op grond van het bovenstaande stel ik de budgetten voor de regionale publieke omroep vast op respectievelijk € 150 miljoen en € 7,7 miljoen, zoals toegelicht in bijlage 1d van deze brief.

Het CvdM heeft in zijn advies verder geconstateerd dat ondanks de ontwikkelingen op het gebied van samenwerking met regionale en lokale media-instellingen de potentiële efficiëntievoordelen nog niet zichtbaar zijn in de begrotingen van de regionale publieke omroep voor 2016. Het CvdM benadrukt in zijn advies dat in het komende jaar de vertaling van de bezuinigingen op een passende wijze naar het toekomstige financiële beleid van de regionale publieke omroep zal moeten worden vertaald. Het CvdM neemt vóór 1 januari 2016 een besluit op de aanvragen 2016 van de regionale publieke omroep.27

1.7 Financieringsstromen media

Het overzicht van de financieringsstromen over het jaar 2014 en de toelichting op de verschillen tussen de jaarverslagen van OCW, het CvdM en het jaarverslag van de landelijke publieke omroep door de NPO (Financiële terugblik 2014 van de NPO) vindt u in bijlage 1c van deze brief.

2 Landelijke publieke omroep

In dit hoofdstuk staat de landelijke publieke omroep centraal. Er is onder andere aandacht voor de naleving van de Prestatieovereenkomst 2010–2015 (zie ook bijlage 2) en de verdere uitwerking van het regeerakkoord op het onderdeel media.

2.1 Terugblik

Ik ga in dit onderdeel in op drie zaken: de naleving in 2014 door NPO van de Prestatieovereenkomst 2010–2015, de programmatische terugblik en de onafhankelijke producties die bij de publieke omroep worden uitgezonden.

2.1.1 Naleving Prestatieovereenkomst 2010-2015

De meeste afspraken uit de Prestatieovereenkomst 2010–2015 zijn gerealiseerd. Van de vierentwintig afspraken zijn twintig afspraken gerealiseerd. Vier afspraken zijn niet of gedeeltelijk gerealiseerd. Een daarvan betreft het bereik van het Nederlandse publiek. De publieke omroep is er nog niet in geslaagd om de helft van alle Nederlanders te bereiken. Verder is het nog niet gelukt om met NPO3 meer Nederlanders tussen de 20 en 34 jaar te bereiken in vergelijking met 2009. Daarnaast is de NPO er wel in geslaagd om het bereik van radioprogramma-kanalen onder jongere doelgroepen te vergroten, maar is de doelstelling nog niet volledig gerealiseerd. Tenslotte is er ruimte voor verbetering voor de aanwezigheid van vrouwen en allochtonen op de televisieprogrammakanalen.

De overige afspraken van de prestatieovereenkomst zijn wel gerealiseerd. Zo vindt een ruime meerderheid van de Nederlandse bevolking de NPO in de domeinen nieuws en opinie goed presteren en bestond het aanbod in 2014 op de gezichtsbepalende televisienetten (NPO1, 2 en 3) grotendeels uit Nederlandstalige producties. Kortom, ik ben trots op dit resultaat en zie dit ook als een aanmoediging om hierop voort te bouwen in het prestatiecontract voor de komende jaren en hierbij nieuwe uitdagingen te zoeken. Bijlage 2 bevat de volledige rapportage over de naleving van de prestatieovereenkomst. Bijlage 3 bestaat uit de jaarlijkse verificatie van het CvdM over de rapportage.

2.1.2 Programmatische terugblik

In 2014 deed de publieke omroep onder andere verslag van belangrijke gebeurtenissen in de samenleving, zoals de vliegtuigramp met MH17, de gemeenteraadsverkiezingen en de Olympische Spelen. NPO 3FM Serious Request vroeg in 2014 aandacht voor een actueel maatschappelijk thema; seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes in conflictgebieden. Het kinderprogramma Checkpoint won de Gouden Stuiver voor beste kinderprogramma en de dramaseries Ramses en Hollands Hoop werden gestart.

2014 is ook het jaar waarin het aanbod van programma's van Uitzending Gemist verhuisde naar de nieuwe website npo.nl. Met meer dan 300 miljoen opgevraagde video's per jaar is uitzendinggemist.nl een van de grootste en sterkst groeiende mediasites in Nederland. Verder werden in het najaar van 2014 de radio en televisiekanalen gekoppeld aan het overkoepelende NPO-merk in het streven om het aanbod van de landelijke publieke omroep goed zichtbaar, makkelijk vindbaar en duidelijk herkenbaar te houden in het huidige medialandschap.

