Gepubliceerd: 12 oktober 2015
Indiener(s): Roos Vermeij (PvdA)
Onderwerpen: economie ict
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34271-5.html
ID: 34271-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 12 oktober 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt een verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

 
       

I

ALGEMEEN

2

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Compensatie bij storingen (nieuw artikel 7.1a)

2

 

3.

Wegnemen overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees (wijziging artikel 7.2a)

5

 

4.

Continuïteit van de omroepetherdistributie (nieuw artikel 11a.3)

7

 

5.

Aanpassing beslistermijn voor burgemeester en wethouders bij graafwerkzaamheden (wijziging artikel 5.4)

7

 

6.

Diverse wijzigingen ter versterking van de samenhang en van het beleid op het terrein van elektronische communicatie

7

 

7.

Kabinetsstandpunt inzake verzamelwetgeving

8

 

8.

Dienstenrichtlijn en Vrij verkeer van diensten

8

 

9.

Bedrijfseffecten

8

 

10.

Consultatie

10

       

II.

ARTIKELEN

10

Artikel I, onderdeel A

10

Artikel I, Onderdelen O tot en met Q – artikelen 5.8 en (nieuw) 5.9

10

Artikel I, onderdeel V – artikel 7.6a

10

Artikel I, onderdeel Z – nieuw artikel 11a.3

10

I ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de versterking van de positie van abonnees bij netwerkstoringen, het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees, de verbetering van de continuïteit van uitzendingen vanaf antenne-opstelpunten voor omroep, alsmede ter versterking van de samenhang en het beleid op het terrein van elektronische communicatie (versterking telecommunicatiebeleid). Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel versterking telecommunicatiebeleid. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel en hebben hierover enige vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden hebben vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

2. Compensatie bij storingen (nieuw artikel 7.1a)

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat een compensatieregeling voor prepaid-klanten administratief complex is en veel kosten met zich mee brengt. Heeft de regering zich hier voldoende rekenschap van gegeven? Zij lezen verder dat de compensatieregeling gaat gelden voor alle «openbare elektronische communicatiediensten». Kan de regering daar een toelichting op geven; betekent dat hier ook diensten onder vallen die gratis worden aangeboden? In hoeverre is compensatie voor een gratis dienst billijk volgens de regering?

Het kan voorkomen dat er graafwerkzaamheden nodig zijn ten behoeve van een elektronisch communicatienetwerk in de nabijheid van leidingen met een gevaarlijke inhoud waarvoor binnen drie werkdagen voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen conform artikel 13 van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION). Uiteraard vinden deze leden dat de veiligheid voorop moet staan en in een dergelijk geval kan dat tijd kosten. In hoeverre kan dit een telecomaanbieder hinderen om een storing binnen 12 uur op te lossen? Hoe wil de regering hiermee omgaan? Vindt de regering het billijk om ook in deze gevallen de compensatieregeling te handhaven?

In de energiemarkt is er een compensatieregeling die systeembeheerders (netbeheerders) in geval van storing moeten betalen. Deze geldt niet in geval van «een niet te voorziene gebeurtenis of situatie die redelijkerwijs buiten de controle van een netbeheerder ligt en niet te wijten is aan een fout van een netbeheerder». In hoeverre heeft de regering voor leveringsonderbrekingen voor telecom in situaties van overmacht – denk bijvoorbeeld aan «distributed denial-of-service-aanvallen» (DDoS-aanvallen) waarbij geprobeerd wordt om een netwerk en/of telecomdienst onbruikbaar te maken – een vergelijkbare regeling overwogen? Waarom is daar niet voor gekozen? Ontstaat door de afwezigheid van een dergelijke uitzonderingsgrond niet een prikkel voor kwaadwillende om met DDoS-aanvallen providers financiële schade te berokkenen?

Kan de regering een uitgebreide toelichting geven op welke situaties onder «extreme gevallen» vallen en welke hier niet onder vallen? Hoe zit het bijvoorbeeld met stroomstoringen en uitzonderlijke weersomstandigheden?

De leden van de VVD-fractie lezen dat als een abonnee een triple play-pakket heeft en er sprake is van onderbreking van één van de diensten van dat pakket als gevolg van een storing, bij de berekening van het minimale compensatiebedrag per dag wordt uitgegaan van de totale maandelijkse pakketprijs. Waarom heeft de regering hiervoor gekozen? Wordt de regeling anders te complex?