De NPO had in 2014 vier hoofdambities:

  • een evenwichtig en onderscheidend aanbod;

  • het verbeteren van het bereik;

  • het vergroten van impact in de samenleving;

  • en inspelen op veranderend mediagebruik.

In de Terugblik 2014 (zie bijlage 2) kun u lezen hoe de NPO in 2014 deze ambities heeft ingevuld.

De waardering voor de NPO door Nederlanders is al jaren vrij stabiel. In 2014 waardeerde de Nederlandse samenleving de NPO met een 7,1 (0,1 hoger dan in 2013). Het zijn vooral de betrouwbaarheid, maatschappelijke betrokkenheid, het informatieve karakter en de onafhankelijkheid die worden gewaardeerd. Daarentegen herkent men kenmerken als jong, vernieuwend en spraakmakend eerder bij commerciële omroepen.28

2.1.3 Onafhankelijke producties

De NPO investeerde wederom ruim voldoende in onafhankelijke producties. Van het programmabudget besteedde de landelijke publieke omroep in 2014 28,3% aan onafhankelijke producties. Dit percentage is op 8 juli j.l. door het CvdM vastgesteld. Hoewel het percentage in 2014 een kleine daling laat zien ten opzichte van het jaar ervoor (2,3 procentpunt) is dit ruimschoots boven de minimale bestedingsverplichting van 16,5% uit de Mediawet.29

De OTP heeft vragen gesteld over bestedingsverplichting van 16,5%.30 De grondslag hiervoor vloeit voort uit de richtlijn audiovisuele mediadiensten en is vastgesteld in de Mediawet. Het bestedingspercentage aan onafhankelijke producties wordt berekend volgens de in 2011 gemaakte afspraken tussen de Vereniging van Onafhankelijke Televisie Producenten (hierna: OTP) en de NPO. Die afspraken zijn onderwerp van overleg tussen NPO en OTP en met betrokkenheid van het CvdM. Het openen van het bestel biedt overigens extra kansen voor externe producenten. Die kansen kunnen wat mij betreft het beste benut worden via de weg van de creatieve competitie en niet via extra garanties vooraf.

2.2 Vooruitblik

2.2.1 Concessiebeleidsplan 2016-2020

In het CBP 2016–2020 beschrijft de NPO op hoofdlijnen de strategie en keuzes van de publieke omroep voor de komende vijf jaar.31 De basis daarvoor zijn de publieke mediaopdracht en de kaders die in de Mediawet zijn gesteld. De NPO heeft rekening gehouden met het voorstel tot wijziging van de Mediawet 2008, maar op onderdelen is de wijze waarop de publieke omroep de Mediawet gaat uitvoeren nog niet (voldoende) uitgewerkt in het CBP. Ik stuur daarom binnenkort een brief aan de NPO met mijn reactie op het plan. Die reactie zal onder andere ingaan op de uitwerking van de publieke mediaopdracht, de toegang van externe partijen, de introductie van genrecoördinatoren en het afleggen van verantwoording aan het publiek. Het CBP en de verdere uitwerking die ik in mijn reactie aan de NPO vraag, moeten een goede basis vormen voor de strategie van de publieke omroep voor de komende vijf jaar.

In het CBP doet de NPO ook aanvragen voor nieuwe aanbodkanalen en een aanvraag om met aanbodkanalen te stoppen. Het gaat bijvoorbeeld over het starten met npo3.nl en NPO Plus en het stoppen van NPO Radio 6. Hiervoor geldt een aparte procedure. Over deze aanvragen zal ik op termijn een ontwerpbesluit nemen. Belanghebbenden kunnen naar aanleiding hiervan hun zienswijze indienen. Op basis van het geheel aan aanvragen, adviezen van de RvC en het CvdM en de ingediende zienswijzen neem ik een definitief besluit.

Verder is tijdens de behandeling van het wetsvoorstel aandacht gevraagd voor de consequenties van het CBP voor de medewerkers van de landelijke publieke omroep. In dit verband heb ik het lid Van Dijk (SP) toegezegd om in gesprek te gaan met de NPO over de begeleiding van medewerkers van de landelijke publieke omroep bij het vinden van werk. In vervolg daarop kan ik u het volgende melden. De NPO heeft het CBP in overleg met de omroepen opgesteld en het plan wordt door hen gedragen. In mijn visie is daarom sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de keuzes die daarin genomen worden. Bij de uitvoering van de plannen hebben de omroepen een eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot hun medewerkers. Zij zijn immers werkgever en zijn in die rol verantwoordelijk voor hun eigen personeelsbeleid. De NPO vervult in aanvulling hierop een faciliterende en coördinerende rol door omroepoverstijgende vraagstukken in overleg met de omroepen op te pakken. De NPO maakt hierbij gebruik van instrumenten, zoals het «Werkstation» en de «Werkwijzer».32

Het «Werkstation» is een internetsite voor omroepmedewerkers waarop loopbaan-begeleiding, coaching, testen en vakopleidingen worden aangeboden. De site biedt ook een geïntegreerde vacaturebank waarin zowel vacatures binnen als buiten de omroep gepubliceerd staan. De «Werkwijzer» biedt aanbod van van-werk-naar-werk-activiteiten.

Op basis van mijn gesprek met de NPO kan ik melden dat de NPO zich zal inspannen om deze instrumenten in te zetten om medewerkers van de landelijke publieke omroep te faciliteren in hun zoektocht naar een nieuwe baan. Daarnaast wil ik u onder de aandacht brengen dat de NPO mede namens de landelijke publieke media-instellingen een cao voor het omroeppersoneel heeft afgesloten waarin een sociale regeling is opgenomen voor werknemers met zowel een vaste als een tijdelijke arbeidsovereenkomst, die hun baan verliezen. Deze regeling voorziet in een ontslagvergoeding en een budget voor outplacement en/of scholing. Daarnaast coördineert de NPO een programma dat voorziet in permanente educatie van omroepmedewerkers. Het doel hiervan is om medewerkers de gelegenheid te bieden om zich bij te scholen zodat ze toegerust worden op veranderingen in hun omgeving en hierdoor beter inzetbaar zijn binnen en buiten de omroep.

2.2.2 Prestatieovereenkomst 2016–2020

Voor de periode 2016–2020 wordt een nieuwe prestatieovereenkomst afgesloten met de NPO. De afspraken tussen de NPO en OCW worden op basis van het CBP opgesteld en bevatten kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor het media-aanbod, de publieksbetrokkenheid en het publieksbereik. Het CvdM is medeondertekenaar van de overeenkomst, omdat hij de afspraken valideert en verifieert. Naar verwachting wordt de bespreking over de overeenkomst begin 2016 afgerond en dan wordt de overeenkomst ter informatie naar de Tweede Kamer gestuurd.

2.2.3 Erkenningen 2016–2020

Op 1 januari 2016 start een nieuwe erkenningperiode. Op 13 januari 2015 heb ik voor de periode 2016–2020 (voorlopige) erkenningen verleend aan omroepverenigingen voor het verzorgen van media-aanbod voor de landelijke publieke mediadienst. BNN-VARA, AVROTROS, KRO-NCRV, EO, Omroep MAX en VPRO heb ik een erkenning verleend en aan PowNed, WNL en HUMAN een voorlopige erkenning.

2.3 Mediafonds

De bekostigingsrelatie met het Mediafonds wordt per 1 januari 2017 beëindigd. De bekostiging van projecten van het Mediafonds vindt volgend jaar nog plaats, maar er zal tevens worden gewerkt aan de afbouw van de organisatie.

De NPO heeft gemeld dat vanaf 2017 de ontwikkeling en productie van documentaires en drama vanuit het NPO-fonds zal worden gestimuleerd. Hiervoor is een jaarlijks bedrag van € 16,6 miljoen gereserveerd. Dit bedrag zal ook in de prestatieovereenkomst met de NPO worden vastgelegd. Het Mediafonds, de NPO, het Filmfonds en het Fonds Creatieve Industrie zijn met elkaar in gesprek over de mogelijke voortzetting van bestaande projecten en regelingen. Het Filmfonds is van plan de volgende regelingen van het Mediafonds in een nader te bepalen vorm voort te zetten: Talentontwikkeling in het kader van Deltaplan Talent c.q. Oversteek, One Night Stand en Kort! (i.s.m. de NPO), Nu of Nooit! (i.s.m. de NPO), Teledoc Campus (i.s.m. de NPO), de Transmedia-regeling (i.s.m. het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie) en het TAX-videoclipfonds. Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie is voornemens het Gamefonds en de Transmedia-regeling (i.s.m. het Filmfonds) van het Mediafonds in een nader te bepalen vorm voort te zetten.