Deze leden hebben begrepen dat het in de praktijk niet mogelijk is storingen bij wholesalecontracten te verhalen op de netwerkaanbieder. Is de regering bereid te onderzoeken op welke manier er nadere regels gesteld kunnen worden als partijen er onderling niet uitkomen bij het verhalen van de kosten voor compensatie? Kan de regering hier bijvoorbeeld nadere regels voor stellen of de Autoriteit Consument en Markt (ACM) bevoegdheden toekennen om hier in het kader van marktordening handvaten voor vast te stellen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom er pas compensatie is na een storing van meer dan 12 uur. Is het waar dat in de energiesector geldt dat al na vier uur storing er sprake is van compensatie? Waarom kan dit niet in de telecomsector? Deelt de regering de mening dat een storing van 12 uur als bijzonder hinderlijk kan worden ervaren door de consument? Hoe verhoudt zich dit tot een gering bedrag van één euro per dag? Hoe verhoudt dit zich tot de veel hogere compensatiebedragen in de energiesector en in de luchtvaart?

Wat zijn de geschatte kosten van een compensatieregeling op basis van meer dan 12 uur storing? Wat zouden de geschatte kosten zijn van een compensatieregeling op basis van meer dan 12 uur storing? Hoe vaak zijn storingen van langer dan 12 uur voorgekomen de laatste jaren? Kan de regering ingaan op de voor- en nadelen van vormvrije compensatie? Heeft de consument een voorkeur voor bijvoorbeeld 500 MB aan data in plaats van 1,50 euro? Kan de regering nader ingaan op wat onder overmacht valt en wat niet?

Zullen prepaid telefoons ook onder de compensatieregeling vallen? Deelt de regering de mening dat de fraudegevoeligheid hiervan beperkt is, omdat de NAW-gegevens vastliggen in de gemeentelijke basisadministratie (GBA)? Hoe verhoudt dit zich tot de wens van privacy, die prepaid bellers kunnen hebben?

Waarom zou de compensatieregeling pas een jaar later in werking treden dan de rest van het wetsvoorstel? Waarom moeten (lopende) contracten worden aangepast, als er een wettelijke regeling is? Waarom wordt de compensatieregeling nader uitgewerkt bij ministeriële regeling en niet bij algemene maatregel van bestuur (AMvB)? Kan er vanuit worden gegaan dat deze ministeriële regeling of AMvB eerst wordt voorgehangen bij de Kamer?

Wat wordt verstaan onder een «ongebruikelijk hoge rekening» in de zin van art. 7.6a? Waarom wordt niet gekozen voor een waarschuwingssysteem dat aanbieders verplicht om de consument te waarschuwen wanneer de rekening te hoog oploopt?

In welke gevallen is sprake geweest van bedreiging van de werknemers van de aanbieder? Waarom leidt bedreiging van anderen dan de eigen werknemers niet tot beëindiging van de levering?

De leden van de SP-fractie lezen in het wetsvoorstel dat compensatie bij langdurige storingen beperkt zal worden tot abonnees die woonachtig zijn in het gebied waarin de storing plaatsvindt. Gaan klanten met een prepaid-abonnement eveneens gecompenseerd worden en op welke manier gaat worden bijgehouden waar deze abonnees woonachtig zijn?

Deze leden vernemen uit het wetsvoorstel dat de regering van mening is dat de energie- en telecomsector dermate van aard verschillen dat een driemaal zo hoge drempel van storingen kan worden aangehouden. Ervan uitgaande dat huishoudens en bedrijven onder andere gas, elektriciteit en warmte van hun leveranciers kunnen afnemen vragen zij de regering om uiteen te zetten op welke wijze energie een homogeen product is. Tevens vragen zij de regering nader te onderbouwen waarom de mogelijke aanwezigheid van een alternatief een langere termijn rechtvaardigt.

De leden van de CDA-fractie merken op dat tijdens de behandeling van de motie Braakhuis-Van Dam (Zaaknr. 2011D52494), waar dit wetsartikel een uitvoering van is, de Minister van Economie, Landbouw en Innovatie (EL&I) toen aangaf dat klanten met hun vragen en klachten terecht kunnen bij de verkoper van het product of bij de dienstverlener die het product in combinatie met een dienst heeft aangeboden. De genoemde Minister gaf aan dat in het geval de klanten er met hun dienstverlener niet uit komen ze naar de rechter of naar een geschillencommissie kunnen stappen, waarvan de telecombedrijven verplicht lid zijn. Tevens gaf hij aan dat het in eerste instantie aan partijen is en later aan de rechter om te toetsen of schadevergoeding dient te worden toegekend. Waarom acht de huidige regering nu een wettelijke recht op compensatie noodzakelijk? Deelt de regering de uitspraken van de toenmalige Minister van EL&I? Zo nee, waarom niet?

De toenmalige Minister van EL&I gaf tijdens de behandeling van dezelfde motie aan dat hij niets voelde voor een wettelijk recht op compensatie omdat de telecomsector niet vergelijkbaar is met andere sectoren waarin dat recht wel bestaat, zoals de energie-, luchtvaart-en reissector. Volgens de toenmalige Minister blijft bij de telecomsector de essentiële dienst, namelijk communicatie, wel beschikbaar. Dat zou anders liggen als de stroom of het luchtverkeer uitvalt, omdat er dan geen alternatief bestaat. Deelt de regering de mening dat de telecomsector niet vergelijkbaar is met andere sectoren waarin dat recht op compensatie wel bestaat? Tevens vragen deze leden of de regering nader kan toelichten waarom zelfregulering geen optie zou zijn. En hoeveel procent van de van de aanbieders voorzien op dit moment in een compensatieregeling? De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de regering heeft gezocht naar een eenvoudig uitvoerbare compensatieregeling omdat de bewijslast complex zou kunnen zijn om vast te stellen wie er tijdens de storing in het gebied was. Deze leden vragen echter wel, indien dit artikel wordt ingevoerd, of het dan rechtvaardig is dat alleen abonnees die woonachtig of gevestigd zijn in het gebied recht krijgen op compensatie. Vindt de regering het rechtvaardig dat praktische redenen hierbij doorslaggevend zijn geweest? Tot slot de vraag waarom in beginsel de keuze tussen het automatisch aanbieden van de compensatie of het verstrekken van compensatie op aanvraag wordt overgelaten aan de aanbieder zelf. Kiest elke aanbieder dan niet voor het laatste? En graag een nadere toelichten waarom de compensatieregeling in beginsel ook geldt indien de oorzaak van de storing niet aan de aanbieder kan worden toegerekend?

De leden van de PVV-fractie vinden het goed dat het recht op compensatie bij storingen nu wettelijk wordt vastgelegd. Zij vragen wel waarom het vier jaar geduurd heeft voordat hiertoe een wetsvoorstel naar de Kamer is gestuurd. Bovendien wordt daar nog eens een jaar bij opgeteld na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, zodat telecomaanbieders hun contracten kunnen aanpassen, terwijl deze telecomaanbieders na aanname van deze motie zich al jaren op deze wetswijziging hadden kunnen voorbereiden. Bovendien betreffen het tussentijdse contractaanpassingen ter faveure van de afnemers, dus de leden zien niet in waarom hier extra tijd voor moet worden uitgetrokken.

Verder vinden de leden zoals al eerder aangegeven middels de motie Klever/Gesthuizen (TK 24 095, nr. 346) dat een termijn van 12 uur veel te ruim is. Deze leden zouden liever zien dat een termijn van 4 uur gehanteerd wordt, zoals dat ook voor energie geldt. Te meer de redenering die de regering hanteert niet helemaal opgaat. De meeste abonnees hebben een abonnement bij één internetaanbieder of mobiele provider. Als deze dienstverlening dus wegvalt dan hebben zij daar niet binnen een paar uur een alternatief voor handen. Men is dus net als bij energie op dat moment van één aanbieder afhankelijk. Verder is de voorgestelde minimale compensatie echt lachwekkend en zal door menig afnemer opgevat worden als een belediging voor de hinder die diegene daarvan heeft ondervonden. Om meer inzage te krijgen in een meer passende vergoeding willen de aan het woord zijnde leden de volgende zaken weten: Wat is de langste verstoring geweest van het afgelopen jaar, die niet onder de overmachtsregeling zou vallen? Wat is realistisch gezien de langst mogelijke verstoringstijd die niet onder de overmachtsregeling valt en hoe vaak is dat tot op heden voorgekomen? Wat is het gemiddelde aantal storingsminuten per telecomaanbieder van het afgelopen jaar of jaren voor zowel vaste als mobiele telefonie, internet en tv? Wat is de gemiddelde duur van een verstoring in het afgelopen jaar of de afgelopen jaren? Wat zijn de huidige compensatieregelingen die sommige telecomaanbieders reeds bieden en welke vergoedingen worden daarbij gehanteerd? Hoe verhoudt de voorgestelde compensatieregeling zich tot vergelijkbare regelingen in het buitenland en dan met name de landen uit de top vijf op ICT-gebied? Wordt er gebruik gemaakt van een automatische compensatieregeling of gebeurd dit alleen op aanvraag?