2.4 Wijzigingen Mediawet 2008

Op 13 oktober 2014 stuurde ik uw Kamer mijn visie op de toekomst van het publieke mediabestel.33 Op 24 november 2014 sprak ik met uw Kamer over deze visie.34 Deze toekomstvisie is uitgewerkt in het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (hierna: het wetsvoorstel), dat ik op 25 augustus jl. aan uw Kamer stuurde.35 Het wetsvoorstel is inmiddels aangenomen door de Tweede Kamer en wordt op korte termijn besproken door de Eerste Kamer. Ik streef naar inwerkingtreding van het wetsvoorstel per 1 januari 2016.

Het wetsvoorstel heeft tot doel het publieke mediabestel toekomstbestendig te maken. Dat is nodig vanwege de grote veranderingen die zich afspelen in de mediasector, waaronder de sterke toename van het media-aanbod dat beschikbaar is voor het publiek. Zowel de landelijke als de regionale publieke media-instellingen zijn nu niet slagvaardig genoeg om met deze veranderingen mee te gaan.

De voorgestelde maatregelen uit het wetsvoorstel moeten binnen het publieke mediabestel leiden tot scherpere keuzes, sterkere creatieve competitie en meer gezamenlijkheid in het uitvoeren van de publieke taak. Om tot scherpere keuzes te komen, wordt de publieke media-opdracht aangescherpt: de publieke functies zijn voortaan informatie, cultuur en educatie. Amusement is daarmee niet langer een kerntaak van de publieke omroep. Om tot meer creatieve competitie te komen, vergroot dit wetsvoorstel de toegang van externe partijen tot het publieke mediabestel. Anders dan nu het geval is kunnen dan niet alleen erkende omroepen, maar ook externe partijen en maatschappelijke organisaties met een idee, format of product bij de NPO terecht. Om tot meer gezamenlijkheid te komen, wordt de positie van de NPO in dit wetsvoorstel gewijzigd van coördinatie- en samenwerkingsorgaan in sturings- en samenwerkingsorgaan van de landelijke publieke omroep. Zij bepaalt en bewaakt voortaan de koers van de gehele publieke omroep en krijgt daarmee een grotere, meer sturende rol.

Daarnaast moderniseer ik met dit wetsvoorstel de regionale omroep en maak deze meer toekomstbestendig. De regionale omroepen staan immers voor grotendeels dezelfde uitdagingen als de landelijke publieke omroep. Het wetsvoorstel introduceert een wettelijke bestuurlijke organisatie voor de regionale omroepen: de stichting Regionale Publieke Omroep (hierna: RPO). Deze stap zorgt direct voor meer bestuurlijke slagvaardigheid van de regionale omroepen. In een volgend wetsvoorstel zullen de overige maatregelen voor de verdere modernisering van de regionale omroep worden uitgewerkt.36 De beoogde inwerkingtreding van die wetswijziging is per 1 januari 2017.

Online Reclame

Het Kamerlid Verhoeven (D66) heeft op 8 oktober jl. tijdens de plenaire behandeling van de wijziging van de Mediawet gevraagd om te kijken of de regels inzake online reclame, die nu in een bindende regeling van de NPO zijn opgenomen, op een andere manier kunnen worden georganiseerd (Handelingen II 2015/16, nr. 12, item 9).

De hoofdlijn van de regels voor online reclame is vastgelegd in de Mediawet, namelijk dat voor online reclame zoveel mogelijk moet gelden wat voor reclame op lineaire kanalen reeds geldt. Het CvdM heeft dit uitgangspunt uitgewerkt in beleidsregels inzake reclame.37 De NPO heeft conform deze beleidsregels concreet uitvoeringsbeleid gevormd, die zijn vastgelegd in een bindende regeling.