Verder zijn de leden van de PVV-fractie van mening dat wettelijk moet worden vastgelegd dat het veroorzakersprincipe moet worden toegepast als het gaat om de compensatieregeling en de leden wijzen de regering hierbij op de motie Klever (TK 24 095, nr. 347). Kan de regering onderbouwen waarom hier toch van af wordt gezien? Schaadt dit niet de concurrentiepositie van deze zogenaamde mobile virtual network operator (MVNO), omdat zij geen zekerheid hebben dat zij storingen op het netwerk van derden bij deze derden kunnen verhalen? Te meer deze MVNO’s niet in de onderhandelingspositie verkeren om een dergelijke regeling in de contracten met deze derden af te dwingen? Deelt de regering de zorgen dat zonder dit wettelijk vastgelegde veroorzakersprincipe steeds meer MVNO’s zullen verdwijnen? Zo nee, waarom niet? Deelt de regering de mening dat zonder dit wettelijk vastgelegde veroorzakersprincipe er een stijging zal zijn van het aantal rechtszaken binnen de telecomsector? Zo nee, waarom niet?

3. Wegnemen overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees (wijziging artikel 7.2a)

De leden van de VVD-fractie constateren dat er inmiddels 1,5 jaar gesproken wordt over het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke ondernemers. Overwegende dat het bedrijfsleven zich dus al geruime tijd heeft kunnen voorbereiden op deze wetswijziging zijn deze leden benieuwd of de regering bereid is dit onderdeel van de wet direct na publicatie in de Staatscourant in te laten gaan. Hoe denkt de regering er over om ervoor te kiezen om het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees als specifiek aangewezen onderdeel van de wet direct na publicatie in de Staatscourant in werking te laten treden?

Blokexpiratie is er vaak alleen voor grote klanten (500+ abonnementen/aansluitingen). Dat betekent dat tussentijds afgesloten contracten dezelfde einddatum krijgen dan de eerder afgesloten abonnementen. Daarop zit dan natuurlijk ook een beperkte cash-back/vergoeding. Bij kleinere klanten (minder dan 500 abonnementen/aansluitingen) is dat niet zo. Voor nieuwe uitbreidingen (door bijvoorbeeld nieuwe medewerkers) geldt dan weer opnieuw de initiële contractsduur van bijvoorbeeld 24 maanden. Deelt de regering de mening dat hierdoor sprake is van een «lock-in», omdat de ondernemer niet in één keer met alle abonnementen/aansluitingen kan overstappen naar een nieuwe provider? En dus ook niet kan profiteren van de voordelen van een nieuwe leverancier? Het oude contract wordt op deze wijze ongewild langer dan de originele termijn. Deelt de regering de mening dat het wenselijk is dat de looptijd van een dergelijk contract gemeten wordt vanaf het eerste moment van afsluiting en niet vanaf de laatste tussentijdse wijziging? Zo nee, waarom niet? En hoe effectief is de wijziging van de Telecomwet dan nog als een dergelijke «lock-in» toegestaan blijft?

De leden van de PvdA-fractie vragen of deze regeling van toepassing is op alle ondernemers of alleen op kleine ondernemers. Waar wordt de grens gelegd?

Wat zijn de verschillen en overeenkomsten met het voorstel van wet van het lid Van Dam houdende wijziging van Boek 2 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (stilzwijgende verlenging en opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten, (Kamerstuk 30 520)? Kan deze wet (30 520) ook van toepassing worden verklaard op kleine ondernemers?