Naar aanleiding van het verzoek van de heer Verhoeven heb ik gesproken met de NPO, de Ster en het CvdM. Uit deze gesprekken blijkt het volgende: Het inplannen van reclame op lineaire kanalen verschilt namelijk met het proces rond online reclame. Bij lineaire kanalen is duidelijk sprake van herkenbare spots in Ster-blokken tussen programma’s. Online reclame vindt plaats via banners op sites en als pre-roll bij programma’s. De technologische ontwikkelingen op het terrein van online reclame gaan snel en dat vraagt – binnen de kaders van de wet en de beleidsregels van het CvdM – telkens om actieve afstemming tussen NPO en Ster. Daarbij gaat het telkens om het vinden van een goede balans tussen onafhankelijkheid van de publieke omroep en commercieel belang van de Ster en adverteerders.

Ik wil het verzoek van de heer Verhoeven daarom in overleg met de NPO, de Ster en het CvdM nader uitwerken. Uitgangspunt hierbij is dat de Ster in staat moet zijn haar taak adequaat te vervullen, waarbij ze kan inspelen op trends in de markt. Daarnaast is het van belang dat de NPO in verband met zijn verantwoordelijkheid voor het gemeenschappelijke belang van de publieke omroep en voor de indeling van zendtijd, waaronder die van de Ster, de operationele en technische randvoorwaarden voor de exploitatie van reclame op het internet kan borgen, zoals de NPO dit ook voor radio en televisie doet. De redactionele onafhankelijkheid van omroepen wordt hierbij vanzelfsprekend niet aangetast.

2.5 Overig

De wethouders van Economie en Media van de gemeenten Amsterdam, Utrecht en Hilversum hebben op 4 oktober 2015 een open brief gericht aan de Tweede Kamer en aan het kabinet. Hierin noemen zij een tiental onderwerpen, die zij van belang achten voor een sterke Media Valley. Deze onderwerpen bestrijken een breed terrein en vragen onder meer aandacht voor de handhaving van een laag (6%) BTW tarief voor diensten die aan mediaproducties zijn gerelateerd, de stimulering van excellente media- en kunstvakopleidingen, regulering van privacywetgeving op gelijke wijze als elders in Europa, het behoud van netneutraliteit, de verbetering van de vervoersinfrastructuur tussen Amsterdam, Utrecht en Hilversum en ruimte in de Mediawet voor publiek-private samenwerking.

De brief kwam ter sprake bij het wetgevingsoverleg ter wijziging van de Mediawet, op 8 oktober jongstleden. Daarbij hebben de leden Verhoeven (D66) en Mohandis (PvdA) mij gevraagd om een reactie te geven op deze brief.

Deze tien onderwerpen liggen op het terrein van een groot aantal departementen (naast OCW zijn dat EZ, SZW, Financiën, VenJ en IenM). Ik heb de Kamer daarom toegezegd dat ik deze brief onder de aandacht zou brengen van de desbetreffende collega’s in het kabinet. Ik kom hierop terug met een schriftelijke reactie.

3 Regionale en lokale publieke omroep

In dit laatste hoofdstuk sta ik stil bij de regionale en lokale omroep.

3.1 Regionale publieke omroep

3.1.1 Slagvaardig en efficiënt

Het kabinet wil komen tot een slagvaardige en efficiënte regionale omroep. In mijn visie is het daarom van belang om te komen tot één organisatie die op basis van één concessie verantwoordelijk wordt voor de verwezenlijking van de publieke media-opdracht op regionaal niveau met behoud van de regionale identiteit. Zo kan de vereiste efficiency worden gerealiseerd met een nog overzienbare schaalgrootte. De intensivering van landelijke samenwerking en de clustering van de ondersteunde afdelingen draagt daaraan bij. Daarmee kan ook de slagvaardigheid worden vergroot zonder dat afbreuk gedaan wordt aan de kwaliteit van het media-aanbod en de regionale identiteit van de programmering.

Dit doel wil het kabinet bereiken in drie stappen. De eerste stap is gezet met de overheveling van de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid naar het Rijk per 1 januari 2014 en de korting van 17 miljoen euro op het budget van de regionale omroepen met ingang van 2017.

De tweede stap betreft de verlening van een ongedeelde concessie aan één organisatie die verantwoordelijk is voor de verwezenlijking van de publieke opdracht op regionaal niveau: de Regionale Publieke Omroep (hierna: RPO). Dit is uitgewerkt in het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst. Op 8 oktober jl. was de plenaire behandeling in uw Kamer van dit wetsvoorstel.