De leden van de CDA-fractie vragen waarom er geen onderscheid wordt gemaakt tussen kleinzakelijk en grootzakelijke abonnees. Is het alleen zo dat de grens volgens de regering niet goed is af te bakenen of kan het tevens juridisch niet? De regering geeft hierbij verder aan dat in zijn werking het artikel wel een onderscheid maakt. Zou de regering nader kunnen toelichten dat in het artikel geen onderscheid wordt gemaakt tussen kleinzakelijk en grootzakelijke abonnees, terwijl in de uitwerking van het artikel dit wel wordt gedaan? Tevens vragen deze leden waarom er een afwijkmogelijkheid is opgenomen om af te wijken van de hoofdregel dat een stilzwijgend verlengd contract maandelijks kosteloos kan worden opgezegd. Is een logisch gevolg hiervan niet dat buitenproportioneel gebruik zal worden gemaakt van deze afwijkmogelijkheid, ten nadelen van de kleinzakelijke abonnee? En wijkt deze uitvoering niet teveel af van de motie De Liefde cs. (TK 32 637 nr. 363)? De regering geeft aan dat deze afwijkmogelijkheid is geïntroduceerd is na een uitdrukkelijk verzoek in de internetconsulatie. Welke zwaarwegende argumenten zijn tijdens de internetconsulatie aangegeven waardoor de regering hiervan is overtuigd? Wat zouden de nadelen zijn indien de afwijkmogelijkheid wordt geschrapt of aangescherpt?

De leden van de PVV-fractie zetten zich al jaren in voor meer concurrentie op de telecommarkt en vinden het een goede zaak dat overstapdrempels voor zakelijke gebruikers nu worden weggenomen. Althans op papier is dat het geval, in de praktijk is het natuurlijk nog altijd zo dat veel zakelijke gebruikers een beperktere keuze hebben qua overstap mogelijkheden dan consumenten. Dat komt naast de infrastructurele beperkingen op bedrijventerreinen ook door de huidige situatie, welke naar alle waarschijnlijkheid op alle mogelijke manieren verdedigd zal worden door de gevestigde partijen. Ziet de regering nu voldoende mogelijkheden voor concurrentie en nieuwe toetreders tot de kleinzakelijke markt of zijn er toch nog barrières? In hoeverre komt ook de regelgeving met betrekking tot bescherming van de positie van MVNO’s overeen met die van de consumentenmarkt? Hoe ziet de huidige verdeling van de kleinzakelijke markt eruit en hoe verhoudt dat zich tot de consumentenmarkt?

4. Continuïteit van de omroepetherdistributie (nieuw artikel 11a.3)

De leden van de SP-fractie lezen in het wetsvoorstel dat aanbieders van antenne-opstelpunten in een continuïteitsplan vastleggen welke maatregelen zij nemen om continuïteit van distributie te garanderen en dat de overheid ingrijpt als er een plan ontbreekt of de continuïteit in het gedrang is. Deze leden vernemen graag van de regering of zij de plannen gaat beoordelen op kwaliteit om vast te stellen of de continuïteit voldoende gegarandeerd wordt.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering aangeeft dat de vier meest betrokken partijen op 21 oktober 2014 een Convenant Veiligheid Omroepzendmasten hebben opgesteld, waarin afspraken zijn gemaakt over de te nemen veiligheidsmaatregelen. Deze leden vragen de regering waarom op dit punt dan nog wetgeving nodig is.

5. Aanpassing beslistermijn voor burgemeester en wethouders bij graafwerkzaamheden (wijziging artikel 5.4)

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de termijn van acht weken voor een instemmingsbesluit voor graafwerkzaamheden in de praktijk werkbaar is. Is de Lex Silentio Positivo van toepassing op dit instemmingsbesluit?

De leden van de PVV-fractie vinden het een goede zaak dat de beslistermijn voor graafwerkzaamheden wordt aangescherpt. Het is immers in het belang van Nederland dat de uitrol van nieuwe telecom infrastructuur voorspoedig verloopt. De leden zijn benieuwd wat de uitzonderingsgronden zijn waarbij de termijn van acht weken overschreden mag worden. Leidt dit er in de praktijk niet toe dat standaard een termijn van tweemaal acht weken wordt gehanteerd?

6. Diverse wijzigingen ter versterking van de samenhang en van het beleid op het terrein van elektronische communicatie

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre het spoofingverbod verschilt van een algemeen spamverbod. Waarom zouden nummerinformatiedienstaanbieders zich bezig houden met spoofing? Hoeveel fte gaat binnen de ACM ingezet worden op de handhaving van het spoofingverbod? Kan de regering nader ingaan op de perspectieven van de papieren telefoongids? Waarom wordt de reikwijdte van de geschillenregeling voor nummerinformatiedienstaanbieders ingeperkt door aansluiting bij de geschillencommissie niet langer verplicht te stellen? In hoeverre is de consument hiermee gediend?

De leden van de CDA-fractie lezen dat met de wijziging van artikel 9.1, eerste lid, onderdeel d, de grondslag wordt geflexibiliseerd voor het opleggen van een universele dienstverplichting betreffende een telefoongids voor eindgebruikers. De Minister van Economische Zaken heeft in een brief in 2014 (Kamerstuk 26 643-334) aangegeven dat er maandelijks nog 2,5 miljoen unieke gebruikers zijn die de gedrukte telefoongids raadplegen, vooral 55plussers in niet-stedelijke gebieden. Deze leden vragen of Nederlanders die niet beschikken over internettoegang op welke wijze dan ook, en dus niet in staat zijn de elektronische telefoongids te raadplegen, ten alle tijden de papieren telefoongids kunnen raadplegen? Op welke wijze wordt geborgd dat deze doelgroep over een telefoongids kan blijven beschikken? In dezelfde brief (26 643-334) wordt aangegeven dat DTG de gedrukte telefoongids blijft uitgeven zolang er voldoende vraag naar bestaat van gebruikers en adverteerders, in ieder geval tot eind 2017. Na 2017 ligt de keuze voor het uitgeven van de gedrukte gids, al dan niet landelijk of alleen nog in bepaalde regio’s, bij de markt. Betekent dit dat indien er onvoldoende vraag is volgens het marktmechanisme de papierentelefoongids na 2017 verdwijnt? Zo ja, vindt de regering dit wenselijk en verantwoord? Tot wanneer kan de regering garanderen dat elke Nederlander die een gedrukte telefoongids zou willen ontvangen deze ook kan blijven ontvangen?

7. Kabinetsstandpunt inzake verzamelwetgeving

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de Raad van State heeft aangegeven dat een aantal onderwerpen niet geschikt zijn om opgenomen te worden in een Verzamelwet. Het betreft het verleggen van stroomkabels, de compensaties van abonnees en het verbod op spoofing. De regering heeft dit advies niet opgevolgd omdat de wetswijzigingen zouden passen binnen bestaande beleidsuitgangspunten. Hanteert de regering hierbij niet een te ruime interpretatie van de bestaande criteria voor verzamelwetging (niet omvangrijk, niet complex)?

8. Dienstenrichtlijn en Vrij verkeer van diensten

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan aangeven wat de economische impact is geweest van de Dienstenwet, die in 2009 in de Kamer is aangenomen? Hoeveel additionele groei en banen zijn hieruit voortgekomen?

9. Bedrijfseffecten

De leden van de CDA-fractie lezen dat het voorgestelde artikel 7.1.a over compensatie bij storingen kan zorgen voor regeldrukeffecten, toezichtslasten en eenmalige en structurele inhoudelijke nalevingskosten. Wegen deze lasten die voortkomen uit artikel 7.1.a volgens de regering op tegen de baten? Zo ja, zou de regering dit kunnen toelichten? Deze leden lezen verder dat de inhoudelijke nalevingskosten onder meer afhankelijk zijn van de volgende factoren: hoe vaak doet zich een storing voor, de duur van de storing en het aantal getroffen klanten. Echter, deze leden lezen dat de nadere gegevens over deze factoren ontbreken omdat de aanbieders niet verplicht zijn deze gegevens te verstrekken. Evenmin beschikt de regering over gegevens over kleinere, lokale storingen, die niet meldingsplichtig zijn. Is het verantwoord om een artikel in de wet op de nemen waarbij de nalevingskosten zijn gebaseerd op aannames? Heeft de Kamer volgens de regering voldoende informatie om te kunnen beoordelen wat de effecten zullen zijn van het voorgestelde artikel 7.1.a?

Tevens vragen deze leden wat de foutmarge is bij de rekenvoorbeelden over de compensatiebedragen. Wat is bijvoorbeeld de foutmarge bij de aanname dat bij een compensatie op aanvraag 20% van de klanten een beroep zullen doen op compensatie? En na hoeveel jaar is de regering van plan de aannames met de betrokken aanbieder te evalueren en de compensatieregeling daarop zo nodig aan te passen, zoals de regering aangeeft?

Bij artikel 11.a.3 vragen de leden van de CDA-fractie of de regering zou kunnen toelichten op welke wijze wordt voorkomen dat de verplichting om een continuïteitsplan op te stellen leidt tot een onnodig bureaucratisch proces.

De leden van de PVV-fractie zijn zich ervan bewust dat een wettelijke verplichte compensatieregeling kosten met zich meebrengt voor de telecomaanbieders. De leden zouden het onwenselijk vinden als deze kosten worden doorberekend in de tarieven. Kan de regering aangeven in hoeverre er beperkingen zijn opgenomen in dit wetsvoorstel om dat te doen en hoe daar op gecontroleerd wordt? Kan er een indicatie gegeven worden van het effect van deze regeling op de tarieven?

10. Consultatie

De leden van de CDA-fractie constateren dat de suggestie om (geplande) onderhoudswerkzaamheden buiten de compensatieverplichting te houden niet door de regering is overgenomen. Zij vragen of de regering verwacht dat hierdoor onderhoudswerkzaamheden worden uitgesteld, wat mogelijk tot gevolg heeft dat grotere storingen zich voordoen.

II. ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de definitie van «nummer» wordt aangepast – ook voor artikelen 4.1 en 4.2- waarmee het mogelijk wordt om ook besloten netwerken onder de wet te laten vallen. Waarom doet de regering dit? Wat zijn de gevolgen daarvan?

Artikel I, onderdelen O tot en met Q – artikelen 5.8 en (nieuw) 5.9

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven om welke redenen, naast de invoering van het nieuwe artikel 5.9 voor grote infrastructurele werken, het tevens nodig is om met artikel 5.8 ook degene die van de rechthebbende een huurrecht, of een recht van erfpacht of opstal, of een gebruiksrecht voor de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken heeft verkregen een aanspraak te geven op verplaatsing of het nemen van maatregelen op kosten van de telecomaanbieder? Is artikel 5.8 niet in feite overbodig naast artikel 5.9 Tw, zo vragen deze leden. In hoeverre wijkt dat af van bestaande jurisprudentie en waarom heeft de regering daarvoor gekozen? Kan de regering nader toelichten welke overwegingen of geconstateerde problemen er toe hebben geleid om naast het Uitvoeringsprotocol Telecom dit nieuwe artikel 5.9 in te voeren?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Raad van State best wel een punt maakt van dit artikel, terwijl de regering aangeeft dat het gaat om een kleine wijziging. Zou de regering nader kunnen toelichten waarom dit artikel alleen lichte gevolgen met zich meebrengt?

Artikel I, onderdeel V – artikel 7.6a

De leden van de VVD-fractie lezen dat ter voorkoming van hoge rekeningen, een abonnee de keuze moet hebben gehad tussen een abonnement waarbij de levering wordt opgeschort als een bepaalde datalimiet wordt overschreden en een abonnement waarbij dat niet het geval is. Vanuit de Kamer was er de wens om meer bescherming tegen zogenoemde billshocks waarop aanbieders dit hebben opgepakt met steeds betere bescherming. Deze passage echter stuurt juist aan op het weer aanbieden van diensten zonder bescherming tegen billshocks. Deze leden vragen of het waar is dat de regering de ingezette praktijk hier weer omdraait. Zo niet, hoe moet dit artikel dan gelezen worden?

Artikel I, onderdeel Z – nieuw artikel 11a.3

De leden van de VVD-fractie lezen dat een aanbieder op grond van het tweede lid kan worden verplicht op eigen kosten een veiligheidscontrole te laten uitvoeren door een onafhankelijke deskundige. De aanwijzing van deze deskundige zal door de Minister kunnen gebeuren. Begrijpen deze leden het goed dat met een onafhankelijke deskundige nadrukkelijk niet het Agentschap Telecom (AT) wordt bedoeld? Zo niet, waarom is het AT niet uitgesloten?

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Thomassen