De derde stap betreft de verdere inrichting en governance van de organisatie van de regionale omroep op basis van de gesprekken die ik met ROOS heb gevoerd. Dit wordt vastgelegd in nadere wetgeving met als beoogde inwerkingtredings-datum 1 januari 2017. De kern van de uiteindelijke uitwerking is dat wettelijk gewaarborgd worden dat de RPO verzorgingsgebieden vaststelt en de verzorging van het media-aanbod voor die gebieden opdraagt aan regionale redacties die onderdeel zijn van de RPO. Vooralsnog zullen die verzorgingsgebieden maximaal de huidige provincies en omroepen zijn.38 De regionale redacties zullen in deze verzorgingsgebieden de regionale omroeptaak – de verzorging van de programma’s – uitvoeren.

Ik ben tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 niet toegekomen aan de beantwoording van een deel van de vragen over de regionale en lokale publieke omroep. Ik heb daarop toegezegd deze vragen schriftelijk te zullen beantwoorden. Deze toezegging doe ik gestand door in de volgende paragrafen de openstaande vragen te beantwoorden.

3.1.2 Samenwerking regionale en landelijke publieke omroep

Het lid Verhoeven (D66) vroeg hoe de samenwerking tussen de regionale publieke omroepen en de landelijke publieke omroep eruit gaat zien, hoe ik stimuleer dat er een goede uitwisseling van content kan plaatsvinden en wat er met wetgeving als begeleiding wordt gedaan. Het lid Heerma (CDA) vroeg in dit verband hoe ik de samenwerking tussen de NOS en de regionale omroepen waardeer. Daarnaast merkte het lid Heerma op dat in plaats van de content onder de eigen noemer van de NOS te brengen, er op de website van de NOS ook zou kunnen worden doorgelinkt naar het nieuws van de regionale omroepen zelf. Het lid Heerma vroeg hoe ik daartegen aankijk.

Ik vind het belangrijk dat de landelijke publieke omroep en de regionale publieke omroep met elkaar samenwerken. Om als voorbeeld het nieuws te nemen: door samenwerking kan regionaal nieuws sneller zijn weg vinden naar de NOS en andersom. Ook wordt door samenwerking de zichtbaarheid en het bereik van de regionale omroepen vergroot. Op NOS.nl heeft het regionale nieuws inmiddels een eigen plek gekregen. De betreffende berichten zijn te herkennen aan het regio-logo.

Verder vind ik het belangrijk dat de landelijke en de regionale publieke omroep blijven zoeken naar nieuwe manieren van samenwerking om daarmee de kwaliteit van de nieuwsvoorziening te verbeteren en het publiek beter te kunnen bedienen. Met het oog hierop vind ik het een positieve ontwikkeling dat de NOS en ROOS in een persbericht op 7 oktober jl. bekendgemaakt hebben dat zij hun samenwerking verder uitbreiden waarbij het regionieuws een plek in het NOS Journaal krijgt. Het is aan deze organisaties om samen te bepalen hoe de uitbreiding van de samenwerking verder wordt ingevuld, maar het lijkt mij een goed idee als vanuit de website van de NOS direct wordt doorgelinkt naar het nieuws van de regionale omroepen.

Het wetsvoorstel dat op 8 oktober jl. in uw Kamer is behandeld, voorziet in een wijziging van artikel 2.133 van de Mediawet 2008 die de uitwisseling van media-aanbod tussen de landelijke publieke omroepen enerzijds en regionale en lokale publieke omroepen anderzijds vergemakkelijkt. Op deze manier hoop ik de samenwerking te faciliteren en te stimuleren. Ik vind het tot slot ook belangrijk dat de landelijke en regionale publieke omroep niet alleen redactioneel maar ook bij de techniek samenwerken om zo de uitwisseling van content en aansluiting van elkaars systemen zo efficiënt mogelijk te laten zijn.

3.1.3 Omrop Fryslân

De leden Verhoeven (D66), Rutte (VVD), Segers (ChristenUnie) mede namens Bisschop (SGP), Heerma (CDA), Jasper van Dijk (SP), Mohandis (PvdA) en Klein (Klein-fractie) vroegen aandacht en waarborgen voor de bijzondere positie van Omrop Fryslân en de Friese taal. Daarover is ook een motie ingediend door de leden Heerma en Segers die op 13 oktober jl. door uw Kamer is aangenomen.39 In deze motie verzoekt de Kamer de regering om bij de uitwerking van de toekomst van de regionale omroepen inhoudelijk en financieel recht te doen aan de bijzondere positie van Omrop Fryslân en hierover met de provincie Friesland afspraken te maken.

Ik ben mij bewust van de bijzondere positie van de Friese taal als officiële tweede rijkstaal in Nederland en de belangrijke rol die Omrop Fryslân in dit verband vervult. Ik verwijs u in dit verband naar mijn brief van 7 september 2015 aan uw Kamer.40 Hierin gaf ik onder meer mijn reactie op het plan ROOS.41 In mijn reactie heb ik gesteld dat er door de overheid voldoende voorzieningen worden getroffen voor een kwalitatief hoogwaardig programma-aanbod in de Friese taal en dat deze functie goed geborgd moet worden, ook in de toekomst. Daartoe heb ik toegezegd dat ik in het wetsvoorstel over de regionale omroep dat in 2017 in gaat, het Friestalig media-aanbod en een eigen aanbodkanaal voor de provincie Fryslân wettelijk zal borgen.

Verder zal in het wetsvoorstel de onafhankelijkheid van de regionale redacties worden gewaarborgd. De regionale redacties bepalen zelf de vorm en inhoud van het door hen verzorgde media-aanbod. Concreet betekent dit onder meer dat in Friesland wordt bepaald wat er in Friesland wordt uitgezonden. Daarnaast zal voor Friesland, evenals voor de andere provincies, een afzonderlijke beleidscommissie media-aanbod worden ingesteld. De beleidscommissie wordt in de Mediawet 2008 vastgelegd en is representatief voor het verzorgingsgebied.

De ingediende motie zie ik daarom als ondersteuning van mijn beleid. Dit geldt ook voor de bekostiging van Omrop Fryslân. Mijn beleid voorziet er reeds in dat er extra geld gaat naar Omrop Fryslân. Dit zal ik ook betrekken in mijn overleg met de provincie Friesland. Daarbij gaat het om een jaarlijkse bijdrage via de NOS voor landelijke Friestalige programmering en de rechtstreekse extra subsidiëring vanuit de mediabegroting in het kader van de Bestuursafspraak Friese taal en Cultuur. De continuering van deze extra bijdrage zal ik in ieder geval in het wetsvoorstel waarborgen.

3.1.4 Nieuwsbronnen in dunbevolkte gebieden

Het lid Verhoeven (D66) vroeg hoe ik ga helpen om in dunbevolkte gebieden (zoals Friesland, Drenthe en Zeeland) het aantal nieuwsbronnen niet onder een kritische grens te laten zakken. Het lid Segers (ChristenUnie) sloot zich bij deze vraag aan. Ook het lid Heerma (CDA) merkte in dit verband op dat juist in de hele kleine provincies de rol van de publieke omroep het meest onder druk staat.

Ik deel de zorgen die deze Kamerleden schetsen rond de regionale journalistiek en specifiek die rond het aantal nieuwsbronnen in dunbevolkte gebieden. Tegelijkertijd ligt de primaire verantwoordelijkheid voor het aanbieden van een onafhankelijk en kwalitatief hoogwaardig nieuws- en informatieaanbod bij de mediaorganisaties zelf, zowel publiek als privaat.42 De regionale publieke omroepen die in deze dunbevolkte gebieden actief zijn, worden hiervoor nu al ruimschoots gecompenseerd. Ik zal zorgen dat dit in het wetsvoorstel waarin de verdere modernisering van de regionale omroep wordt vormgegeven, geborgd wordt. Tevens is dit ook een verantwoordelijkheid voor de betreffende provincies en gemeenten. Het doet mij dus deugd om te zien dat er ook medeoverheden zijn die deze lastige opgave aanpakken zoals de provincie Friesland, die het oprichten van een Fries regionaal mediacentrum ondersteunt en de provincie Limburg die een onafhankelijk medialandschap actief stimuleert.43

De overheid dient te zorgen voor een klimaat waarin ondernemerschap en innovatie goed kunnen gedijen. Mijn beleid is daarom gericht op het wegnemen van belemmeringen voor ondernemerschap en het leveren van een bijdrage aan innovatieve experimenten op het terrein van de journalistieke nieuwsvoorziening. Daarom is het stimuleringsfonds voor de journalistiek een regeling «regionale journalistieke samenwerking» gestart die projecten steunt die de nieuwsvoorziening in de regio verbeteren.44 Deze regeling Regionale Journalistieke Samenwerking faciliteert bestaande en nieuwe vormen van journalistieke samenwerking in de regio.

3.1.5 Regiodocumentaires

Het lid Klein (Klein) vroeg of ik een garantie wil geven dat ook de regiodocumentaires geoormerkt zullen worden in het budget van het NPO-fonds.

De NPO heeft het initiatief genomen om binnen de eigen begroting het gat op te vullen dat door het wegvallen van het Mediafonds is ontstaan (zie paragraaf 2.3). Daarvoor is in een tijd van bezuinigingen budget vrijgemaakt. Ook de cultuurfondsen zullen binnen hun begroting ruimte blijven maken voor regelingen. Ik vind het daarom niet redelijk en billijk dat ik de NPO vraag om ook verantwoordelijkheid te nemen voor de stimulering van producties die gericht zijn op de regio. Ik roep de ROOS dan ook op het voorbeeld van de NPO te volgen en binnen de eigen begroting budget vrij te maken voor regionale drama- en cultuurproducties. Daarnaast zie ik ook op dit terrein ik het belang van samenwerking tussen de regionale en landelijke publieke omroep. Ik denk dan aan samenwerking bij de productie en ontwikkeling van drama en documentaires die zowel regionaal als landelijk worden uitgezonden. Dergelijke samenwerking biedt de mogelijkheid om de kosten gezamenlijk te dragen.

3.1.6 Provinciefonds

Tot slot ga ik nog in op de motie van Segers cs rond het budget voor de regionale omroep. Deze motie is ingediend naar aanleiding van de wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting. Hierin wordt de regering verzocht om – indien de uitkomsten van rechtszaken en beroeps-procedures in het voordeel van de regionale omroep uitvallen – het bedrag van deze uitkomsten te onttrekken aan het Provinciefonds en structureel toe te voegen aan de mediabegroting ten gunste van de regionale omroep.45 De uitkomsten van rechtszaken en beroepsprocedures zijn niet in het voordeel van de regionale omroep uitgevallen. Er zal geen aanvullend bedrag aan het Provinciefonds worden onttrokken.

3.2 Lokale publieke omroep

De leden Grashoff (GroenLinks), Heerma (CDA), Mohandis (PvdA) en Klein (Klein) vroegen om nader in te gaan op de lokale publieke omroepen en de rol van de stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen in dit bestel.

De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de lokale publieke omroepen. Er is door OLON hard gewerkt aan schaalvergroting en professionalisering van de lokale omroepen om deze meer slagkracht te geven en toekomstbestendiger te maken. Dat gebeurt door het bevorderen van de vorming van streekomroepen, de introductie van een centrale distributievoorziening voor de lokale publieke omroepen en de professionalisering van de eigen organisatie.

De lokale omroepen hebben via hun branchevereniging OLON in mei 2015 naast de vereniging een onafhankelijke stichting opgericht: stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen. Deze stichting is belast met de behartiging van de collectieve belangen van de lokale omroepen en heeft van OLON het mandaat gekregen om alle collectieve zaken voor de sector op te pakken. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan initiatieven op het gebied van technische infrastructuur, kennis, content, omgeving en bedrijfsvoering. Ik ondersteun die professionaliseringsslag onder meer door mijn financiële bijdrage aan de ontwikkeling en implementatie van de centrale distributievoorziening.

Ter afsluiting

De begroting van de NPO voor 2016 is de eerste voor de nieuwe concessieperiode 2016–2020. Voor de regionale publieke omroep is dit het jaar van bestuurlijke verandering en het jaar voorafgaand aan de bezuiniging. Intussen ontwikkelt het medialandschap zich in hoog tempo. De publieke omroep op landelijk, regionaal en lokaal niveau moet zich aanpassen aan deze veranderende omstandigheden. De afgelopen jaren heb ik daarom een aantal stappen gezet om de publieke omroep toekomstbestendig te maken, waaronder het recente voorstel tot wijziging van de mediawet die recent in de Tweede Kamer is aangenomen en naar verwachting per 1 januari 2016 van kracht wordt. Verder ben ik voornemens volgend jaar een wetswijziging met betrekking tot de inrichting en governance van de regionale omroep aan uw Kamer voor te stellen. Daarnaast zal ik met de NPO een prestatieovereenkomst sluiten met daarin doelstellingen voor de komende concessieperiode 2016–2020. In het komende jaar moet de publieke omroep belangrijke stappen nemen om in deze snel veranderende omgeving zijn positie te bestendigen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker