Kamerstuk 34200-XVIII-1

Jaarverslag Wonen en Rijksdienst 2014

Dossier: Jaarverslag en slotwet Wonen en Rijksdienst 2014

Gepubliceerd: 20 mei 2015
Indiener(s): Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34200-XVIII-1.html
ID: 34200-XVIII-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN WONEN EN RIJKSDIENST (XVIII)

Aangeboden 20 mei 2015

Uitgaven naar beleidsterrein (x € 1.000)

Ontvangsten naar beleidsterrein (x € 1.000)

Inhoudsopgave

A.

Algemeen

5

 

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

5

 

2. Leeswijzer

7

       

B.

Beleidsverslag

9

 

1. Beleidsprioriteiten

9

 

2. Beleidsartikelen

19

   

Artikel 1 Woningmarkt

19

   

Artikel 2 Woonomgeving en bouw

29

   

Artikel 3 Kwaliteit Rijksdienst

39

   

Artikel 6 Uitvoering rijksvastgoedbeleid

43

 

3. Bedrijfsvoeringsparagraaf

48

       

C.

Jaarrekening

50

 

1. De verantwoordingsstaat

50

 

2. De samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastenagentschappen

51

 

3. Jaarverantwoording agentschappen per 31 december 2014

53

   

3.1 Logius

53

   

3.2 P-Direkt

61

   

3.3 Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

68

   

3.4 FMHaaglanden

76

   

3.5 Shared Service Centrum ICT Haaglanden (SSC ICT Haaglanden)

85

   

3.6 Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI)

93

   

3.7 Rijksgebouwendienst (RGD)

99

   

3.8 Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB)

113

   

3.9 Dienst van de Huurcommissie (DHC).

124

 

4. De saldibalans

132

       

D.

Bijlagen

141

 

1. Toezichtsrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (ZBO’s/RWT’s)

141

 

2. Afgerond evaluatie en overig onderzoek

144

 

3. Extra-comptabel overzicht stedenbeleid 2014

148

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Wonen en Rijksdienst (XVIII) over het jaar 2014 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister voor Wonen en Rijksdienst decharge te verlenen over het in het jaar 2014 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2014;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2014 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2014, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2014 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Algemeen

Voor u ligt het jaarverslag 2014 van Wonen en Rijksdienst.

Vanaf 2014 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) naast de begroting van BZK een begroting voor Wonen en Rijksdienst. Als gevolg hiervan wordt er vanaf 2014 ook een afzonderlijk jaarverslag opgesteld.

Het jaarverslag voor Wonen en Rijksdienst heeft de volgende vier beleidsartikelen: Woningmarkt; Woonomgeving en bouw; Kwaliteit Rijksdienst en Uitvoering rijksvastgoedbeleid.

De begroting voor Wonen en Rijksdienst is een programmabegroting en heeft geen apart apparaatsartikel. De apparaatsuitgaven zijn opgenomen onder het centraal apparaatsartikel van de begroting van BZK (VII).

Het jaarverslag 2014 is als volgt opgebouwd:

  • A. een algemeen deel met de dechargeverlening.

  • B. het beleidsverslag met de prioriteiten en de beleidsartikelen.

tevens wordt onder B de bedrijfsvoeringsparagraaf opgenomen.

  • C. de jaarrekening bestaat uit de verantwoordingsstaat van Wonen en Rijksdienst en de verantwoordingsstaat van de baten-lastenagentschappen en de saldibalans.

  • D. de bijlagen:

    Overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s;

    Afgerond evaluatie en overig onderzoek;

    Extra-comptabel overzicht stedenbeleid 2014;

Groeiparagraaf

Er zijn dit jaar geen nieuwe ontwikkelingen voor de groeiparagraaf te melden.

Beleidsverslag

In het beleidsverslag wordt teruggekeken op de belangrijkste resultaten die bereikt zijn in 2014.

Het beleidsverslag wordt afgesloten met een realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht garanties en achterborgstellingen

Beleidsartikel

Budgettaire gevolgen van beleid

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn de verschillen tussen de begroting en de realisatie 2014 opgenomen en toegelicht voor zover deze niet in de eerste of tweede suppletoire begroting is opgenomen. Waar nodig is een verwijziging gemaakt.

Jaarrekening

Jaarverantwoording agentschappen

Het jaarverslag 2014 voor Wonen en Rijksdienst kent de volgende 9 baten-lastenagentschappen: Logius; P-Direkt; Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR); FMHaaglanden; Shared Service Centrum ICT Haaglanden (SSC ICT Haaglanden); Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI); Rijksgebouwendienst (RGD); Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) en de Dienst van de Huurcommissie (DHC).

In de jaarrekening zijn de financiële verantwoordingen van deze baten-lastenagenschappen opgenomen.

Topinkomens

Het jaarverslag van Wonen en Rijksdienst heeft geen WNT-overzicht (Wet Normering Topinkomens) opgenomen. Voor wat betreft de topinkomens wordt verwezen naar het jaarverslag van BZK (VII).

Bijlagen

Bijlage externe inhuur

Het jaarverslag van Wonen en Rijksdienst heeft geen bijlage inhuur externen. Voor wat betreft deze bijlage wordt verwezen naar het jaarverslag van BZK (VII).

B. BELEIDSVERSLAG

1. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Met de implementatie van de hervormingsagenda’s voor de woningmarkt en de rijksdienst heeft het kabinet in 2014 gewerkt aan een sterkere en stabielere woningmarkt en het vergroten van de slagvaardigheid en verbeteren van de dienstverlening van de rijksdienst. In 2014 heeft dit op het gebied van de woningmarkt zijn beslag gekregen door middel van een breed pakket aan maatregelen voor zowel de huur- als koopmarkt. Tevens is voortgang geboekt op het gebied van de rijksbrede bedrijfsvoering, zoals onder andere blijkt uit de samenvoeging van meerdere onderdelen tot één Rijksvastgoedbedrijf in 2014.

Wonen en Bouwen

In 2014 tekende het herstel van de woningmarkt, na jaren van crisis, zich voorzichtig af. De woningverkopen trokken aan en ook de huizenprijzen lieten een opgaande lijn zien. Daarbij is sprake van grote regionale verschillen; in veel gebieden is de woningmarkt nog kwetsbaar.

Met de implementatie van de afspraken uit het Woonakkoord en de Hervormingsagenda woningmarkt werkt het kabinet aan een sterkere en stabielere woningmarkt en een corporatiestelsel dat beter op de kerntaken is gericht. Daarnaast zijn in 2014 verschillende maatregelen van kracht geworden om de duurzaamheid van de woningvoorraad te verbeteren en is gewerkt aan modernisering van de wijze waarop de bouwkwaliteit van woningen wordt geborgd. Tenslotte zijn er nieuwe wettelijke instrumenten ontwikkeld om leefbaarheidsproblemen in wijken en buurten aan te pakken, heeft het kabinet de koers bepaald voor het omgaan met bevolkingsdaling, en is ingezet op mogelijkheden voor ouderen om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen.

Een sterke en stabiele woningmarkt

In april 2014 is een breed pakket aan maatregelen voor de huurmarkt gepresenteerd, dat de werking van de sociale huursector moet verbeteren en meer ruimte voor investeringen brengt in het vrije middensegment van de huurmarkt. De maatregelen zijn:

  • de WOZ-waarde van de woning wordt onderdeel van het woningwaarderingsstelsel (WWS). Invoering van het nieuwe WWS is voorzien per 1 oktober 2015;

  • de regels voor passende woningtoewijzing door corporaties worden in 2015 aangescherpt. Deze maatregel bevordert dat huishoudens met een inkomen binnen het bereik van de huurtoeslag gehuisvest worden in de voor hen betaalbare woningen;

  • de inkomensgrens voor toegang tot de sociale huursector wordt voor een periode van vijf jaar verhoogd en de liberalisatiegrens wordt met ingang van 2016 voor drie jaar bevroren.

De aanscherping van de toewijzingsregels, de verruiming van de inkomensgrens en de bevriezing van de liberalisatiegrens in de sociale huursector zijn onderdeel van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting, welke in 2014 door de Tweede Kamer is aangenomen en per 1 juli 2015 in werking zal treden.

Kernwaarden van het beleid zijn het borgen van de betaalbaarheid en toegankelijkheid van huisvesting voor de doelgroep. Het kabinet heeft daartoe in 2014 besloten om het instrument huurtoeslag ongemoeid te laten en extra geld uit te trekken om geconstateerde budgettaire tegenvallers voor de periode tot en met 2017 te compenseren. Zoals in de begroting was aangekondigd bestaat in de verhuurderheffing voor de periode 2014–2017 de mogelijkheid tot heffingsvermindering voor investeringen in krimpgebieden, in Rotterdam-Zuid en bij transformatie van kantoren naar woningen.

Op het terrein van de koopmarkt zijn maatregelen genomen om de (private)schuldenlast te verminderen. Zo is vanaf 1 januari 2014 de maximale hypotheekhoogte voor nieuwe hypotheken teruggebracht naar 104% van de woningwaarde. De maatregelen zijn genomen om te zorgen voor meer stabiliteit op de koopmarkt. Daarnaast wordt met deze stappen gestreefd naar een transparantere hypotheekmarkt die aantrekkelijker is voor nieuwe aanbieders; in 2014 zijn enkele nieuwe hypotheekaanbieders actief geworden.

In de nasleep van de crisis op de woningmarkt heeft een aanzienlijk aantal huiseigenaren te maken met dubbele lasten of restschulden. Het kabinet heeft besloten een aantal crisismaatregelen een permanent karakter te geven om deze huishoudens meer ruimte te bieden. Hierbij gaat het om de verhuisregeling, waarmee de hypotheekrente op een te koop staande voormalige eigen woning voortaan nog voor drie jaar kan worden afgetrokken. Tevens heeft de eigenaar van een te koop staande woning ook in de toekomst na afloop van een verhuurperiode opnieuw recht op hypotheekrenteaftrek. De fiscale aftrekbaarheid van restschulden is per 1 januari 2015 tijdelijk verlengd van 10 jaar naar 15 jaar.

In 2014 heeft het kabinet voor het eerst de rapportage Staat van de Woningmarkt opgesteld en aan de Tweede Kamer gestuurd. Met deze rapportage wordt de Kamer jaarlijks op overzichtelijke wijze geïnformeerd over de ontwikkelingen op de woningmarkt, in aanvulling op de reguliere overleggen met de Minister voor Wonen en Rijksdienst.

Corporaties terug naar de kern

De Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting is in december unaniem door de Tweede Kamer aangenomen. Met deze wet wordt het taakgebied van corporaties gericht op het huisvesten van lagere inkomens, het toezicht versterkt en de lokale invloed op en binding met de gemeente vergroot. Inmiddels is de implementatiefase gestart. De uitkomsten van de parlementaire enquête woningcorporaties zijn betrokken bij de Herzieningswet en worden betrokken bij de regelgeving die op basis van de wet tot stand komt.

In samenhang met de Herzieningswet is in 2014 in samenspraak met het veld gewerkt aan een Woonagenda sociale huursector. Deze agenda geeft richting en duiding aan wat van de corporaties verwacht wordt. In de Herzieningswet is een wettelijke basis gecreëerd voor de wooncoöperatie, waarbij huurders de mogelijkheid krijgen hun woning te kopen van de corporatie. Platform 31 is in opdracht van het Ministerie van BZK gestart met een programma om dit te ondersteunen. De Herzieningswet versterkt tevens de positie van de huurder.

Duurzaamheid en kwaliteit in de woningbouw

Om de energieprestatie van gebouwen te verbeteren zijn in 2014 verschillende afspraken uit het Energieakkoord uitgevoerd. Het Nationaal Energiebespaarfonds voor particuliere woningeigenaren en het Fonds Energiebesparing Huursector is geopend. De Stimuleringsregeling Energieprestatie Huursector (STEP) voor energiebesparing bij huurwoningen onder de liberalisatiegrens is in werking getreden. Het programma Blok voor Blok voor energiebesparing in bestaande woningen is afgerond. De kennis en ervaringen zijn overgedragen aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), die nieuwe lokale initiatieven financieel ondersteunt. Het Rijk heeft hiertoe 15 miljoen euro beschikbaar gesteld. De herziene Europese richtlijn Energieprestatie van gebouwen (EPBD) is in 2014 geïmplementeerd; begin 2015 is het voorlopige energielabel voor eigenaren-bewoners ingevoerd. De implementatie van de Europese richtlijn energie-efficiëntie (EED) zal in 2015 worden afgerond.

Er komt een nieuw stelsel voor kwaliteitsborging in de bouw. In lijn met de adviezen van de commissie-Dekker zijn de beleidsvoornemens voor een nieuw stelstel voor kwaliteitsborging uitgewerkt en aan de Tweede Kamer gestuurd 1. Het stelsel beoogt de kwaliteit gedurende het hele woningbouwtraject te verhogen en verbetert de positie van de bouwconsument. Deze beleidsvoornemens worden, na internetconsultatie, verwerkt in een wetsvoorstel en in 2015 aan de Raad van State aangeboden.

In 2014 heeft het Expertteam Eigenbouw 15 gemeenten geadviseerd en is het gestart met een nieuwe ronde bestuurlijke en ambtelijke contactgesprekken om met name gemeenten inzicht te geven in de laatste ontwikkelingen. Het aantal verleende bouwvergunningen voor koopwoningen in eigenbouw, als percentage van het totale aantal bouwvergunningen voor koopwoningen was, volgens cijfers van het CBS, over de eerste drie kwartalen van 2014 18%. Het Expertteam (kantoor)Transformatie heeft in 2014 gemeenten, eigenaren en overige betrokkenen ondersteund bij het komen tot het transformeren van leegstaande kantoren en maatschappelijk vastgoed naar woonruimte.

Om de bouwsector te ondersteunen bij het economische herstel is de verlaging van het Btw-tarief voor verbouwingen en renovaties een half jaar verlengd, tot 1 juli 2015.

Leefbare gebieden, steden en buurten

In 2014 is met verschillende partners gewerkt aan verbetering van de leefbaarheid van kwetsbare wijken en buurten. Het rijk heeft een ondersteunende rol. In 2014 zijn nieuwe wettelijke maatregelen van kracht geworden die lokale overheden meer armslag geven bij het voorkomen van overlast en verloedering. Er is een wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek aangenomen, waarmee het mogelijk wordt om gebiedsaanwijzingen extra te verlengen en woningsplitsing tegen te gaan, en zodoende de diversiteit van wijken te bevorderen. Een tweede wijziging van deze wet, die het mogelijk maakt om selectief woningen toe te wijzen bij overlast of criminaliteit, is in 2014 voor internetconsultatie voorgelegd. Daarnaast is een wijziging van de Woningwet aangenomen om onrechtmatige bewoning tegen te gaan.

Het Rijk heeft in 2014 haar visie gegeven op de demografische ontwikkelingen van de komende twintig jaar, de daaruit te verwachten voortvloeiende sociaaleconomische ontwikkelingen en de maatregelen die noodzakelijk zijn om een evenwichtige verdeling van welvaart en welzijn over het gehele land te borgen. Besloten is dat het aantal krimpgebieden wordt uitgebreid van zeven naar acht en dat het aantal anticipeergebieden wordt teruggebracht van zestien tot twaalf.

Inspelen op woonwensen van specifieke groepen

Huisvesting voor ouderen, studenten en arbeidsmigranten heeft in 2014 extra aandacht gekregen. Voor ouderen verandert er veel door de inzet om hen langer zelfstandig te laten wonen. Er is een transitieagenda opgesteld met acties om in te spelen op deze ontwikkeling. In samenwerking met de Staatssecretaris van VWS is het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen ingesteld om het regionaal delen van kennis en oplossingen te bevorderen. Ten aanzien van de woonsituatie van studenten, zijn de acties uit het Actieplan Studentenhuisvesting nader uitgewerkt. Afgesproken is dat er 16.000 extra woningen voor studenten worden gerealiseerd in de periode 2011–2016. In 9 prioritaire regio’s zijn in 2014 bestuurlijk afspraken gemaakt voor 31.000 nieuwe huisvestingsplekken voor EU-arbeidsmigranten. Deze worden de komende jaren uitgevoerd.

Rijksdienst

Hervorming rijksdienst: dienstverlenend, slagvaardig, kostenbewust

In 2014 is binnen de rijksdienst verder gewerkt aan de opgave om een forse taakstelling te combineren met hervormingen, die bijdragen aan een vergroting van de slagvaardigheid en verbetering van de dienstverlening. Het vergt een flinke inzet om het in internationaal perspectief hoge prestatieniveau van de rijksdienst te behouden, te innoveren en in te kunnen inspelen op de maatschappelijke vraag en politieke dynamiek. Zoals beschreven in de Hervormingsagenda Rijksdienst 2 gebeurt dit door toezicht, uitvoerende werkzaamheden en bedrijfsvoering voor ministeries gezamenlijk te doen, verder te digitaliseren, verantwoordelijkheden anders te beleggen en te investeren in de kwaliteit en de mobiliteit van het personeel.

Rijksbrede verandertrajecten

Op het gebied van beleid, uitvoering, toezicht en rijksbrede bedrijfsvoering is op tal van onderwerpen voortgang geboekt. Enkele voorbeelden:

  • In 2014 zijn verdere stappen gezet om de rijksbrede infrastructuur voor de bedrijfsvoering te realiseren. Verschillende departementen hebben zich aangesloten op rijksbrede shared serviceorganisaties: De (kern-)ministeries Algemene Zaken en Veiligheid en Justitie bij SSC-ICT, Buitenlandse zaken bij P-Direkt en Economische Zaken bij FM Haaglanden;

  • Het Rijksvastgoedbedrijf (fusie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, de Rijksgebouwendienst en de Dienst Vastgoed Defensie) is van start gegaan;

  • In 2014 is een convenant gesloten om het deurwaarderstraject voor een aantal grote uitvoeringsorganisaties te laten verzorgen door het Centraal Justitieel Incassobureau. De uitrol is inmiddels van start en loopt door tot 2016. Tevens is een visie op persoonsgerichte incasso ontwikkeld, die een startpunt vormt voor verdere verbetering van de samenwerking tussen rijksdiensten die een incassofunctie hebben;

  • De inspecties hebben op basis van een gezamenlijk werkprogramma in 2014 stappen gezet om meer als één inspectie naar buiten te treden en in de bedrijfsvoering samen op te trekken. Ook is gestart met de uitwerking van voorstellen om de positie van inspecties en hun (sanctie-) instrumentarium te harmoniseren.

De Haagse kernministeries zijn nagenoeg allemaal aangesloten op de shared service organisaties. Daarnaast is verder uitvoering gegeven aan de projecten van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst, dat is gericht op rijksbrede bedrijfsvoering en clustering van taken. Dit programma, waarvan een groot deel van de projecten inmiddels is afgerond, is per 31 december 2014 beëindigd. In de jaarrapportage bedrijfsvoering rijk 2014 is de verantwoording over het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst opgenomen.

Binnen het Programma Herinrichting Governance Bedrijfsvoering Rijk zijn in 2014 kaders uitgewerkt voor een vereenvoudiging van de aansturing en bekostiging van de shared service organisaties en een eenduidig kwaliteitsstelsel dat door alle SSO’s zal worden gehanteerd. De SSO’s zullen worden aangestuurd door een bestuurlijk overleg en voor generieke dienstverlening zal zoveel mogelijk worden gewerkt met centrale bekostiging.

Zelfstandige Bestuursorganen (zbo’s)

In 2014 heeft het kabinet het zbo-beleid uitgewerkt, zoals dat in hoofdlijnen in het regeerakkoord is vastgelegd. De positionering van de zbo’s is opnieuw bekeken aan de hand van een grondige doorlichting. De plannen van het kabinet zijn aan de Kamer aangeboden 3. De hoofdconclusie van het kabinet is dat de zelfstandige status van het merendeel van de zbo’s gerechtvaardigd is. Wel is sanering gewenst: een aantal zbo’s kan opgeheven worden of fuseren. Verder heeft het kabinet aangekondigd zeer terughoudend te blijven met het toebedelen van publieke taken aan zbo’s of andere organisaties op afstand (stichtingen). Het beleid ten aanzien van de «governance» van zbo’s is uitgewerkt in een circulaire, die met de jaarlijkse brief over het verzelfstandigingsbeleid naar de Tweede Kamer wordt verstuurd.

Eind november 2014 is het wetsvoorstel tot wijziging van de Kaderwet zbo aangenomen 4. Daardoor is het mogelijk dat voltijds-zbo’s met eigen rechtspersoonlijkheid kunnen deelnemen aan voorzieningen van de rijksbrede bedrijfsvoeringsinfrastructuur. Voor zbo’s met regelgebonden taken kan de Minister voor Wonen en Rijksdienst, in overeenstemming met de Minister die de voorziening beheert en de ministers die verantwoordelijk zijn voor de betrokken zbo’s, de zbo verplichten tot deelname aan een gemeenschappelijke voorziening, als dit leidt tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Personeelsbeleid

Voor het van-werk-naar-werk beleid (VWNW) dat van toepassing is op rijksambtenaren waarvan de functie verdwijnt of dreigt te verdwijnen als gevolg van reorganisaties is in aanvulling op de formalisatie van het beleid in het ARAR nog nadere regelgeving opgesteld. Deze regelgeving leidt er toe dat op basis van het afspiegelingsbeginsel overtolligheid kan worden vastgesteld.

In 2014 is een nieuwe regeling afgesproken voor substantieel bezwarende functies, dit zijn functies die op lichamelijk en/of geestelijk vlak in hoge mate belastend zijn. Deze regeling is eenvoudiger; langer doorwerken wordt gestimuleerd omdat dit een naar evenredigheid hogere uitkering oplevert.

Waar het gaat om de wens van het kabinet en de Tweede Kamer om in te zetten op verschillende doelgroepen, laten de eerste resultaten zien dat de in 2014 beoogde aantallen banen zijn behaald. In 2014 zijn er 125 trainees gestart in het Rijkstraineeprogramma. In de meer specialistische traineeprogramma’s zijn nog eens 110 trainees gestart. Ook het aantal stagiairs is (ruim) op het gewenste niveau gebleven.

Ook is in 2014 gewerkt aan de (externe) mobiliteit en flexibiliteit van het topmanagement. Daarbij past de dienstverlening aan publiekrechtelijke zbo’s en de structurele uitwisseling met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In 2014 zijn de eerste uitwisselingen tussen topmanagers van de Algemene Bestuurdienst (ABD) en topmanagers en diplomaten van de dienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van start gegaan. Het aandeel vrouwen in topmanagementposities binnen het Rijk steeg in 2014 met 0,9 procentpunt naar 28,4%. Het kabinet heeft daarmee een stap gezet naar het doel van 30% in 2017.

De topmanagementgroep van het Rijk voldoet aan de gestelde bezoldigingsnorm zoals opgenomen in de WNT-1. Dit komt doordat er sinds enige jaren gestuurd wordt op een sober en beheerst beloningsbeleid.

Invulling taakstelling rijksdienst bij departementen

In het regeerakkoord is aanvullend een taakstelling voor de rijksdienst opgenomen van 1,1 miljard euro (structureel vanaf 2018). De wijze waarop departementen deze taakstelling hebben verwerkt is gepresenteerd in de begroting voor het jaar 2014. De uitvoering hiervan loopt. Daarnaast is in het afgelopen jaar nadere invulling gegeven aan de rol van de Minister voor Wonen en Rijksdienst om namens het kabinet de ontwikkeling van uitgaven voor personeel en materieel te monitoren.

Tijdelijke commissie ICT-projecten bij de overheid

In 2014 heeft de Tijdelijke commissie ICT-projecten bij de overheid (de commissie Elias) haar eindrapport gepresenteerd. Het kabinet heeft inmiddels gereageerd op het rapport 5 en bijna alle aanbevelingen overgenomen, zoals de oprichting van het Bureau ICT-toetsing (BIT), het inzichtelijker maken van de ICT-kosten, het verbeteren van de kwaliteit van de informatie over grote ICT-projecten op het Dashboard ICT, meer opleidingen voor medewerkers en de uitbreiding van de capaciteit van de interim pool met ervaren en flexibel inzetbare ICT projectleiders (I-Interim Rijk).

Rijksvastgoed

Het Rijksvastgoedbedrijf – de samenvoeging van de Rijksgebouwendienst, het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, de directie Rijksvastgoed en de Dienst Vastgoed Defensie – is op 1 juli 2014 van start gegaan. In 2015 zal het traject om de onderliggende agentschappen samen te voegen verder worden uitgewerkt. Op 1 januari 2015 is de verantwoordelijkheid voor de Dienst Vastgoed Defensie overgegaan van het Ministerie van Defensie naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De rijksbrede vastgoedportefeuillestrategie is afgelopen jaar in het verlengde van departementale vastgoedportefeuillestrategieën per provincie verder uitgewerkt. Hiermee wordt beoogd de koppeling te leggen tussen beleidsdoelen en -projecten van het Rijk en van de medeoverheden in het fysieke domein enerzijds en het handelen met rijksvastgoed (aankoop, verkoop, beheer) anderzijds. In 2014 heeft het Rijksvastgoedbedrijf al een pilot uitgevoerd voor Flevoland. Daarover is overleg met de provincie gevoerd.

De vastgoedstrategie en de hierbij horende financiële opdracht van het Rijksvastgoedbedrijf zelf, is onder meer gericht op het goed omgaan met de omvangrijke afstootopgave van gebouwen. Voor herbestemming en herontwikkeling is het Rijk aangewezen op de medewerking van de gemeenten. Daarom zijn in 2014 samenwerkingsovereenkomsten gesloten met de gemeenten Den Haag en Zwolle. De werkwijze en ambitie ten aanzien van afstoot zijn uiteengezet in een brief aan de Tweede Kamer van 28 augustus 2014. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in 2014 160 verkopen gerealiseerd: ruim 400 hectare grond en circa 300.000 m2bruto vloeroppervlakte gebouwen of complexen. De totale opbrengst bedroeg ruim € 125 miljoen.

De mogelijkheden voor het opwekken van duurzame energie op rijksgronden, -gebouwen en -infra zijn in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Ministerie van Economische Zaken onderzocht. Op basis van deze «quick scan» is het realiseerbaar potentieel in 2020 gekwantificeerd van alle vormen van duurzame energieopwekking op rijksvastgoed. Afgesproken is dat het potentieel dat door de vastgoedhoudende diensten wordt gerealiseerd oploopt tot 8,7 petajoule in 2020.

Op 2 oktober 2014 hebben het Rijksvastgoedbedrijf, Rotterdam Cirkelstad (zeven private en publieke koplopers) en drie ministeries (EZ, IenM en BZK) de Green Deal Cirkelstad ondertekend. Deze Green Deal beoogt de keten voor bouw- en sloopafval circulair te maken, waarmee hergebruik wordt bevorderd. De Green Deal realiseert in twee jaar tijd een koplopersgroep onder gemeenten in Nederland die voor verdere uitrol moet zorgen. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft door het starten van een pilot op de penitentiaire inrichting Zeist in 2014 actief bijgedragen aan de circulaire economie.

Met EnergieRijk Den Haag heeft het Rijk in 2014 samen met de gemeente Den Haag een start gemaakt met een goedkopere en schonere energievoorziening. Dit project richt zich op panden van de rijksoverheid, de gemeente Den Haag en eventueel andere partijen op de «Haagse vierkante kilometer» rond station Den Haag CS. De opgedane ervaringen op het gebied van financiering, aanbesteding, techniek, organisatie en resultaat kunnen in de toekomst rijksbreed worden toegepast bij soortgelijke projecten.

Op het gebied van vernieuwing en versterking van de markt heeft het Rijksvastgoedbedrijf in 2014 onder meer ingezet op het volgende:

  • financieel-economische eisen aan opdrachtnemers zijn bij aanbestedingen volledig losgelaten waardoor er meer ruimte komt voor qua omvang verschillende marktpartijen;

  • bij «meervoudig onderhandse» aanbestedingen (met ten minste drie ondernemingen) wordt bij gunning expliciet aandacht besteed aan kleinere marktpartijen. Bij een aantal grote onderhoudscontracten is met hetzelfde doel de perceelomvang verkleind;

  • er wordt o.a. gebruik gemaakt van EMVI-aanbestedingen (Economisch Meest Voordelige Inschrijving) door middel van de methode «gunnen op waarde», waardoor marktpartijen meer mogelijkheden krijgen om hun innovatiekracht in te zetten;

  • in aansluiting op de inzet van geïntegreerde contracten werkt het Rijksvastgoedbedrijf in samenwerking met Rijkswaterstaat aan de ontwikkeling en uitrol van Systeemgerichte Contractbeheersing. Hiermee wordt in een vroeg stadium aandacht gegeven aan kritieke succesfactoren, kansen en risicobeheersing binnen een project. Dit resulteert onder andere in een betere grip op de door de marktpartijen te leveren prestaties;

  • als initiatiefnemer van De Bouwcampus werkt het Rijksvastgoedbedrijf samen met de markt en mede-opdrachtgevers aan vraagstukken die bijdragen aan het sturen op kwaliteit in de bouw.

Realisatie Beleidsdoorlichtingen

Realisatie

Artikel

Naam artikel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Geheel artikel?

Artikel 1

Woningmarkt

                 

1.1

Betaalbaarheid

   

X

X

       

1)

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

               

1)

Artikel 2

Woonomgeving en bouw

                 

2.1

Energie en bouwkwaliteit

             

X

2)

2.2

Woningbouwproductie

               

3)

2.3

Kwaliteit woonomgeving

X

     

X

   

X

4)

Artikel 3

Kwaliteit Rijksdienst

             

X

5)

Artikel 6

Uitvoering rijksvastgoedbeleid

               

6)

6.1

Doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

               

6)

6.2

Bijdrage materieel activa

               

6)

* zie ook de «Bijlage afgerond evaluatie- en overig onderzoek» voor de hyperlink naar de betreffende onderzoeken

** zie ook de begroting 2015 voor de meerjarige programmering http://www.rijksbegroting.nl/2015/voorbereiding/begroting,kst199394_4.html

Ad 1

In de begroting voor Wonen en Rijksdienst is voor 2015 een beleidsdoorlichting van artikel 1 opgenomen. De Tweede Kamer is inmiddels (bij brief van 5 februari 2015) over de opzet en vraagstelling van deze beleidsdoorlichting geïnformeerd.

Ad 2

De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting bestond uit afzonderlijke beleidsevaluaties op de thema's Energie en Bouwkwaliteit. De beleidsinstrumenten uit het Energieakkoord zijn niet in deze beleidsdoorlichting betrokken. Zoals is afgesproken in het Energieakkoord worden de hierin opgenomen beleidsinstrumenten in 2016 geëvalueerd.

Ad 3

In 2016 is een beleidsdoorlichting van artikelonderdeel 2.2 «Woningbouw» voorzien.

Ad 4

De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting betrof het Programma Bevolkingsdaling, vallend onder artikelonderdeel 2.3 «Kwaliteit woonomgeving». Dit artikelonderdeel bevat ook andere beleidsdoelen. Een deel hiervan is in eerdere beleidsdoorlichtingen aan de orde geweest. Zo heeft de visitatiecommissie Wijkenaanpak in 2011 de wijkenaanpak doorgelicht.

Ad 5

Daar artikel 3 het beleid voor de gehele bedrijfsvoering van het Rijk omvat, is een beleidsdoorlichting in 1 jaar niet afdoende om het gehele beleid te evalueren. Het beleid ten aanzien van personeel kent ook een andere cyclus dan bijvoorbeeld het beleid ten aanzien van inkoop. Voor 2014 is gekozen voor een beleidsdoorlichting op een bijdrage die een groot budgettair beslag heeft binnen het artikel. Uiteraard wordt beleid wel geëvalueerd en regelmatig wordt de Kamer hierover geïnformeerd, zie de bijlage afgerond evaluatie- en overig onderzoek. Tijdens de begrotingsbehandeling in het najaar 2014 is aan de Tweede Kamer toegezegd dat in de begroting 2016 het doel en de reikwijdte van dit artikel duidelijker zal worden verwoord.

Ad 6

De verplichtingen en uitgaven op artikel 6 hebben betrekking op de het terrein van de huisvesting en het onroerend goed van en voor het Rijk. Binnen artikel 6 wordt het rijkshuisvestingsstelsel en het beleid en de invulling van het opdrachtgeverschap met betrekking tot monumenten, Koninklijk Huis, AZ, en Hocosta’s geëvalueerd. Vanwege de introductie in 2016 van het nieuwe rijkshuisvestingsstelsel is de evaluatie van artikel 6 pas in 2018 gepland. Het deel van artikel 6 dat niet wordt betrokken bij de evaluatie van het rijkshuisvestingsstelsel bestaat uit uitgaven als zakelijke lasten en beheer- en plankosten. Vanwege het niet-beleidsmatige karakter hiervan worden deze niet meegenomen in deze doorlichtingen.

Hypotheekgarantie

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)
 

Omschrijving

Uitstaande garanties

Verleende garanties

Vervallen garanties

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Totaal plafond

Artikel 3

 

2013

2014

2014

2014

   

Kwaliteit Rijksdienst

Hypotheekgaranties

132

0

21

111

356

356

Toelichting

Het betreft de aflopende regeling Rijkshypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Er zijn nog 4 garanties geldig. De laatste garantie vervalt in 2020. Het theoretische risico bedraagt € 111.000,–

Voor deze garantie is geen begrotingsreserve aanwezig en wordt geen premie afgedragen als vergoeding voor de afgegeven garantie.

Er worden voor de jaren t/m 2016 geen uitgaven en ontvangsten op garanties verwacht.

Achterborgstelling WSW Sociale Woningbouw (bedragen x € mln.)

Achterborgstelling: Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)
(bedragen x € 1 mld.)

Omschrijving

2012

2013

20141

Achterborgstelling

88,5

86,2

85,5

Bufferkapitaal

0,5

0,5

0,5

Obligo

3,3

3,2

3,2

X Noot
1

Cijfers 2014 betreffen voorlopige cijfers.

Achterborgstelling WEW Nationale Hypotheekgarantie (bedragen x € 1 mln.)

Achterborgstelling: WEW Nationale Hypotheekgarantie
(bedragen x € 1 mld.)

Omschrijving

2012

2013

20141

Achterborgstelling

154

164

176

Bufferkapitaal

0,8

0,8

0,8

Obligo

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

X Noot
1

Cijfers 2014 betreffen voorlopige cijfers.

2. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Woningmarkt

A Algemene doelstelling

Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voert de regie ten aanzien van de zorg voor een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen.

De Minister voert de regie ten aanzien van het scheppen van voorwaarden voor de beschikbaarheid van voldoende betaalbare woningen, onder meer door huurprijsregulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningenmarkt.

De Minister voert via regelgeving de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad op grond van de Huisvestingswet. De Minister voert de regie ten aanzien van het ontwikkelen van kaders om onrechtmatige bewoning tegen te gaan op grond van de Woningwet.

De Minister stimuleert in beleidsmatige zin de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.

De Minister voert de regie ten aanzien van de zorg voor de betaalbaarheid van het wonen in het bijzonder voor de lagere inkomensgroepen onder andere op grond van de Wet op de Huurtoeslag.

De Minister is verantwoordelijk voor het beleidsmatig vormgeven van het instrument huurtoeslag en het budgettair beheer hiervan op grond van de Wet op de Huurtoeslag. De uitvoering van de huurtoeslag is, op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR), onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. Deze dienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de toeslag.

De Minister is verantwoordelijk voor de Verhuurderheffing.

De Minister is verantwoordelijk voor een adequate werking van de sociale huurwoningenmarkt. Het betreft het beleidsmatig vormgeven van het toezicht op woningcorporaties en de kwaliteit hiervan, het uitoefenen van dit toezicht op grond van de Herzieningswet en de daarop gebaseerde algemene maatregel van bestuur en de verantwoording hierover. In de uitvoering spelen woningcorporaties daarbij een belangrijke rol, waarbij het huisvesten van huishoudens met een inkomen tot € 34.229 (inkomensgrens 2013) tot hun kerntaak behoort.

De Minister draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7.249 t/m 7.261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

C Beleidsconclusies

De Wet maatregelen Woningmarkt 2014 II (staatsblad 583; 2013) is op 1 januari 2014 inwerking getreden. In deze wet is de verhuurderheffing in 2014 en latere jaren vormgegeven.

In 2014 is in overleg met betrokken partijen de novelle op de eerder aan het parlement aangeboden Herzieningswet Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting bij de Tweede Kamer ingediend en op 11 december 2014 aangenomen (Kamerstukken I, 2014–2015, 33 966, F).

Met de novelle wordt de wettelijke basis gelegd voor een scherpere taakafbakening voor corporaties, een extern toezicht dat zowel financieel- als volkshuisvestelijk in één autoriteit onder ministeriële verantwoordelijkheid wordt gebracht, een versterking van de relatie tussen corporatie en gemeenten en een versterking van de positie van de huurders bij het beleid van de corporaties. Ook geeft de novelle huurders de mogelijkheid om een wooncoöperatie op te richten. Tenslotte is geregeld dat de saneringsfunctie gemandateerd kan worden aan het WSW.

Tevens is in 2014, eveneens in overleg met betrokken partijen, de AMvB behorende bij de Herzieningswet voorbereid. De AMvB zal naar verwachting in de eerste maanden van 2015 bij de Eerste en Tweede Kamer worden voorgehangen. Daarna zal deze aan de Raad van State worden voorgelegd. Daarnaast werd in 2014 de parlementaire enquête woningcorporaties gehouden.

De scheiding tussen beleid en toezicht is in 2014 vormgegeven door plaatsing van het volkshuisvestelijk toezicht bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Via het mandaatbesluit zijn daarbij eveneens sanctiebevoegdheden aan de ILT toebedeeld (Kamerstukken II, 2013–2014, 29 453 XVIII, nr. 353). Ook aan de financieel toezichthouder, het CFV, zijn deze sanctiebevoegdheden in 2014 gemandateerd (Kamerstukken II, 2013–2014, 29 453 XVIII, nr. 353). Met deze maatregelen hebben de toezichthouders een steviger positie richting corporaties gekregen.

Verder is in 2014 een Informatieprotocol afgesloten tussen de ILT en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), met als doel de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen beleid en toezicht te verbeteren. Een dergelijk protocol is ook afgesloten tussen het CFV en BZK, en tussen de ILT en het CFV onderling. Met deze protocollen is uitvoering gegeven aan een van de aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Hoekstra om de samenwerking tussen de partijen in het corporatiestelsel te verstevigen.

Voor de woningcorporatiesector is per 1 januari 2014 de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen volkshuisvesting in werking getreden (Staatscourant van 29 november 2013, 33942). Conform artikel 2.9 van de Wet Normering Topinkomens (WNT) is door de sector in september 2014 een voorstel gedaan voor de Ministeriële regeling inzake 2015. In 2015 wordt de huidige regeling gecontinueerd, gebruikmakend van het overgangsrecht.

In 2014 hebben de Tweede Kamer en de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Huisvestingswet 2014 (Staatsblad 2014, 248), nadat dit in 2009 bij het parlement is ingediend (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 371, nr. 2)(EK 32.271). Hierin wordt verdere invulling gegeven aan de decentralisatie op het terrein van het wonen. De gemeenteraad bepaalt waar en wanneer welke maatregelen nodig zijn.

Bron: Bewerking WB jaarlijkse rapportage «feiten en achtergronden huurbeleid» en «Analyse van het huurbeleid van verhuurders 2014.»

Bron: Bewerking WB jaarlijkse rapportage «feiten en achtergronden huurbeleid» en «Analyse van het huurbeleid van verhuurders 2014.»

Net als in 2013 is in 2014 een boveninflatoire huurverhoging toegestaan (inflatie + 1,5%). Ook is in 2014 de inkomensafhankelijke extra huurverhoging toegestaan (inflatie + 2% voor middeninkomens, inflatie + 4% voor hogere inkomens)(Kamerstukken II, 2014–2015, 32 847 XVIII, nr. 128). Er is gewerkt aan de opzet van een huursombenadering waarbij zowel de verdiencapaciteit voor verhuurders wordt gewaarborgd als tegelijkertijd onwenselijke effecten op bijvoorbeeld het huurtoeslagbudget worden voorkomen. In het voorjaar van 2015 zal er een uitgewerkt voorstel komen.

Conform de begroting is in 2014 een voorstel uitgewerkt voor een nieuwe opzet van het woningwaarderingsstelsel (WWS). De WOZ-waarde van een huurwoning gaat in het WWS een rol spelen. De gewildheid en de locatie van een huurwoning komen zo beter tot uitdrukking bij de bepaling van de maximaal redelijke huurprijs. Inwerkingtreding is voorzien per 1 oktober 2015.

In het kader van de modernisering en vereenvoudiging van de werkwijze van de huurcommissie is Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte gewijzigd (Kamerstukken I, 2013–2014, 33 698, A). Dit heeft per 1 juli 2014 geleid tot een efficiëntere uitvoering van de beslechting van geschillen over de huurprijs door de huurcommissie.

In het regeerakkoord is voor de koopwoningmarkt een belangrijke hervorming vastgelegd, gericht op een stabielere koopwoningmarkt met lagere schulden. In 2014 is verder gewerkt aan de implementatie van deze hervorming, door het maximale aftrektarief per 1 januari 2014 met een half procentpunt te verlagen tot 51,5%, en de maximale hypotheek ten opzichte van de waarde van de woning («loan-to-value») terug te brengen naar 104%. Voor het laatste geldt een uitzondering voor investeringen in woningverbetering en energiebesparende maatregelen. De opbrengst van deze maatregelen wordt teruggesluisd in de vorm van een lagere inkomstenbelasting. Verder is per 1 juli 2014 de grens van de Nationale Hypotheekgarantie teruggebracht tot 265 duizend euro, dit als onderdeel van een stapsgewijze verlaging tot de gemiddelde woningprijs. Om het herstel op de woningmarkt te ondersteunen, zijn in 2014 diverse crisismaatregelen van kracht geweest. Naast hetgeen hierover in het Beleidsverslag is opgenomen, gold een tijdelijke verruiming van de schenkingsvrijstelling, was vanuit het Rijk budget beschikbaar voor startersleningen en was het Btw-tarief op arbeid voor renovatie en herstel voor woningen tijdelijk verlaagd naar 6%. Tot slot is in 2014 gewerkt aan een verbeterde financierbaarheid van de woningmarkt. De hervormingen op de huur- en koopmarkt dragen hieraan bij. Beleggers hebben het afgelopen jaar in toenemende mate geïnvesteerd in huurwoningen en nieuwe beleggers en geldverstrekkers zijn toegetreden tot de hypotheekmarkt. De mogelijkheid van de oprichting van een Nederlandse Hypotheekinstelling is verder uitgewerkt door een kwartiermaker en hierover zijn gedurende het jaar diverse gesprekken gevoerd met betrokken partijen. Doel van een Nederlandse Hypotheekinstelling is om een stabiele financieringsbron voor hypotheken te creëren.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Woningmarkt

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2010

2011

2012

2013

Realisatie 2014

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen:

0

0

0

2.900.728

3.382.465

3.101.815

280.650

                 

Uitgaven:

0

0

0

2.929.201

3.404.536

3.031.676

372.860

                 

1.1

Betaalbaarheid

0

0

0

2.922.871

3.396.259

3.024.498

371.761

 

Subsidies

0

0

0

61.971

22.124

29.958

– 7.834

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

0

0

0

743

1.045

29

1.016

 

Bevordering eigen woningbezit

0

0

0

59.694

19.923

27.323

– 7.400

 

Eigen woningenregelingen

0

0

0

0

0

1.365

– 1.365

 

Onderzoek en kennisoverdracht

0

0

0

314

0

0

0

 

Woonconsumentenorganisaties

0

0

0

1.220

1.156

1.241

– 85

 

Opdrachten

0

0

0

778

445

1.076

– 631

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

0

0

0

696

421

1.076

– 655

 

Onderzoek en kennisoverdracht

0

0

0

82

24

0

24

 

Inkomensoverdracht

0

0

0

2.846.103

3.360.001

2.980.244

379.757

 

Huurtoeslag

0

0

0

2.846.103

3.360.001

2.980.244

379.757

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

0

0

0

0

1.797

– 1.797

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid (Agentschap (RvO)

0

0

0

0

0

1.797

– 1.797

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

0

13.300

13.689

10.440

3.249

 

Huurcommissie

0

0

0

13.300

13.558

10.125

3.433

 

Overige uitvoeringsinstanties

0

0

0

0

131

315

– 184

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

719

0

983

– 983

 

Overige uitvoeringsinstanties

0

0

0

719

0

983

– 983

                 

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

0

0

0

6.330

8.277

7.178

1.099

 

Subsidies

0

0

0

3.589

3.296

1.811

1.485

 

Samenwerkende kennisinstellingen e.a.

0

0

0

3.589

3.296

1.811

1.485

 

Opdrachten

0

0

0

2.711

4.981

5.367

– 386

 

Basisonderzoek en verkenningen

0

0

0

0

4.981

5.367

– 386

 

Onderzoek en kennisoverdracht

0

0

0

2.711

0

0

0

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

30

0

0

0

 

experimenten en kennisoverdracht Wonen

0

0

0

30

0

0

0

                 

Ontvangsten:

0

0

0

407.994

496.935

471.230

25.705

E Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

De hogere verplichtingen dan geraamd hebben vrijwel volledig betrekking op de huurtoeslag en houden verband met de stijging van de uitgaven huurtoeslag die hieronder wordt toegelicht.

1.1. Betaalbaarheid

Subsidies

Beleidsprogramma Betaalbaarheid

Binnen het beleidsprogramma betaalbaarheid heeft gedurende het jaar 2014 een herschikking van middelen plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies. Zie voor de invulling van het beleidsprogramma de toelichting onder het kopje opdrachten.

Bevorderen Eigen Woningbezit

De uitgaven aan de Wet bevordering eigen woningbezit (BEW) en de eigenwoningenregelingen zijn in 2014 lager uitgevallen door de hoger dan verwachte uitval bij de vijfjaarlijkse inkomenstoetsen en vanwege verhuizingen. Hiervoor is bij de eerste en tweede suppletoire begroting het budget naar beneden bijgesteld.

In 2013 is conform het woonakkoord een aanvullende subsidie van € 30 mln. als bijdrage voor de Startersleningen aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) ter beschikking gesteld. Hiermee komt de subsidie aan de SVn in totaal uit op € 50 mln. De SVn geeft aan te verwachten dat de rijksbijdrage begin 2015 zal zijn uitgeput.

Om eigen woningbezit te bevorderen staat de Minister voor Wonen en Rijksdienst garant voor het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) die de uitvoering verzorgt van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG).

Indicatoren NHG-garanties en aandeel eigenwoningbezit
 

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

NHG verstrekkingen

84 000

97 000

130 000

137 219

122 642

106 200

116.1001

Aandeel eigenwoningbezit

57,3%

57,8%

59,3%

59,7%

55,1%2

54,9%

54,9%3

Bron: NHG verstrekkingen: jaarverslag 2013 stichting WEW en kwartaalbericht 4e kwartaal 2014 WEW; 2014:

X Noot
1

Voorlopig cijfer

Bron: Aandeel eigenwoningbezit: BZK/WB Systeem Woningvoorraad (Syswov)

X Noot
2

De woningvoorraadstatistiek van het CBS was tot 2012 gebaseerd op het Woningregister. Vanaf 2012 wordt de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) voor deze statistiek gebruikt. In deze statistiek wordt een andere definitie van zelfstandige woonverblijven gehanteerd, waardoor de woningvoorraad in omvang is toegenomen met vooral huurwoningen.

X Noot
3

Voorlopig cijfer

Eigen-woningenregelingen

Zoals reeds verantwoord met de eerste suppletoire begroting 2014 is het budget voor de uitvoering van de regeling BEW en de Eigen Woningregeling door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO, voormalig Agentschap NL) overgeheveld naar het centrale instrument «bijdrage baten-lastendiensten» op artikelonderdeel 2.2 van de begroting.

Woonconsumentenorganisaties

De Woonbond en de Stichting VACpunt Wonen ontvangen financiële bijdragen voor de uitvoering van een met BZK overeengekomen programma van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, voorlichting en scholing.

Opdrachten

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Binnen het beleidsprogramma heeft een herschikking van middelen plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies. Het programma Betaalbaarheid omvat een veelheid van activiteiten op het gebied van de woningmarkt, onderverdeeld naar huur, koop, corporaties, en huurtoeslag. In 2014 is onder andere gerapporteerd over het huurbeleid met de Analyse van het huurbeleid van verhuurders 2014 (Kamerstukken II, 2014–2015, 27 926 XVIII, nr. 236) en het jaarlijks verslag over de huurtoeslag (Kamerstukken II, 2013–2014, 27 926 XVIII, nr. 231).

Ook zijn varianten van het WWS onderzocht en aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2014–2015, 27 926 XVIII, nr. 234) (resultaat: Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte, op 17-10-2014). Daarnaast zijn de prestatieafspraken van gemeenten en corporaties geanalyseerd, is het ramingsmodel voor de huurtoeslag up to date gehouden en is de oprichting van een Nederlands Hypotheek Instituut (NHI) verder uitgewerkt. Voorts is advies gevraagd aan het NIBUD over inkomenscriteria (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 847 XXVIII, nr. 129) (in het kader van de kamerbrief van 11-11-2014 over de wijziging van de hypotheeknormen in 2015) en is in samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) gewerkt aan de samenstelling van een handboek Huisvestingswet6.

Inkomensoverdracht

De stijging van de uitgaven huurtoeslag komt vooral door een stijging van het aantal huishoudens dat een bijdrage huurtoeslag krijgt. Bij eerste suppletoire begroting was al rekening gehouden met een hoger aantal rechthebbenden en is het budget verhoogd met ruim € 116 miljoen. Achteraf blijkt het aantal huishoudens met huurtoeslag harder te zijn gestegen.

Onderstaande tabel laat de ontwikkeling van de netto-huurquote zien. Hierbij wordt naast de in de begroting 2014 verwachte ontwikkeling ook de gerealiseerde ontwikkeling getoond. Met behulp van het kengetal netto-huurquote wordt het effect van de huurtoeslag op de betaalbaarheid van het huren zichtbaar gemaakt voor de huishoudens met lage inkomens. De in onderstaande tabel opgenomen netto huurquote geeft aan welk deel van het belastbaar inkomen wordt besteed aan netto-huurlasten (huur minus huurtoeslag). Daarbij is gerekend met de gemiddeld geldende huur voor de betreffende groep.

De stijging van de huurquote ten opzichte van de begroting komt door een hoger gemiddeld huurniveau.

           

Begroting

Realisatie

Netto huurquote o.b.v. belastbaarinkomen

 

2010

2011

2012

2013

2014-B

2014-R

Eenpersoonshuishouden

Minima

17,3%

17,3%

18,1%

19,8%

19,6%

20,1%

Meerpersoonshuishouden

Minima

14,2%

14,2%

15,4%

16,9%

16,7%

17,2%

Eenpersoonsouderhuishouden

Minima

20,1%

20,1%

21,1%

21,6%

21,4%

21,9%

Meerpersoonsouderhuishouden

Minima

14,5%

14,5%

15,4%

15,9%

15,7%

16,1%

Eenpersoonshuishouden

boven minimaal

19,4%

19,4%

20,3%

21,7%

21,5%

22,1%

Meerpersoonshuishouden

boven minimaal

15,6%

15,5%

16,4%

17,9%

17,7%

18,1%

Eenpersoonsouderhuishouden

boven minimaal

17,8%

17,9%

18,8%

19,3%

19,4%

19,7%

Meerpersoonsouderhuishouden

boven minimaal

13,9%

14,0%

14,7%

15,0%

15,0%

15,3%

Bron: Eigen berekening DGWB

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Beleidsprogramma betaalbaarheid

De uitgaven voor de uitvoering van de BEW door de RVO waren begroot op artikel 1 en worden verantwoord op artikel 2 Woonomgeving en Bouw in verband met het coördinerend opdrachtgeverschap voor de RVO door de directie Bouwen.

Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s

Zoals reeds toegelicht bij de tweede suppletoire begroting blijven bij DHC de te ontvangen leges achter ten opzichte van de raming. Mede in verband hiermee is de bijdrage aan de DHC in 2014 verhoogd.

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders in conflict raken over de hoogte van huurprijzen of servicekosten, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in geschillen. Sinds 2012 beslecht de Huurcommissie ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) en met ingang van 2013 de inkomensafhankelijke huurverhogingsgeschillen.

In 2014 zijn de onderstaande aantallen en maximale behandeltermijnen gerealiseerd.

Soort zaak

Afhandeling 2013

Afhandeling 2014

Huurprijsgeschillen

4.842

5.712

Servicekostengeschillen

2.631

2.438

Huurverhogingsgeschillen1

2.028

1.610

Redelijkheid huurprijzen2

125

352

WOHV-geschillen3

25

14

Subtotaal

9.651

10.126

Inkomensafhankelijke huurverhogingsverschillen

4.553

3.540

Totaal

14.204

13.666

Bron: Jaarrekening Dienst van de Huurcommissie

X Noot
1

Exclusief geschillen over huurverhoging op grond van inkomen.

X Noot
2

Verzoeken van de Belastingdienst in het kader van de behandeling van huurtoeslag-aanvragen.

X Noot
3

Geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder

Soort zaak

Begroting 2014

Realisatie 2014

Realisatie 2014 zonder externe vertragingsfactoren

% huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

90%

58%

63%

% servicekosten afgerond binnen 5 maanden

90%

66%

70%

% huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

90%

95%

96%

Bron: Jaarverslag Dienst van de Huurcommissie

De afgelopen jaren heeft de Huurcommissie veel aandacht besteed aan mogelijkheden om de tijd te versnellen waarbinnen zij de verzoeken afhandelt. Zo werd in 2012 66 procent van de huurprijsgeschillen binnen vijf maanden afgedaan, in 2013 76 procent en in 2014 80 procent. In 2014 was de norm gesteld op de afhandeling van 90 procent van de zaken binnen vier (huurprijsgeschillen) respectievelijk vijf (servicekostenzaken) maanden. De Huurcommissie rondde 95 procent van de huurverhogingsgeschillen af binnen vier maanden; dit is ruim boven de gestelde norm. De doorlooptijden voor de huurprijs- (58 procent binnen vier maanden) en servicekostengeschillen (66 procent binnen vijf maanden) bleven achter bij de gestelde norm.

Er zijn verschillende factoren die de doorlooptijd van een zaak negatief beïnvloeden. Deze factoren kunnen zowel extern als intern zijn bepaald. Zo komt het regelmatig voor dat een van de betrokken partijen een onderzoek in de woning en/of een hoorzitting afzegt, hetgeen leidt tot vertraging van de doorlooptijd (extern bepaald). De Huurcommissie heeft in 2014 een hulpmiddel ontwikkeld om de externe vertraging te meten. Geschoond voor de externe vertraging, verbeteren de doorlooptijden met zo’n vijf procentpunt.

Om beter grip te krijgen op de interne factoren die de doorlooptijd van een zaak vertragen, is eind 2014 een extra hulpmiddel ontwikkeld. Dit zal ertoe leiden dat met ingang van 2015 nog beter op de doorlooptijd kan worden gestuurd.

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

Overige uitvoeringsinstanties

De bijdragen dienen ter bekostiging van uitvoeringsorganisaties waaronder de belastingdienst voor verstrekking van inkomensgegevens, noodzakelijk voor de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurstijging. Zoals toegelicht bij de tweede suppletoire begroting is in verband met de uitvoeringskosten voor de Inkomensafhankelijke Huurverhoging 2014 € 1 miljoen overgeboekt naar de Belastingdienst. Het resterende budget voor 2014 wordt doorgeschoven naar 2015.

1.2 Onderzoek en kennisoverdracht

Subsidies

Samenwerkende Kennisinstellingen e.a.

Bij de tweede suppletoire begroting 2014 heeft een herschikking plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies. Een groot deel van de subsidiemiddelen is verstrekt aan de nationale kennisinstelling voor de stedelijke en regionale ontwikkeling, Platform31. Deze organisatie kent een breed werkgebied en behandelt vele voor BZK relevante thema’s. De focus richt zich, conform het jaarplan 2014 van Platfom31, op de aandachtsgebieden sociaal, economie, wonen, ruimte en Europa. De in 2014 verhoogde aandacht voor de ontwikkelingen op het thema «stad» is nog steeds actueel. De activiteiten van Platform31 over het jaar 2014 worden medio 2015 geëvalueerd, als onderdeel van het verzoek tot subsidievaststelling (juli 2015). In 2014 is een subsidie verstrekt aan de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek (NWO) voor het meerjarige programma 2014–2022 «Smart Urban Region of the Future (SURF)» en aan het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) voor het demografisch onderzoekprogramma in de periode 2013 t/m 2016.

Opdrachten

Basisonderzoek en verkenningen

Bij de eerste suppletoire begroting 2014 is € 1 mln. toegevoegd aan het opdrachtenbudget ten behoeve van een aanpassing van een vierjaarlijks naar een driejaarlijks WoON onderzoek. Het budget is in 2014 besteed aan opdrachten voor verkenningen van de woningmarkt, de voorbereiding van het WoON Onderzoek 2015, monitoring van beleid en ramingmodellen voor voornamelijk de huurtoeslag. In 2014 zijn hiertoe ondermeer de volgende onderzoeken, instrumenten en verkenningen opgeleverd:

  • Rapport Analyse huurbeleid van verhuurders 2014 op basis van de Huurenquête 2014;

  • Rapportage Woonlasten- en inkomensontwikkeling 2014;

  • Volkshuisvestelijke Voornemens Woningcorporaties;

  • Woonuitgaven van de huurders, een internationale vergelijking;

  • Woongedrag en zorg gebruik ouderen;

  • Uitreiking WoOnscriptieprijs 2014.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten hebben betrekking op de huurtoeslag. In 2014 zijn de definitieve bijdragevaststellingen voor toeslagjaar 2013 versneld uitgevoerd en er zijn daardoor meer terugvorderingen ingesteld. De hogere terugvorderingen hebben geleid tot hogere ontvangsten in 2014.

Artikel 2. Woonomgeving en bouw

A Algemene doelstelling

Het stimuleren van burgers, decentrale overheden, instellingen en bedrijven tot het realiseren van een goede kwaliteit van woningen, gebouwen en andere bouwwerken om daarmee onder meer energie te besparen en woonlasten te beperken. Het bevorderen van de woningbouw waarbij aanbod en diversiteit zoveel mogelijk aansluit bij de woningbehoefte van Nederland. Het stimuleren van burgers en andere partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te bevorderen.

B Rol en verantwoordelijkheid

Op basis van de Grondwet, artikel 22 lid 2 en de Woningwet (hoofdstuk 5) is de Minister verantwoordelijk voor woningbouw, hetgeen de zorg omvat voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Het kabinet wil de sector stimuleren door investeringscondities te verbeteren, onnodige belemmeringen weg te nemen en waar mogelijk de mededinging te versterken, waardoor meer ruimte ontstaat voor kleinschalige, natuurlijke groei, het voorzien in eigen woningbehoefte, (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.

Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2– uitstoot binnen de sector gebouwde omgeving.

Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister verantwoordelijk voor het opstellen en het beheer van de bouwregelgeving en is hij stelselverantwoordelijk om hiermee de bouwkwaliteit te verbeteren (regisseren en doen uitvoeren).

Op basis van de Woningwet (artikel 80a) heeft de Minister een regisserende en stimulerende rol in het leefbaar maken en houden van steden en dorpen, bijvoorbeeld aandachtswijken en krimpregio’s. Belangrijke maatregelen zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 660, nr. 17) is opgenomen dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad worden de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel van de integrale aanpak voor deze gebieden. In de andere regio’s is er geen directe betrokkenheid meer van het Rijk bij de programmering van nieuwbouwwoningen.

C Beleidsconclusies

In 2014 zijn de afspraken uit het Energieakkoord voor duurzame groei nader ten uitvoer gebracht. Het Nationaal Energiebespaarfonds voor particuliere woningeigenaren is geopend, evenals het Fonds Energiebesparing Huursector. De Stimuleringsregeling Energieprestatie Huursector (STEP) voor energiebesparing bij huurwoningen onder de liberalisatiegrens is in werking getreden.

Het programma Blok voor Blok heeft een impuls gegevens aan energiebesparing in bestaande woningen en is in 2014 afgerond. In de 14 projecten zijn tot en met 2014 ruim 15.000 woningen aangepakt 7.

In het kader van de beleidsdoorlichting van artikelonderdeel 2.1 heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) het thema Energie geëvalueerd. Uit het rapport van het PBL 8 blijkt dat er de afgelopen jaren veel voortgang is geboekt bij het energiezuiniger maken van huizen, kantoren en andere gebouwen. Dankzij gericht overheidsbeleid voldoen nieuwbouwhuizen aan steeds scherpere energieprestatie-eisen. Maar in bestaande gebouwen blijft energiebesparing vooralsnog nog achter bij de gestelde doelen. In reactie op het rapport (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 120, nr. 1) heeft het kabinet aangegeven nu geen nieuwe of dwingender maatregelen te overwegen. De focus ligt op de afgesproken acties in het Energieakkoord. Het kabinet neemt een aantal aanbevelingen van het PBL mee in de lange termijn verkenning die eerder is aangekondigd in de Kamerbrief van 3 oktober 2014 (Tweede Kamer 2014–2015, 30 196, nr. 256). Ook het thema bouwkwaliteit is geëvalueerd 9. De aanbevelingen die hieruit voortvloeien worden meegenomen bij de twee grote wijzigingstrajecten voor de bouwregelgeving, zijnde de Omgevingswet en Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen.

Het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het Bouwen is het afgelopen jaar uitgewerkt en tussen juni en september heeft consultatie met belanghebbenden plaatsgevonden. Dit wetsvoorstel maakt de bouwsector zelf verantwoordelijk voor de bouwkwaliteit en verstevigt de positie van particulieren en zakelijke consumenten bij de bouw van bouwwerken. De inbreng uit de consultatie heeft op onderdelen geleid tot verdere aanpassingen van het voorstel. Het wetsvoorstel is naar de Tweede Kamer gezonden. Vooruitlopend op de Omgevingswet is een aanpassing van het Bouwbesluit aan de Tweede Kamer gezonden ter vereenvoudiging van de regelgeving voor particuliere opdrachtgevers. Voorts is het afgelopen jaar een wijziging van het Bouwbesluit doorgevoerd waarmee de toegankelijkheid van openbare gebouwen wordt bevorderd.

In 2014 is met verschillende partners samengewerkt om leefbare buurten en wijken te realiseren, vooral in kwetsbare gebieden. Het Rijk heeft hierbij een ondersteunende rol. Door de (actieve) deelname aan de samenwerkingsverbanden is zichtbaar dat nieuwe partijen (burgers, sociaal ondernemers en commerciële bedrijven) zich inzetten voor de publieke waarde. Eén van de gebieden die extra aandacht krijgt, is Rotterdam Zuid. In het Nationaal Programma Rotterdam Zuid hebben verschillende partners gewerkt aan de verbetering van deze wijk.

De wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wmbgp) is in 2014 aangenomen [Staatsblad 2014, nr. 152]. Met deze wijziging wordt het mogelijk om gebiedsaanwijzingen extra te verlengen en woningsplitsing tegen te gaan, en diversiteit in wijken te bevorderen. De tweede wijziging van de Wbmgp is in 2014 in internetconsultatie gegaan. Deze wijziging maakt het mogelijk om selectief woningen toe te wijzen bij overlast of criminaliteit. Daarnaast is een wijziging van de Woningwet aangenomen om onrechtmatige bewoning tegen te gaan. Het Rijk heeft in 2014 haar visie gegeven op de demografische ontwikkelingen van de komende twintig jaar, de daaruit voortvloeiende verwachte sociaaleconomische ontwikkelingen en de maatregelen die noodzakelijk zijn om een evenwichtige verdeling van welvaart en welzijn over het gehele land te borgen. Daarbij is voorgesteld om het aantal krimpgebieden uit te breiden en daar de focus op te leggen. Het aantal anticipeergebieden wordt beperkt. Door kennisdeling en samenwerking heeft het Rijk de regio’s ondersteund.

Huisvesting voor ouderen, studenten en arbeidsmigranten heeft in 2014 extra aandacht gekregen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen ingesteld om het regionale overleg op dit thema aan te jagen. Tevens is er een transitieagenda opgesteld. Voor studenten zijn de acties uit het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS) verder uitgewerkt. Sinds de start van het actieplan zijn reeds 8.094 wooneenheden opgeleverd (Brief van 17 juli 2014, 365989) 10. De acties uit het project EU-arbeidsmigratie zijn verder uitgevoerd. Ook is in 2014 de pilot Registratie Eerste Verblijf Adres uitgevoerd, waarbij wordt gekeken of de registratie van het eerste verblijfadres bijdraagt aan het zicht van gemeenten op de woonomstandigheden van niet-ingezetenen.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Woonomgeving en bouw

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2010

2011

2012

2013

Realisatie 2014

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen:

0

0

0

119.715

118.601

176.364

– 57.763

                 

Uitgaven:

0

0

0

38.102

90.136

176.384

– 86.248

                 

2.1

Energie en bouwkwaliteit

0

0

0

16.883

67.505

162.975

– 95.470

 

Subsidies

0

0

0

12.605

64.830

136.500

– 71.670

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

0

0

0

631

4.825

0

4.825

 

Beleidsprogramma bouwregelgeving

0

0

0

1.592

1.306

0

1.306

 

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

0

0

0

6.905

1.709

1.000

709

 

Revolverend fonds EGO

0

0

0

0

50.000

135.000

– 85.000

 

Tijdelijke regeling blok voor blok

0

0

0

50

80

500

– 420

 

Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing

0

0

0

3.427

6.910

0

6.910

 

Opdrachten

0

0

0

3.550

2.675

26.475

– 23.800

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

0

0

0

2.491

1.634

24.339

– 22.705

 

Beleidsprogramma bouwregelgeving

0

0

0

1.019

998

2.136

– 1.138

 

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

0

0

0

40

43

0

43

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

0

0

728

0

0

0

 

Beleidsprogramma Energiebesparing(Agentschap NL)

0

0

0

728

0

0

0

                 

2.2

Woningbouwproductie

0

0

0

15.177

18.880

9.635

9.245

 

Subsidies

0

0

0

360

340

25

315

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie

0

0

0

360

340

25

315

 

Opdrachten

0

0

0

490

377

863

– 486

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie

0

0

0

490

377

863

– 486

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

0

0

14.327

18.163

8.747

9.416

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie (Agentschap NL)

0

0

0

14.327

0

0

0

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie (Agentschap RvO)

0

0

0

0

18.163

8.747

9.416

                 

2.3

Kwaliteit woonomgeving

0

0

0

6.042

3.551

3.774

– 223

 

Subsidies

0

0

0

2.543

2.650

20

2.630

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

0

0

0

2.533

2.650

20

2.630

 

Wijkverpleegkundigen

0

0

0

10

0

0

0

 

Opdrachten

0

0

0

1.425

776

3.754

– 2.978

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

0

0

0

1.425

758

3.754

– 2.996

 

Wijkverpleegkundigen

0

0

0

0

18

0

18

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

2.074

125

0

125

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

0

0

0

2.074

125

0

125

                 

2.4

Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

0

0

0

0

200

0

200

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

0

0

0

200

0

200

 

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

0

0

0

0

200

0

200

                 

Ontvangsten:

0

0

0

2.056

305

91

214

E Toelichting op de financiële instrumenten

2.1 Energie en bouwkwaliteit

Subsidies

Beleidsprogramma Energiebesparing

Bij tweede suppletoire begroting 2014 is het budget voor het Beleidsprogramma Energiebesparing in 2014 herschikt, onder meer in verband met de invoering begin 2015 van het voorlopige energielabel voor eigenaren-bewoners, dat zij via een webtool eenvoudig kunnen omzetten in een definitief label.

Beleidsprogramma Bouwregelgeving

Bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2014 heeft binnen het budget van het beleidsprogramma bouwregelgeving een herallocatie plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies.

In lijn met de adviezen van de commissie-Dekker zijn de beleidsvoornemens voor een nieuw stelstel voor kwaliteitsborging voor het bouwen uitgewerkt. De belangrijkste doelen zijn verhoging van de kwaliteit gedurende het hele traject van de bouw plus verbetering van de positie van de bouwconsument. Op 27 november 2013 is de Tweede Kamer over de beleidsvoornemens geïnformeerd (Kamerstukken II, 2013–2014, 32 757, nr. 91). In 2014 zijn de beleidsvoornemens nader uitgewerkt in een concept wetsvoorstel. Het streven is om het nieuwe wettelijke stelsel voor kwaliteitsborging op 1 januari 2016 in werking te laten treden.

In 2014 is een project uitgevoerd voor aanpassing van Nederlandse beoordelingsrichtlijnen, die vallen onder het erkende stelsel van kwaliteitsverklaringen. NEN heeft met cofinanciering van BZK de markt geïnformeerd over CE-markering en geharmoniseerde normen die gebruikt moeten worden voor het testen van producten en uitvoeren van beoordelingen ten behoeve van de CE-markering op bouwproducten. Op 19 december 2014 is de wijziging van het Bouwbesluit 2012 over onder andere vereenvoudiging regels voor particuliere opdrachtgevers ter voorhang naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd.

Energiebesparing verhuurders

De Stimuleringsregeling Energieprestatie Huursector (STEP) voor energiebesparing bij huurwoningen onder de liberalisatiegrens is op 1 juli 2014 in werking getreden. In 2014 is voor € 104 mln. subsidie aangevraagd. Er is nog € 291 mln. beschikbaar na aftrek van de uitvoeringskosten van de regeling. Bij voldoende beschikbaar budget kan tot en met 31 december 2017 subsidie aangevraagd worden. Uitbetaling vindt plaats in 2018 en 2019.

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

Met het oog op de beleidsmatige doorwerking van de resultaten van het Innovatieprogramma Energiesprong (waaronder de deal Stoomversnelling en de deals voor particuliere woningeigenaren) en optimale benutting van de daarvoor beschikbare gelden is de looptijd van het programma verlengd tot en met 2015 en is bij tweede suppletoire begroting 2014 een mutatie van € 1,7 mln. naar 2015 doorgevoerd.

Revolverend fonds EGO

Het aantal aanvragen van eigenaren-bewoners voor een lening uit het Nationaal Energiebespaarfonds in 2014 is lager dan verwacht werd bij de start van het fonds in januari 2014. Hiervoor zijn mogelijke oorzaken aan te wijzen (Kamerstukken I/II, 2014–2015, 33 779 XVIII, nr. 4). Bij tweede suppletoire begroting zijn de resterende middelen van € 25 mln. doorgeschoven naar 2015. Conform de wens van de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2014–2015, 30 196, nr. 261) wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn om binnen de kaders van het Woonakkoord het fonds toegankelijker te maken en beter onder de aandacht te brengen zonder de risico’s van het Rijk te vergroten.

Conform planning is in 2014 het Fonds Energiebesparing Huursector geopend. Het voor dit fonds in 2014 beschikbare budget ad € 57,8 mln. is in 2014 niet tot betaling gekomen. De resterende € 2,2 mln. is gereserveerd voor de meerjarige uitvoeringskosten van het fonds, waarvan in 2014 € 0,2 mln. tot betaling is gekomen. De uitgaven worden verantwoord op artikelonderdeel 2.4 van de begroting. De aan dit revolverende fonds gestelde eisen vragen om een ambitieuze inzet van verhuurders en voldoende tijd om een project goed op te zetten en eventueel de cofinanciering te realiseren.

Tijdelijke regeling Blok voor Blok

Op 1 oktober 2014 is de opgedane kennis en ervaring bij de Blok voor Blok-projecten overgedragen aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Onder die vlag moet een verdere versnelling plaatsvinden op het gebied van energiebesparing bij met name eigenaren van woningen. De VNG ondersteunt nieuwe lokale initiatieven financieel. Het Ministerie van BZK heeft hiervoor vanuit het Energieakkoord voor duurzame groei over de periode 2014 tot en met 2016 in totaal € 15 mln. beschikbaar gesteld.

Tijdelijke Stimuleringsregeling Energiebesparing

De € 30 mln. die op grond van het Energieakkoord voor duurzame groei beschikbaar is gesteld voor de jaren 2014 t/m 2016 is oorspronkelijk aan het instrument opdrachten toegevoegd. De middelen voor de ondersteuning van lokale initiatieven door gemeenten worden als subsidie aan de VNG beschikbaar gesteld. De desbetreffende € 15 mln. is daarom overgeboekt naar het instrument subsidies; voor 2014 betreft dit € 5 mln.

Opdrachten

Beleidsprogramma energiebesparing

Zoals toegelicht bij de tweede suppletoire begroting 2014 heeft binnen het beleidsprogramma Energiebesparing een herschikking plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies. Bij eerste suppletoire is € 4,2 mln. en bij tweede suppletoire begroting € 3 mln. overgeheveld naar artikelonderdeel 2.2.

Beleidsprogramma Bouwregelgeving

Binnen het beleidsprogramma Bouwregelgeving heeft een herschikking plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies. Voorts heeft voor de uitvoering van beleid op het gebied van Bouwregelgeving een overheveling plaatsgevonden naar artikelonderdeel 2.2. Zie tevens de toelichting op het beleidsprogramma bij het instrument subsidies.

Innovatieregelingen Gebouwde Omgeving

Binnen de Innovatieregelingen Gebouwde Omgeving heeft een herschikking plaatsgevonden van subsidies naar opdrachten. Zie verder de toelichting op dit onderdeel onder het kopje subsidies.

2.2 Woningbouwproductie

Subsidies

Beleidsprogramma Woningbouwproductie

Het aantal verleende bouwvergunningen voor koopwoningen in eigenbouw, als percentage van het totale aantal bouwvergunningen voor koopwoningen, bedroeg in de eerste drie kwartalen van 2014 18%.11 In 2014 heeft het Expertteam Eigenbouw aan ruim 15 gemeenten advies verstrekt. Het Expertteam 12 is in 2014 uitgebreid met 2 nieuwe experts en een nieuwe ambassadeur. In 2014 is de toolbox Eigenbouw voor gemeenten (7 thematische factsheets) geactualiseerd. Daarnaast is er een informatiefilm gemaakt voor werkbezoeken en voor een presentatie aan de G32-gemeenten.

Ook in 2014 heeft het Expertteam (kantoor)Transformatie gemeenten, eigenaren en overige betrokkenen ondersteund bij het komen tot het transformeren van leegstaande kantoren en maatschappelijk vastgoed naar woonruimte. In de Noord- en Zuidvleugel is gekeken hoe transformatie kan bijdragen aan de verstedelijkingsopgaven aldaar. De Juridische Expertpool Planschade Kantoren (één van de «rijksacties» uit het convenant) heeft de provincie Utrecht ondersteund bij de vormgeving van haar provinciale structuurvisie, waarmee zij de ruimte die er nog is voor het bouwen van nieuwe kantoren wil inperken en transformeren van bestaande kantoorpanden wil stimuleren.13 14

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 660, nr. 17) is opgenomen dat de programmering van de verstedelijking wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. Vanwege de grote kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad is het Rijk alleen in deze regio’s actief betrokken bij realisatie van deze opgave. Voor enkele grootschalige ontwikkelingen zijn, in samenwerking met andere (rijks-)overheden, (structuur)visies opgesteld. In de Zuidvleugel is het MIRT-onderzoek «Stimuleren Stedelijke Wonen in de Zuidelijke Randstad» in uitvoering.

Verder is in 2014 de Actieagenda Bouw als zelfstandig project tot een einde gekomen en zijn de acties waar mogelijk geïmplementeerd in de dagelijkse praktijk van de bouwsector, kennis en onderwijswereld en rijksoverheid. Hierbij zijn BZK en andere departementen betrokken.

In maart 2014 heeft een plenair debat met de Tweede Kamer plaatsgehad over het rapport «Kosten Koper» van de Tijdelijke Commissie Huizenprijzen (TCH) en de kabinetsreactie daarop. Naar aanleiding van de in het debat ingediende moties is aanvullend onderzoek uitgezet dat in 2015 aan de Tweede Kamer zal worden gezonden. Daarnaast is bij organisaties van consumenten en bouwondernemingen nagegaan hoe zij tegenover het voorstel van de TCH staan om een uniforme eindnota bij oplevering van een nieuwbouwwoning te verplichten.

In 2014 is de situatie ten aanzien van de financiële positie bij de gemeentelijke grondbedrijven in beeld gebracht. Uit het onderzoek blijkt dat gemeenten hebben afgeboekt op hun grondposities en de eerstkomende jaren naar verwachting nog een verlies zullen moeten nemen (ceteris paribus) dat in lijn ligt met de uitkomsten van de eerdere onderzoeken hiernaar. Samen met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en met onder andere de VNG en het IPO wordt bekeken welke vereenvoudigingen en verbeteringen op gebied van het grondbeleid mogelijk zijn in de rijkswet- en regelgeving, teneinde (woning)bouwprojecten makkelijker en sneller tot stand te laten komen en betere kansen te bieden voor organische gebiedsontwikkeling.

Opdrachten

Beleidsprogramma Woningbouwproductie

Binnen het beleidsprogramma Woningbouwproductie heeft een herschikking plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies. De precieze invulling van het beleidsprogramma op projectniveau was nog niet bekend ten tijde van het opstellen van de oorspronkelijke begroting. Zie verder de toelichting onder het kopje subsidies.

Bijdrage baten-lastenagentschappen

Beleidsprogramma woningbouwproductie (Agentschap NL)

De op dit instrument opgenomen middelen zijn bestemd voor de programma’s die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in opdracht van BZK. Zoals toegelicht bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2014 zijn middelen overgeheveld van artikel 1 en artikelonderdeel 2.1 en 2.3. Onder deze programma’s vallen onder meer de implementatie van Europese richtlijnen, de uitvoering van de energiebesparings-convenanten, de uitvoering van maatregelen uit het Energieakkoord voor duurzame groei, de expertteams particulier opdrachtgeverschap en kantorentransformatie, de uitvoer van de BEW-regeling en de uitvoering van het programma bevolkingsdaling.

2.3 Kwaliteit woon- en leefomgeving

Subsidies

Beleidsprogramma woonomgeving

Binnen het beleidsprogramma woonomgeving heeft gedurende het jaar 2014 een herschikking plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies om de uitgaven op het juiste instrument te verantwoorden. Dit beleidsprogramma maakt het mogelijk dat bewoners de ruimte krijgen om initiatieven te kunnen ondernemen die de leefbaarheid in wijken en regio’s bevorderen. Indien wet- en regelgeving de initiatieven belemmert, wordt er naar oplossingen gezocht.

Het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA bewoners) heeft in 2014 met bewoners gewerkt aan een vitale samenleving waarin bewoners een actievere rol hebben.

Voor EU-arbeidsmigranten zijn met negen regio’s afspraken gemaakt om 31.000 extra huisvestingsplekken te genereren (Kamerstukken II, 2013–2014, 29 407 XVIII, nr. 188, Bijlage 1 en 2). De Minister voor Wonen en Rijksdienst informeert jaarlijks de Tweede Kamer over de voortgang van de gemaakte afspraken (Kamerstukken II, 2013–2014, 29 407 XVIII, nr. 188).

Omtrent ouderenhuisvesting is de Transitieagenda Langer Zelfstandig Wonen opgesteld, waaruit verschillende acties zijn voortgevloeid (Kamerstukken II, 2013–2014, 32 847 XVIII, nr. 121). Voor studentenhuisvesting zijn de acties uit het actieplan nader uitgevoerd (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 104 XVIII, nr.7).

Achter de voordeur/multiprobleemgezinnen (frontlijnaanpak)

Met het landelijk project Integrale Aanpak (voorheen getiteld achter de voordeur/multiprobleemgezinnen) zijn gemeenten sinds 2007 ondersteund (Projectplan 2014 Landelijk project integrale aanpak, www.integrale-aanpak.nl). Het project gaat per 1 januari 2015 deels over naar Platform31 en deels naar het programma Gemeenten van de Toekomst.

Krachtige steden

Het kabinet heeft aangekondigd een Agenda Stad aan de Tweede Kamer te sturen met maatregelen om de groei, leefbaarheid en innovatie in Nederlandse steden te versterken (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000, nr. 1, Miljoenennota 2015) (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000, nr. 4, Werken aan groei). Deze agenda zal in de zomer van 2015 worden gestuurd aan de Tweede Kamer.

Aandachtswijken

De Tweede Kamer is in november 2014 geïnformeerd over de voortgang van de Wijkenaanpak (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 847 XVIII, nr. 131). Ook is de Woningwet en de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek gewijzigd (Staatsblad 2014, 249; Kamerstukken II, 2013–2014, 33 797 XVIII, nr. 2). Daarmee wordt het instrumentarium uitgebreid om onrechtmatige bewoning tegen te gaan. Tevens wordt concentratie van mensen met een uitkering, overlastgevend gedrag of criminaliteit tegengegaan.

Kwaliteitssprong Rotterdam-Zuid

Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid heeft als doel de leefomgeving in Rotterdam-Zuid te verbeteren. Woningcorporaties hebben extra investeringsruimte gekregen op grond van de Verhuurdersheffing. Op 12 juni 2014 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de verbetering van het functioneren van VVE’s, waarmee eigenaren en VVE-bestuurders meer mogelijkheid hebben om voldoende reserve op te bouwen (Kamerstukken II, 2013–2014, 27 926 XVIII, nr. 226).

Programma Bevolkingsdaling

In 2014 heeft BZK de krimp- en anticipeerregio’s bij het uitvoeren van de lokale actieplannen ondersteund. Het programma bevolkingsdaling is in 2014 onderwerp geweest van een onderzoek door het Team Midterm Review (Kamerstukken II, 2014–2015, 31 757 XVIII, nr. 55, Bijlage) en van een beleidsdoorlichting (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000 XVIII, nr. J). In reactie hierop heeft het kabinet besloten tot nieuwe criteria voor krimp- en anticipeerregio’s. Tevens is vanuit het Rijk een samenwerkingsagenda opgesteld met krimp- en anticipeergebieden. De reacties op de doorlichtingen zijn opgenomen in een brief van 19 december aan de Eerste Kamer, waarin het kabinet ook reageert op de motie Barth c.s. (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000 XVIII).

Opdrachten

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

Binnen het beleidsprogramma Woonomgeving heeft een herschikking plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies. De precieze invulling van het beleidsprogramma op projectniveau was nog niet bekend ten tijde van het opstellen van de oorspronkelijke begroting. Zie verder de toelichting op het beleidsprogramma onder het kopje subsidies.

Wijkverpleegkundigen

Het programma Zichtbare Schakel is afgerond en geëvalueerd. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2014–2015, 30 597 XVIII, nr. 470). Gelden zijn ondermeer ingezet voor de personele inzet van wijkverpleegkundigen en voor de opleiding en professionalisering van de beroepsgroep (Kamerstukken II, 2014–2015, 30 597 XVI, nr. 440, Herdruk 1).

2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

Bijdrage aan baten-lastenagentschappen

Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders

Op dit artikelonderdeel is een budgetneutrale herschikking uitgevoerd vanuit artikelonderdeel 2.1, zoals vermeld bij de tweede suppletoire begroting 2014. Het fonds is eind 2014 geopend; het grootste deel van de fondsgelden (57,8 mln.) voor 2014 wordt overgeboekt naar 2015.

Verplichtingen

Het voor 2014 beschikbare verplichtingenbudget is met bijna € 58 mln. onderschreden. Dat heeft tweebelangrijke oorzaken. Er is € 25 mln. ten behoeve van het Nationaal Energiebespaar Fonds reeds in 2013 verplicht. Daarnaast is sprake van een onderschrijding van € 35 mln., omdat de regeling voor energiebesparing door verenigingen van eigenaren (VvE’s) in 2015 van start gaat.

Artikel 3. Kwaliteit Rijksdienst

A Algemene doelstelling

Een goed presterende rijksoverheid op het gebied van bedrijfsvoering en het bevorderen van de kwaliteit van het management van de Rijksdienst.

B Rol en verantwoordelijkheid

Voor een optimale beleidsvoorbereiding en -uitvoering moet de interne beheersing en sturing van de bedrijfsprocessen in rijksbreed verband op orde zijn. Deze bedrijfsprocessen moeten naast dienstbaar aan het beleid, ook effectief en doelmatig zijn. Daarvoor zijn heldere kaders nodig. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bepaalt in samenwerking met de andere Ministeries deze kaders en brengt daarin meer samenhang, met als doel een beter bestuurbare en meer efficiënte bedrijfsvoering binnen de Rijksdienst.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst is systeemverantwoordelijk voor het rijksbrede beleid en de rijksbrede kaders op terreinen als personeel, informatie- en communicatietechnologie (ICT), organisatie, huisvesting, inkoop, facilitaire dienstverlening en beveiliging. Tevens is de Minister verantwoordelijk voor de primaire arbeidsvoorwaarden van het Rijk.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst investeert vanuit zijn systeemverantwoordelijkheid in de ontwikkeling van het management(talent) van het Rijk. Bureau Algemene Bestuursdienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevordert en waarborgt de kwaliteit van de ambtelijke leiding op de departementen en de nationale politie. Het bureau verzorgt werving en selectie, loopbaanbegeleiding en organiseert kennisontwikkeling en -uitwisseling voor managers in de top van de rijksdienst.

Bureau Algemene Bestuursdienst (ABD) ondersteunt de departementen bij de kabinetsopdracht om in 2017 ten minste 30% vrouwen vertegenwoordigd te hebben binnen de ABD. Daarnaast verleent het bureau diensten aan nieuwe groepen binnen de ABD, zoals ZBO’s en gemeenten (G4).

In de context van een krimpende overheid en de bevordering van de kwaliteit van de rijksdienst, stimuleert Bureau ABD mobiliteit en flexibiliteit. Het gaat daarbij om interdepartementale arbeidsmobiliteit en externe mobiliteit – een loopbaanstap naar een functie buiten de rijksdienst.

Bovendien is de Minister voor Wonen en Rijksdienst werkgever voor de ongeveer 70 managers binnen de topmanagementgroep, daar waar het gaat om benoemingen, arbeidsvoorwaarden en ontslag.

C Beleidsconclusies

Op 22 mei 2013 is de Hervormingsagenda Rijksdienst aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 31 490 nr. 119). In het beleidsverslag zijn de belangrijkste punten opgenomen.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Kwaliteit Rijksdienst

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2010

2011

2012

2013

Realisatie 2014

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen:

0

0

0

18.880

32.104

17.896

14.208

                 

Uitgaven:

0

0

0

20.959

30.006

17.896

12.110

                 

3.1

Kwaliteit Rijksdienst

0

0

0

20.959

30.006

17.896

12.110

 

Subsidies

0

0

0

3.698

3.641

3.400

241

 

Fysieke Werkomgeving Rijk

0

0

0

298

241

0

241

 

Subsidie A&O-fonds

0

0

0

3.400

3.400

3.400

0

 

Opdrachten

0

0

0

9.108

8.015

8.920

– 905

 

Bedrijfsvoering Rijk

0

0

0

9.108

8.015

8.920

– 905

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

0

0

8.153

18.350

5.576

12.774

 

Arbeidsmarkt Communicatie

0

0

0

5.653

6.293

5.576

717

 

Bijdrage

0

0

0

0

5.257

0

5.257

 

Eigenaarsbijdrage

0

0

0

2.500

6.800

0

6.800

                 

Ontvangsten:

0

0

0

828

8.207

250

7.957

E Toelichting op de financiële instrumenten

3.1 Kwaliteit Rijksdienst

Subsidie

Fysieke Werkomgeving Rijk

In 2014 is € 240.000 subsidie verleend voor onderzoek t.a.v. de fysieke werkomgeving voor ambtenaren van de rijksdienst. De Fysieke Werkomgeving Rijk (FWR) is een concept voor een kantooromgeving voor ambtenaren dat flexibel, tijd- en plaatsonafhankelijk (samen)werken mogelijk maakt.

Subsidies Arbeidsmarkt- en opleidingenfonds (A&O-fonds)

Het A+O Fonds Rijk heeft € 3,4 mln. subsidie ontvangen in 2014. Deze subsidie is onderdeel van de Cao-afspraken. Het bestuur dat bestaat uit Sociale Partners heeft in 2014 o.a. ingezet op instroom en behoud van arbeidsbeperkten en op instrumenten voor de medewerker ter ondersteuning van zijn duurzame inzetbaarheid.

Opdrachten

Bedrijfsvoering Rijk

Er is in 2014 verder gewerkt aan het realiseren van in- door- en uitstroom van rijksambtenaren. De uitvoering van het VWNW beleid is in volle gang. De vier mobiliteitsorganisaties van het Rijk, die samenwerken in het platform Mobiliteit, hebben de begeleiding verder vormgegeven op basis van de opgedane ervaringen. Eind 2014 is een paritair uitgevoerde evaluatie van het VWNW beleid gestart, waarvan de resultaten in de zomer van 2015 worden verwacht.

Op het gebied van ICT is verder gewerkt aan de ambities uit de I-strategie Rijk (Kamerstukken II, 26 643, nr. 216), te weten een meer samenhangende I-infrastructuur, een platform voor tijd-, plaats- en apparaatonafhankelijk werken en de beheersing van grote ICT-projecten. Als voorbeeld is geïnvesteerd in de doorontwikkeling van het ICT-dashboard (Kamerstukken II, 26 643, nr. 336). Op 15 oktober 2014 heeft de Tijdelijke commissie ICT-projecten het rapport «Grip op ICT» (Kamerstukken II, 33 326, nr. 5) aan de Kamer aangeboden. In het vierde kwartaal 2014 is de kabinetsreactie hierop voorbereid.

Verder is de gesloten rijkscloud uitgewerkt en wordt nu verder gerealiseerd. De Baseline Informatiebeveiliging Rijk is geïmplementeerd en er is gestart met het monitoren en bevorderen van de voortgang en de ondersteuning van de departementen bij de implementatie van de BIR.

In 2014 zijn met vijf Ministeries (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Economische Zaken en Onderwijs Cultuur en Wetenschap) pilotprojecten gestart voor DWR Archief (Digitale Werkplek Rijk). DWR Archief is als generieke dienst vastgesteld. Ook de Enterprise Architectuur Rijk is vastgesteld samen met de bijbehorende beheer en doorontwikkel-afspraken. Daarnaast is de architectuurkennisbank opgeleverd en de Standaardenlijst Rijk doorontwikkeld. Ook is in 2014 gestart met het professionaliseringstraject voor Rijks-ICT-architecten.

In 2014 zijn twee (Rijks)Overheidsdatacenters (ODC’s) gerealiseerd: het ODC van SSC-ICT Haaglanden in Rijswijk en het gerenoveerde Datacenter van de Belastingdienst in Apeldoorn. In totaal zijn er nu vier (Rijks)Overheidsdatacenters gerealiseerd. In het ODC van SSC ICT Haaglanden worden nu de technische voorzieningen geïnstalleerd waarna de benodigde hardware zal worden geplaatst. Ultimo december 2014 waren 19 van de 64 huidige datacenters gesloten.

De ingezette vermindering van het aantal ICT-organisaties wordt voorgezet en is nu teruggebracht naar circa tien van de oorspronkelijke 40.

Alle 20 inkoopuitvoeringsorganisaties zijn in bedrijf en doorlopen thans een kwaliteitstraject, gericht op de verdere professionalisering van de inkoop. Bijzondere aandacht gaat hierbij uit naar het verbeteren van het contract- en leveranciersmanagement en het aanscherpen van de inkoopinformatie. Alle 34 categorieën voor de generieke inkoop zijn operationeel. In 2014 is het project DigiInkoop afgerond en zijn afspraken gemaakt over het aansluiten van de resterende departementen. Elektronisch bestellen en elektronisch factureren lopen weliswaar achter bij de initiële doelstellingen maar laten een gestage groei zien waardoor de batenrealisatie zich in positieve zin ontwikkelt. Voor wat betreft de inkoopbeleiddoelen maken de milieucriteria, sociale voorwaarden, social return en innovatiegericht inkopen deel uit van de rijksbrede inkooppraktijk. Met betrekking tot de toepassing van social return en de internationale sociale voorwaarden zijn (beleids)evaluaties uitgevoerd. De evaluatie social return is aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 32 501 nr. 23), de evaluatie van de internationale sociale voorwaarden wordt in 2015 aan Tweede Kamer aangeboden.

Op aangeven van de Minister voor Wonen en Rijksdienst is bij het inkoopexpertisecentrum PIANOo een loket voor maatschappelijk verantwoord inkopen ingericht waarvan alle inkopers in het publieke domein gebruik kunnen maken. In de jaarlijkse bedrijfsvoeringsrapportage wordt gerapporteerd over de toepassing van de inkoopkaders voor het rijk.

De rijksbrede kengetallen over de bedrijfsvoering staan vermeld in de jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk.

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Arbeidsmarkt Communicatie

In 2014 heeft een beleidsdoorlichting plaatsgehad van de arbeidsmarktcommunicatie Rijk die eind 2014 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II 34 120 nr. 2).

Geconcludeerd is dat de arbeidsmarktcommunicatiestrategie en ingezette instrumenten en activiteiten op hoofdlijnen aansluiten bij de personele en organisatorische ontwikkelingen bij het Rijk en arbeidsmarkt (communicatie)ontwikkelingen. Ook is geconstateerd dat het Rijk op een goede wijze is gestart met de ontwikkeling van een monitoringsysteem van kritische prestatie indicatoren om de effectiviteit en efficiëntie van de arbeidsmarktcommunicatiestrategie continue te monitoren. Dit systeem moet worden doorontwikkeld.

Bijdrage Logius

Het gaat hier om diverse opdrachten aan Logius voor het berichtenverkeer, managed services en DigiInkoop.

Eigenaarsbijdrage UBR

Conform de regeling Agentschappen, waarin gesteld is dat de eigenaar moet zorgdragen dat een Agentschap geen negatief eigen vermogen heeft, heeft UBR bij tweede suppletoire begroting een eigenaars bijdrage ontvangen van € 6,8 mln.

Ontvangsten

Het eigen vermogen van Logius en SSC-ICT Haaglanden komt ultimo 2013 boven de maximaal toegestane 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen 3 jaar. Conform de Regeling Agentschappen is dit surplus bij eerste suppletoire afgeroomd door de eigenaar, waardoor de ontvangsten hoger zijn dan geraamd in begroting.

Artikel 6 Uitvoering rijksvastgoedbeleid

A Algemene doelstelling

Het verzorgen van de rijkshuisvesting van Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en het Koninklijk Huis, het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor rijkshuisvesting en het uitvoeren van het rijkshuisvestingsbeleid.

Het realiseren van een optimaal financieel resultaat bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van materiële activa (onroerend goed) van/voor het Rijk voor de realisatie van rijksdoelstellingen.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voor Wonen en Rijksdienst is op basis van het Besluit Rijksgebouwendienst 1999 (KB), als opdrachtgever en uitvoerder verantwoordelijk voor:

  • de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken;

  • de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat;

  • het beheer en onderhoud van de monumenten die aan de Rijksgebouwendienst zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten;

  • de doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.

Daarnaast is de Minister voor Wonen en Rijksdienst op het terrein van rijksvastgoed verantwoordelijk voor:

  • de uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere Ministers is gelegd;

  • de coördinatie van de samenwerking en afstemming tussen de diensten die onderdeel vormen van het rijksvastgoedstelsel, zowel in de regio als landelijk (regiefunctie). Ter bevordering van de samenwerking en afstemming tussen de diensten fungeert de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR);

  • de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn. Ook hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van (overtollige) rijksactiva en/of financiële bijdragen van het Rijk.

Middelenafspraken

De Minister voor Wonen en Rijksdienst verzorgt de ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere Ministers. Voor zover er op basis van de begrotingsregels van het kabinet sprake is van een middelenafspraak met een Minister, wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door deze Minister begroot en verantwoord op de eigen begroting.

C Beleidsconclusies

De voorliggende verantwoording betreft de Rijksgebouwendienst en het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf. De Dienst Vastgoed Defensie (DVD), de Rijksgebouwendienst, het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf en de directie Rijksvastgoed zijn op 1 juli 2014 samengegaan in het Rijksvastgoedbedrijf. De Ministeriële verantwoordelijkheid voor de DVD is bij koninklijk besluit op 1 januari 2015 overgeheveld van het Ministerie van Defensie naar het Ministerie van BZK.

De Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken zijn binnen de beschikbare budgettaire kaders gehuisvest. Aan de Koning zijn de drie staatspaleizen Huis ten Bosch, Paleis op de Dam en Paleis Noordeinde ter beschikking gesteld.

De Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en de Koning hebben gezamenlijk de beschikking over ca. 260.000 m2 bruto vloeroppervlak, waarop onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd.

Aan diverse monumenten zijn onderhoudwerkzaamheden uitgevoerd. Het ging daarbij in 2014 onder andere om paleis Soestdijk, vesting Naarden, kasteel Radboud, Slot de Assumburg en Huis Doorn.

De doelstelling om in 2014 de maatregelen in het kader van tranche 1 (met name objecten met een 24-uursfunctie) voor FCIB (Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven) af te ronden, is vrijwel geheel gerealiseerd. Met FCIB worden klimaatinstallaties in gebouwen zodanig ingeregeld, dat een optimaal thermisch comfort wordt bereikt bij een minimale verstoring van het bedrijfsproces en een zo laag mogelijk energiegebruik.

Het Rijksvastgoedbedrijf zorgt voor beleidsondersteuning aan verschillende beleidsonderdelen (IenM, DG Wonen en Bouwen etc.). Dit vertaalt zich bijvoorbeeld in advisering over uitvoerbaarheid van (voorgenomen) beleid. Onderwerpen die het afgelopen jaar hebben gespeeld, betroffen voornamelijk leegstand van kantoren, (brand)veiligheid, energiebesparing en duurzaam inkopen. Ontwikkelingen als deze raken beleidsonderdelen primair.

De uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere Ministers is gelegd, is conform verwachtingen gerealiseerd.

Het nieuwe financiële kader voor de overname van overtollig gesteld vastgoed door het Rijksvastgoedbedrijf, het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV), is in 2014 verder uitgewerkt.

In opdracht van de Interdepartementale Commissie Rijksvastgoed wordt de rijksbrede vastgoedportefeuillestrategie uitgewerkt per provincie in het verlengde van departementale vastgoedportefeuillestrategieën. In 2014 heeft het Rijksvastgoedbedrijf daartoe een pilot uitgevoerd voor de provincie Flevoland en is daarover met de provincie overleg gevoerd.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in 2014 160 verkopen gerealiseerd: ruim 400 ha grond en ruim 290.000 m2 bvo gebouwen 15.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 6 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2010

2011

2012

2013

Realisatie 2014

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen:

0

0

0

0

163.108

144.826

18.282

                 

Uitgaven:

0

0

0

0

162.415

144.826

17.589

                 

6.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

0

0

0

0

59.416

57.753

1.663

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

0

0

0

59.416

57.753

1.663

 

Bijdrage aan Rgd voor huisv Koninklijk Huis, HoCoSta's en AZ

0

0

0

0

38.798

37.905

893

 

Bijdrage aan Rgd voor monumenten

0

0

0

0

11.328

10.195

1.133

 

Bijdrage aan Rgd voor rijkshuisvesting

0

0

0

0

9.290

9.653

– 363

                 

6.2

Beheer materiele activa

0

0

0

0

102.999

87.073

15.926

 

Opdrachten

0

0

0

0

14.682

9.679

5.003

 

Beheer en plankosten

0

0

0

0

14.682

9.679

5.003

 

Bekostiging

0

0

0

0

64.233

56.415

7.818

 

Zakelijke lasten

0

0

0

0

64.233

56.415

7.818

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

0

0

0

24.084

20.979

3.105

 

Bijdrage RVOB

0

0

0

0

24.084

20.979

3.105

                 

Ontvangsten:

0

0

0

0

148.547

116.841

31.706

E Toelichting op de financiële instrumenten

6.1 Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Bijdrage aan RVB voor huisvesting Koninklijk Huis, Hocosta’s en AZ

De overschrijding wordt met name veroorzaakt door, zoals ook bij de 2e suppletoire begroting is gemeld, de extra kosten die zijn gemaakt voor het onderhoud aan de beveiliging van de Koninklijke Woon- en werkverblijven, deels als gevolg van de Nuclear Security Summit.

Bijdrage aan RVB voor het beheren van monumenten

Bij de uitgaven voor monumenten is sprake van hogere realisatie dan begroot. Dit is met name een gevolg van de reguliere exploitatiekosten van het monument paleis Soestdijk.

Gerealiseerde prestaties voor 2014 zijn:

Prestatie-indicator

Basiswaarde

Peildatum

Streefwaarde

Periode

Realisatie

Gebruiksgraad monumenten

95%

2009

95%

2014

98%

Bron: BZK/Rgd administraties

De gebruiksgraad op 31 december 2014 van de monumenten met een erfgoedfunctie (maar zonder rijkshuisvestingsfunctie) is 98% (was 98% ultimo 2013). De gebruiksgraad is het aantal m2’s bruto vloeroppervlak (bvo) per object dat in gebruik is in verhouding tot het totaal aantal m2’s bvo. Een deel van de monumenten is naar hun aard niet geschikt voor gebruik, zoals gedenknaalden of grafmonumenten. Deze zijn buiten de berekening gehouden.

Bijdrage aan RVB voor rijkshuisvesting

De onderschrijding is met name een gevolg van minder kosten voor energiebesparing in 2014. De kosten verschuiven naar 2015.

6.2 Beheer materiële activa

Beheer onroerend goed

Opdrachten

Beheer- en plankosten

Het gaat hierbij om uitgaven voor onderhoud en beheer van de onroerende zaken. Beheerkosten zijn (externe) kosten in verband met ingebruikgeving en vervreemding, bijvoorbeeld taxatiekosten.

De raming van de ontwerpbegroting is bij 1e suppletoire begroting met € 3 mln. en bij 2e suppletoire begroting met € 2,5 mln. verhoogd. Door de verslechterde vastgoedmarkt blijven panden langer in het bezit, met als gevolg hogere beheers- en transitiekosten.

Bekostiging

Zakelijke lasten

Het gaat hier om de betaling van, door gemeenten en waterschappen opgelegde, belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom bij de Staat. Het betreft met name onroerendezaakbelasting (ca. 80%) en waterschaps- en rioolheffingen (ca. 20%).

De raming van de ontwerpbegroting is bij 1e suppletoire begroting met € 3,2 mln. en bij 2e suppletoire begroting met € 3 mln. verhoogd. De hogere uitgaven voor zakelijke lasten zijn veroorzaakt door de centrale loketfunctie, waarvoor deels budgetoverhevelingen vanuit andere departementen hebben plaatsgevonden. Daarnaast is sprake van tariefverhogingen van de waterschapslasten. De hogere realisatie ten opzichte van de 2e suppletoire is veroorzaakt door een te lage raming van de tariefverhoging van de waterschapslasten.

Bijdrage aan baten-lastenagentschappen

Bijdrage RVOB

Het betreft de bijdrage aan het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf voor de uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die de Staat toebehoren en het vertegenwoordigen van het Rijk bij bepaalde gebiedsontwikkelingsprojecten. De uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer houdt hoofdzakelijk in: het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van onroerende zaken.

De raming van de ontwerpbegroting is bij 1e suppletoire begroting met € 3,1 mln. verhoogd. Het betreft de bijdrage van de moeder om incidentele kosten (met name ICT) voortvloeiend uit de fusie tot het Rijksvastgoedbedrijf te dekken.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:

Zakelijke lasten

Het merendeel van de ontvangsten betreft de vergoeding die het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf ontvangt vanuit de gebruiksvergoeding in het rijkshuisvestingsstelsel voor het door hem betaalde eigenarendeel van de onroerendezaakbelasting. Daarnaast gaat het om terugbetalingen door de huurders van door het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf betaalde gebruikerslasten.

Ingebruikgevingen

Het gaat hierbij om de ingebruikgeving (verhuring) van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit ingebruikgeving geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot inkomsten uit verpachting, huur, huurrechten benzinestations langs rijkswegen en verhuur jachtgenot.

Vervreemding

Het betreft de vervreemding van de onroerende zaken van de Staat, voor zover voor de opbrengst uit vervreemding geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot inkomsten uit met name vervreemding van agrarische onroerende zaken en om vervreemding van overige onroerende zaken.

Verkoop bodemmaterialen

Hieronder vallen de ontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen, zoals zand.

Veiling huurrechten benzinestations

Het betreft de ontvangsten uit de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen.

De raming van de ontwerpbegroting is bij 1e suppletoire begroting met € 5 mln. en bij 2e suppletoire met € 21,5 mln. opwaarts bijgesteld. Het betreft grotendeels Vervreemdingen (een aantal nieuwe verkoopzaken) en de afwikkeling van een meerwaardeclausule (Groningen Seaports). De hogere realisatie ten opzichte van de 2e suppletoire is veroorzaakt door de realisatie van een aantal verkoopzaken waarvan de afwikkeling van de transacties bij de 2e suppletoire nog onzeker was.

3. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt ingegaan op de aandachtspunten en relevante verbeteringen in de bedrijfsvoering van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het verslagjaar 2014. De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage. Voor de algemene en BZK brede onderwerpen wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf van het jaarverslag van hoofdstuk VII (BZK). In deze bedrijfsvoeringsparagraaf komen de verplichte elementen en specifieke onderwerpen voor hoofdstuk XVIII (W&R) aan de orde, te weten de rechtmatigheid en de totstandkoming van de beleidsinformatie.

Rechtmatigheid

Huurtoeslag

De betalingen voor de huurtoeslag worden door de Minister voor Wonen en Rijksdienst verantwoord op beleidsartikel 01 Woningmarkt van het begrotingshoofdstuk XVIII Wonen en Rijksdienst. De Rijksbegrotingsvoorschriften schrijven voor dat, indien bij statistische steekproeven de meest waarschijnlijke en/of maximale fout of onzekerheid de tolerantiegrens overschrijdt, in de bedrijfsvoeringparagraaf de meest waarschijnlijke fout of onzekerheid wordt gerapporteerd. Voor de toeslagregelingen geldt een tolerantiegrens van 3% behalve voor de huurtoeslag vanwege de geringe omvang van het desbetreffende begrotingshoofdstuk. Voor de huurtoeslag geldt voor 2014 een tolerantiegrens van 1,13%. Op basis van de meest waarschijnlijke fout voor de uitbetaalde voorschotten ad € 57,9 miljoen (1,50%) en de definitief toegekende huurtoeslagen ad € 79,7 miljoen (2,16%), wordt de – verhoudingsgewijze zeer lage – tolerantiegrens ad € 43,4 miljoen overschreden.

Het betreft rechtmatigheidsfouten in de huurtoeslag, welke regeling wordt uitgevoerd door de Belastingdienst. De Minister voor Wonen en Rijksdienst is echter beleid- en budgetverantwoordelijk voor de huurtoeslag. Vanwege de relatief kleine financiële omvang van het begrotingshoofdstuk en de relatief grote financiële omvang van de huurtoeslag, leiden de rechtmatigheidfouten, gemaakt bij de Belastingdienst, al snel tot een overschrijding van de tolerantiegrens op begrotingshoofdstukniveau (1%). Tegelijkertijd is er geen sprake van overschrijding op artikelniveau (3%). Bij Shared Service Organisaties (SSO’s) speelt een vergelijkbare problematiek. Dit probleem doet zich bij de andere toeslagendepartementen niet voor, omdat het artikel een relatief kleiner deel van het hoofdstuk beslaat. De betrokken partijen (BZK, ADR, AR, Financiën en de SSO’s) zoeken gezamenlijk naar een oplossing voor verwerking in de RBV 2016.

Baten lasten agentschappen

De tolerantiegrens van de verantwoordingsstaat van de baten-lastenagentschappen bedraagt € 19 mln. Deze tolerantiegrens wordt overschreden door € 52,0 mln. aan onrechtmatig aangegane verplichtingen bij aanbestedingen en door € 0,6 mln. aan overige fouten. Het totaalbedrag aan onrechtmatigheden bedraat derhalve € 52,6 mln.

Totstandkoming beleidsinformatie

De totstandkoming van de beleidsinformatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in de Rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën.

Totstandkoming niet financiële beleidsinformatie

In het jaarverslag van 2013 heeft de Auditdienst Rijk (ADR) opmerkingen gemaakt over de totstandkoming van de niet financiële informatie. Na afronding van het jaarverslag zijn begin 2014 maatregelen aangekondigd om monitoring en toetsing van de niet financiële informatie te versterken. Deze maatregelen hebben geleid tot een verbetering in de totstandkoming van de niet financiële informatie.

BZK is voornemens nog twee maatregelen te nemen om de totstandkoming en kwaliteit van de niet financiële informatie in het jaarverslag van 2015 verder te verbeteren. De eerste maatregel is het ontwikkelen van een controleprogramma voor de bijlagen bij het jaarverslag voor de totstandkoming van de niet financiële informatie. De tweede maatregel betreft het maken van eenduidige kwaliteitsafspraken met daarnaast afspraken over de structuur en inhoud van het dossier.

Beleidsdoorlichtingen

In 2014 zijn de beleidsdoorlichtingen Energie besparen gaat niet vanzelf (Evaluatie energiebesparingsbeleid voor de gebouwde omgeving en Evaluatie Bouwbesluit 2012) (Artikel 2.1), Beleidsdoorlichting Programma Bevolkingsdaling Rijksbegroting (Artikel 2.3), Arbeidsmarktcommunicatiestrategie Rijk en ingezette activiteiten en instrumenten (Artikel 3.1) aan de Tweede Kamer aangeboden. De beleidsdoorlichtingen zullen in 2015 worden besproken in de Tweede Kamer. Eventuele beleidsmatige consequenties lopen mee in het traject van de begrotingsvoorstellen in het voorjaar van 2015. De beleidsdoorlichtingen die betrekking hebben op hoofdstuk VII zijn opgenomen in de bedrijfsvoeringsparagraaf van hoofdstuk VII. In het beleidsverslag, dat onderdeel uitmaakt van dit jaarverslag, wordt uitgebreider ingegaan op de verschillende onderzoeken.

Financieel en materieel beheer

Voor de het financieel en materieel beheer wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Ministerie van BZK (VII).

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Voor de overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Ministerie van BZK (VII).

C. JAARREKENING 2014

1. DE DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2014 van Wonen en Rijksdienst (XVIII) (Bedragen x € 1.000)
   

1

2

3=(2–1)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

3.440.901

3.370.782

588.412

3.696.278

3.687.093

653.994

255.377

316.311

65.582

                     
 

Beleidsartikelen

                 

1

Woningmarkt

3.101.815

3.031.676

471.230

3.382.465

3.404.536

496.935

280.650

372.860

25.705

2

Woonomgeving en bouw

176.364

176.384

91

118.601

90.136

305

– 57.763

– 86.248

214

3

Kwaliteit Rijksdienst

17.896

17.896

250

32.104

30.006

8.207

14.208

12.110

7.957

6

Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

144.826

144.826

116.841

163.108

162.415

148.547

18.282

17.589

31.706

2. DE SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN

Samenvattende verantwoordingsstaat 2014 inzake baten-lastenagentschappen van Wonen en Rijksdienst (XVIII)
(Bedragen x € 1.000)

Naam

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Baten-lastenagentschap

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2013

Logius

       

Totale baten

91.270

115.767

24.497

100.064

Totale lasten

92.470

116.910

24.440

98.024

Saldo van baten en lasten

– 1.200

– 1.143

57

2.040

         

Totale kapitaalontvangsten

5.000

764

– 4.236

0

Totale kapitaaluitgaven

6.381

6.799

418

2.107

         

P-Direkt

       

Totale baten

73.853

70.327

– 3.526

71.992

Totale lasten

74.595

73.876

– 73.831

71.510

Saldo van baten en lasten

– 742

– 3.549

– 2.807

482

         

Totale kapitaalontvangsten

10.000

0

– 10.000

9.500

Totale kapitaaluitgaven

23.350

15.617

– 7.733

23.827

         

Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk

       

Totale baten

107.645

129.859

22.214

102.333

Totale lasten

107.251

140.260

33.009

109.829

Saldo van baten en lasten

394

– 10.401

– 10.795

– 7.496

         

Totale kapitaalontvangsten

1.000

7.151

6.151

3.815

Totale kapitaaluitgaven

1.298

3.653

2.355

2.394

         

FMHaaglanden

       

Totale baten

104.045

114.625

10.580

116.867

Totale lasten

104.045

116.658

12.613

118.087

Saldo van baten en lasten

0

– 2.033

– 2.033

– 1.220

         

Totale kapitaalontvangsten

8.400

5.011

– 3.389

1.103

Totale kapitaaluitgaven

13.381

12.775

– 606

12.827

         

SSC ICT Haaglanden

       

Totale baten

117.200

114.608

– 2.592

116.985

Totale lasten

117.200

116.093

– 1.107

107.063

Saldo van baten en lasten

0

– 1.485

– 1.485

9.922

         

Totale kapitaalontvangsten

18.800

22.040

3.240

51.846

Totale kapitaaluitgaven

35.300

37.476

2.176

54.600

         

Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT

       

Totale baten

0

71.382

71.382

Totale lasten

0

70.841

70.841

Saldo van baten en lasten

0

541

541

 
         

Totale kapitaalontvangsten

0

5.000

5.000

Totale kapitaaluitgaven

0

10.844

10.844

         

Rijksgebouwendienst

       

Totale baten

1.304.424

1.322.038

17.614

1.437.820

Totale lasten

1.258.773

1.240.376

– 18.397

1.423.747

Saldo van baten en lasten

45.651

81.662

36.011

14.073

         

Totale kapitaalontvangsten

554.550

290.999

– 263.551

277.201

Totale kapitaaluitgaven

817.120

687.276

– 129.844

900.405

         

Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

       

Totale baten

22.449

25.592

3.143

24.304

Totale lasten

22.261

22.933

672

21.181

Saldo van baten en lasten

188

2.659

2.471

3.123

         

Totale kapitaalontvangsten

23.200

12.023

– 11.177

8.417

Totale kapitaaluitgaven

23.707

9.256

– 14.451

5.696

         

Dienst van de Huurcommissie

       

Totale baten

12.183

15.488

3.305

18.068

Totale lasten

12.558

16.597

4.039

19.888

Saldo van baten en lasten

– 375

– 1.109

– 734

 
         

Totale kapitaalontvangsten

0

1.808

1.808

0

Totale kapitaaluitgaven

1.372

1.231

– 141

1.477

         
         

3. JAARVERANTWOORDING BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN PER 31 DECEMBER 2014

3.1 Logius

Inleiding

Missie Logius

De missie van Logius luidt: «Logius, de dienst digitale overheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, biedt publieke dienstverleners een samenhangende ICT-infrastructuur, zodat burgers en bedrijven betrouwbaar, snel, groen en gemakkelijk elektronisch zaken met hen kunnen doen.» Logius levert daartoe producten en diensten op het gebied van toegang, gegevensuitwisseling, informatiebeveiliging en standaardisatie.

Algemeen

De omzet 2014 ad € 115 mln. is ten opzichte van de omzet 2013 ad € 100 mln. gegroeid. Dit is een toename van 15%. De toename wordt veroorzaakt door extra orders die Logius gedurende het jaar ontvangt van de beleidsopdrachtgevers, door intensiever gebruik en meer klanten die gebruik maken van de Logius producten en diensten. De voorzieningen die hieraan hebben bijgedragen zijn onder andere DigiD en DigiD Machtigen, Standard Business Reporting (SBR) en MijnOverheid met de Berichtenbox. Nederlanders hebben in 2014 gezamenlijk meer dan 150 mln. keer hun persoonlijke DigiD gebruikt. Dat is meer dan 40 mln. keer meer dan in geheel 2013, een stijging van 35%.

Eind 2014 is MijnOverheid een solide voorziening die de afgelopen twee jaar is opgeschaald en geschikt is voor 10 mln. gebruikers en 850.000 berichten per dag. Infrastructuur, beveiliging, architectuur, applicatie, externe besturing en interne organisatie zijn verbeterd. MijnOverheid heeft eind 2014 ruim 1,4 mln. geregistreerde gebruikers. Er zijn 4 grote uitvoeringsorganisaties en ruim 40 gemeentelijke overheden aangesloten op de Berichtenbox.

Daarmee is de basis gelegd voor de brede implementatie van MijnOverheid in 2015. De informatiestromen die via SBR kunnen worden verstuurd zijn in 2014 fors gegroeid. Aangifte voor de Omzetbelasting en Opgave Intracommunautaire Prestaties zijn verplichte stromen geworden en berichten voor Uitsluitend Zakelijk Gebruik Bestelauto (UZGB) kunnen worden aangeleverd bij de Belastingdienst. Daarnaast levert de Belastingdienst via SBR informatie terug als Serviceberichten Aanslag. Digitaal deponeren van de jaarrekening bij de KvK is mogelijk via SBR evenals aanlevering door ondernemers bij het CBS van Opgaven Productiestatistieken, Investeringsstatistieken en Omzetstatistieken.

Bedrijfsvoering

De groei van de omzet gaat tegelijkertijd gepaard met een groei van de formatie. In 2014 is de formatie door verambtelijking met 30 fte gegroeid naar 194 fte. Bij deze groei is de focus geweest op een kwalitatief hoogstaande organisatie.

Vanaf medio maart 2014 is Logius gaan werken volgens haar nieuwe organisatiestructuur. Hiervoor is vooraf een verbouwingsagenda opgesteld, onderverdeeld in verschillende thema’s: structuur, klant centraal, opdrachtgever- & opdrachtnemerschap en werkwijze & samenwerking.

Doelmatigheidsverbetering en kostenefficiëntie

De producten en diensten van Logius leveren een door de klant meetbare bijdrage aan hun positieve businesscase; de bijdrage kan zowel kwantitatief als kwalitatief zijn. Een voorbeeld is het digitaal aanleveren van de aangiften inkomsten- en vennootschapsbelasting voor ondernemers in een standaard format. Verdere winst komt van het steeds meer gebruik maken van voorzieningen (bijv. meer aansluitingen en meer authenticaties) van Logius. Ook in 2014 heeft dit wederom geleid tot verdere verlaging van de kosten van voorzieningen, zoals DigiD en Digipoort OTP. Dit vertaalt zich door in de gunstigere doelmatigheidsindicatoren van betreffende voorzieningen.

Daarnaast zijn er benchmarkonderzoeken uitgevoerd naar de zgn. «energie-footprint» van de ICT systemen die Logius bij haar leveranciers afneemt. Met dat inzicht kan de gebruikte capaciteit tegen de benodigde capaciteit worden afgezet en kosten worden bespaard door bijvoorbeeld afstoting/reductie van onnodig overbodige of overgedimensioneerde systemen. In 2014 zijn tevens organisatiebreed de grondslagen gelegd voor een nieuw Logius DienstenPortfolio, dat in 2015 Europees wordt aanbesteed. Ook daarin zullen componenten zoals voornoemd worden opgenomen die mogelijk maken dat voor de middellange termijn in contracten en uitvragen een bijdrage aan doelmatigheidsverbetering en kostenefficiëntie kan worden geleverd.

Voorts is inhuur van externen in 2014 beperkt verminderd. 30 fte zijn in dienst genomen. Door de toename aan orders is extra externe inhuur noodzakelijk gebleken. Per saldo heeft dit beperkt geleid tot meer productieve uren tegen lagere personele kosten.

Klanttevredenheid

Elk jaar wordt een klanttevredenheidsonderzoek (KTO) uitgevoerd. Het doel van het KTO is het meten van de klanttevredenheid in het algemeen en van de afgenomen producten. De centrale vraag in het onderzoek is: «Hoe tevreden zijn klanten van Logius over de producten en de dienstverlening van Logius?» Uit het onderzoek blijkt dat de klanten, de informatievoorziening, de technische ondersteuning en het Servicecentrum de drie belangrijkste aspecten van de dienstverlening van Logius vinden. De uitkomsten van het onderzoek zijn meegenomen in de verdere verbetering van de organisatie, met extra focus op deze drie belangrijkste aspecten van de klant.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Logius

Bedragen x € 1.000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2013

Baten

       

Omzet moederdepartement

34.977

58.071

23.094

40.590

Omzet overige departementen

45.408

51.829

6.421

52.406

Omzet derden

10.885

5.039

– 5.846

7.035

Bijzondere baten

0

828

828

33

Totaal baten

91.270

115.767

24.497

100.064

         

Lasten

       

Apparaatskosten

91.064

115.654

24.590

96.650

– personele kosten

28.230

40.997

12.767

33.222

waarvan eigen personeel

15.527

16.202

675

13.716

waarvan externe inhuur

12.704

24.795

12.091

19.506

– materiële kosten

62.834

74.657

11.823

63.428

waarvan ICT

2.000

44.018

42.018

41.145

waarvan bijdrage SSO's

2.000

3.009

1.009

2.117

Rentelasten

25

5

– 20

76

Afschrijvingskosten

1.381

1.251

– 130

1.298

– materieel

1.381

1.251

– 130

1.298

waarvan apparaat ICT

1.381

1.251

– 130

1.298

Totaal lasten

92.470

116.910

24.440

98.024

         

Saldo van baten en lasten

– 1.200

– 1.143

57

2.040

Toelichting

Algemeen omzet

Voor alle producten beheer & exploitatie en voor de projectmatige werkzaamheden zoals (door)ontwikkelingen, in beheernames, werk in opdracht en de overige producten, geldt dat de omzet bestaat uit de in rekening gebrachte werkelijke (project) kosten. Dit betekent dat voor projecten die over de jaargrens van 2014 gaan, het resultaat aan het einde van het project wordt vastgesteld.

Omzet moederdepartement

De opbrengsten van het moederdepartement ad € 58,1 mln. hebben betrekking op de omzet van de producten waarvan BZK beleidsopdrachtgever is. Het betreft de omzet voor: DigiD en DigiD Machtigen € 23,6 mln., Stelselvoorzieningen € 10,0 mln., Digipoort OTP € 6,6 mln., DigiInkoop € 5,7 mln., eID-stelsel € 3,4 mln., MijnOverheid € 2,7 mln., Managed services € 1,8 mln., PKI Overheid € 1,2 mln. en overige projecten € 3,1 mln. Dit betreft zowel beheer & exploitatie als doorontwikkeling. De toename van € 23,0 mln. ten opzichte van de begroting wordt voor € 3,3 mln. veroorzaakt door de hogere kosten in verband met niet geplande volumegroei. Daarnaast zijn er de volgende nieuwe projecten bijgekomen: eFactureren € 1,8 mln., generieke kosten managed services € 1,8 mln. en beheer B&I voorzieningen € 3,2 mln. Als laatste is er vanuit 2013 onderhanden werk doorgeschoven naar 2014. Dit betreffen de volgende projecten: DigiInkoop € 4,4 mln., Stelselvoorzieningen € 3,9 mln., eID-stelsel € 1,4 mln. en overige projecten € 3,2 mln.

Omzet overige departementen

De omzet van de overige departementen ad € 51,8 mln. bestaat uit de volgende voorzieningen: Standard Business Reporting (SBR) € 18,8 mln., MijnOverheid inclusief berichtenbox € 13,1 mln., DigiInkoop € 4,6 mln., Haagsche Ring € 3,7 mln., DigiD en DigiD machtigen € 3,0 mln., Bureau Forum Standaardisatie € 2,1 mln., eHerkenning € 1,9 mln., Maritiem Single Windows € 1,5 mln. en overige projecten € 3,1 mln. Dit betreft zowel beheer & exploitatie als doorontwikkeling.

Omzet derden

De omzet derden ad € 5 mln. bestaat uit Standard Business Reporting (SBR) € 3,6 mln., MijnOverheid inclusief berichtenbox € 0,9 mln. en overige projecten € 0,5 mln. Dit betreft zowel Beheer & exploitatie als doorontwikkeling.

Personele kosten

Tot de personele kosten zijn gerekend de lonen en salarissen van eigen personeel en de kosten van inhuur voor de capaciteit die vereist is voor het kunnen uitvoeren van alle activiteiten. De forse stijging van de orderportefeuille leidt ook tot een forse stijging van de personele kosten, vooral de externe inhuur. De extra orders die Logius gedurende het jaar ontvangt van de beleidsopdrachtgevers leiden voornamelijk tot personele kosten en minder tot materiële kosten. Dit heeft tot veel externe inhuur in 2014 geleid.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn toegenomen, door de toename in de orderportefeuille.

Afschrijvingen

De lagere afschrijvingskosten dan begroot worden veroorzaakt door de verkoop van inventaris.

Rentelasten

De rentelasten vallen lager uit dan begroot.

Resultaat

Logius heeft bij de inrichting van de nieuwe organisatie een afdeling ingericht die generieke infrastructuur en services verzorgt voor de andere afdelingen en voorzieningen. Dit is zo opgezet dat op het gebied van veiligheid alle maatregelen zijn genomen die nodig zijn. Niet alle kosten hiervan waren voorzien in de opdrachtbrieven. Logius heeft de kosten hiervan voor eigen rekening genomen. Vanaf 2015 worden deze kosten ten laste van de betreffende voorzieningen gebracht en zal dit niet meer tot kosten voor Logius leiden. Het saldo van baten lasten voor Logius over 2014 komt hiermee op een verlies van € 1,1 mln. Het resultaat wordt ten laste van het Eigen vermogen gebracht. Het Eigen vermogen komt hiermee op € 3,1 mln.

Balans per 31 december 2014 Logius

Bedragen x € 1.000
 

Balans 2014

Balans 2013

Activa

   

Immateriële activa

0

0

Materiële activa

3.447

4.109

– grond en gebouwen

19

32

– installaties en inventarissen

17

76

– overige materiële vaste activa

3.411

4.001

Voorraden

0

0

Debiteuren

2.294

3.987

Nog te ontvangen

6.573

2.679

Liquide middelen

43.841

59.020

Totaal activa

56.155

69.795

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

3.141

9.142

– exploitatiereserve

4.284

7.102

– onverdeeld resultaat

– 1.143

2.040

Voorzieningen

0

0

Leningen bij het Ministerie van Financiën

2.987

3.715

Crediteuren

8.769

6.099

Nog te betalen

41.258

50.839

Totaal passiva

56.155

69.795

Toelichting

Materiële activa

Het grootste deel van de materiële vaste activa heeft betrekking op specifieke hard- en software ten behoeve van MijnOverheid Berichtenbox, Opschaling MijnOverheid en Migratie Digipoort OTP. In 2014 is het grootste deel van de inventaris verkocht.

Debiteuren

De debiteuren betreffen alle openstaande verkoopfacturen per 31 december 2014 die betrekking hebben op geleverde prestaties in 2014. Het gaat grotendeels om facturen aan opdrachtgevers over het laatste kwartaal 2014.

Nog te ontvangen

De nog te ontvangen bedragen bestaan voornamelijk uit nog te factureren omzet voor projecten. Hierin is onder andere een vordering opgenomen ad € 3,8 mln. voor MijnOverheid. Dit betreft werkzaamheden die zijn uitgevoerd in 2014 maar nog moeten worden afgerekend met opdrachtgevers.

Liquide middelen

De daling van de liquide middelen ten opzichte van de beginbalans wordt veroorzaakt door de daling in nog te betalen bedragen. Zie verder de toelichtingen bij de post nog te betalen.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen blijft na het toevoegen van het resultaat 2014, onder de toegestane maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de gemiddelde omzet over de laatste drie jaar. In 2014 is het surplus eigen vermogen 2013 ad € 4,8 mln., overgeboekt naar de ontvangstenrekening van de eigenaar.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

In 2014 is een nieuwe lening opgenomen ten behoeve van de financiering van de migratie Digipoort op KIS. De lening dient ter financiering voor de per 1 januari 2015 in de balans op te nemen activa. In 2014 zijn geen vervroegde aflossingen gedaan. De aflossingen op de leningen voor 2015 bedragen € 1,4 mln. en zijn als kortlopende schuld opgenomen onder de post «nog te betalen».

Crediteuren

De crediteuren betreffen alle nog niet betaalde inkoopfacturen per 31 december 2014.

Nog te betalen

De post nog te betalen bestaat onder andere uit nog te ontvangen facturen ad € 14,3 mln. die betrekking hebben op werkzaamheden, die hoofdzakelijk in het laatste kwartaal van 2014 zijn uitgevoerd. Daarnaast is er sprake van voorruitgefactureerde bedragen ad € 8,5 mln. aan beleidsopdrachtgevers, voor werkzaamheden die in het eerste kwartaal 2015 worden uitgevoerd. Verder is er sprake van vooruit gefactureerde voorschotten projecten ad € 15,8 mln. die enerzijds voorschotten betreffen van werkzaamheden die doorlopen in het eerste kwartaal 2015 en anderzijds teveel ontvangen voorschotten die nog moeten worden afgerekend met de opdrachtgevers. Het kortlopende deel van de leningen Ministerie van Financiën ad € 1,4 mln. is onder deze post opgenomen. Als laatste is een reservering opgenomen voor eindejaarsuitkering, vakantiedagen en vakantietoeslag van € 0,7 mln.

Kasstroomoverzicht over 2014 Logius

Bedragen x € 1.000
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2014

0

59.020

59.020

2.

Totaal operationele kasstroom

1.381

– 9.144

– 10.525

 

Totaal investeringen (-/-)

– 5.000

– 655

4.345

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

65

65

3.

Totaal investeringskasstroom

– 5.000

– 590

4.410

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

– 4.857

– 4.857

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 1.381

– 1.287

94

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

5.000

699

– 4.301

4.

Totaal financieringskasstroom

3.619

– 5.445

– 9.064

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2014 (=1+2+3+4)

0

43.841

43.841

Toelichting

De kasstromen uit operationele activiteiten hebben betrekking op de dagelijkse bedrijfsvoering. Deze kasstroom is hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door het resultaat € 1,1 mln., de afschrijvingen € 1,2 mln., een toename van de kortlopende vorderingen € 2,2 mln. en een afname van de kortlopende schulden € 7,1 mln. De investeringskasstroom is lager dan verwacht. De kasstroom uit financieringsactiviteiten betreft een aflossing op de langlopende lening bij het Ministerie van Financiën € 1,3 mln., een beroep op de leenfaciliteit € 0,7 mln. en een uitkering aan het moederdepartement € 4,8 mln. vanwege een surplus op het eigen vermogen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2014

Doelmatigheidsindicatoren
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2014

Realisatie 2014

Omschrijving Generiek Deel

       

Verloop kostprijs (basisjaar 2011 = 100)

73

65

63

64

Verloop tarieven (basisjaar 2011 = 100)

100

96

97

95

Totale omzet per product(groep) of dienst

118

133

91

152

% FTE Primair proces

78

78

78

78

% FTE Overhead

22

22

22

22

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

136

166

171

194

Saldo van baten en lasten (% van de baten)

5,7%

2,0%

– 1,3%

– 1,0%

Klanttevredenheid (KTO)

7

7

7

7

Medewerkerstevredenheid (MTO)

7

7

7

7

Betrouwbaarheid/TPM

ja

ja

ja

ja

Periodieke Benchmark producten Logius

uitgevoerd

uitgevoerd

uitgevoerd

uitgevoerd

Specifiek deel ICT diensten

       

Omzet per productgroep (in %)

       

* Beheer & exploitatie

51%

53%

94%

76%

* In beheername trajecten

1%

3%

1%

3%

* Doorontwikkeling

8%

5%

1%

18%

* Stimulering gebruik

2%

0%

2%

0%

* Projecten

38%

39%

2%

3%

* Kostprijs DigiD

68

50

45

45

* Kostprijs OTP

94

89

82

84

DigiD

       

* Aantal nieuw aangesloten overheidsorganisaties

20

0

22

111

* Aantal burgers met DigiD

9,9 mln.

11,0 mln.

 

11,8 mln.

* Aantal DigiD authenticaties

75,5 mln.

117 mln.

200 mln.

158 mln.

PKI-Overheid

       

* Aantal nieuwe certificaatverstrekkers

0

0

0

0

Digipoort (OTP)

       

* Aantal aangesloten bedrijven

956

1.246

1.200

1.343

* Aantal berichten via digipoort

70,8 mln.

74 mln.

80 mln.

81,1 mln.

Overige indicatoren

       

Vragen/klachten

       

* Aantal vragen/klachten

2

2

2

2

* Snelheid van afhandeling

15 dagen

15 dagen

15 dagen

14 dagen

Tijd tussen verzoek klant en realisatie

       

* Doorlooptijd

100%

100%

100%

100%

* Contract- en leveranciersmanagement

       

* Prijsbenchmark

afgerond

n.v.t.

uitgevoerd

gestart

Toelichting

  • Indexcijfer verloop kostprijs is gebaseerd op het gemiddelde verloop van de volwassen producten DigiD en de Digipoort OTP;

  • Klanttevredenheid: jaarlijks organiseert Logius een onderzoek naar klanttevredenheid met betrekking tot de prestaties betreffende de dienstverlening. De doelstelling is jaarlijks een score van minimaal een 7 te behalen. Dit is vergelijkbaar met de klanttevredenheid zoals deze in de markt is;

  • Ondanks extra kosten voor extra activiteiten in het kader van de structurele fraudebestrijding en maatregelen tegen DDoS aanvallen, is de kostprijs per authenticatie DigiD gedaald;

  • PKI Overheid: dit programma zorgt voor een betrouwbare elektronische communicatie binnen en met de Nederlandse overheid. Met behulp van PKI Overheid-certificaten wordt de informatie beveiligd. Verstrekkers van certificaten moeten voldoen aan wettelijke eisen;

  • Benchmark: elke 2 jaar wordt een van de producten van Logius getoetst op marktconformiteit. Hierbij gaat het om producten die minimaal 2 jaar in beheer zijn. In 2014 is de benchmark gestart. De rapportage is in 2015 beschikbaar;

  • Betrouwbaarheid: om de kwaliteit van de IT-beheerprocessen aan te tonen, laat Logius jaarlijks de IT-beheerorganisatie door een onafhankelijke partij certificeren. Dit certificaat is een Third Party Mededeling (TPM). Het betreft hier producten die twee jaar of langer in beheer zijn;

  • Tijd tussen verzoek klant en realisatie van het verzoek. 100% wil zeggen dat de afgesproken doorlooptijd is gehaald.

3.2 P-Direkt

Inleiding

P-Direkt is dé innovatieve HR-dienstverlener van en voor de Ministeries. De verwerking van de personeels- en salarisadministratie voor tien Ministeries, een aantal Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koning is samengebracht in één organisatie. De dienstverlening bestaat uit HRM-informatie, de personeelsadministratie en salarisverwerking, gebruikersondersteuning via het contactcenter, digitale zelfbediening via het P-Direktportaal met daarbij de digitale personeelsdossiers en managementrapportages.

Ontwikkelingen 2014

Voor 2014 lag het accent op het verbeteren van de dienstverlening langs de lijnen van het programma Optimaal Verbinden, (het optimaliseren van de P-Direkt HR keten), het verder verbeteren van de kwaliteit en efficiency binnen de huidige dienstverlening en het vernieuwen en ontwikkelen van de dienstverlening. Tevens stond de gebruikerstevredenheid wederom centraal met als doel het bereiken van een gebruikerstevredenheiddoelstelling van 7. In oktober is deze doelstelling bereikt. Het jaargemiddelde lag op 6,8.

Efficiencyverbetering

P-Direkt heeft voor 2014 en verder een aantal bezuinigingstaakstellingen verwerkt. Het betreft de efficiencyverbetering – die al eerder is afgesproken met de eigenaar – en de bezuinigingsmaatregelen van het Kabinet.

De bezuinigingstaakstelling Rutte I en II

De bezuinigingstaakstelling Rutte I is door het Ministerie van BZK doorvertaald naar P-Direkt voor een bedrag voor 2014 van € 1,573 mln. oplopend naar € 2,071 mln. structureel in 2016. Deze bezuiniging heeft P-Direkt in haar tarieven verwerkt met behoud van de afgesproken basisdienstverlening.

De bezuinigingstaakstelling Rutte II die ingaat per 2016 is door P-Direkt vertaald in het doortrekken van de efficiencytaakstelling tot 2019 met jaarlijks 1,5% en dat is ook zodanig in het tarief basisdienstverlening verwerkt.

Daarbij moet opgemerkt worden dat P-Direkt alweer 6 jaar lang elk jaar 2 à 3% efficiënter werkt. P-Direkt heeft de ambitie de snelheid en de kwaliteit van de productie te verbeteren met behulp van de Lean- filosofie. Een filosofie voor het continu verbeteren van bedrijfsprocessen.

De doorbelasting van de dienstverlening laat de komende jaren een verdere daling zien. Vanaf 2013 tot en met 2019 betekent dit voor de basis dienstverlening (95% van de totale dienstverlening) een daling van – 13,3% (– € 9,1 mln.). Deze daling komt ten goede aan de Ministeries die daarmee invulling kunnen geven aan de taakstellingen Rutte I en II.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap P-Direkt

Bedragen x € 1.000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2013

Baten

       

Omzet moederdepartement

4.558

5.283

725

5.126

Omzet overige departementen

69.295

64.980

– 4.315

66.846

Omzet derden

0

0

0

0

Rentebaten

0

22

22

20

Vrijval voorzieningen

0

42

42

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

73.853

70.327

– 3.526

71.992

 

0

     

Lasten

0

     

Apparaatskosten

58.145

58.703

558

56.524

– personele kosten

34.304

35.149

845

33.796

waarvan eigen personeel

24.493

25.968

1.475

26.565

waarvan externe inhuur

9.811

9.181

– 630

7.231

– materiële kosten

23.841

23.554

– 287

22.728

waarvan apparaat ICT

12.197

13.158

961

12.665

waarvan bijdrage aan SSO's

9.228

8.703

– 525

7.777

Afschrijvingskosten

13.350

12.128

– 1.222

11.813

– immaterieel

13.264

12.082

– 1.182

11.749

– materieel

86

46

– 40

64

Overige lasten

3.100

3.045

– 55

3.173

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– bijzondere lasten

0

1.018

1.018

0

– rentelasten

3.100

2.027

– 1.073

3.173

Totaal lasten

74.595

73.876

– 719

71.510

         

Saldo van baten en lasten

– 742

– 3.549

– 2.807

482

Toelichting

P-Direkt stuurt in 2014 bewust aan op een negatief resultaat van € 2,6 mln. om het surplus eigen vermogen (gedeeltelijk) af te bouwen. Deze extra gelden (de exploitatie van de basis dienstverlening is kostendekkend) worden ingezet voor de verbetering en uitbreiding van de basis dienstverlening. Ultimo 2014 heeft P-Direkt bijzondere lasten moeten maken van € 1 mln. waarmee het surplus eigen vermogen per ultimo 2014 is afgebouwd tot € 0,297 mln. Het betreft een afkoopsom met de huidige Housing en Hosting leverancier in verband met de overgang naar het nieuwe Overheids Data Centrum.

De doorberekening van de reguliere dienstverlening is conform de vastgestelde Jaarplantarieven en het aantal individuele arbeidsrelaties per ministerie. De opbrengstrealisatie moederdepartement is hoger als begroot. Dit komt door extra omzet op het programma RIdM (toegang).

De doorbelasting van de basis dienstverlening is € 2 mln. lager dan begroot door efficiëntere dienstverlening en derhalve € 2 mln. lagere productiekosten.

De lagere omzet wordt daarnaast verklaard doordat de nieuwe dienstverlening Optimaal Verbinden nog niet volledig is geïmplementeerd en lagere projectopbrengsten. De jaarlijkse project inspanningen zijn nooit helemaal van te voren uitputtend vast te stellen doordat projecten (veelal) geen specifieke jaarcyclus kennen maar o.a. ook gedurende een boekjaar kunnen worden geïnitieerd. P-Direkt hanteert op basis van historische cijfers een jaarlijkse projectomzet van € 2 mln. Daartegenover staat ook een gelijk lagere kostenrealisatie.

De personele kosten op eigen personeel zijn hoger omdat er een instroom is geweest van personeel ten behoeve van nieuwe dienstverlening centrale archiefservice en de centralisatie van de HR-ondersteuning van de departementen naar P-Direkt.

P-Direkt heeft op ontwikkeling en beheer van de ICT-systemen door meer inzet van ambtelijk personeel kunnen besparen op de inhuur van externen. Dit was mogelijk door kennisopbouw bij het ambtelijk apparaat en verambtelijking van externen.

Balans per 31 december 2014

Bedragen x € 1.000
 

31-12-2014

31-12-2013

Activa

   

Immateriële activa

59.543

67.436

Materiële activa

172

34

– grond en gebouwen

0

0

– installaties en inventarissen

132

11

– overige materiële vaste activa

40

23

Voorraden

   

Debiteuren

4.700

2.567

Nog te ontvangen

1.566

1.973

Liquide middelen

3.142

20.017

Totaal activa

69.123

92.027

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

3.915

7.464

– exploitatiereserve

7.464

6.982

– onverdeeld resultaat

– 3.549

482

Leningen bij het MvF

42.931

54.174

Voorzieningen

245

314

Crediteuren

748

220

Nog te betalen

21.283

29.855

Totaal passiva

69.122

92.027

Toelichting

Activa

De immateriële activa betreffen het P-Direktportaal, het personeelsinformatiesysteem SAP HR, het salarisverwerkingssysteem SAP Payroll, het Centraal Electronische Personeelsarchief (cRMA), het HRM-portaal en Fase ll (Contactcenter). Deze investeringen zijn bijna volledig gefinancierd door middel van de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën.

De immateriële activa in ontwikkeling / aanbouw betreffen de geactiveerde ambtelijke inzet en externe inhuur ten behoeve van het Project Optimaal verbinden.

Debiteuren en Nog te ontvangen

De post debiteuren betreft de gefactureerde, nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. De totale vordering wordt als inbaar aangemerkt; derhalve is er geen voorziening voor oninbaarheid in aftrek gebracht. De post Nog te ontvangen bestaat uit nog te factureren opbrengsten betrekking hebbend op 2014 en vooruitbetaalde kosten.

Liquide middelen

Alle tegoeden van P-Direkt worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB).

De stand van de Rekening-courant RHB is lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt doordat de begrote facturering van de dienstverlening van P-Direkt ten behoeve van het 1e kwartaal 2015 niet in het laatste kwartaal van 2014 heeft plaatsgevonden maar pas in het 1e kwartaal van 2015.

Eigen Vermogen

De Regeling Agentschappen 2013 stelt dat het een baten-lastenagentschap is toegestaan om reserves tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaren aan te houden.

Met het resultaat van 2013 werd de maximaal toegestane reserve met € 3,697 mln. overschreden. Met de opdrachtgevers en de eigenaar is gesproken om dit surplus eigen vermogen in 2014 en 2015 te bestemmen voor de verbetering en uitbreiding van de basis dienstverlening, met het doel om ultimo 2015 op het toegestane niveau uit te komen. Door de bijzondere last in verband met de overgang naar het Rijks Data Center resulteert ultimo 2014 nog een surplus van € 0,280 mln. In 2015 wordt bij 1e suppletoire begroting dit surplus uitgekeerd aan de eigenaar.

Voorzieningen

De voorziening betreft verplichtingen aan medewerkers in het kader van de uitvoering van personele regelingen. De aard van de voorziening is langlopend. In 2014 is € 35.000 ten laste gebracht van de voorziening. Een niet aangesproken deel van de voorziening (€ 46.000) dat betrekking heeft op de jaren 2011 – 2014 is vrijgevallen ten gunste van het resultaat 2014.

Leningen, Crediteuren en Nog te betalen

De post leningen bestaat uit de leningen ter financiering van de licenties, de dienstverleningssystemen en de softwareontwikkeling van het contactcenter.

De aflossingsverplichtingen van de leningen voor het jaar 2014 van € 11,243 mln. zijn op de balans onder de kortlopende schulden opgenomen.

De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren per ultimo 2014 zijn nagenoeg allemaal in de eerste weken van 2015 betaald. Onder de post Nog te betalen zijn opgenomen de vooruitontvangen bedragen 2014, de nog te betalen kosten 2014 en de verplichting uit hoofde van vakantiegeld personeel.

Kasstroomoverzicht over 2014

Bedragen x € 1.000
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari

18.714

20.017

1.303

2.

Totaal operationele kasstroom

7.456

– 1.258

– 8.714

 

Totaal investeringen (-/-)

– 10.000

– 4.374

5.626

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 10.000

– 4.374

5.626

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 13.350

– 11.243

2.107

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

10.000

0

– 10.000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 3.350

– 11.243

– 7.893

5.

Rekening-courant RHB 31 december (=1+2+3+4)

12.820

3.142

– 9.678

Toelichting

In 2013 is voor € 11,3 mln. extra aflossing op leningen gedaan. Hierdoor is de meerjaarlijkse aflossing (2014 en verder) lager dan begroot. De investeringen en het beroep op de leenfaciliteit zijn lager dan begroot. De leenaanvraag voor het programma RiDM (Toegang) is niet aangesproken maar wordt uitgesteld naar 2015, de ontwikkeling in dit programma loopt door tot en met 2015.

Overzicht doelmatigheidindicatoren per 31 december 2014

P-Direkt verbetert de doelmatigheid in de HR-kolom van de rijksoverheid en levert een bijdrage aan een slagvaardige rijksdienst. Naast deze macro- doelmatigheid streeft P-Direkt naar doelmatigheid van de eigen bedrijfsvoering. Door bundeling van taken van de bestaande dienstverlening uit de verschillende departementen binnen P-Direkt wordt een efficiencyslag gemaakt door verdere automatisering van taken.

P-Direkt heeft zich gecommitteerd aan een jaarlijkse efficiencystijging van 2% in 2008 tot en met 2012 en 3% in 2013 en 2014. Om de 3% efficiencystijging in 2013 en 2014 te behalen zijn diverse verbeterprojecten gestart.

Dienstverlening

P-Direkt meet het succes van de speerpunten 2014 af aan de hoogte van de gebruikerstevredenheid. In 2014 is het gebruikerstevredenheidcijfer gestegen van een 6,7 aan het begin van het jaar naar 7,0 in oktober: voor het gehele jaar was het gemiddelde cijfer een 6,8.

Maandelijks rapporteert P-Direkt aan de opdrachtgevers over de productie en de gerealiseerde servicelevels en de klanttevredenheid in de dienstverleningsrapportage. Over 2014 heeft P-Direkt haar servicelevels nagenoeg allemaal gehaald.

Optimaal beheer bedrijfsvoering

P-Direkt geeft uitvoering aan de doelmatigheidseis door bij een kwalitatief goede dienstverlening:

  • te sturen op een optimaal contractmanagement binnen de dienstverlening met leveranciers en afnemers. Onder andere door bij leveranciers afspraken te maken om de dienstverlening jaarlijks goedkoper te leveren;

  • te sturen op het niveau van kostprijzen om inzichtelijkheid te bieden in het kostenverloop en de resultaten van de dienstverlening.

P-Direkt stuurt op een percentage van maximaal 17,5% overhead. In 2014 was dit 17% (2007: 24,5%, 2008: 20%, 2009: 18%, 2010: 17%, 2011: 17,5%, 2012: 17,4%, 2013: 17,1%).

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2014

Baten-lastenagentschap P-Direkt
 

realisatie

realisatie

realisatie

realisatie

begroting

 

2011

2012

2013

2014

2014

Omschrijving Specifiek Deel ICT diensten

         

Gebruikerstevredenheid

De mate waarin de gebruiker tevreden is over de dienstverlening

   

6,7

6,8

7

Tijdige afhandeling wijzigingen:

         

P-Direkt heeft de opdracht verwerkt voor afgesproken salarisbetaling

99,7%

99,0%

95,0%

P-Direkt handelt de aangeboden kritische mutatieopdrachten binnen 5 werkdagen af (aanstelling, overplaatsing, ontslag)

 

NNB

95,0%

Vraagafhandeling contactcenter:

         

P-Direkt handelt de vragen die per telefoon, email of post binnenkomen binnen 5 werkdagen af

78,4%

87,0%

94,18%

90,0%

90,0%

P-Direkt handelt de vragen die per email binnenkomen in 1 keer goed af

90,0%

90,0%

Klachtbehandeling: P-Direkt handelt de klachten volgens de klachtenprocedure binnen 5 dagen inhoudelijk af

83,3%

90,7%

100,0%

100,0%

90,0%

Responsetijden Contactcenter: de responstijd om de telefoon op te nemen is gemiddeld minder dan 30 seconden (na keuzemenu)

97,4 sec

35,5 sec

42 sec

66 sec

30 sec

Beschikbaarheid systeem: De P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het personeelsdossier) zijn 7 dagen per week en 24 uur per dag beschikbaar. De servicewindow voor de systemen is van 8.00 uur tot 17.00 uur. Tijdens deze tijden geldt de beschikbaarheidsnorm

98,1%

99,4%

99,6%

99,7%

98%

Wet en regelgeving up to date. Men kan wijzigingen in de wet- en regelgeving binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadplegen

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

98%

Betrouwbaarheid:

         

P-Direkt zorgt ervoor dat gegevens op tijd en juist worden opgeleverd (interfaces, rapportages)

99,3%

98%

P-Direkt verwerkt een deel van de aangeboden wijzigingen handmatig in het geautomatiseerde systeem. Deze worden op de juiste manier verwerkt volgens de opdracht

99,5%

98%

Doorlichting Baten-lastenagentschap uitgevoerd cq. gepland in:

     

2014

Baten-lastenagentschap P-Direkt
 

realisatie

realisatie

realisatie

realisatie

begroting

 

2011

2012

2013

2014

2014

Omschrijving Generiek Deel

         

Kostprijzen per product (groep)

575

584,6

580

543,5

570

Verloop tarieven/uur (basisjaar 2011=100)

100

102

102

94,5

99,1

Aantal individuele arbeidsrelaties (IAR)

125.000

125.959

123.588

122.885

121.430

Totale omzet basisdienstverlening (x1.000)

72.057

70.318

68.384

65.377

67.688

Totale omzet overige + projecten (x1.000)

7.143

4.495

3.588

4.886

6.165

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

432

425

421

409

407

Saldo van baten en lasten (%)

0,10%

5,95%

0,67%

– 5,07%

– 0,98%

Medewerkerstevredenheid

   

nvt

6,6

7

Toelichting

De specifieke kwaliteitsindicatoren zijn hieronder kort toegelicht:

  • Beschikbaarheid systeem: de P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het Dossier) zijn 7x24 uur beschikbaar. Het service-window voor de systemen is van 8.30 uur – 17.00 uur, gedurende deze tijden is de beschikbaarheidnorm van toepassing;

  • Wet- en regelgeving up to date Wijzigingen m.b.t. de wet- en regelgeving zijn binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadpleegbaar;

  • Gebruikerstevredenheid: P-Direkt houdt maandelijks een enquête onder medewerkers (gebruikers) op de Ministeries. Willekeurige gebruikers ontvangen een e-mail met een uitnodiging om vragen over de dienstverlening van P-Direkt te beantwoorden. Op deze wijze wordt inzicht verkregen in de tevredenheid over het P-Direktportaal, het Contactcenter, het Rijksportaal Personeel en de salarisverwerking;

  • Saldo van baten en lasten: P-Direkt realiseert in 2014 bewust een tekort op de exploitatie. Het excess eigen vermogen ultimo 2013 is ingezet voor de verbetering en uitbreiding van de basis dienstverlening. De normale exploitatie is kostendekkend.

3.3 Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk

Inleiding

De Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) heeft een breed aanbod aan producten en diensten en biedt hiermee integrale oplossingen. UBR bundelt haar kennis van onder andere interim-management, HRM, IT, inkoop en financiën en verbindt die met de andere rijksbrede SSO’s.

De Hervormingsagenda Rijk is mede aanleiding geweest om meer eenheid te brengen in de organisatieonderdelen van UBR en daarmee de organisatie van pionier naar professionele dienstverlener te brengen. UBR staat voor:

  • Integrale dienstverlening;

  • Hoge kwaliteit tegen zo laag mogelijke kosten;

  • Delen en ontwikkelen van kennis en kunde binnen de overheid.

Naast de reguliere dienstverlening voert UBR complexe transities en implementaties op het gebied van rijksbrede bedrijfsvoering uit. Dit doet het ontwikkelbedrijf van UBR in opdracht van de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk (ICBR), het SG-Overleg of de ministerraad. Daarmee draagt UBR bij aan het verder ontwikkelen van een effectieve en efficiënte overheid.

Realisatie in 2014

Een heroverweging van de activiteiten van de organisatieonderdelen heeft ertoe geleid dat de activiteiten van Het Buitenhuis zijn gestopt, de activiteiten van de organisatieonderdelen IMR, Bhuro, Intercoach en Bureau Gateway zijn gebundeld in het organisatieonderdeel Interim-management, Coaching, Gateway (UBR|ICG). Gericht op uniformering, standaardisering en sharing van de interne bedrijfsvoering is eind 2014 de stafafdeling Bedrijfsvoering & Financiën gevormd. De samenwerkingsverbanden zijn zoveel mogelijk elders ondergebracht danwel beëindigd.

Ontwikkeling financiële positie

Het negatieve resultaat over 2014 van € 10,4 mln. is met name het gevolg van bijzondere baten en lasten en dotatie voorzieningen. Deze zijn ter grootte van € 11,134 mln. Wanneer deze posten niet worden meegenomen, is geen sprake van een negatief resultaat.

Na het opstellen van de ontwerpbegroting 2014 is besloten tot bovenstaande heroverweging van de activiteiten van UBR. De hiermee samenhangende saneringskosten in 2014 bedragen € 1,4 mln. Als gevolg van de overcapaciteit in de indirecte functies bij UBR|EC O&P (€ 1,5 mln.) is een reorganisatie doorgevoerd. Tezamen met de beëindiging van Het Buitenhuis heeft dit geleid tot Van Werk Naar Werk kandidaten. Voor de verwachte kosten uit de tweejarige VWNW-trajecten en voor de nog resterende saneringskosten bij een aantal andere organisatieonderdelen heeft UBR, na overleg met de Auditdienst Rijk, eind 2014 een voorziening gevormd ten laste van het resultaat (€ 7,3 mln.). Daarnaast zijn de aan UBR doorberekende ICT-kosten € 0,6 mln. hoger dan begroot.

Na verwerking van het negatieve resultaat resteert een negatief eigen vermogen van € 4,5 mln. Conform de Regeling agentschappen zuivert de eigenaar dit uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2015 aan tot niveau nihil.

Ontwikkeling dienstverlening

De activiteiten van UBR worden bekostigd uit de omzet gebaseerd op aan afnemers geleverde producten en diensten tegen jaarlijks vastgestelde tarieven (p x q). UBR|EC O&P heeft met ingang van 1 januari 2014 een belangrijk deel van haar dienstverlening budget-gefinancierd op basis van het doorberekenen van de jaarlijkse kosten naar rato van het aantal individuele arbeidsrelaties (IAR) bij de betreffende departementen. Uit de evaluatie van deze nieuwe financiering na een half jaar zijn overwegend positieve resultaten naar voren gekomen. Belangrijker nog is dat geen ongebreidelde vraag is ontstaan.

Voor het ontwikkelbedrijf (UBR|OW) heeft 2014 in het teken gestaan van de implementatie van kabinetsvoornemens rond lage loonschalen bij de onderdelen UBR|RBO, UBR|IPKD en UBR|VKB De hiermee gepaard gaande incidentele projectmatige en/of frictiekosten zijn als bijzondere lasten verantwoord en de financiering hiervan als bijzondere baten. Eind 2014 is de aanbesteding van de grafische dienstverlening afgerond met de gunning aan een marktpartij. Dit betekent dat de activiteiten van UBR|VKB per 1 februari 2015 stoppen en een groot deel van de medewerkers overgaan naar de marktpartij. UBR|OW is belast met de afbouw van de UBR|VKB organisatie en de begeleiding van de achterblijvende medewerkers in de Van Werk Naar Werk trajecten. De hiermee gepaard kosten zijn gedekt door bijdragen van de departementen.

UBR|IPKD voert voor het gehele rijk de post- en koeriersdiensten uit en geeft met de uitbreiding van de daarvoor benodigde capaciteit invulling aan het lageloonschalen beleid. UBR|RBO geeft hier invulling aan door alle aanbestedingscontracten die aflopen op het gebied van rijksbeveiliging de komende jaren over te nemen. Hierdoor zijn 91 voormalig DJI-ers geplaatst.

Ontwikkelingen bedrijfsvoering Rijk

UBR heeft actief geparticipeerd in de verschillende rijksbrede projecten. Met name in de projecten SGO 5 en Lage Loonschalen. De positieve ervaringen met het nieuwe financieringsmodel voor UBR|EC O&P maakt dat voor UBR|HIS en ook bij de doorontwikkeling van de UBR|RBO en UBR|IPKD eenvoud in bekostiging wordt nagestreefd.

Bedrijfsvoering Financieel Beheer

In oktober 2014 is een onderzoek door ABP Topconsult gestart naar het herijken van het financieringsmodel van UBR als geheel met het oog op de toekomstbestendigheid, mede in het perspectief van SGO 5. Het onderzoek is in januari 2015 afgerond. Het bestuurlijk overleg UBR vervult een belangrijke rol bij doorvoeren van de consequenties naar aanleiding van dit onderzoek in 2015.

Het begin 2013 gestarte programma Redesign Financiële Functie heeft als doel de kwaliteit van de financiële functie te verhogen, de kosten te verlagen en zorg te dragen voor standaardisatie en uniformering. De implementatie in oktober 2014 van het ontwikkelde nieuwe financiële systeem zal vervolgens bij een aantal organisatieonderdelen nog leiden tot (gedeeltelijke) aanpassing van hun interne processen en werkwijzen.

Tot oktober 2014 heeft UBR heeft meer dan 92% van haar facturen binnen 30 dagen betaald. Door de conversie naar en implementatie van het nieuwe financiële systeem is vertraging in de verwerking van de inkoopfacturen ontstaan en is in de periode oktober–december 2014 74% van de facturen binnen 30 dagen betaald. Voor 2014 geldt dat UBR daardoor de norm net niet heeft kunnen realiseren (88% in plaats van > 90%).

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap UBR

(bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2013

Baten

       

Omzet moederdepartement

32.838

36.598

3.760

33.194

Omzet overige departementen

67.205

85.718

18.513

65.493

Omzet derden

7.602

5.633

– 1.969

2.010

Rentebaten

4

4

5

Vrijval voorzieningen

184

184

343

Bijzondere baten

1.722

1.722

1.288

Totaal baten

107.645

129.859

22.214

102.333

     

 

Lasten

   

 

Apparaatskosten

106.805

126.364

19.559

106.761

– personele kosten

79.534

90.067

10.533

83.213

waarvan eigen personeel

69.862

65.005

– 4.857

65.395

waarvan externe inhuur

5.660

18.905

13.245

11.412

waarvan overige personele kosten

4.012

6.157

2.145

6.406

– materiële kosten

27.271

36.297

9.026

23.548

waarvan apparaat ICT

6.818

3.701

– 3.117

3.323

waarvan bijdrage aan SSO's

9.282

10.962

1.680

10.330

waarvan overige materiële kosten

11.171

21.634

10.463

9.895

Afschrijvingskosten

410

853

443

909

– immaterieel

500

500

418

– materieel

410

353

– 57

491

Overige lasten

35

13.043

13.008

2.159

– dotaties voorzieningen

7.940

7.940

 

– rentelasten

35

3

– 32

5

– bijzondere lasten

5.100

5.100

2.154

Totaal lasten

107.250

140.260

33.010

109.829

     

 

Saldo van baten en lasten

395

– 10.401

– 10.796

– 7.496

Toelichting

Het negatief resultaat over 2014 bedraagt € 10,8 mln. en is met name het gevolg van bijzondere baten en lasten en de dotatie voorzieningen. Deze zijn ter grootte van € 11,134 mln. Wanneer deze posten niet worden meegenomen, is geen sprake van een negatief resultaat.

Na het opstellen van de ontwerpbegroting 2014 is besloten tot bovenstaande heroverweging van de activiteiten van UBR. De hiermee samenhangende saneringskosten in 2014 bedragen € 1,4 mln. Als gevolg van de overcapaciteit in de indirecte functies bij UBR|EC O&P (€ 1,5 mln.) is een reorganisatie doorgevoerd. Tezamen met de beëindiging van Het Buitenhuis heeft dit geleid tot Van Werk Naar Werk kandidaten. Voor de verwachte kosten uit de tweejarige VWNW-trajecten en voor de nog resterende saneringskosten bij een aantal andere organisatieonderdelen heeft UBR, eind 2014 een voorziening gevormd ten laste van het resultaat (€ 7,3 mln.). Daarnaast zijn de aan UBR doorberekende ICT-kosten € 0,6 mln hoger dan begroot.

Belangrijke verschillen:

  • In de oorspronkelijke ontwerpbegroting is zowel aan de omzet als kostenkant Het Buitenhuis opgenomen (circa € 1,3 mln.). UBR heeft besloten deze activiteiten eind 2013 te stoppen. De omzetstijging van bijna 19% is met name veroorzaakt door UBR|ECO&P. In de ontwerpbegroting 2014 is niet uitgegaan van omzet uit hoofde van Bedrijfsgeneeskundige zorg bij UBR|ECO&P. Evenmin is daarin het grote aantal aanvragen bij Workflow voorzien;

  • De hogere omzet vindt zijn weerslag in de hogere externe inhuur. UBR heeft bij een aantal diensten bewust gekozen voor een businessmodel met vraaggestuurde externe inhuur (o.a. van ZZP-ers) in plaats van uitbreiding van de formatie. Reden hiervoor is dat sprake is van een te grote fluctuatie in de verwachte vraag om de bestaande capaciteit structureel uit te breiden. Voor het eigen apparaat huurt UBR voor slechts € 1,6 mln. in;

  • In de ontwerpbegroting is 25% van de materiële kosten aangemerkt als ICT kosten. Deze raming is achteraf bezien abusievelijk te hoog geweest en blijkt nog geen 12% te zijn;

  • De overige materiële kosten en bijdrage SSO’s zijn hoger dan geraamd door de daarin begrepen inkoop ten behoeve van productie, die samenhangt met de gestegen omzet uit dienstverlening;

  • De dotatie voorziening betreft de vorming van een voorziening voor saneringskosten als gevolg van de kosten samenhangend met de tweejarige VWNW-trajecten (€ 6,3 mln.), de met medewerkers gesloten vaststellingsovereenkomsten in verband met beëindiging van dienstverband (€ 1,0 mln.) en de toevoeging aan de voorziening dubieuze debiteuren (€ 0,3 mln.) en een verwacht tekort op de financiering van de lageloonschaalprojecten bij UBR|RBO en UBR|IPKD (€ 0,3 mln.);

  • De bijzondere lasten komen voort uit niet aan de afnemers doorberekende ICT kosten, de programma kosten voor de lage loonschaalprojecten, de saneringskosten in 2014 en de overcapaciteitskosten in de indirecte functies van UBR|EC & OP. De kosten samenhangend met de lageloonschaalprojecten zijn niet tariefgefinancierd. De bijdrage in deze kosten zijn als bijzondere baten verantwoord.

Balans per 31 december 2014

(bedragen x € 1.000)
 

Balans 2014

Balans 2013

Activa

   

Immateriële vaste activa

3.455

1.423

Materiële vaste activa

1.465

1.288

– grond en gebouwen

280

– installaties en inventarissen

171

372

– overige materiële vaste activa

1.294

636

Voorraden

68

99

Debiteuren

18.106

8.966

Nog te ontvangen

14.663

8.885

Liquide middelen

13.883

16.311

Totaal activa

51.640

36.972

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

– 4.489

12

– exploitatiereserve

5.912

7.508

– onverdeeld resultaat

– 10.401

– 7.496

Voorzieningen

19.020

Leningen bij het Ministerie van Financiën

760

Crediteuren

2.361

5.816

Nog te betalen

33.988

31.144

Totaal passiva

51.640

36.972

Toelichting

Immateriële vaste activa

De in 2013 en 2014 gemaakte ontwikkelkosten voor het nieuwe financiële systeem zijn geactiveerd en worden vanaf ingebruikname in 2014 in vijf jaar afgeschreven.

Debiteuren

De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement (€ 3,9 mln.), overige departementen (€ 13,4 mln.) en overige debiteuren (€ 1,1 mln.).

Eigen vermogen

Op basis van de prognose 2014, heeft de eigenaar besloten het eigen vermogen te versterken met € 5,9 mln. Na verwerking van het negatieve resultaat resteert een negatief eigen vermogen van € 4,5 mln. Conform de Regeling agentschappen zuivert de eigenaar dit uiterlijk bij eerst suppletoire begroting 2015 aan tot niveau nihil.

Voorzieningen

In het kader van de sanering bij een aantal organisatieonderdelen van UBR hebben circa 20 medewerkers de VWNW-status gekregen en zijn met circa 15 medewerkers nadere afspraken gemaakt over een aanstaand beëindigen van het dienstverband. In tegenstelling tot voorgaande jaren heeft UBR, een saneringsvoorziening bepaald (€ 7,3 mln.).

Voor de afwikkeling van de grafische dienstverlening is een voorziening gevormd van € 12,1 mln. Eind 2014 is de aanbesteding van de grafische dienstverlening afgerond met de gunning aan een marktpartij. Dit betekent dat de activiteiten van UBR|VKB per 1 februari 2015 stoppen en een groot deel van de medewerkers overgaan naar de marktpartij. UBR|OW is belast met de afbouw van de UBR|VKB organisatie en de begeleiding van de achterblijvende medewerkers in de Van Werk Naar Werk trajecten.

Met het ICBR besluit van eind september 2014 tot financiering van de geraamde afwikkelingskosten grafische dienstverlening van € 12,1 mln. is voor UBR een mogelijk financieel risico voldoende gemitigeerd. Naar de huidige inzichten is er voor UBR geen sprake van een verliesgevende opdracht tot afwikkeling van de grafische dienstverlening. De ontvangen en nog te ontvangen bijdragen vanuit de departementen ter grootte van € 12,1 mln. heeft UBR in de jaarrekening verwerkt.

In 2014 heeft onttrekking ter grootte van € 0,7 mln. plaatsgevonden voor de in 2014 gemaakte kosten inzake de afwikkeling van de grafische dienstverlening bij UBR|VKB en BZK.

Tevens is een voorziening voor een verwacht tekort op de financiering van de lageloonschaalprojecten bij UBR|RBO en UBR|IPKD opgenomen (€ 0,3 mln.).

Crediteuren

Van het crediteuren bedrag heeft € 0,2 mln. betrekking op het moederdepartement, € 0,01 mln. overige departementen en € 2,2 mln. aan derden.

Nog te ontvangen bedragen

De nog te ontvangen bedragen bestaat voornamelijk uit € 9,8 mln. nog te factureren termijnen (minder dan 1 maand omzet), overige nog te vorderen bedragen van € 4,2 mln. en € 0,6 mln. vooruitbetaalde kosten.

Het aandeel van het moederdepartement in de nog te ontvangen bedragen is € 5 mln., van overige departementen € 3,5 mln. en van derden € 6,1 mln.

Nog te betalen bedragen

De nog te betalen bedragen bestaan uit € 17,6 mln. nog te betalen kosten, € 2,6 mln. vooruitgefactureerde bedragen, € 4,0 mln. voor personeelsgerelateerde verplichtingen, € 4,5 mln. nog te besteden gelden en € 5,3 mln. overige schulden.

Het aandeel van het moederdepartement in de nog te betalen bedragen is € 11,7 mln., van overige departementen € 10,8 mln. en van derden € 11,5 mln.

Kasstroomoverzicht over 2014

(bedragen x € 1.000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2014 + stand depositorekeningen

19.773

16.308

– 3.465

2.

Totaal operationele kasstroom

804

– 5.927

– 6.731

 

Totaal investeringen (-/-)

– 1.000

– 3.555

– 2.555

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

491

491

3.

Totaal investeringskasstroom

1.000-

– 3.064

– 2.064

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

 

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

5.900

5.900

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 298

– 98

200

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

1.000

760

– 240

4.

Totaal financieringskasstroom

702

6.562

5.860

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 miljoen €)

20.279

13.879

– 6.400

Toelichting

De investeringen in 2014 bestaan voor € 0,9 mln. uit vervoersmiddelen bij de Interdepartementale Post- en Koeriersdienst (UBR|IPKD) en voor € 2,5 mln. uit de investeringen in het nieuwe financiële systeem bij Bedrijfsvoering & Financiën (UBR|BV&F). Voor de financiering van de investeringen bij UBR|IPKD heeft UBR een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

De desinvesteringen zijn het gevolg van in beheer nemen van de inventaris in het Rijkskantoorpand Beatrixpark door het baten-lastenagentschap FMHaaglanden, de afstoting van een aantal vervoermiddelen en de gedeeltelijke beëindiging van de huur van het pand van Vijfkeerblauw (UBR|VKB).

De storting door het moederdepartement betreft de versterking van het eigen vermogen.

Overzicht doelmatigheidindicatoren per 31 december 2014

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2014

Omschrijving generiek deel

Realisatie

     

Oorspronkelijke begroting

 

2011

2012

2013

2014

2014

Kostprijzen per product (groep) (indexcijfer)

100

100,8

106

100

99

Tarieven/uur (indexcijfer)

100

98

98,5

100

99

Omzet per FTE

165.850

147.329

122.801

146.227

125.612

           

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

578

762

820

875

857

           

Saldo van baten en lasten (%)

– 1,6%

– 4,9%

– 7,5%

– 8,1%

0,4%

           

Kwaliteitsindicator 1 – KTO

n.b.

6,2

6,8

in 2015

7,1

Kwaliteitsindicator 2 – MTO

7,6

7,5

n.b.

 

7,5

werkplezier

     

6,6

 

werkdruk

     

5,4

 

Doorlichting gepland

     

in 2015

2014

Toelichting

N.B. Gezien de grote verscheidenheid aan productgroepen heeft UBR ervoor gekozen te werken met een indexcijfer. In de jaarrekening van UBR geeft de specificatie van de omzet per organisatieonderdeel het inzicht in de omzet per productgroep.

Verloop indexcijfers

UBR heeft rekening gehouden in haar kostprijzen en verkooptarieven met loon- en prijsstijgingen, de taakstellingen en compenserende factoren. De gehanteerde tarieven zijn gelijk aan de door de eigenaar goedgekeurde tarieven zoals opgenomen in het jaarplan UBR 2014. In 2014 heeft UBR de kostprijsstijging van 2013 weten om te buigen naar een daling ten opzichte van vorig jaar.

Omzet per fte

De begrote omzet per fte bedraagt € 125.612 ten opzichte van een gerealiseerde omzet per fte van € 146.280. Dit is een stijging van 16%. De stijging wordt verklaard door toegenomen vraag en gemiddeld hogere declarabiliteit.

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

De toename van het aantal FTE’s ten opzichte van 2013 is vooral een gevolg van de implementatie van de lageloonschaalprojecten; toename bij UBR|RBO (+ 81 fte’s) en UBR|IPKD (+11 fte’s) en een afname van 8 fte’s bij UBR|VKB.

Saldo van baten en lasten

Het resultaat 2014 is € 10,8 mln. lager dan begroot, als gevolg van bijzondere baten en lasten en dotatie voorzieningen. Exclusief de bijzondere baten en lasten en de mutaties voorzieningen, ter grootte van € 11,134 mln., resteert een positief resultaat van € 0,733 mln. Na het opstellen van de ontwerpbegroting 2014 is besloten tot heroverweging van de activiteiten van UBR. De hiermee samenhangende saneringskosten in 2014 bedragen € 1,4 mln. Als gevolg van de overcapaciteit in de indirecte functies bij UBR|EC O&P (€ 1,5 mln.) is een reorganisatie doorgevoerd. Tezamen met de beëindiging van Het Buitenhuis heeft dit geleid tot Van Werk Naar Werk kandidaten. Voor de verwachte kosten uit de tweejarige VWNW-trajecten en voor de nog resterende saneringskosten bij een aantal andere organisatieonderdelen heeft UBR eind 2014 een voorziening gevormd ten laste van het resultaat (€ 7,3 mln.).

Kwaliteitsindicator

In 2014 is een medewerkerstevredenheidsonderzoek gehouden. De scores op de indicatoren werkplezier en werkdruk geven goed de situatie bij UBR weer. In 2014 is namelijk veel van de organisatie gevraagd en is veel bereikt. Dit alles is gerealiseerd met een grote inzet van de medewerkers. Bij een aantal organisatieonderdelen heeft dit geleid tot hoge werkdruk. In het MT UBR is besloten maatregelen te treffen om de werkdruk te verminderen.

3.4 FMHaaglanden

Inleiding

FMHaaglanden (FMH) is één van de vier landelijke concerndienstverleners en verzorgt de facilitaire dienstverlening voor het Rijk in de regio Haaglanden.

FMH verzorgt in 2014 de facilitaire dienstverlening voor de departementen Buitenlandse Zaken (BZ), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Infrastructuur en Milieu (IenM), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Veiligheid en Justitie (VenJ), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Economische Zaken (EZ). Daarnaast faciliteert FMH diverse rijkskantoren in de regio Haaglanden.

Visie en missie

FMH wil de professionele dienstverlener zijn in de regio Haaglanden die gefaciliteerde rijkswerkplekken levert zodat klanten comfortabel kunnen werken. De bouwstenen «klanten» en «medewerkers» vormen het belangrijkste kapitaal en zijn dan ook uitgangspunt in het denken en handelen.

De missie is om dit zo goed te doen dat klanten en medewerkers ons desgevraagd aanbevelen bij anderen.

Producten en diensten

FMH levert producten en diensten op het gebied van gebouwbeheer, exploitatie, consumptieve diensten, risicobeheersing, schoonmaak, verhuizen, post en reprografie, verstrekken van inrichting, voorzieningen, vervoer, facility management en overige diensten.

Klantgericht samenwerken

Om de kernwaarde Klantgericht samenwerken meer specifiek te maken heeft FMH drie sleutelwoorden benoemd. De sleutelwoorden zijn:

  • Verantwoordelijkheid: we zijn aanspreekbaar op de integrale dienstverlening en dragen hier samen zorg voor;

  • Denken we mee: we verplaatsen ons in de ander en zoeken naar oplossingen, we treden elkaar open en energiek tegemoet;

  • Daadkrachtig: we stellen ons actief op, gebruiken de processen als richtlijn en doen wat nodig is.

Aansluitingen

EZ en het Rijksbedrijvencentrum zijn respectievelijk per 1 februari en 1 mei 2014 aangesloten op de facilitaire dienstverlening van FMH. De verwachting is dat Financiën (FIN) uiterlijk medio 2017 aansluit bij FMH. De aansluiting van AZ wordt na de renovatie van het Binnenhof opnieuw bezien.

Samenwerking in het Landelijk Facilitair Management Overleg (LFMO)

De rijksbrede PDC is gereed. Inmiddels is een beheergroep Rijksbrede PDC facilitair opgericht die het wijzigingenbeheer verzorgd.

Het kostprijsmodel is opgeleverd en geeft een goed inzicht in integrale kostprijzen van de Concern Dienstverleners (CDV’s). Het onderling tussen CDV’s verrekenen – om te komen tot een vaste verrekenprijs tussen CDV en klant – is ingehaald door de ontwikkeling «verrekenen op basis van centraal budget» (programma SGO 5).

De masterplannen kantoorhuisvesting zijn vertaald naar een toedeling van de CDV’s en voorzien van een globale impactanalyse op de CDV’s.

Het LFMO heeft een gezamenlijke scope vastgesteld (strategisch, tactisch, operationeel) voor de inrichting van de klantcontactprocessen.

De personele gevolgen door aansluiting bij één van de vier CDV’s van andere organisaties vragen om zorgvuldige en eenduidige afspraken. Inmiddels is door SGO 5 een uitgangspuntennotitie personeel opgesteld bij het vormgeven van transities.

De ontwikkeling van 1 serviceportaal is nog niet gestart omdat er nog geen gedeelde visie is. Er is wel een globaal eindbeeld geschetst (elke rijksambtenaar dient op dezelfde wijze zijn behoefte aan producten en diensten kenbaar te maken), maar dit behoeft nog verdere verdieping en concretisering.

SGO 5 (Herinrichting Governance Bedrijfsvoering Rijk)

FMH participeert in de domeinprojecten «Facilitair, Huisvesting en Inkoop» (FHI) en Bedrijfvoeringsbreed (BVB) van het programma SGO 5.

Binnen de pijler Kwaliteit is een set van algemeen toepasbare kritieke prestatie-indicatoren (KPI's) opgeleverd, die door FMH gebruikt gaan worden. Daarnaast is de performance audit door de ADR ontwikkeld en toegepast bij FMH.

In 2014 is gewerkt aan de herinrichting van de aansturing van FMH op basis van de vastgestelde SGO 5 kaders. In januari 2015 start het Bestuurlijk Overleg (BO) bij FMH.

In opdracht van SGO 5 is in 2014 de vereenvoudiging van de bekostiging van FMH onderzocht. Doelstelling is per 1 januari 2016 over te gaan op centrale bekostiging van de generieke producten en diensten. In 2014 zijn de fase 1 (Uniforme gemeenschappelijke DVA / centrale financiering) en fase 2 (Bekostigingsmodel op orde) afgerond.

Er zijn voor het domein Facilitair en Huisvesting 37 resttaken geïnventariseerd, die kunnen worden overgedragen aan concerndienstverleners of Rijksvastgoedbedrijf i.o. In 2014 is FMH gestart met een eerste verkenning van de resttaken.

Sturing op locatie

Om invulling te geven aan «Sturing op locatie» is door FMH op de twee locaties Bezuidenhoutseweg 67 en Turfmarkt 147 een pilot gestart. Hierbij is een nieuwe rol geïntroduceerd, namelijk die van Facilitair Manager (FM). Met deze pilots beoogt FMH een effectievere facilitaire dienstverlening op locatie waardoor een hogere klanttevredenheid ontstaat. De ervaringen uit deze pilot zijn meegenomen in de definitieve inrichting waarvan de implementatie in 2015 zal plaatsvinden.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap FMHaaglanden

(bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2013

Baten

       

Omzet moederdepartement

15.143

20.456

5.313

30.645

Omzet overige departementen

88.882

93.961

5.079

86.008

Omzet derden

170

170

181

Rentebaten

11

11

10

Vrijval voorzieningen

20

27

7

23

Bijzondere baten

 

 

Totaal baten

104.045

114.625

10.580

116.867

         

Lasten

       

Apparaatskosten

97.224

109.392

12.168

111.887

– personele kosten

28.777

34.416

5.639

29.598

waarvan eigen personeel

25.899

27.231

1.332

23.958

waarvan overige personele kosten

waarvan externe inhuur

2.878

7.185

4.307

5.640

– materiële kosten

68.447

74.976

6.529

82.289

waarvan apparaat ICT

2.128

2.319

191

1.285

waarvan bijdrage aan SSO's

7.458

20.723

13.265

19.888

Afschrijvingskosten

6.376

6.778

402

5.728

– immaterieel

 

– materieel

6.376

6.778

402

5.728

Overige lasten

444

488

44

472

– dotaties voorzieningen

20

 

– 20

 

– rentelasten

424

488

64

472

– bijzondere lasten

 

Totaal lasten

104.045

116.658

12.613

118.087

         

Saldo van baten en lasten

– 2.033

– 2.033

– 1.220

Toelichting

Baten

De toename van de omzet bij het moederdepartement betreft onder andere een verschuiving van overige departementen naar moederdepartement. Per 1 januari 2014 is de ICT-dienstverlening van Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI) (VenJ) overgegaan naar SSC-ICT Haaglanden van BZK. Daarnaast is het Rijksbedrijvencentrum (RBC) per 1 mei 2014 aangesloten op FMH. In het RBC zijn onderdelen van BZK gevestigd. Ook de omzet voor maatwerkprojecten is hoger dan begroot.

De toename bij overige departementen wordt veroorzaakt door een hogere omzet voor maatwerkprojecten en specifieke DVA afspraken.

De baten kunnen naar de volgende productgroepen worden gespecificeerd:

 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Productgroepen

     

Basis

86.453

86.852

399

Basis+

7.474

5.614

1.860-

Maatwerk

3.190

10.042

6.852

Werkelijk

6.619

8.151

1.532

Overige opbrengsten

289

3.928

3.639

Totaal

104.025

114.587

10.562

       

Vrijval voorzieningen

20

27

7

       

Rentebaten

11

11

       

Bijzondere baten

Totaal baten

104.045

114.625

10.580

Basis

De Productgroep Basis is een afgesproken pakket producten en diensten dat wordt afgenomen waarvoor een vaste prijs per vaste verrekeneenheid wordt betaald. De prijs (p) en hoeveelheid (q) staan in principe gedurende het jaar vast. Bij substantiële wijzigingen in de dienstverlening zijn aanpassingen gedurende het jaar mogelijk.

In de omzet van de basisdienstverlening is de tariefverlaging aan de opdrachtgevers van € 2,39 mln. verwerkt. Dit betreft het surplus van het eigen vermogen over 2013.

Basis+

De productgroep Basis+ heeft betrekking op producten en diensten waarvoor de opdrachtgever afhankelijk van de afgenomen hoeveelheid een prijs per product/dienst betaalt. De prijs (p) staat gedurende het jaar vast, de hoeveelheid (q) is afhankelijk van de afname.

De lagere omzet voor Basis+ doet zich met name voor bij de producten verhuizingen standaard, extra beveiliging en spoedstukken en aangetekende post.

Maatwerk

Bij de productgroep maatwerk is zowel de prijs (P) als de hoeveelheid (q) afhankelijk van de afname/vraag.

In 2014 zijn veel maatwerkprojecten uitgevoerd. Dit betreft onder andere de huisvesting van SSC-ICT Pijler 2, gezamenlijke servicebalie Turfmarkt, de NSS top en de afronding van een aantal projecten met betrekking tot «het nieuwe werken». Dit was bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet in te schatten.

Werkelijke kosten

De werkelijke kosten hebben betrekking op de nutsvoorzieningen en de belastingen en heffingen.

De hogere omzet voor de werkelijke kosten komt door de Turfmarkt. Bij opstellen van de ontwerpbegroting was er nog geen inzicht in het energieverbruik.

Overige opbrengsten

De overige opbrengsten hebben betrekking op de specifieke DVA afspraken met de departementen (€ 2,8 mln.), vergoeding voor de extra afschrijvingskosten als gevolg van de afstoot van het pand Anna van Hannoverstraat (0,8 mln.), de werkzaamheden ten behoeve van aansluitingen, ontwikkelkosten LFMO en verkoop van auto’s.

Personele kosten

De hogere realisatie van het eigen personeel is onder andere het gevolg van de aansluiting van EZ.

De hogere realisatie externe inhuur wordt veroorzaakt door de benodigde inzet van FMH op ontwikkeltrajecten zoals SGO 5 en LFMO, extra inzet op de Turfmarkt, inhuur ter vervanging bij ziekte en niet ingevulde vacatures. FMH vult zo weinig mogelijk vacatures in wegens toekomstige krimp.

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten de uitgaven voor huisvesting, communicatie, automatisering, kantoorkosten, adviesopdrachten en overige kosten ten behoeve van het apparaat. Daarnaast zijn de directe inkoopkosten voor de dienstverlening opgenomen onder de materiële kosten.

Bij de ontwerpbegroting is voor de bijdrage aan de SSO’s alleen rekening gehouden met de bijdrage ten behoeve van het apparaat van FMH. Echter de SSO’s zijn ook leveranciers voor de dienstverlening van FMH aan de departementen, zoals RBO voor de beveiliging en IPKD voor de koeriersdiensten. Deze kosten zijn wel meegenomen in de realisatiecijfers.

De hogere realisatie bij apparaat ICT is het gevolg van hogere kosten voor kantoorautomatisering.

Het aandeel van de inkoopkosten in de materiële kosten bedraagt 86%.

Resultaat

Het negatieve resultaat van circa € 2 mln. is het gevolg van de tariefverlaging van de basisdienstverlening met € 2,39 mln. om het surplus van het eigen vermogen ultimo 2014 op te heffen. Om het surplus van het eigen vermogen op het maximum van 5% uit te laten komen heeft FMH dus bewust gestuurd op een negatief resultaat.

Het resultaat exclusief tariefverlaging bedraagt circa € 0,4 mln. De hogere kosten als gevolg van de extra vraag naar facilitaire dienstverlening is gedekt door een hogere omzet. De extra vraag doet zich met name voor bij de productgroepen maatwerk en specifieke DVA-afspraken.

Balans per 31 december 2014

(bedragen x € 1.000)
 

Balans 2014

Balans 2013

Activa

   

Immateriële vaste activa

   

Materiële vaste activa

26.907

24.828

– grond en gebouwen

 

– installaties en inventarissen

26.107

24.058

– overige materiële vaste activa

800

770

Voorraden

0

Debiteuren

2.003

3.520

Nog te ontvangen

6.086

7.052

Liquide middelen

18.903

7.391

Totaal activa

53.899

42.791

     

Passiva

   

Eigen vermogen

5.570

7.603

– exploitatiereserve

7.603

8.823

– onverdeeld resultaat

– 2.033

– 1.220

Voorzieningen

43

46

Leningen bij het MvF

16.827

15.540

Crediteuren

7.093

4.582

Nog te betalen

24.366

15.020

Totaal passiva

53.899

42.791

Toelichting

Materiële activa

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de aanschafprijs, verminderd met afschrijvingen en bijzondere waardeveranderingen.

Afschrijvingen op materiële vaste activa zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur, rekening houdend met eventuele restwaarde. Deze afschrijving vindt lineair plaats.

De post debiteuren is als volgt te specificeren:

 

31-12-2014 (x € 1.000)

31-12-2013 (x € 1.000)

Debiteuren moederdepartement

1.251

1.615

Debiteuren overige departementen

750

1.895

Debiteuren overigen

2

10

 

2.003

3.520

Het saldo debiteuren betreft voornamelijk vorderingen op de departementen voor de geleverde dienstverlening. De afname bij overige departementen heeft met name betrekking op VenJ. In 2014 zijn veel facturen uit voorgaande jaren betaald.

De post nog te ontvangen is als volgt samengesteld:

 

31-12-2014 (x € 1.000)

31-12-2013 (x € 1.000)

Vooruitbetaalde en vooruitvangen facturen

1.261

851

Nog te factureren bedragen

3.338

5.453

Onderhanden werk

1.487

748

 

6.086

7.052

Het saldo nog te ontvangen van € 6,1 mln. bestaat voor € 4,3 mln. uit rijksonderdelen en € 1,8 mln. uit derden (niet rijksonderdelen).

De post nog te factureren bedragen ultimo 2014 kan naar de volgende productgroepen worden gesplitst:

 

31-12-2014 (x € 1.000)

31-12-2013 (x € 1.000)

basis

592

663

basis+

880

1.443

Maatwerk

400

2.051

Werkelijk

1.054

1.182

Overige

412

114

 

3.338

5.453

De afname van de post nog te factureren doet zich met name voor bij de productgroepen maatwerk en basis+. Bij maatwerk komt dit doordat in 2014 veel projecten uit voorgaande jaren zijn gefactureerd. Bij basis+ heeft dit betrekking op de facturatie van vervoer.

Het onderhanden werk is ten opzichte van 2013 toegenomen doordat een aantal grote projecten doorloopt in 2015.

Liquide middelen

De rekening-courant bij het Ministerie van Financiën per 31 december 2014 bedraagt € 18,9 mln. De toename van de liquide middelen is onder andere het gevolg van de toename van de overlopende passiva. Dit heeft betrekking op de overname van activa van EZ dat aan het einde van het jaar is overgemaakt aan FMH. EZ moet hiervoor nog een factuur sturen.

Eigen vermogen

De Regeling Agentschappen stelt dat het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap gebonden is aan een maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaar.

FMH mag een maximum eigen vermogen hebben van € 5,6 mln. Het eigen vermogen ultimo 2014 komt uit op € 5,57 mln. en blijft daarmee binnen het maximum.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

De leningen hebben betrekking op de overname van activa van aansluitende departementen en de investeringen ten behoeve van het pand Turfmarkt. Het beroep op de leenfaciliteit heeft betrekking op de overname van de activa van EZ.

De post crediteuren is als volgt samengesteld:

 

31-12-2014 (x € 1.000)

31-12-2013 (x € 1.000)

Crediteuren moederdepartement

3.276

1.002

Crediteuren overige departementen

69

276

Crediteuren overigen

3.748

3.304

 

7.093

4.582

Onder de crediteuren overigen zijn de van de leveranciers ontvangen inkoopfacturen verantwoord.

De toename van het saldo op het moederdepartement heeft betrekking op de DVA voor de basisdienstverlening DCB en de doorbelasting van maatwerk ICT.

Nog te betalen

De post nog te betalen is als volgt samengesteld:

 

31-12-2014 (x € 1.000)

31-12-2013 (x € 1.000)

Nog te ontvangen facturen

18.721

9.546

Aflossing Lening MvF komend boekjaar

3.724

3.919

Personele verplichtingen (vakantiegeld, -dagen, 13e maand ed)

1.796

1.528

Overige schulden

125

27

 

24.366

15.020

De toename van de post nog te ontvangen facturen komt doordat een belangrijk deel van de kosten voor beheer en onderhoud via de RVB loopt en nog niet verrekend zijn. Daarnaast is de overname van activa van EZ aan het einde van het jaar overgemaakt aan FMH. EZ moet hiervoor nog een factuur sturen.

Het saldo nog te betalen van € 24,4 mln. bestaat voor € 21,4 mln. uit rijksonderdelen en circa € 3,0 mln. uit derden (niet rijksonderdelen).

Kasstroomoverzicht over 2014

(bedragen x € 1.000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2014 + stand depositorekeningen

11.235

7.391

– 3.844

2.

Totaal operationele kasstroom

4.981

19.276

14.295

 

Totaal investeringen (–/–)

– 8.400

8.857

– 457

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

 

3.

Totaal investeringskasstroom

– 8.400

– 8.857

– 457

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 4.981

– 3.918

1.063

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

8.400

5.011

– 3.389

4.

Totaal financieringskasstroom

3.419

1.093

– 2.326

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (1+2+3+4)

(maximale roodstand 0,5 miljoen €)

11.235

18.903

7.668

Toelichting

De investeringen in installaties en inventaris hebben vooral betrekking op de overname van meubilair en audiovisuele middelen van het rijksverzamelkantoor Beatrixpark en het pand Bezuidenhoutseweg 73 (EZ).

De investeringen in overige materiële vaste activa hebben voornamelijk betrekking op de overname van dienstauto’s van EZ en vervanging van dienstauto’s.

Overzicht doelmatigheidindicatoren per 31 december 2014

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2014

Omschrijving generiek deel

Realisatie

     

Oorspronkelijke begroting

 

2011

2012

2013

2014

2014

Verloop tarieven basisdienstverlening

100

95,7

92,2

98,3

119

(norm 2011)

         

Omzet per produktgroep (pxq)

         

* Basis

68.076

78.943

81.711

86.852

86.453

* Basis+

7.262

6.428

5.577

5.614

7.474

* Maatwerk

6.22

11.100

18.675

10.042

3.190

* Werkelijk

8.031

7.584

9.178

8.151

6.619

* Overige opbrengsten

1.338

902

1.693

3.928

289

           

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

284

351

361

414

451

           

Saldo van baten en lasten (%)

3,0%

3,0%

– 1,0%

– 1,8%

0%

           

Klanttevredenheid KTO

 

tevreden

tevreden

nvt

tevreden

Medewerkerstevredenheid MTO

 

tevreden

tevreden

tevreden

tevreden

Doorlichting afgerond

 

2.012

     

Toelichting

Taakstellingen

Evenals de andere departementen en uitvoeringsorganisaties van het Rijk levert FMH een bijdrage aan de taakstelling van de departementen uit het regeerakkoord. Dit bestaat uit een generieke taakstelling van 6% op het eigen apparaat (2012 – 2015). Deze taakstelling is door FMH ook over 2014 ingevuld. De stijging van de prijs per werkplek ten opzichte van 2013 wordt veroorzaakt door het «nieuwe werken». Als gevolg van het nieuwe werken wordt dezelfde werkplek intensiever gebruikt. Een resultaat hiervan is dat ook de invulling van de dienstverlening wijzigt. Een vergelijking met voorgaande jaren geeft een vertekend beeld. In de begroting is hier reeds rekening meegehouden. De stijging per werkplek is in vergelijking met de begroting beperkt gebleken.

Indien gekeken wordt naar de omzet voor de basisdienstverlening van de departementen die ook in 2013 aangesloten waren, is een daling te constateren van circa € 5 mln.

De additionele taakstelling uit het regeerakkoord ligt bij de departementen en wordt ingevuld met een vermindering van taken dan wel versoberingen. FMH bekijkt samen met de opdrachtgevers wat de mogelijkheden zijn voor een versobering van het dienstverleningspakket. Dit wordt ook meegenomen bij nieuwe aanbestedingen.

3.5 Shared Service Centrum-ICT Haaglanden

Inleiding

SSC-ICT Haaglanden levert als shared service organisatie diverse generieke rijksbrede toepassingen als Rijksportaal en de Samenwerkingsruimte en verzorgt daarnaast de kantoorautomatisering, telecommunicatie en hosting van bedrijfspecifieke applicaties voor de aangesloten Ministeries Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën, Infrastructuur en Milieu, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid Welzijn en Sport, alsmede voor de Kanselarij der Nederlandse Orden.

Met deze dienstverlening wordt uitvoering gegeven aan project 7 van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst: Eén ICT aanbieder voor de Haagse beleidskernen en hieraan nauw verbonden uitvoeringsorganisaties.

In 2015 zal het Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI) opgaan in SSC-ICT Haaglanden waarmee het verzorgingsgebied wordt uitgebreid met Veiligheid en Justitie, Algemene Zaken en Buitenlandse Zaken.

In 2014 is met medewerking van de Rijksgebouwendienst het Overheidsdatacenter voor de Haagse km² gerealiseerd. De exploitatie van dit datacenter start begin 2015.

De financiële administratie is ondergebracht bij de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk.

Doelmatigheid en taakstelling

De eigenaar heeft met SSC-ICT Haaglanden tot en met 2016 een jaarlijkse efficiencytaakstelling afgesproken van jaarlijks – 1,5%.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap SSC-ICT Haaglanden

Bedragen x € 1.000
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

2014

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

2013

 

– 1

– 2

(3)=(2)-(1)

4

Baten

       

Omzet moederdepartement

28.400

25.533

– 2.867

35.663

Omzet overige departementen

88.800

87.600

– 1.200

80.636

Omzet derden

Rentebaten

Vrijval voorzieningen

Bijzondere baten

1.475

1.475

686

Totaal baten

117.200

114.608

– 2.592

116.985

         

Lasten

       

Apparaatskosten

99.300

93.579

– 5.721

90.668

– personele kosten

45.400

39.983

– 5.417

40.011

waarvan eigen personeel

22.100

26.238

4.138

22.996

waarvan inhuur

23.300

13.745

– 9.555

16.912

         

– materiële kosten

53.900

53.596

– 304

50.760

waarvan apparaat ICT

47.200

50.095

2.895

47.259

waarvan bijdrage SSO's

2.800

3.501

701

2.811

Waarvan overige materiële kosten

3.900

 

– 3.900

690

Afschrijvingskosten

16.500

14.976

– 1.524

16.235

– immaterieel

– materieel

16.500

14.976

– 1.524

16.235

Overige lasten

1.400

7.538

6.138

160

– dotaties voorzieningen

6.115

6.115

– rentelasten

1.400

135

– 1.265

77

– bijzondere lasten

1.288

1.288

83

Totaal lasten

117.200

116.093

– 1.107

107.063

       

Saldo van baten en lasten

– 1.485

– 1.485

9.922

Toelichting

Resultaat

Het resultaat is € 1,485 mln. lager dan begroot, als resultante van € 2,592 mln. lagere baten en € 1,107 mln. lagere kosten.

Het gepresenteerde resultaat bedraagt € 1,485 mln. negatief.

Het resultaat werd negatief beïnvloed door eenmalige kosten ter waarde van € 12,2 mln. vanwege het treffen van een voorziening voor de migratiekosten naar het nieuwe Overheidsdatacenter (ODC) en in 2014 gemaakte projectkosten voor de bouw van het ODC en de ontwikkeling van een nieuwe financiële administratie.

Onderdeel van de in 2014 gerealiseerde migratiekosten naar het nieuwe ODC is het aandeel van SSC-ICT Haaglanden in de met de externe leverancier van het Rijk van hostingdiensten overeengekomen afkoopsom.

Baten

De omzet is overeenkomstig de door de eigenaar vastgestelde tarieven en de in 2014 afgenomen dienstverlening. De generieke dienstverlening is verricht voor alle ministeries met uitzondering van Defensie. De gemeenschappelijke en specifieke dienstverlening is verricht voor de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën, Infrastructuur en Milieu, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid Welzijn en Sport, alsmede voor de Kanselarij der Nederlandse Orden.

De totale omzet is € 4,067 mln. lager dan begroot. Dit is de resultante van enerzijds uitbreiding van de dienstverlening met het Ministerie van Financiën en de Rijkspas en anderzijds afname van het volume van door de ministeries aan SSC-ICT Haaglanden verstrekte maatwerkopdrachten.

De bijzondere baten betreffen de verrekening van de meerkosten van de bij de overdracht van voormalig Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu en het Ministerie van Financiën boven de formatie overgenomen personeel, alsmede drie met leveranciers getroffen financiële schikkingen.

Personele kosten

De € 5,417 mln. lagere lasten zijn het saldo van lagere lasten van personeel, materieel, afschrijvingen en rente en hogere lasten door het treffen van een voorziening voor de migratiekosten naar het nieuwe ODC en het aandeel van SSC-ICT Haaglanden in de met de externe leverancier van het Rijk van hostingsdiensten overeengekomen afkoopsom.

De € 4,138 mln. hogere kosten van het eigen personeel betreft de pas bij de 1e suppletoire nota meegenomen uitbreiding van formatie en bezetting vanwege de uitbreiding van de dienstverlening met het Ministerie van Financiën.

De € 9,555 mln. lagere kosten van de inhuur laten zich volledig verklaren door de terugval van het volume van de door de departementen aan SCC-ICT Haaglanden verstrekte specifieke opdrachten.

Materiële kosten

De ten opzichte van de begroting lagere materiële kosten zijn de resultante van meer materiële uitgaven vanwege de uitbreiding van de dienstverlening met het Ministerie van Financiën en het lagere volume van de door de ministeries aan SCC-ICT Haaglanden verstrekte specifieke opdrachten.

De rentelast is lager door de veel lagere rentepercentages in 2014 dan begroot. Het verschil is op de omzet in mindering gebracht en wordt met de ministeries verrekend.

De dotatie aan de voorziening betreft de in 2014 getroffen voorziening voor de migratiekosten naar het nieuwe ODC.

De bijzondere last betreft het SSC-ICT aandeel in de met de externe hosting leverancier overeengekomen afkoopsom voor het vervroegd beëindigen van het contract

Balans per 31 december 2014

(bedragen x 1.000)
Agentschap SSC-ICT Haaglanden
 

31-12-2014

31-12-2013

Activa

   

Immateriële activa

Materiële activa

32.277

– grond en gebouwen

– installaties en inventarissen

3.585

– overige materiële vaste activa

28.692

28.382

Voorraden

3

2

Debiteuren

1.460

3.617

Nog te ontvangen

19.070

16.286

Liquide middelen

28.050

23.114

Totaal activa

80.860

71.401

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

4.330

10.902

– exploitatiereserve

5.815

980

– onverdeeld resultaat

1.485-

9.922

Leningen bij het Ministerie van Financiën

24.060

17.049

Voorzieningen

6.115

Crediteuren

3.889

11.029

Nog te betalen

42.466

32.421

Totaal passiva

80.860

71.401

Toelichting

Activa

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de historische aanschafprijs, verminderd met afschrijvingen en bijzondere waardeveranderingen. In 2014 is voor € 19,398 mln. geïnvesteerd, waarvan € 15,813 mln. in hard en software en € 3,585 mln. ten behoeve van het nieuwe overheidsdatacenter.

Afschrijvingen op materiële vaste activa zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur, rekening houdend met eventuele restwaarde. Deze afschrijving vindt lineair plaats. Na afschrijvingen resteert per 31 december een boekwaarde van € 32,277 mln. Over de investeringen in het overheidsdatacenter wordt met ingang van 2015 afgeschreven.

Debiteuren en Nog te ontvangen

De post Debiteuren betreft de gefactureerde, nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. De totale vordering wordt als inbaar aangemerkt; derhalve is er geen voorziening voor oninbaarheid in aftrek gebracht.

De post Debiteuren heeft voor € 0,202 mln. betrekking op het moederdepartement, voor € 0,528 mln. op andere departementen, voor € 0,730 mln. op agentschappen en niet op derden.

De post Nog te ontvangen bestaat uit nog te factureren opbrengsten betrekking hebbend op voorgaande jaren en vooruitbetaalde kosten voor 2015.

De post Nog te ontvangen heeft voor € 5,463 mln. betrekking op het moederdepartement, voor € 2,867 mln. op andere departementen, voor € 0,284 mln. op agentschappen en voor € 10,455 mln. op derden.

Liquide middelen

Alle tegoeden van SSC-ICT Haaglanden worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB). Het saldo per 31 december bedraagt € 28,050 mln.

Eigen Vermogen

Onder het eigen vermogen is het onverdeelde resultaat 2014 opgenomen. Het eigen vermogen vermindert met het negatieve resultaat over 2014 van € 1,485 mln. en valt binnen de norm van 5% van de gemiddelde omzet over de 2 jaren sinds de start van het baten- lastenagentschap.

Leningen

De post Leningen bestaat uit de leningen ter financiering van de materiële vaste activa.

Van het saldo per ultimo 2014 van € 40,641 mln., is de aflossingsverplichting 2015 ad € 16,581 mln. opgenomen onder de post nog te betalen.

Voorzieningen

De in 2014 gevormde voorziening ad € 6,115 mln. is gevormd om de kosten op te vangen van de migratie van de bestaande datacenters van SSC-ICT Haaglanden naar het nieuwe Overheidsdatacenter voor de Haagse beleidskernen en nauw verbonden uitvoeringsorganisaties.

Deze migratie is onderdeel van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst project 4. Omdat door het kabinet voor het uitvoeringsprogramma geen additionele financiële middelen ter beschikking zijn gesteld moet SSC-ICT Haaglanden de migratie uit eigen middelen reserveren.

Crediteuren

De facturen die zijn opgenomen onder de post Crediteuren per ultimo 2014 zijn vrijwel geheel begin 2015 betaald.

De post Crediteuren heeft geen betrekking op het moederdepartement, voor € 0,084 mln. op andere departementen, voor € 1,670 mln. op agentschappen en voor € 2,135 mln. op derden.

Nog te betalen

Onder de post nog te betalen zijn de vooruit ontvangen bedragen, de aflossingsverplichting 2015 van de lening bij het Ministerie van Financiën, de nog te ontvangen facturen 2014 en de schuld aan het personeel vanwege opgebouwde rechten vakantiegeld, eindejaarsuitkering en verlof opgenomen.

De post Nog te betalen heeft voor € 11,058 mln. betrekking op het moederdepartement, voor € 21,828 mln. op andere departementen, voor € 1,770 mln. op agentschappen en voor € 7,810 mln. op derden.

Kasstroomoverzicht over 2014 (bedragen x € 1.000)

Agentschap SSC-ICT Haaglanden
Kasstroomoverzicht per 31 december 2014
Bedragen x € 1.000
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari

4.980

23.114

18.134

         

2.

Totaal operationele kasstroom

16.520

20.372

3.852

         
 

Totaal investeringen (-/-)

– 18.800

– 19.398

– 598

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

528

528

3.

Totaal investeringskasstroom

– 18.800

– 18.870

– 70

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 5.087

– 5.087

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 16.500

– 12.991

3.509

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

18.800

21.512

2.712

4.

Totaal financieringskasstroom

2.300

3.434

1.134

         

5.

Rekening-courant RHB 31 december (=1+2+3+4)

5.000

28.050

23.050

Toelichting

De investeringen in ICT goederen (overheidsdatacenter, hard- en software) in 2014 bedroegen € 19,398 mln.

De boekwaarde van de desinvesteringen betreft de bij het afstoten van de materiële vaste activa gerealiseerde opbrengst.

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft de afroming van het surplus van het eigen vermogen ad € 2,462 mln. alsmede de verrekening van de in 2013 voor de moeder betaalde uitgaven met betrekking tot voorgaande jaren ad € 2,625 mln.

De aflossingen op de leenfaciliteit zijn lager dan begroot doordat het beroep op de leenfaciliteit in 2013 lager was dan bij het opstellen van de begroting 2014 werd ingeschat.

Het beroep op de leenfaciliteit is € 2,712 mln. hoger dan de investeringen. Dit komt doordat bij het aanvragen van de lening 2013 nog geen finale overeenstemming was over de waarde van de per 1 oktober bij de uitbreiding van de dienstverlening van Financiën overgenomen materiële vaste activa. Het verschil is verdisconteerd in de opname 2014.

Het resterend verschil laat zich verklaren door gemaakte inschattingen van de in de laatste maand van het jaar verwachtte investeringen en de in het «á fonds perdu» begrepen materiële vaste activa voor het overheidsdatacenter, waarover de Rijksgebouwendienst pas na opname duidelijkheid gaf.

De stand van de rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding is de resultante van het positieve resultaat over 2013 en 2014 uit gewone bedrijfsuitoefening en het saldo van de opgebouwde vorderingen- en schuldenpositie.

Overzicht doelmatigheidindicatoren per 31 december 2014

Doelmatigheid

SSC-ICT Haaglanden ondersteunt de Compacte Rijksdienst met generieke en gemeenschappelijk ICT oplossingen. Door de inzet van moderne ICT hulpmiddelen wordt de doelmatigheid van de Rijksdienst hiermee vergroot. En met de bundeling van ICT taken binnen SSC-ICT Haaglanden wordt de in de projecten 4 en 7 van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst beoogde efficiencyslag gemaakt.

De eigenaar heeft met SSC-ICT Haaglanden tot en met 2016 een jaarlijkse efficiencytaakstelling afgesproken van jaarlijks– 1,5%. SSC-ICT Haaglanden verlaagt hiertoe jaarlijks haar tarieven met 1,5% en heeft daarnaast voorstellen gedaan waarmee haar afnemers aanvullend 10% op hun ICT uitgaven kunnen besparen.

Aanvullend op de taakstellende tariefverlaging vergelijkt SSC-ICT Haaglanden haar prestaties via benchmark onderzoek periodiek met marktpartijen en enkele grote uitvoeringsorganisaties binnen de overheid.

Om de tariefdaling te realiseren wordt voortgegaan met het integreren en harmoniseren van de van de Ministeries overgekomen systeemlandschappen.

Agentschap SSC-ICT Haaglanden

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2014
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Oorspronkelijke begroting

GENERIEK DEEL

     

Kostprijs voor beheertaken (ICT)

1.875

1.850

1.840

Omzet totaal en per productgroep (x € 1.000)

€ 116.299

€ 113.133

€ 117.200

Generiek (SWF, Portaal, Infra, Rijkspas) (x € 1.000)

€ 14.431

€ 16.147

€ 14.100

Gemeenschappelijk (basis, plus, hosting) (x € 1.000)

€ 84.492

€ 85.854

€ 71.100

Specifiek (maatwerk) (x € 1.000)

€ 17.376

€ 11.132

€ 32.000

Formatie en bezetting

348,5

358,2

342

FTE % overhead

15,7%

16,5%

15,7%

FTE % primair proces

84,3%

83,5%

84,3%

Saldo van baten en lasten (%)

8,50%

– 0,14%

0%

       

SPECIFIEK DEEL

     

Beschik(betrouw)baarheid basisfunctionaliteit

99,9%

99,9%

98,0%

Geleverd binnen gestelde termijnen

93,5%

94,3%

90,0%

Incidenten hersteld binnen afgesproken tijd

93,5%

94,8%

90,0%

Beantwoorden helpdeskvragen binnen

99,0%

98,9%

95,0%

afgesproken tijd

Direct beantwoorden helpdeskvragen

87,5%

89,3%

80,0%

Taakstelling (kwalitatieve onderbouwing)

– 1,5%

– 1,5%

– 1,5%

Toelichting

Het werkplektarief (kostprijs voor beheertaken) is uiteindelijk iets hoger vastgesteld dan bij de begroting voorzien. Per saldo over alle tarieven heeft SSC-ICT hiermee nog steeds voldaan aan de 1,5% taakstelling.

De totale omzet is € 4,067 mln. lager dan begroot. Dit is de resultante van de volgende ontwikkelingen. De omzet generieke dienstverlening is gestegen vanwege uitbreiding van de dienstverlening met de Rijkspas. Bij de gemeenschappelijk omzet wordt de stijging door uitbreiding van de dienstverlening met het Ministerie van Financiën vrijwel geheel gecompenseerd door een teruggang bij de andere Ministeries.

De specifieke omzet is gedaald door een lager volume in door de Ministeries verstrekte maatwerkopdrachten.

Ten opzichte van de begroting is sprake van een aanpassing in de presentatie. Onder de gemeenschappelijke dienstverlening wordt nu de omzet gepresenteerd zoals opgenomen in de Dienstverleningscontracten, uiteraard rekening houdend met meer of minder afname gedurende het jaar.

In de begroting werd de verwachtte omvang van de bezetting gepresenteerd. Deze is door overname van de ICT dienstverlening van het Ministerie van Financiën toegenomen tot 358,2 fte. Met de komst van Financiën bedraagt de formatie 383,9 fte. Het verschil betreft 25,7 fte nog niet vervulde vacatures. Door het invoegen van het van Financiën overgenomen personeel is het aandeel overhead personeel iets toegenomen.

De kengetallen inzake de kwaliteit van de dienstverlening hebben gedurende het jaar voldaan aan de afgesproken norm.

3.6 Gemeenschappelijke Dienstencentrum ICT

Inleiding

Het Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI) is in 2009 ontstaan uit de fusie van de Gemeenschappelijke Beheerorganisatie (GBO) met de ICT-afdeling van het Bestuursdepartement (DBOB/ICT). De dienstverlening van GDI is onderverdeeld in een aantal clusters van diensten:

  • ERP diensten

  • Applicatie diensten

  • Content en Document Management

  • Werkplek diensten

  • Server en Netwerk diensten

  • Housing en Hosting

  • Klantcontact en Gebruikersondersteuning

  • Business Development

  • Projecten

  • Vernieuwing Grensmanagement

Op voorspraak van het programma Compacte Rijksdienst heeft het kabinet besloten om te komen tot een Shared Service Center ICT Den Haag onder het Ministerie van BZK. Doel daarvan is de realisatie van één ICT-infrastructuur en één ICT-dienstverlener voor de ICT-werkplekken in de Haagse beleidskernen en daaraan nauw verbonden uitvoeringsorganisaties. Het eigenaarschap van het GDI is per 1 januari 2014 overgaan van het Ministerie van VenJ naar het Ministerie van BZK.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap GDI

x € 1.000
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

Verschil realisatie versus begroting

Realisatie 2013

Baten

       

Opbrengst moederdepartement

45.800

2.240

– 43.560

62.721

Opbrengst overige departementen

1.192

67.862

66.670

1.437

Opbrengst derden

0

0

0

0

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval uit voorzieningen

0

0

0

43

Bijzondere baten

0

1.280

1.280

1.745

Totaal baten

46.992

71.382

24.390

65.946

         

Laten

       

Apparaatskosten

39.155

61.462

22.307

57.416

*Personele kosten

27.469

44.386

16.917

40.785

– waarvan eigen personeel

14.798

16.211

1.413

15.156

– waarvan externe inhuur

12.671

28.175

15.504

25.629

*Materiële kosten

11.686

17.076

5.390

16.631

– waarvan ICT

9.926

12.036

2.110

10.718

– waarvan SSO's

1.760

1.760

0

0

Rentelasten

100

41

– 59

58

Afschrijvingskosten

7.737

5.804

– 1.933

4.833

*Materieel

7.737

5.804

– 1.933

4.833

*Immaterieel

0

0

0

0

Overige lasten

0

3.534

3.534

698

*Dotaties voorzieningen

0

2.176

2.176

0

*Bijzondere lasten

0

1.358

1.358

698

Totaal lasten

46.992

70.841

23.849

63.005

         

Saldo van baten en lasten

0

541

541

2.941

Toelichting

Baten

De opbrengst op beheer is toegenomen door nieuwe opdrachten en uitbreiding van bestaande beheeropdrachten. Daarnaast is de omzet aan projecten ruim 1,5 keer zo hoog als begroot. Een aantal grote projecten zijn: migratie van de Griffie naar Leonardo, Nuclear Security Summit (NSS) 2014, Uitrol Digitale Werkomgeving Rijksdienst (DWR) bij Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Verbeterplan financieel beheer Leonardo.

De bijzondere baten zijn het gevolg van de vrijval van lasten en voorzieningen uit voorgaande jaren en nagekomen baten met betrekking tot verrichtte diensten in 2013.

Lasten

De hogere personele lasten zijn het gevolg van de extra personele inzet vanwege de toegenomen dienstverlening aan met name projectcapaciteit. Sprake is van substantieel meer inhuur vanwege de piek in de capaciteitsvraag ten behoeve van projecten.

De stijging in materiële kosten hangt voor het grootste deel eveneens samen met de toename van projecten, materiële kosten welke direct bij de opdrachtgevers in rekening kunnen worden gebracht vallen hier ook onder.

De lagere afschrijvingslasten zijn een resultante van een lager investeringsvolume dan voorzien.

De dotaties voorzieningen betreffen:

  • een toevoeging aan de voorziening debiteuren van € 0,496 mln. in verband met een grotere omvang van mogelijk oninbare facturen. De toevoeging aan de voorziening debiteuren is verantwoord onder de bijzondere lasten;

  • de vorming van een voorziening van € 1,680 mln. voor de verwachte migratiekosten van de infrastuctuur-hardware van P2 naar het nieuwe Overheidsdatacenter (ODC) van BZK. De in 2014 gevormde voorziening is bedoeld om de kosten op te vangen van de migratie van de bestaande datacenters van SSC-ICT Haaglanden naar het nieuwe Overheids-datacenter voor de Haagse beleidskernen en nauw verbonden uitvoeringsorganisaties. Deze migratie is onderdeel van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst project 4. Omdat door het kabinet voor het uitvoeringsprogramma geen additionele financiële middelen ter beschikking zijn gesteld moet SSC-ICT Haaglanden de migratie uit eigen middelen reserveren. De migraties van de GDI-infrastructuur vinden in 2015 en 2016 plaats. Deze éénmalige kosten worden niet in de tarieven verdisconteerd.

De bijzondere lasten betreffen naast de dotaties aan de voorzieningen met name correcties op baten en lasten uit voorgaande jaren die niet eerder waren voorzien.

Saldo Baten en Lasten

Het onverdeelde resultaat van 2014 komt uit op een saldo van € 0,541 mln.

Het eigen vermogen van GDI per 31-12-2013 is € 3,119 mln. Na verwerking van de terugstorting aan VenJ van € 0,5 mln. en de toevoeging van het resultaat 2014 komt het eigen vermogen per 31-12-2014 uit op € 3,160 mln. Het 5% plafond voor de omvang van het eigen vermogen is € 3,163 mln., op basis van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaar. Er is daarmee geen sprake van een surplus boven op het toegestane maximum.

Balans per 31 december 2014 (bedragen x € 1.000)

x € 1.000
 

Balans 2014

Balans 2013

Activa

   

Immateriële vaste activa

0

0

Materiële vaste activa

12.310

11.148

*

Grond en gebouwen

10

28

*

Installaties en inventaris

154

173

*

Overige materiële vaste activa

12.146

10.947

Voorraden

0

0

Debiteuren

7.714

3.915

Nog te ontvangen bedragen

3.360

8.559

Liquide middelen

10.072

2.715

       

Totaal activa

33.456

26.337

       

Passiva

   

Eigen vermogen

3.160

3.119

*

Exploitatiereserve

2.619

178

*

Verplichte reserves

0

0

*

Onverdeeld resultaat

541

2.941

Leningen bij het Ministerie van Financiën

5.650

5.000

Voorzieningen

1.680

7

Crediteuren

7.121

6.445

Nog te betalen bedragen

15.845

11.766

       

Totaal Passiva

33.456

26.337

Toelichting

Activa

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de historische aanschafprijs, verminderd met afschrijvingen en bijzondere waardeveranderingen.

De lineaire afschrijvingen op materiële vaste activa zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur, rekening houdend met eventuele restwaarde.

De investeringen in 2014 bedragen € 6,966 mln., de des-investeringen wegens buitengebruikstelling bedragen € 2,899 mln. en de afschrijvingslast 2014 bedraagt € 5,804 mln.

Debiteuren en Nog te ontvangen

De post debiteuren betreft de gefactureerde, nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. Hierop is € 0,923 mln. in mindering gebracht wegens mogelijke oninbaarheid. Hiervoor is € 0,541 aan de voorziening toegevoegd.

De post nog te ontvangen bestaat uit nog te factureren opbrengsten betrekking hebbend op voorgaande jaren en vooruitbetaalde kosten voor 2015.

Liquide middelen

Alle tegoeden van SSC-ICT Haaglanden worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB). Het saldo per 31 december bedraagt € 10,072 mln.

Eigen Vermogen

Onder het eigen vermogen is het onverdeelde resultaat 2014 opgenomen. Het eigen vermogen vermeerdert met het positieve resultaat over 2014 van € 0,541 mln., blijft binnen de norm van 5% van de gemiddelde omzet over de laatste 3 jaar.

Leningen

De post leningen bestaat uit de leningen ter financiering van de materiële vaste activa.

Van het saldo per ultimo 2014 van € 10,0 mln., is de aflossingsverplichting 2015 ad € 4,350 mln. opgenomen onder de post nog te betalen.

Voorzieningen

De voorziening betreft de te maken kosten in 2015 en 2016 voor de migraties van de beheerde infrastructuur naar het nieuwe datacenter van BZK (ODC).

Crediteuren en Nog te betalen

De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren per ultimo 2014 zijn vrijwel geheel begin 2014 betaald.

Onder de post nog te betalen zijn de vooruit ontvangen bedragen, de aflossingsverplichting 2015 van de lening bij het Ministerie van Financiën, de nog te ontvangen facturen 2014 en de schuld aan het personeel vanwege opgebouwde rechten vakantiegeld, eindejaarsuitkering en verlof opgenomen.

Kasstroomoverzicht over 2014 (bedragen x € 1.000)
x € 1.000
   

Oorspronkelijke begroting

Realisatie

Verschil realisatie versus begroting

1

Rekening courant RHB 1 januari 2014

16

2.715

2.699

         

2

Totaal operationele kasstroom

6.075

13.201

7.126

         

3a

Totaal investeringen

– 700

– 6.966

– 6.266

3b

Totaal boekwaarde desinvestering

0

0

0

3c

Totaal investeringskosten

– 700

– 6.966

– 6.266

         

4a

Eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

– 500

– 500

4b

Eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

4c

Aflossing op leningen

– 4.260

– 3.378

882

4d

Beroep op leenfaciliteit

700

5.000

4.300

4

Totaal financieringskasstroom

– 3.560

1.122

4.682

         

5

Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen1 (=1+2+3+4)

1.831

10.072

8.241

X Noot
1

maximale roodstand € 0,5 miljoen

Toelichting

De investeringen in 2014 betreffen met name werkplek gerelateerde hardware en hardware ten behoeve van de ICT-infrastructuur. Het totaal aan investeringskosten wijkt af van de begroting omdat vervangingsinvesteringen deels waren uitgesteld in verband met de ingebruikname van de nieuwbouw eind 2012/begin 2013 en de verhuizing van ICT-middelen van het datacenter in Maasland (Defensie) naar datacenters in Den Haag (Financiën). Dit heeft geleidt tot een wijziging in het reguliere vervangingsschema.

De boekwaarde van de desinvesteringen betreft de afgeboekte restwaarde van buitengebruik gestelde activa.

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft de overeengekomen uitkering aan het Ministerie van VenJ, tot 2014 het moederdepartement van GDI, uit het positieve resultaat van 2013.

De operationele kasstroom is de resultante van het resultaat 2014 en de mutaties in de posities van vorderingen en schulden.

Overzicht doelmatigheidindicatoren per 31 december 2014

Doelmatigheid 2014

     

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2011

2012

2013

2014

2014

2014

GDI-totaal

           

FTE-intern

178,5

189,7

195,7

212

203

9

Aantal externen in fte

59

31,3

165

147

75

72

Aantal externen in % van totale fte’s

25%

14%

46%

41%

27%

14%

Saldo baten en lasten in % van totale baten

– 1,1%

– 2,6%

4,46%

0,76%

0%

0,76%

             

Omzet:

           

Omzet totaal (x € 1.000)

38.621

49.969

64.201

71.382

46.992

24.390

Omzet beheer (x € 1.000)

28.941

29.942

37.040

46.575

37.600

8.975

Omzet projecten (x € 1.000)

9.680

20.027

27.118

23.527

9.392

14.135

             

Tarieven:

           

Gemiddeld uurtarief in €

NB

109

100

97,50

102

– 4,50

Gemiddeld tarief werkplekdiensten (ongewogen)

(index = 2010)

100

NB

NB

NB

99

NB

Gemiddeld tarief infrastructuurcomponenten (ongewogen) (index = 2010)

75

NB

NB

NB

99

NB

Benchmark ten opzichte van vergelijkbare ICT-organisaties

NB

4%

– 1,1%

NB

2%

NB

Kwaliteitsindicatoren:

           

Beschikbaarheid systemen

99,98%

99,9%

99,9%

100%

98%

2%

Betrouwbaarheid dienstverlening

95,8

94,3%

93,5%

91%

95%

– 4%

Klanttevredenheid

8

6,4

NB

NB

7

NB

Toelichting

GDI streeft als baten-lastendienst naar een doelmatige dienstverlening, maar is gehouden aan de randvoorwaarden en eisen die rijksbreed, door het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de opdrachtgevers worden gesteld aan de dienstverlening. Dit betreft bijvoorbeeld beveiligingseisen en het gebruik van netwerkvoorzieningen. Hieronder een korte toelichting op de kengetallen:

  • Bezetting in aantal fte in 2014 is 212 fte gemiddeld, excl. BZ. Vanwege de groei van de dienstverlening is in 2014 de toegestane formatie uitgebreid naar 215,3 fte met als doel extra inhuur te beperken;

  • Aantal externen is fors hoger als gevolg van grote capaciteitsvraag voor (klant)projecten;

  • Baten-lasten saldo in 2014 is 0,76% op de totale baten;

  • Totale omzet is 51,9% hoger door extra beheer- en projectopdrachten;

  • Omzet aan beheerdiensten is 23,86% hoger dan begroot onder andere door de overgenomen dienstverlening ten behoeve van het Ministerie van Algemene Zaken;

  • Omzet aan projecten is 1,5 keer zo hoog als begroot, door diverse grote projecten zoals: de migratie van de Griffie naar Leonardo, NSS 2014, Uitrol DWR bij IND, Verbeterplan financieel beheer Leonardo;

  • Gemiddeld uurtarief 2014: € 97,50 ten opzichte van begroting als gevolg van meer productieve uren dan begroot wat tot een hogere overheaddekking heeft geleid;

  • Gemiddeld tarief voor werkplekproducten en infrastructuurproducten 2014: nog niet te berekenen vanwege onvoldoende rapportagemogelijkheid in Leonardo;

  • Benchmark: in 2014 is geen benchmark op de uurtarieven 2014 uitgevoerd;

  • De beschikbaarheid van de systemen tijdens de afgesproken openingstijden is conform de hoge norm van 100%;

  • De betrouwbaarheid van de dienstverlening betreft de mate waarin de afgesproken serviceniveaus worden gehaald; dit is net onder de gestelde norm van 95% gebleven.

In 2014 is geen klanttevredenheid gemeten vanwege de transitie-activiteiten voor de overgang van GDI naar SSC-ICT Haaglanden pijler 2 van BZK.

3.7 Rijksgebouwendienst

Inleiding.

De Rijksgebouwendienst draagt bij aan het succesvol functioneren van zijn klanten, door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen. Met het in stand houden van monumenten draagt de Rijksgebouwendienst bij aan het behoud van ons cultureel erfgoed. De Rijksgebouwendienst heeft de status van baten-lastenagentschap. Deze status vloeit voort uit het in 1999 vernieuwde Rijkshuisvestingsstelsel. Het Rijkshuisvestingsstelsel is in deze opzet ingevoerd met als doel een rijksbrede vergroting van de doelmatigheid in de huisvesting van de rijksoverheid.

De Rijksgebouwendienst levert de producten huisvesting, services, adviezen en beleidsondersteuning. Het product huisvesting bestaat uit het ontwikkelen, realiseren en leveren van huisvesting. De Rijksgebouwendienst handhaaft de afgesproken kwaliteit van de geleverde huisvesting volgens de Regeling Taakverdeling Beheer Rijkshuisvesting.

Oprichting Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

Het Rijksvastgoedbedrijf is op 1 juli 2014 van start gegaan. Op 1 januari 2015 is de ministeriële verantwoordelijkheid voor de Dienst Vastgoed Defensie overgaan van de Minister van Defensie naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De oprichting van het baten-lastenagentschap Rijksvastgoedbedrijf is in voorbereiding. Deze jaarrekening 2014 betreft in financiële termen dan ook enkel het baten-lastenagentschap Rijksgebouwendienst.

Beleidsprestaties

Indicator/kengetal

Streefwaarde 2014

Realisatie 2014

Energieambitie 2020

De maatregelen voor energiebesparing in het kader van FCIB voor tranche 1 (met name objecten met een 24-uursfunctie) worden afgerond.

De maatregelen voor tranche 1 zijn vrijwel geheel afgerond.

Gebruiksgraad monumenten

95%

98%

Voortgang programma Energieambitie 2020

In 2014 zijn de maatregelen voor Energiebesparing in het kader van FCIB (het Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven van klimaatinstallaties) voor tranche 1 (met name objecten met een 24-uursfunctie) op 4 objecten na, afgerond.

Gebruiksgraad monumenten

Uit de begroting voor Wonen en Rijksdienst wordt de instandhouding bekostigd van de monumenten met een erfgoedfunctie (maar zonder rijkshuisvestingsfunctie). De gebruiksgraad op 31 december 2014 van deze monumenten met erfgoedfunctie is 98% (evenals ultimo 2013). De gebruiksgraad is het aantal m2 bruto vloeroppervlak (bvo) per object dat in gebruik is in verhouding tot het totaal aantal m2 bvo. Een deel van de monumenten is naar hun aard niet geschikt voor gebruik, zoals gedenknaalden of grafmonumenten. Deze zijn buiten de berekening gehouden.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Rijksgebouwendienst

Bedragen x € 1.000)
 

1

2

(3)=(2)-(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2013

Baten

       

Leveren producten en diensten:

       

Opbrengsten departementen

1.260.841

1.246.670

– 14.171

1.355.306

Opbrengsten moeder

19.848

16.672

– 3.176

22.060

Opbrengsten derden

13.938

10.452

– 3.486

12.312

Bedrijfsvoering:

       

Vrijval voorzieningen

0

16.887

16.887

12.447

Rentebaten

0

3.815

3.815

997

Overige baten

9.797

27.542

17.745

34.698

         

Totaal baten

1.304.424

1.322.038

17.615

1.437.820

         

Lasten

       

Product huisvesting:

       

Apparaatskosten (netto)

67.174

65.857

– 1.317

68.531

Huren

242.365

236.925

– 5.440

255.253

Rentelasten

255.181

197.268

– 57.913

282.222

Afschrijvingen

314.831

304.530

– 10.301

356.963

Onderhoud

145.298

121.789

– 23.509

134.199

Dotaties voorzieningen

18.080

46.958

28.878

33.337

Belastingen

21.647

23.000

1.353

23.200

Investeringen buiten gbv

80.023

82.023

2.000

78.221

PPS lasten

53.900

51.245

– 2.655

51.277

Overige producten:

       

Services

36.865

44.590

7.725

37.860

Adviezen

4.495

6.053

1.558

11.631

Beleidsondersteuning

6.188

5.052

– 1.136

5.326

         

Overige lasten

12.726

55.086

42.360

85.727

         

Totaal lasten

1.258.773

1.240.376

– 18.396

1.423.747

         

Saldo van baten en lasten

45.651

81.662

36.011

14.073

Toelichting

Baten: leveren producten en diensten

Omzet departementen

De opbrengsten huisvesting hebben betrekking op:

  • de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de Ministeries volgens het huur-verhuurmodel (gebruiksvergoedingen); Een deel van de bevroren gebruiksvergoeding 2014 is via een incidentele korting op de tarieven aan de gebruikers gerestitueerd (€ 53,6 mln.);

  • de PPS – opbrengsten op basis van leveringsovereenkomsten met de Ministeries. Deze omvatten de totale vergoeding, die de gebruikers uit hoofde van het Design Build Finance Maintain Operate (DBFMO)-contract verschuldigd zijn, minus de aflossingscomponent van de langlopende vordering. In de resultatenrekening zijn de opbrengstcomponenten «onderhoud en dienstverlening» en «rente» opgenomen;

  • de à fonds perdu gefinancierde huisvestingsprojecten voor Ministeries (investeringen buiten de gebruiksvergoeding);

  • het verschil tussen de ontvangen gebruiksvergoeding en de afschrijvings- en rentekosten van de vaste activa (egalisatie). In 2014 is er sprake van een afname van de egalisatierekening.

Bij de verlenging per 1-1-2014 van contracten voor specialties heeft geen herberekening van de gebruiksvergoedingen plaatsgevonden (bevriezing gebruiksvergoeding). Voor deze contracten geldt dat geen egalisatieberekening meer wordt toegepast met ingang van 1-1-2014. Deze maatregel is één van de eerste stappen bij de implementatie van het nieuwe Rijkshuisvestingstelsel, waarin de Rijksgebouwendienst met ingang van 1-1-2013 verantwoordelijk is voor de instandhouding in kantorenvoorraad en met ingang van 1-1-2014 voor de specialties.

Het onderdeel services betreft de opbrengsten voor werkzaamheden, die volgens de Regeling Taakverdeling beheer (RTB) tot de taak van de afnemer worden gerekend (RTB-serviceverlening), maar die op verzoek van de afnemers, voor zover rijksoverheid, door de Rijksgebouwendienst worden verricht. Services worden door de Rijksgebouwendienst zowel via incidentele opdrachten als via servicecontracten uitgevoerd. De opbrengsten adviezen hebben betrekking op de opbrengsten van niet-projectgebonden huisvestingsadviezen aan rijksoverheden. De klantvraag met betrekking tot serviceprojecten en adviesopdrachten is vooraf lastig in te schatten. Tegenover hogere baten staan ook hogere lasten.

Omzet moeder

Onder inputfinanciering buiten de huur- verhuurrelatie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie (inclusief Paleis Soestdijk), de beleidsondersteunende taken van de Rijksgebouwendienst en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Voor de dekking van de inputfinanciering draagt het moederdepartement zorg. Het moederdepartement verstrekt gedurende het jaar voorschotten aan de Rijksgebouwendienst en op basis van de definitieve realisatiecijfers worden de kosten het jaar daarop afgerekend.

Omzet derden

De opbrengsten van derden betreffen de huuropbrengsten die de Rijksgebouwendienst via het RVOB ontvangt. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van de bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen).

Baten: Bedrijfsvoering

Vrijval voorzieningen

Er is voor een bedrag ad € 16,9 mln. aan vrijval geboekt. Het betreft met name vrijvallen bij de voorziening herstel onderhoud waarvoor met de gebruiker nadere financieringsafspraken zijn gemaakt.

Rentebaten

Specificatie rentebaten

(Bedragen x € 1.000)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Rentebaten rekening-courant RHB

267

253

0

Rentebaten projecten

517

1.441

0

Overige rentebaten

213

2.121

0

Totaal

997

3.815

0

Het rentepercentage op de rekening-courant RHB is nagenoeg nihil. Rentebaten projecten betreffen rentebaten op à fonds perdu projecten. Tegenover deze baten staan lasten voor de Rijksgebouwendienst als gevolg van voorfinanciering tijdens de realisatiefase. De overige rentebaten betreffen vergoedingen door DJI van boeterente met betrekking tot de afkopen.

Overige baten

Specificatie overige baten

(Bedragen x € 1.000)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Resultaat verkoop onroerend goed (B)

11.671

8.091

0

Resultaat op nazorg

6.465

1.618

0

Baten voorgaande boekjaren

11.788

12.135

4.343

Diverse overige baten

4.774

5.698

5.454

Totaal

34.698

27.542

9.797

In 2014 is een aantal objecten met winst verkocht (€ 8,1 mln.).

De post diverse overige baten betreft onder meer de opbrengsten uit de bestemmingsreserve ten behoeve van apparaats- en onderhoudskosten brandveiligheid ad € 4,4 mln. Daarnaast is sprake van € 1,3 mln. aan baten ter dekking van de leegstandskosten DJI m.b.t. afgekochte complexen (zie ook overige lasten).

Lasten: product huisvesting

Apparaatskosten

Deze post omvat alle apparaatskosten, die niet zijn toegerekend aan de overige producten, huisvestingsprojecten, adviezen, services en beleid) en die gedekt dienen te worden uit 1-opslag Gebruiksvergoeding. De apparaatskosten zijn de kosten voor intern en extern personeel plus de materiële kosten, zoals eigen huisvestingskosten en ICT – kosten.

Specificatie apparaatskosten

(Bedragen x € 1.000)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Personele kosten

81.919

78.946

78.284

waarvan eigen personeel

62.673

59.616

58.375

waarvan externe inhuur

15.940

15.962

17.170

waarvan overige personele kosten

3.306

3.368

1.539

Materiële kosten

28.897

23.188

27.573

waarvan ICT

10.910

10.298

14.140

waarvan bijdrage aan SSO's

0

0

15

Totaal bruto apparaatskosten

110.816

102.134

105.857

Verwerkt als productkosten

42.285

36.277

38.683

Apparaatskosten (netto)

68.531

65.857

67.174

De gerealiseerde bruto apparaatskosten 2014 zijn € 3,7 mln. lager dan begroot. Het betreft met name lagere materiële kosten voor ICT. De personele kosten waren iets hoger dan begroot. Er is sprake van lagere inhuur van externen, maar de gemiddelde ambtelijke bezetting en de salariskosten waren hoger in 2014. Ten opzichte van 2013 is sprake van een daling van de apparaatskosten van de Rijksgebouwendienst.

Huren

Het betreft hier de huren die de Rijksgebouwendienst aan de markt betaalt.

Rentelasten

Onder deze post worden de rentekosten van de rentedragende leningen en (eventuele) debetrente van de rekening courant RHB verantwoord. De rentelasten in 2014 bedragen € 197,3 mln. De realisatie is lager dan de oorspronkelijke raming als gevolg van de lage actuele rentepercentages.

Afschrijvingen

Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) verantwoord. De begrotingsraming is gebaseerd op de geplande opleveringen in de totale projectenportefeuille en de daadwerkelijke realisatie is afhankelijk van de werkelijke opleveringen en activeringen.

Voorzieningen

Er zijn diverse dotaties aan de verschillende voorzieningen gedaan. De belangrijkste betreffen een bijdrage aan de renovatie van Paleis Huis ten Bosch (€ 20 mln.), dotaties in het kader van de voorziening geschillen en rechtsgedingen (€ 10 mln.) en asbest (€ 12,9 mln.).

Investeringen buiten gebruiksvergoedingen

Onder deze post zijn investeringen opgenomen die niet leiden tot een (aanpassing van de) gebruiksvergoeding. Het betreft hier kleinere projecten voor Ministeries en het energiebesparingsprogramma rijkshuisvesting. Kleine projecten voor Ministeries betreffen de integrale kosten van de door de Rijksgebouwendienst uitgevoerde kleine, à fonds perdu gefinancierde, projecten voor Ministeries alsmede à fonds perdu bijdragen aan investeringsprojecten. Het betreft hier over het algemeen (ver)bouwactiviteiten van relatief geringe financiële omvang.

PPS Lasten

De PPS-lasten omvatten de totale vergoeding, die de Rijksgebouwendienst uit hoofde van DBFMO-contracten verschuldigd is aan consortia, gecorrigeerd voor de aflossingscomponent van de langlopende schuld (indien van toepassing).

Overige producten

Services

De post services betreft de integrale kosten (inclusief apparaatskosten) voor werkzaamheden, die volgens de RTB tot de taak van de afnemer worden gerekend (RTB – serviceverlening), maar op verzoek van de afnemers door de Rijksgebouwendienst worden verricht, en overige services.

Adviezen

De Rijksgebouwendienst levert op verzoek van de gebruikers niet-projectgebonden adviezen. De kosten betreffen zowel de interne als externe kosten. De adviesvraag van klanten aan de Rijksgebouwendienst fluctueert over de jaren heen.

Beleidsondersteuning

Onder deze post zijn de door het moederdepartement gefinancierde kosten voor beleidsondersteuning opgenomen.

Overige lasten

Specificatie overige lasten

(Bedragen x € 1.000)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Boekwaardecorrecties

67.138

26.598

4.040

Resultaat verkoop onroerend goed (L)

1.198

907

0

Resultaat op investeringsprojecten (L)

2.593

1.291

0

Lasten voorgaande boekjaren

1.403

5.661

1.717

Diverse overige lasten

13.395

20.629

6.969

Totaal

85.727

55.086

12.726

De afgelopen jaren heeft de Rijksgebouwendienst naar aanleiding van de vaststelling van de masterplannen voor kantoorhuisvesting aanzienlijke boekwaardecorrecties toegepast op de af te stoten voorraad. In 2014 hebben alleen aanpassingen plaatsgevonden voor zover ontwikkelingen bij individuele objecten daar aanleiding toe gaven. De omvang van de correcties is daarmee aanzienlijk minder dan in 2013 (€ 67,1 mln.).

De diverse overige lasten betreffen, naast de (jaarlijkse) kosten voor het programma brandveiligheid (€ 4,4 mln.) en bouwkundig ruimtelijk tekenwerk (€ 2,5 mln.), de volgende posten:

  • leegstandskosten DJI € 1,3 mln. Bij de afkoop van contracten als gevolg van het masterplan DJI ontvangt de Rijksgebouwendienst een vergoeding van DJI voor toekomstige kosten van o.a. leegstandsbeheer. Hiertegenover staan baten (onder de overige baten);

  • bij de (interdepartementale) voorlopige afrekening van de egalisatievordering voor kantoren is besloten het deel van de vordering dat betrekking heeft op bijvoorbeeld het leegstaande deel van de Hoftoren (€ 5,5 mln.) voor rekening te laten komen van de Rijksgebouwendienst. Daarnaast is een aantal mutaties t.o.v. de voorlopige stand (€ 5,2 mln.) ook ten laste van het resultaat van de Rijksgebouwendienst gebracht;

  • diverse kleinere posten (€ 1,7 mln.).

Toelichting op het resultaat

In de onderstaande tabel is het resultaat van de Rijksgebouwendienst gepresenteerd op productniveau.

Specificatie resultaat 2014 per product

(Bedragen x € 1.000)

Baten

Lasten

Resultaat

Huisvesting

1.266.047

1.184.680

81.367

Services

44.885

44.590

295

Adviezen

6.053

6.053

0

Beleidsondersteuning

5.052

5.052

0

Totaal

1.322.038

1.240.376

81.662

Binnen het product huisvesting is een resultaat van € 81,4 mln. gerealiseerd. Naast resultaten op rente en afschrijving speelden vooral boekwaardecorrecties (€ 26,6 mln. Negatief), vrijval/dotaties aan voorzieningen (€ 30,1 mln. Negatief) en afstootresultaten (€ 8,1 mln. positief) een rol.

Het resultaat van de Rijksgebouwendienst is in 2014 aanzienlijk hoger dan in voorgaande jaren als gevolg van de bevriezing van de gebruiksvergoeding. Dit is overigens een effect dat vooraf al was voorzien. De instandhoudingsinvesteringen uit de instandhoudingsplicht van de Rijksgebouwendienst leiden pas op termijn in volle omvang tot hogere kosten. Om deze reden is in 2014 ook reeds een deel van de gebruiksvergoeding via een incidentele korting van de tarieven aan de gebruikers gerestitueerd (€ 53,6 mln.).

Naast de ontwikkelingen in het stelsel en de positieve resultaten die daaruit voorvloeiden in 2014, is vergeleken met voorgaande jaren tegelijkertijd sprake geweest van een fors lagere druk op het resultaat als gevolg van boekwaarderisico's.

Het vermogen van de Rijksgebouwendienst overstijgt per 31-12-2014 de bandbreedte van het toegestane eigen vermogen met € 33,1 mln. Zoals besproken met de SG BZK in het eigenaarsoverleg van 15 december 2014 is het voorstel van de DG Rijksvastgoedbedrijf deze overschrijding in 2015 terug te betalen aan de departementen.

Balans per 31 december 2014 (bedragen x € 1.000)

Balans

   

(Bedragen x € 1.000)

31 december 2014

31 december 2013

ACTIVA

   

Vaste activa

   

Materiële vaste activa

   

Grond en gebouwen

5.275.015

5.680.551

Onderhanden huisvestingsprojecten (leenfaciliteit)

267.580

184.167

Inventaris en overige bedrijfsmiddelen

0

23

 

5.542.595

5.864.741

Financiële Vaste Activa

   

Egalisatierekening

422.020

598.785

PPS en Afkopen BTW

376.125

389.285

 

798.145

988.070

Vlottende activa

   

Onderhanden werk services, adviezen en overig

33.932

46.273

Debiteuren en overige vorderingen

53.100

67.551

Overlopende activa

17.265

20.644

 

104.297

134.468

Liquide middelen

   

Banken en kas

0

0

RHB

523.417

128.463

 

523.417

128.463

TOTAAL ACTIVA

6.968.454

7.115.742

PASSIVA

   

Eigen vermogen

   

Exploitatiereserve

68.591

54.516

Bestemmingsreserves

62.305

66.683

Onverdeeld resultaat

81.662

14.073

 

212.558

135.272

Voorzieningen

   

Voorziening Asbestverontreiniging

47.846

38.841

Voorziening Herstel Onderhoud

20.753

35.630

Overige voorzieningen

30.369

6.684

 

98.968

81.155

Langlopende schulden

   

Leenfaciliteit Financiën

5.538.246

5.742.593

Overige langlopende schulden

378.083

390.970

 

5.916.329

6.133.563

Kortlopende schulden

   

Nazorgbudgetten

23.464

29.882

Crediteuren

19.231

23.112

Overige schulden en overlopende passiva

257.323

195.082

Kortlopend deel langlopende schulden

440.581

517.676

 

740.599

765.752

     

TOTAAL PASSIVA

6.968.454

7.115.742

Toelichting

Materiële Vaste Activa

De versobering van het gevangeniswezen is vormgegeven in het Masterplan DJI. Naar aanleiding van kritiek van de Tweede Kamer op het eerste Masterplan DJI, heeft Staatssecretaris van het Ministerie van Veiligheid en Justitie op 19 juni 2013 een aangepast Masterplan naar de Tweede Kamer gestuurd. Op 24 april 2013 is een kaderovereenkomst getekend door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de Rijksgebouwendienst. In deze overeenkomst zijn de financiële consequenties van Masterplan DJI uitgewerkt. De restboekwaardes worden door de DJI aan de Rijksgebouwendienst vergoed. Pas bij sluiting van een penitentiaire inrichting en na instemming van DJI op de individuele afkoopbrieven wordt overgegaan tot facturatie. In 2013 heeft de financiële afwikkeling voor de eerste complexen plaatsgevonden. Ook in 2014 is sprake van financiële afwikkeling voor een aantal complexen. De boekwaarde van de betreffende complexen is hierna nihil.

Financiële Vaste Activa

Egalisatierekening

Het gebruik van de egalisatierekening is verbonden met de regeling Rekenmethodiek Rijksgebouwendienst (RMR). Deze methodiek is, als onderdeel van het Rijkshuisvestingsstelsel, door de ministerraad vastgesteld. Het Ministerie van Financiën heeft bij brief BZ 2006–878 d.d. 23/01/2007 ingestemd met de egalisatierekening. Met brief BZ 2007–00220 d.d. 26/11/2007 is de egalisatierekening aangemerkt als geaccepteerde afwijking van de Regeling baten-lastendiensten 2007. Ook de Algemene Rekenkamer heeft aangegeven met de regeling RMR in te stemmen bij brief 6004413R d.d. 31/08/2006.

De gebruiksvergoeding voor rente en afschrijving wordt bij aanvang zodanig vastgesteld dat gedurende de contractperiode de netto contante waarden van de kosten en de opbrengsten elkaar dekken. Hierbij wordt bij de berekening van de gebruiksvergoeding uitgegaan van een verwachte inflatie. Voor de departementen leidt dit over de gehele periode tot een vaste gebruiksvergoeding, die uitsluitend door de stijging van het prijsindexcijfer wordt beïnvloed.

De totale kosten van rente en afschrijvingen dalen over de jaren. Het verschil tussen kosten en opbrengsten wordt jaarlijks op contractniveau geëgaliseerd en in de balans tot uitdrukking gebracht in een langlopende afdwingbare vordering op de gebruikers van de objecten. De vordering wordt over de totale contractperiode geneutraliseerd en is bij afloop van het contract nihil. Bij vroegtijdige contractontbinding wordt de opgebouwde vordering (= egalisatie) door de klant afgekocht.

Er wordt geen egalisatieberekening meer toegepast op verhuurcontracten die niet zijn herberekend bij verlenging per 1-1-2013 en per 1-1-2014 (bevriezing gebruiksvergoeding respectievelijk kantoren en specialties).

Egalisatierekening (bedragen x € 1.000)

Saldo per 1 januari 2014

   

Egalisatie afschrijvingskosten

248.193

 

Egalisatie rentekosten

350.592

 
   

598.785

Mutaties

   

Egalisatie afschrijvingskosten

– 4.420

 

Egalisatie rentekosten

– 5.009

 

Afgekochte egalisatie afschrijvingskosten

– 50.319

 

Afgekochte egalisatie rentekosten

– 117.014

 
   

– 176.762

Saldo per 31 december 2014

   

Egalisatie afschrijvingskosten

193.454

 

Egalisatie rentekosten

228.569

 

Saldo per 31 december 2014

 

422.023

In het kader van de invoering van de nieuwe beprijzing voor kantoren per 1 januari 2016 wordt de openstaande egalisatievordering per 31 december 2015 afgerekend met de departementen. Het Ministerie van Financiën heeft ingestemd met vervroegde aflossing in 2014 door departementen die daar financiële ruimte voor hadden binnen de begroting 2014. Hier is door alle departementen gebruik van gemaakt. Daarnaast heeft € 27,1 mln. betrekking op reguliere afkopen (bij vervroegde contractsbeëindiging) en op vervroegde afrekening van de egalisatievordering door de sluiting van penitentiaire inrichtingen conform het masterplan DJI.

Vorderingen PPS

De Regeling Agentschappen is van toepassing bij de Rijksgebouwendienst. Deze Regeling zou door artikel 17 lid 9 voor de Rijksgebouwendienst tot gevolg hebben dat een ongelijksoortige behandeling van PPS-projecten zou ontstaan. Het Ministerie van Financiën heeft toestemming verleend om de huidige verwerkingswijze van de PPS-projecten te handhaven en deze als financieel vast actief in de balans op te nemen.

PPS Contracten (bedragen x € 1.000)

Saldo per 1 januari 2014

   

398.339

       

Mutaties

     

Oprenting

+/+

21.428

 

Betalingen

– /-

33.333

 

Nieuw contract

+/+

0

 
     

– 11.905

Saldo per 31 december 2014

   

386.434

       

Toelichting PPS Contracten

     

(Bedragen x € 1.000)

     

Kortlopend deel

   

12.540

Langlopend deel

   

373.894

Saldo per 31 december 2014

   

386.434

De vorderingen omvatten de geïndexeerde renovatiekosten respectievelijk bouwkosten van een in publiek, privaat samenwerking (PPS) uitgevoerd project. Tegenover deze vorderingen staat een zelfde bedrag aan schulden aan de consortia in verband met het design, build, finance maintain and operate (DBFMO)-contracten die ten behoeve van deze projecten zijn afgesloten.

In 2014 is geen nieuw PPS – project opgeleverd waarbij activering noodzakelijk is.

Afkoop BTW
(Bedragen x € 1.000)

Saldo per 1 januari 2014

   

3.681

       

Mutaties

     

Afname

– /-

741

 

Afgekochte BTW

+/+

0

 
     

– 741

Saldo per 31 december 2014

   

2.940

       

Toelichting Afkoop BTW

     

(Bedragen x € 1.000)

     

Kortlopend deel

   

709

Langlopend deel

   

2.231

Saldo per 31 december 2014

   

2.940

Activering van afgekochte BTW heeft in het verleden plaatsgevonden op basis van goedkeuring van het Ministerie van Financiën. Deze afkopen zijn opgenomen in de gebruiksvergoeding. Er worden geen nieuwe BTW-afkopen meer gedaan met gebruik van de leenfaciliteit.

Toelichting op het eigen vermogen
Overzicht vermogensontwikkeling 2014 excl. bestemmingsreserves
(Bedragen x € 1.000)

Saldo per 1 januari 2014

135.272

Correctie bestemmingsreserves

– 66.681

Bijdrage door het moederdepartement

0

Uitkering aan het moederdepartement

0

Exploitatiereserve

68.591

Saldo van baten en lasten

81.662

Rgd eigen vermogen ultimo 2014 t.b.v. normering eigen vermogen

150.253

Het vermogen van de Rijksgebouwendienst overstijgt per 31-12-2014 de bandbreedte van het toegestane eigen vermogen met € 20,3 mln. Uiterlijk bij eerste suppletoire 2015 wordt het vermogen hersteld tot het maximaal toegestane vermogen door middel van afroming door de eigenaar.

Voorzieningen

Een voorziening wordt opgenomen indien:

  • De Rijksgebouwendienst een bestaande verplichting heeft ten gevolge van een gebeurtenis in het verleden;

  • Het waarschijnlijk is dat voor de afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen noodzakelijk is;

  • Een betrouwbare schatting kan worden gemaakt van de omvang van de verplichting.

Overzicht voorzieningen per 31 december 2014

(Bedragen x € 1.000)

Stand 01-01-2014

Onttrekking

Dotatie

Vrijval

Stand 31-12-2014

Asbestverontreiniging

38.841

– 2.779

12.943

– 1.160

47.846

Wachtgelden en FPU uitk.

932

– 504

0

– 151

277

Huis ten Bosch

0

– 3.101

20.000

0

16.899

Bodemsanering

4.532

– 30

0

– 2.350

2.152

Verlieslatende contracten

1.220

– 179

0

0

1.041

Herstel onderhoud

35.630

– 3.937

2.287

– 13.227

20.753

Geschillen en rechtsgedingen

0

0

10.000

0

10.000

Sub-totaal

81.155

– 10.531

45.230

– 16.887

98.967

           

Dubieuze debiteuren

1.000

0

1.728

0

2.728

Totaal

82.155

– 10.531

46.958

– 16.887

101.696

Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen bestaan uit:

Post

Omschrijving

Bedrag

Markthuren

De totale nominale betalingsverplichting voor de gehele contractsduur, die voortvloeit uit panden welke zijn gehuurd uit de markt.

looptijd < 1 jaar € 35,6mln.

looptijd > 1 ≤ 5 jaar € 428,4 mln.

looptijd > 5 jaar € 369,5 mln.

Geïntegreerde contracten (PPS)

De waarderingsgrondslag voor de niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen in het jaarverslag 2014 is identiek aan de gevolgde systematiek in voorgaande jaren.

 
 

– Er zijn per 31 december 2014 5 DBFMO contracten waar financial close heeft plaatsgevonden, waarvan de oplevering in de komende jaren gepland is.

 
 

– PI Zaanstad (planning oplevering maart 2016)

– € 474,0 mln.

 

– Nieuwbouw Hoge Raad (Den Haag)(planning oplevering november 2015)

– € 208,8 mln.

 

– Bezuidenhoutseweg 30 (Den Haag)(planning oplevering juni 2016)

– € 146,4 mln.

 

– Rijnstraat 8 (Den Haag)(planning oplevering oktober 2016)

– € 615,4 mln.

 

– Nieuwe huisvesting RIVM/CBG (planning oplevering september 2018)

– € 654,4 mln.

 

Opgeleverde DBFMO-contracten waarbij sprake is van een financiële verplichting m.b.t. onderhoud en facilitaire diensten (4 contracten)

€ 497,4 mln.

PPS contract zonder eigendom

– Opgeleverd DBFMO-contract zonder eigendom (1 contract)

€ 36,5 mln.

Vastgoed

– Aanbrengen luifel in Knoopkazerne te Utrecht.

€ 0,5 mln.

Projecten

De verplichting is gelijk gesteld aan de geraamde betalingen in 2014 en volgende jaren ten behoeve van de projecten in projectadministratie.

€ 447,1 mln.

Verplichting afdracht eigen vermogen boven € 130 mln.

Het vermogen van de Rijksgebouwendienst overstijgt per 31-12-2014 de bandbreedte van het toegestane eigen vermogen met € 20,3 mln. Zoals besproken met de SG BZK in het eigenaarsoverleg van 15 december 2014 is het voorstel van de DG Rijksvastgoedbedrijf deze overschrijding in 2015 terug te betalen aan de departementen.

€ 20,3 mln.

Kasstroomoverzicht over 2014

(bedragen x € 1.000)
   

1

2

(3)=(2)-(1)

Omschrijving

 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2014

 

263.701

128.463

– 135.238

         

2. Operationele kasstroom

 

363.043

791.231

428.188

         

3a. Totaal investeringen

– /-

– 425.000

– 205.729

219.271

3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen

+/+

129.550

91.529

– 38.021

         

3. Totaal Investeringskasstroom

 

– 295.450

– 114.200

181.250

         

4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement

– /-

 

0

0

4b. Eenmalige storting door moederdepartement

+/+

 

0

0

4c. Aflossingen op leningen

– /-

– 392.120

– 481.547

– 89.427

4d. Beroep op leenfaciliteit

+/+

425.000

199.470

– 225.530

         

4. Totaal financieringskasstroom

 

32.880

– 282.077

– 314.957

         

5. Rekening-courant RHB 31 december 2014

 

364.174

523.417

159.243

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht. In dit model vormen de posten 3a, 4a en 4c de kapitaaluitgaven, terwijl de posten 3b, 4b en 4d de kapitaalontvangsten vormen.

Operationele kasstroom

Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten egalisatie, voorzieningen en kortlopende activa en passiva en langlopende activa en passiva, voor zover dit niet betreft de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom bestaat uit het saldo van investeringen en (boekwaarde van de) desinvesteringen. De afwijking ten opzichte van de begroting is het gevolg van lagere investeringen en dientengevolge een lager kasberoep, dit is bij de 2e suppletoire begroting als mutatie verwerkt.

Financieringskasstroom

De aflossingen op leningen bestaan uit de aflossing op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën (€ 481,6 mln.). Alleen voor de investeringen in huisvestingsprojecten en voor de terugbetaling van de voorfinancieringen wordt een beroep op de leenfaciliteit gedaan.

Zoals ook in de 2e suppletoire begroting gemeld, waren er in 2014 minder investeringsmiddelen nodig vanwege vertraging in de start en uitvoering van huisvestingsprojecten. Het betreft hier met name projecten in het kader van de masterplannen huisvesting en het instandhoudingsprogramma waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf zelf opdrachtgever is. Gelet op noodzaak de masterplannen binnen beperkte tijd uitgevoerd te hebben vanwege de ingeboekte bezuinigingen door de kabinetten Balkenende IV en Rutte I, zullen de projecten de komende jaren zeker tot uitvoering komen. Het is niet uitgesloten dat op enig moment tot verhoging van het leenplafond van een bepaald jaar moet worden overgegaan.

Overzicht doelmatigheidindicatoren per 31 december 2014

Producten en diensten

2011

2012

2013

Streefwaarde 2014

Realisatie 2014

Omzet product huisvesting * € 1.000

1.365.730

1.387.719

1.381.032

1.219.481

1.195.732

Omzet product adviezen * € 1.000

8.819

10.422

11.631

4.495

6.053

Omzet product services * € 1.000

45.996

49.227

39.831

36.865

44.885

           

Saldo van baten en lasten * € 1.000

– 53.633

– 21.821

14.073

45.651

81.662

Saldo van baten en lasten (%)

– 3,8

– 1,5

1,2

3,5

6,2

           

Huisvestingsvoorraad in mln. m2 BVO

7.068

7.013

6.859

6.414

6.470

waarvan verhuurd

6.717

6.460

6.153

5.985

5.741

Leegstand voor rekening Rgd

4,8%

5,3%

6,3%

6,0%

5,9%

ITK

2,21

2,29

2,32

2,1–2,8

2,39

           

Bedrijfsvoering

         

Gemiddelde bezetting fte's

873

794

766

700

737

Gemiddelde loonkosten * € 1

75.864

77.668

80.270

n.v.t.

79.265

Bruto Apparaat/omzet

9,1%

8,1%

7,7%

8,1%

7,7%

Toelichting

Leegstand

De leegstand voor rekening van de Rijksgebouwendienst (5,9%) is lager dan begroot (6,0%). De daling van de huisvestingsvoorraad is licht lager dan begroot. Dit is onder andere het gevolg van het inzetten van een deel van de overtollige DJI voorraad voor de huisvestingsbehoefte van het COA.

ITK

De indicator technische kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties. De ITK in 2014 is 2,39 en voldoet daarmee aan de doelstelling dat deze tussen de 2,1 en 2,8 blijft.

Bezetting in fte’s

De gemiddelde bezetting over 2014 was 737 fte. De werkelijke bezetting per 31 december 2014 bedroeg 741 fte. Deze ontwikkeling is in lijn met de verwachte werklastontwikkeling voor de komende jaren van het Rijksvastgoedbedrijf.

Gemiddelde loonkosten

De gemiddelde loonkosten per fte bedragen in 2014 € 79.265.

Onder de loonkosten ambtelijk personeel vallen de salarissen, inclusief aanspraken op vakantiegeld en eindejaarsuitkering, alsmede incidentele beloningen. De loonkosten waren in 2013 hoger dan in 2014 door incidentele uitgaven in het kader van sociaal flankerend beleid.

Apparaatsindicator bruto apparaat/omzet

De apparaatsindicator continueert een dalende lijn en geeft daarmee een indicatie van een toenemende efficiency. De omzet is nagenoeg gelijk aan het voorgaande jaar terwijl sprake is van een reductie van de apparaatskosten. Er is met name sprake van lagere materiële kosten dan begroot.

3.8 Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

Inleiding

Het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) houdt zich bezig met verkoop, ingebruikgeving en ontwikkeling. De hoofddoelstelling van verkoop en ingebruikgeving is het doelmatig verkopen van overtollig rijksvastgoed en het doelmatig in gebruik geven van rijksvastgoed. De ontwikkelpoot van de dienst opereert namens het Rijk bij de planvorming van complexe ruimtelijke projecten.

Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) is op 1 juli 2014 van start gegaan. Het RVB heeft de intentie om de drie onderliggende agentschappen per 1 januari 2016 samen te voegen. Het RVB is dan ook voornemens om een nieuwe aanvraag in te dienen voor de status van agentschap. Vooruitlopend op een samenvoeging is op 1 januari 2015 is de ministeriële verantwoordelijkheid voor de Dienst Vastgoed Defensie overgegaan van de Minister van Defensie naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze jaarrekening 2014 betreft in financiële termen dan ook enkel het baten-lastenagentschap RVOB.

Het RVOB heeft in het boekjaar 2014 een positief netto resultaat van € 2,7 mln. behaald. Het verschil van € 2,1 mln. tussen het maximaal toegestaan eigen vermogen (5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaar: € 1,2 mln.) en het aanwezige eigen vermogen van € 3,3 mln. dient volgens de regeling agentschappen voor de eerste suppletoire 2015 te worden afgeroomd door de eigenaar.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2013

Baten

       

Omzet moederdepartement

20.979

23.141

2.162

21.888

Omzet overige departementen

100

169

69

46

Omzet derden

1.350

1.872

522

1.764

Rentebaten

20

180

160

172

Vrijval voorzieningen

0

108

108

425

Bijzondere baten

0

122

122

9

Totaal baten

22.449

25.592

3.143

24.304

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– Personele kosten

15.453

16.066

613

15.902

Waarvan eigen personeel

15.053

14.657

– 396

14.721

Waarvan externe inhuur

400

1.409

1.009

1.181

Waarvan overige personele kosten

0

0

0

0

– Materiële kosten

6.496

4.557

– 1.939

4.950

Waarvan apparaat ICT

1.400

1.506

106

1.261

Waarvan bijdrage aan SSO's

750

634

– 116

661

Waarvan overige materiële kosten

4.346

2.417

– 1.929

3.028

Afschrijvingskosten

       

– Immaterieel

25

11

– 14

23

– Materieel

287

74

– 213

306

Overige lasten

       

– Dotaties voorzieningen

0

34

34

0

– Rentelasten

0

0

0

0

– Bijzondere lasten

0

2.191

2.191

0

Totaal lasten

22.261

22.933

672

21.181

Saldo van baten en lasten

188

2.659

2.471

3.123

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement (Bedragen x € 1.000)

De omzet moederdepartement is onderverdeeld naar de volgende productgroepen:

Producten:

(1) Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2013

Erfpacht

855

1.142

287

1.053

Huur

3.621

4.069

448

4.096

Pacht

1.883

1.660

– 223

1.529

Medegebruik

1.804

1.728

– 76

1.508

Behandelen zakelijke lasten

1.308

895

– 413

937

Onbeheerde nalatenschappen

829

1.001

172

1.010

Bodemmaterialen

322

253

– 69

255

Beheerstaken in eigen beheer

686

501

– 185

615

Verkopen

5.675

5.295

– 380

6.512

Aankopen

116

77

– 39

89

Taxatie & Advies

1.370

1.552

182

1.499

Directie Ontwikkeling

2.510

2.785

275

2.785

Inzet bijdrage moeder tbv fusiekosten

0

2.183

2.183

0

Totaal

20.979

23.141

2.162

21.888

De omzet moederdepartement is opgebouwd op basis van aantal uren*tarief. Het tarief voor 2014 bedroeg € 110. Voor de ontwikkelproducten gelden tarieven voor directeuren, projectleiders en projectondersteuners van respectievelijk € 130, € 112 en € 83. De omzet voor de bijdrage van de moeder ten behoeve van de fusiekosten is bepaald op basis van de omvang van de werkelijke uitgaven.

Omzet overige departementen

Dit betreft grotendeels de gedeclareerde uren ten behoeve van de benzineveilingen.

Omzet derden

Voor de ICT-dienstverlening aan Domeinen Roerende Zaken is in 2014 € 0,4 mln. hogere omzet gerealiseerd in verband met meerwerk.

Rentebaten

In verband met de vooruitontvangsten van bijdragen voor de ontwikkeling van het Hembrugterrein is € 15,0 mln. tijdelijk op een deposito geplaatst. Hierop is rente ontvangen.

Vrijval voorzieningen

Naar aanleiding van de beoordeling van de voorziening wachtgelden heeft een vrijval plaatsgevonden.

Bijzondere baten

Dit betreft de vrijval van een nog te betalen post uit een voorgaand boekjaar.

Lasten

Personele kosten

De lagere personele kosten van het eigen personeel zijn grotendeels het gevolg van een behoudend personeelsbeleid.

De realisatie van de kosten van de externe inhuur is hoger uitgevallen als gevolg van extra ondersteuning bij het project Hembrugterrein.

Materiële kosten (Bedragen x 1.000)

Categorieën

(1) Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2013

ICT

1.400

1.506

106

1.261

Huisvesting (inclusief huren)

2.868

2.813

– 55

2.833

Opleiding en wervingskosten

420

296

– 124

262

Reis – en verblijfkosten

644

634

– 10

602

Communicatie

252

41

– 211

173

Landsadvocaat

500

570

70

0

Overig (inclusief plankosten)

412

571

159

971

Overboeking naar onderhanden werk

0

– 1.874

– 1.874

– 1.152

Totaal

6.496

4.557

– 1.939

4.950

ICT

In verband met de uniformering van de diverse onderdelen binnen het RVB is de afspraak gemaakt de activeringsgrens te wijzigen voor het activeren van de (im)materiële vaste activa. Deze wijziging heeft geleid tot een verhoging van de ICT-kosten van € 0,5 mln.

Deze kosten zijn nagenoeg volledig binnen het reguliere kader opgevangen.

Overige posten

De overige materiële posten kennen een onderschrijding van in totaal € 0,4 mln.

Overboeking naar onderhanden werk

Er is € 1,9 mln. vanuit de apparaatskosten doorbelast naar het onderhanden werk. Het betreft kosten met betrekking tot de gebiedsontwikkelingsprojecten Hembrugterrein en Valkenburg.

Afschrijvingskosten

Door het wijzigen van de activeringsgrens voor de vaste activa, vallen de afschrijvingskosten fors lager uit.

Overige lasten

De fusiekosten zijn geheel verantwoord als bijzondere lasten. Hier tegenover staat de extra omzet moederdepartement.

Balans per 31 december 2014 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2014

Balans 2013

Activa

   

Immateriële vaste activa

1

29

Materiële vaste activa

   

Grond en gebouwen

43

86

Installaties en inventarissen

49

586

Overige materiële vaste activa

36

119

Onderhanden werk grondexploitaties

113.638

103.659

Vordering op Ministerie van BZK

81.500

80.000

Debiteuren

1.205

206

Nog te ontvangen

1.690

5.242

Liquide middelen

33.535

28.386

Totaal activa

231.697

218.313

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

Exploitatie reserve

674

1.209

Risicoreserve

11.549

11.549

Onverdeeld resultaat

2.659

3.123

Voorzieningen

80

230

Leningen bij het MvF

190.211

178.955

Crediteuren

0

1

Nog te betalen

26.524

23.246

Totaal passiva

231.697

218.313

Toelichting

Activa

Materiële vaste activa

De algemene grondslag voor de waardering van de materiële vaste activa is de verkrijgings- of vervaardigingsprijs inclusief BTW, verminderd met cumulatieve afschrijvingen. Afschrijvingen op materiële vaste activa zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur, rekening houdend met eventuele restwaarde. Deze afschrijving vindt lineair plaats. Voor wat betreft de afschrijvingstermijnen is aangesloten bij de afschrijvingstermijnen van de Regeling Agentschappen. De afschrijvingsbedragen worden berekend vanaf de eerste maand na ingebruikname.

Materiële vaste activa (bedragen x € 1.000)

Saldo per 1 januari 2014

 

791

Correctie beginbalans

 

– 518

Gecorrigeerd saldo per 1 januari 2014

 

273

     

Mutaties in de boekwaarde

   

Afschrijvingen (-/-)

– 74

 

Investeringen (+)

13

 

Desinvesteringen (-/-)

– 21

 

Overige mutaties (-/-)

– 63

 
   

– 145

Saldo per 31 december 2014

 

128

In verband met de uniformering van de diverse onderdelen binnen het RVB is de afspraak gemaakt de activeringsgrens te wijzigen naar € 5.000 per activum voor het activeren van de (im)materiële vaste activa. Besloten is deze wijziging door te voeren per 1 januari 2014.

Het RVOB hanteerde tot en met 2013 een activeringsgrens van € 1.000 per activum. De investeringen zijn op basis van de nieuwe regel beoordeeld en daar waar nodig gecorrigeerd. Dit heeft geleid tot een correctie op de beginbalans voor de investeringen die zijn gedaan tot en met 2013.

Onderhanden werk grondexploitaties en Vordering op Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Het onderhanden werk grondexploitaties is eveneens gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs, zo nodig gecorrigeerd indien de verwachte opbrengstwaarde lager is.

Onderhanden werk grondexploitaties (bedragen x € 1.000)

Saldo per 1 januari 2014

 

103.659

     

Mutaties

   

Rente (+)

5.561

 

Investeringen (+)

6.120

 

Subsidies (-/-)

– 202

 

Correctie opbrengsten (-/-)

– 1.500

 
   

9.979

Saldo per 31 december 2014

 

113.638

Vordering op Ministerie van BZK

   

(Bedragen x € 1.000)

   

Saldo per 1 januari 2014

 

80.000

Mutatie 2014

1.500

 
   

1.500

Saldo per 31 december 2014

 

81.500

Het onderhanden werk neemt in 2014 toe met € 11,7 mln. voor rente en investeringen en neemt voor € 0,2 mln. af voor ontvangen subsidies.

Met de brief van de Ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Tweede Kamer, 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader (TK, 2010, 32 275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten – waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's – plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van het project om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop van de grond. In verband met de marktontwikkelingen en andere factoren zijn de verwachte opbrengsten voor de projecten Hembrug en Valkenburg ten opzichte van de eerdere waardebepaling lager ingeschat en heeft een correctie plaatsgevonden op het onderhanden werk. De correctie leidt tot het instellen van een vordering op het moederdepartement, conform de methodiek zoals opgenomen in het Financieel Kader.

Debiteuren

De vorderingen op debiteuren worden gewaardeerd tegen nominale waarde, er is geen voorziening voor oninbaarheid opgenomen. Het saldo betreft een vordering voor de Bloemendalerpolder en een vordering op Domeinen Roerende Zaken voor een afrekening voor de ICT-dienstverlening.

Nog te ontvangen

Deze post heeft vooral betrekking op nog te ontvangen bijdragen betreffende het project Bloemendalerpolder.

Liquide middelen(bedragen x € 1.000)

Kas

0

Bank

0

Depositorekening

21.000

Rekening-courant RHB

12.535

Saldo per 31 december 2014

33.535

De post liquide middelen bestaat voornamelijk uit in 2012 vooruit ontvangen en op deposito geplaatste bijdragen van het Ministerie van Defensie en de gemeente Zaanstad voor het project Hembrugterrein.

Passiva

Eigen Vermogen

De berekening van de maximale exploitatiereserve is gebonden aan de 5%-regel. Deze houdt in dat maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaren als exploitatiereserve mag worden aangehouden.

De risicoreserve is gevormd ten behoeve van risico's op projecten (onderhanden werk) die het RVOB voor eigen rekening en risico (gaat) verricht(en) en wordt niet tot de 5%-grens gerekend.

Overzicht vermogensontwikkeling over de jaren 2012–2014
(Bedragen x € 1.000)
 

2012

2013

2014

Saldo per 1 januari 2014

7.840

12.758

15.881

Saldo van baten en lasten

4.918

3.123

2.659

       

Directe mutaties in het eigen vermogen

     

Uitkering aan het moederdepartement

0

0

– 3.123

Bijdrage door het moederdepartement

0

0

0

Overige mutaties

0

0

– 535

Saldo per 31 december 2014

12.758

15.881

14.882

De overwinst 2013 ter grootte van € 3,1 mln. is afgedragen aan het moederdepartement. Deze is terugontvangen ter dekking van de fusiekosten van het RVB.

In verband met de uniformering van de diverse onderdelen binnen het RVB is de afspraak gemaakt de activeringsgrens te wijzigen voor het activeren van de (im)materiële vaste activa. Dit heeft geleid tot een correctie op de beginbalans van € 0,5 mln. Dit is opgenomen als overige mutatie.

Risicoreserve (bedragen x € 1.000)

Saldo per 1 januari 2014

 

11.549

     

Mutatie 2014

0

 
     

Saldo per 31 december 2014

 

11.549

In 2014 heeft geen mutatie op de risicoreserve plaatsgevonden omdat de overwinst uit 2013 werd ingezet ten behoeve van de fusiekosten van het RVB. De overwinst 2014 bedraagt € 3,3 mln. en bestaat uit het saldo per 31 december 2014 van het vermogen ter grootte van € 14,9 mln. en de risicoreserve van € 11,6 mln. Van deze overwinst 2014 mag € 1,2 mln. conform de Regeling Agentschappen als Eigen Vermogen worden aangehouden. Het restant van € 2,1 wordt door het Ministerie van BZK als eigenaar van het RVOB voor de eerste suppletoire 2015 afgeroomd.

Bij het RVOB is op dit moment alleen een voorziening voor wachtgelden.

Overzicht voorzieningen per 31 december 2014 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Stand 01-01-2014

Onttrekking

Dotatie

Vrijval

Stand 31-12-2014

Wachtgelden

230

– 76

34

– 108

80

Totaal

230

– 76

34

– 108

80

Bij de vorming van de voorziening wachtgelden is rekening gehouden met de totale nominale kosten van voormalig personeel dat gebruik maakt van de wachtgeldregelingen gedurende de afgesproken looptijd.

In verband met de uniformering van de diverse onderdelen binnen het RVB is de afspraak gemaakt de voorziening wachtgelden tegen nominale waarde te waarderen en geen correcties te verrichten voor inflatie en kans op overlijden.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Deze post bestaat uit leningen aangegaan voor de uitgaven voor het onderhanden werk. Hieronder valt ook de lening voor de rente die conform afspraken in 2014 wordt bij geleend. Er is overigens ultimo 2014 geen sprake van «kortlopende» aflossingen omdat niet verwacht wordt dat in 2015 wordt verkocht.

In uitzondering op de Regeling Agentschappen:

Wordt de rente op de lening in 2014 niet betaald aan het Ministerie van Financiën, maar toegevoegd aan de lening;

Leent het RVOB ten behoeve van investeringen in vlottende activa. De verworven grondposities zijn immers niet bestemd voor de eigen bedrijfsvoering maar kwalificeren als onderhanden werk. De investeringen betreffen niet alleen de grondverwerving, maar ook de bijkomende kosten voor inzet personeel, de externe plankosten en de eventuele kosten voor tijdelijk beheer van de grond.

Leningen bij het Ministerie van Financiën(Bedragen x € 1.000)

Saldo per 1 januari 2014

 

178.955

     

Mutaties

   

Beroep op leenfaciliteit (+)

11.256

 

Aflossingen op leningen (-/-)

0

 
   

11.256

Saldo per 31 december 2014

 

190.211

Nog te betalen

De post bestaat voornamelijk uit in 2012 vooruitontvangen bijdragen van Defensie en de gemeente Zaanstad voor het project Hembrugterrein en de rekening-courant verhouding met fusiepartner Rijksgebouwendienst.

Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen

Het RVOB heeft een vordering van € 0,1 mln. op een in 2013 failliet verklaard bedrijf.

Daarnaast is het RVOB in beroep gegaan tegen een vonnis inzake een claim ad € 3,3 mln. (door Hoogheemraadschap Rijnland). Deze claim is ontstaan omdat het RVOB, als gevolg van aanwezig gebleken explosieven, een verhuurd terrein binnen het project Valkenburg niet tijdig vrij heeft kunnen geven.

Kasstroomoverzicht over 2014 (bedragen x € 1.000)
   

(1) Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2014 + stand depositorekeningen

20.003

28.386

8.383

2.

Totaal operationele kasstroom

– 6.467

2.390

8.857

3a

Totaal investering (-/-)

– 23.631

– 6.141

17.490

3b

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

21

21

3.

Totaal investeringskasstroom

– 23.631

– 6.120

17.511

4a

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 76

– 3.123

– 3.047

4b

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

746

746

4c

Aflossingen op leningen (-/-)

0

0

0

4d

Beroep op leenfaciliteit (+)

23.200

11.256

– 11.944

4.

Totaal financieringskasstroom

23.124

8.879

– 14.245

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

13.029

33.535

20.506

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht. In dit model vormen de posten 3a, 4a en 4c de kapitaaluitgaven, terwijl de posten 3b, 4b en 4d de kapitaalontvangsten vormen.

  • Operationele kasstroom. Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten voorzieningen en kortlopende activa en passiva en langlopende activa en passiva. Dit voor zover het niet de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën betreft;

  • Investeringskasstroom. Betreft de investeringen in het onderhanden werk van de gebiedsontwikkelingsprojecten;

  • Financieringskasstroom.

De volledige overwinst 2013 is door FEZ teruggestort ten behoeve van de fusiekosten. Het niet bestede deel staat op de balans gereserveerd ter gedeeltelijke dekking van de fusiekosten 2015. Het bestede deel is verantwoord als omzet moederdepartement.

Het beroep op de leenfaciliteit bestaat uit de investeringen en de rente met betrekking tot de gebiedsontwikkelingsprojecten.

Overzicht doelmatigheidindicatoren per 31 december 2014

Invulling taakstelling

De in de ontwerpbegroting opgenomen invulling van de taakstellingen voor 2014 betreft € 1,1 mln. waarvan € 0,6 mln. personele lasten en € 0,5 mln. materiële lasten. De taakstelling heeft invulling gekregen door een terughoudend vacaturebeleid waardoor de personele kosten op het gewenste niveau zijn gekomen. Hiernaast is gekort op de materiële lasten, op basis van de analyse van structurele onderschrijdingen.

Omschrijving Generiek Deel

Realisatie

Oorspronkelijke begroting

 

2011

2012

2013

2014

2014

Kostprijzen per product (* € 1)

         

Pacht

574

601

594

638

600

Huur

625

695

632

891

709

Erfpacht

513

494

624

429

491

Medegebruik/overig

417

449

470

440

436

Zakelijke lasten

375

263

243

264

273

Omzet per productgroep (* € 1.000)

         

Homogene producten

11.445

10.713

10.388

10.923

10.622

Heterogene producten

13.460

14.928

13.916

14.605

11.827

Totale omzet

24.905

25.641

24.304

25.528

22.449

Aandeel directe uren

61%

62%

63%

62%

62%

Aantal directe uren voor medewerker in primair proces

1.350

1.391

1.361

1.334

1.320

FTE-totaal (excl. externe inhuur), begrotingssterkte

228,5

217,3

208,6

201,0

242,1

Mate van kostendekkendheid

100%

100%

100%

100%

100%

Saldo van baten en lasten (%)

9%

19%

13%

10%

1%

Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ)

84%

92%

96%

89%

70%

Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld

92%

100%

100%

100%

80%

Toelichting

Omzet naar productgroep

Het RVOB heeft voor de taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet twee soorten producten onderscheiden: homogene en heterogene producten. De homogene producten zijn: pacht, huur, erfpacht, medegebruik /overig, zakelijke lasten, onbeheerde nalatenschappen en bodemmaterialen. Per soort homogeen product zijn normuren gedefinieerd. Dat betekent dat er een genormeerd aantal uren per overeenkomst/zaak beschikbaar is. In tegenstelling tot de homogene producten zijn er voor de heterogene producten geen normtijden vast te stellen. Dit in verband met de diversiteit aan inzet van uren en activiteiten binnen het soort product. De heterogene producten zijn met name verkopen, aankopen, taxaties & advies.

Kostprijzen per product

De realisaties zijn berekend door per product de gemiddelde gerealiseerde uren te vermenigvuldigen met het uurtarief van € 110:

  • Pacht: De gerealiseerde gemiddelde tijdsbesteding voor het product pacht is nagenoeg gelijk aan de normtijd;

  • Huur: De gerealiseerde gemiddelde tijdsbesteding voor het product huur is hoger dan de normtijd. Er zijn veel uren besteed aan de fasegewijze verhoging van de huur voor de ligplaatsen van woonboten;

  • Erfpacht: De gerealiseerde gemiddelde tijdsbesteding voor het product erfpacht is lager dan de normtijd. Er zijn in 2014 minder erfpachtzaken behandeld. Bovendien zijn er minder aanvragen voor de 13e penning behandeld. Met ingang van 2015 eindigt de 13e penning;

  • Medegebruik: De gerealiseerde gemiddelde tijdsbesteding voor het product medegebruik is hoger dan de normtijd. Er zijn grote hoeveelheden WBR beschikkingen ontvangen vanuit Rijkswaterstaat i.v.m. E-laadpunten (elektronisch rijden);

  • Zakelijke lasten: De gerealiseerde gemiddelde tijdsbesteding voor het product medegebruik is hoger dan de normtijd. Er is meer tijd besteed aan het indienen van bezwaarschriften.

Aandeel directe uren voor totaal RVOB/DV

Dit kengetal geeft aan in welke mate het totale aantal netto te werken uren (aanwezige uren) aan directe uren besteed wordt.

Aantal directe uren voor medewerker in primair proces

Dit kengetal laat de ontwikkeling zien van het aantal directe uren dat een medewerker (in fte) in het primaire proces op jaarbasis levert.

FTE-totaal

Het als streefwaarde vermelde aantal fte's betreft de begrotingssterkte. De werkelijke bezetting ligt lager. In de afgelopen jaren is het RVOB terughoudend geweest met het vervullen van openstaande vacatures vanwege de voorgenomen organisatieveranderingen.

Mate van kostendekkendheid

Het uitgangspunt is dat het baten-lastenagentschap RVOB volledig kostendekkend is. Dit is in 2014 het geval geweest.

Saldo van baten en lasten (%)

Het percentage is als volgt berekend: het saldo van baten en lasten gedeeld door de totale baten.

Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ)

Het RVOB betaalt namens het Rijk de onroerendezaakbelasting. Hiertoe worden de door de gemeenten en waterschappen opgelegde aanslagen beoordeeld en waar nodig wordt bezwaar gemaakt. Door het aantal gehonoreerde bezwaarschriften te vergelijken met het aantal ingediende bezwaarschriften ontstaat een beeld van de effectiviteit van het maken van bezwaar door het RVOB. De in de tabel vermelde norm stelt dat minimaal 70% van alle ingediende bezwaarschriften door de gemeente toegekend moet worden. In 2014 werd uiteindelijk van de door de gemeenten afgehandelde bezwaarschriften 89% toegewezen.

Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld

Doelstelling is dat meer dan 80% van alle ontvangen klachten binnen de gestelde termijn van de klachtenprocedure, 6 weken, inhoudelijk worden beantwoord. Deze doelstelling is met 100% ruimschoots behaald.

3.9 Dienst van de Huurcommissie

Inleiding

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders er onderling niet uitkomen, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in geschillen tussen huurders en verhuurders omtrent de hoogte van huurprijzen en servicekosten. Duidelijke informatie over de huurprijswetgeving kan verschillen van mening tussen huurders en verhuurders in een vroeg stadium oplossen en zo procedures bij de Huurcommissie voorkomen. Via verzoekformulieren, de internetsite, de daarop te vinden huurprijscheck en de telefonische helpdesk, heeft de Huurcommissie die informatie in 2014 verschaft. Daarnaast beantwoordt de Huurcommissie verzoeken van de Belastingdienst over de redelijkheid van huurprijzen in het kader van de uitvoering van de huurtoeslag door de Belastingdienst.

De Huurcommissie is een landelijk functionerend ZBO. Dit ZBO wordt ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), die de status van baten-lastenagentschap heeft. Hierdoor wordt het mogelijk om het verband te leggen tussen de kostprijzen enerzijds en de kwantiteit en kwaliteit van de diensten anderzijds.

Jaarlijks verstrekt de directie Woningmarkt (onderdeel van DG Wonen en Bouwen, DGWB) een opdracht aan DHC voor de uitvoering van de huurgeschilbeslechtings- en overige werkzaamheden. Het leeuwendeel van die werkzaamheden wordt afgerekend op basis van het aantal afgewikkelde zaken en de daarvoor geldende tarieven; deze tarieven behoeven goedkeuring door de eigenaar, de DG Wonen en Bouwen.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap

Bedragen x € 1.000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2013

Baten

       

Omzet moederdepartement

10.125

12.182

2.057

13.300

Omzet overige departementen

0

0

0

0

Omzet derden

2.058

966

– 1.092

983

Rentebaten

0

9

9

11

Vrijval voorzieningen

0

0

0

71

Bijzondere baten

0

2.331

2.331

3.703

Totaal baten

12.183

15.488

3.305

18.068

         

Lasten

       

Apparaatskosten

11.186

12.318

1.132

13.099

– Personele kosten

5.578

6.812

1.234

7.081

Waarvan eigen personeel

5.278

5.137

– 141

5.375

Waarvan externe inhuur

300

1.195

895

1.706

Waarvan overige personele kosten

480

480

0

– Materiële kosten

5.608

5.506

– 102

6.018

Waarvan apparaat ICT

2.892

2.610

– 282

2.164

Waarvan bijdrage aan SSO's

0

0

0

0

Waarvan overige materiele kosten

2.896

2.896

Afschrijvingskosten

1 372

988

– 384

960

– immaterieel

569

964

395

927

– materieel

803

24

– 779

33

Overige lasten

0

3.291

3.291

5.829

– dotaties voorzieningen

0

960

960

1.837

– rentelasten

0

0

0

0

– bijzondere lasten

0

2.331

2.331

3.992

Totaal lasten

12.558

16.597

4.039

19.888

         

Saldo van baten en lasten

– 375

– 1.109

– 734

– 1.820

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De voornaamste bate van DHC bestaat uit de vergoeding door de opdrachtgevende beleidsdirectie Woningmark voor het aantal gerealiseerde zaken. Deze vergoeding wordt in principe bepaald door de gerealiseerde aantallen geschilzaken respectievelijk redelijkheiduitspraken te vermenigvuldigen met het tarief per soort zaak. Met betrekking tot huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen is in 2014 (net als in 2013) in overeenstemming met de opdrachtgever afgeweken van deze systematiek in verband met het ontbreken van meerjarige ervaringscijfers over de uitvoeringskosten. Met de opdrachtgever is afgesproken dat deze op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten vergoed worden. Deze vergoeding is verantwoord onder de bijzondere baten. Over 2014 is de opbrengst derhalve als volgt berekend:

Berekening opbrengst uit productie

Soort zaak

Aantal zaken

Tarief

Vergoeding1

Huurprijsgeschillen

5.712

€ 1.211

6.917

Servicekostengeschillen

2.438

€ 1.393

3.396

Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen

3.540

n.v.t.

n.v.t.

Huurverhogingsgeschillen op grond van punten

1.610

€ 1.266

2.038

Redelijkheid huurprijzen2

352

€ 782

275

WOHV-geschillen3

14

€ 8.488

119

Totaal

13.666

 

12.745

In offerte vermelde verlaging van vergoeding i.v.m. verwachte IAH-leges

– 563

In rekening te brengen bij opdrachtgever

12.182

X Noot
1

afgerond, x € 1.000

X Noot
2

Verzoeken van de Belastingdienst in het kader van de behandeling van Huurtoeslag-aanvragen.

X Noot
3

Geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder

Het positieve verschil tussen de begrote en berekende vergoeding is het gevolg van een hogere totale productie dan geraamd, zoals uit de volgende tabel blijkt:

Productie

Soort zaak

Verwachting (1)

Realisatie (2)

Verschil (2–1)

Huurprijsgeschillen

4.760

5.712

952

Servicekostengeschillen

2.800

2.438

– 362

Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen

3.600

3.540

– 60

Huurverhogingsgeschillen op grond van punten

630

1.610

980

Redelijkheid huurprijzen1

300

352

52

WOHV-geschillen2

10

14

4

Totaal

12.100

13.666

1.566

X Noot
1

Verzoeken van de Belastingdienst in het kader van de behandeling van Huurtoeslag-aanvragen.

X Noot
2

Geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder

De hogere productie hangt samen met de hogere instroom dan verwacht. De hogere instroom bij huurprijs- en huurverhogingsgeschillen op grond van punten kan verklaard worden door het met ingang van 2013 gewijzigde huurverhogingsbeleid. In het kader van dat beleid is het verhuurders toegestaan om voor alle huurders een huurverhoging voor te stellen die hoger is dan het inflatiepercentage en tevens om voor huurders met een huishoudinkomen van meer dan € 33.000 een inkomensafhankelijke huurverhoging voor te stellen. Huurders werden als gevolg hiervan geconfronteerd met een grotere huurverhoging in vergelijking met voorgaande jaren, toen er sprake was van een inflatievolgend huurverhogingsbeleid, en zijn als gevolg daarvan attent op de verhouding tussen de huurprijs(-verhoging) en de kwaliteit van hun woning. In 2014 zijn ruim 1.800 huurverhogingsgeschillen aan de Huurcommissie voorgelegd met betrekking tot de huurverhoging per 1 juli 2014 waarbij het inkomen geen geschilgrond was. Het leeuwendeel daarvan, plus huurverhogingsgeschillen met betrekking tot eerdere jaren, is in 2014 afgewikkeld.

Omzet derden

De opbrengst van de leges is lager dan bij de begroting de raming was. Dit is veroorzaakt doordat bij die raming uitgegaan is van de in 2013 voorgenomen legesverhoging voor particuliere verhuurders, zoals verwerkt in het wetsvoorstel Modernisering en vereenvoudiging van de werkwijze van de huurcommissie (22 698). Op verzoek van de Tweede Kamer is deze legesverhoging niet doorgegaan. De daaruit voortvloeiende legesderving is door het moederdepartement gecompenseerd door een in 2014 verleende bijdrage ter versterking van het eigen vermogen. In deze opbrengst zijn de in 2014 verleende legesvrijstellingen verwerkt.

Bijzondere baten

Ten behoeve van een aantal specifieke projecten heeft het moederdepartement in 2011 specifieke bijdragen toegezegd en bij wijze van voorschot betaald. Jaarlijks wordt de definitieve hoogte van deze bijdragen bepaald en (na afloop van het desbetreffend jaar in rekening gebracht) op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten (zie lasten).

Lasten

Apparaatskosten: personele kosten

De personele kosten waren in 2014 hoger dan begroot. Een voorname oorzaak hiervan was een grotere inhuur van externe medewerkers en inschakeling van gedetacheerden dan geraamd om de hogere instroom van geschillen te behandelen.

Apparaatskosten: materiële kosten

De materiële kosten waren iets lager dan begroot, vooral door lagere ICT-kosten.

Dotaties voorzieningen

De voorzieningen zijn met € 960.000 verhoogd in verband met de verwachte kosten als gevolg van de reorganisaties in 2009 en 2012, alsmede de onzekere ontvangsten uit legesvorderingen.

Bijzondere lasten

In 2014 zijn kosten gemaakt voor het verbeteren van de website van de Huurcommissie, de behandeling van huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen en de verbetering van de digitale dienstverlening. Ook de waardevermindering van onderhanden werk is onder deze post verantwoord.

Saldo van baten en lasten

Het negatieve saldo van € 1,109 mln. is veroorzaakt door de lagere legesbaten dan geraamd (€ 1,092 mln.) en de dotatie aan de voorziening met het oog op kosten die gemaakt zullen worden voor de in 2009 en 2012 doorgevoerde reorganisaties alsmede in verband met onzekere ontvangsten uit legesvorderingen (€ 0,960 mln.). Uit het feit dat het negatief resultaat € 1,109 mln. bedraagt in plaats van (€ 1,092 mln. + € 0,960 mln.=) € 2,052 mln., kan worden geconcludeerd dat het resultaat uit de reguliere baten en lasten waarop DHC grip heeft – evenals vorig jaar – positief was en € 0,943 mln. bedroeg.

Balans per 31 december 2014 (bedragen x € 1.000)
 

31 december 2014

31 december 2013

Activa

   

Immateriële activa

2.035

2.611

Materiële activa:

86

97

– Grond en gebouwen

0

0

– Installaties en inventarissen

84

95

– overige materiële vaste activa

2

2

Voorraden

2.239

2.493

Debiteuren

975

518

Nog te ontvangen

37

119

Liquide middelen

6.997

11.605

Totaal activa

12.369

17.443

     

Passiva

   

Eigen vermogen:

890

191

– exploitatiereserve

1.999

2.011

– onverdeeld resultaat

– 1.109

– 1.820

Voorzieningen

2.748

3.343

Leningen bij het MvF

0

0

Crediteuren

111

174

Nog te betalen

8.620

13.735

Totaal passiva

12.369

17.443

Toelichting

Activa

Immateriële activa

De immateriële activa bestaan uit aangeschafte software en het Themis bedrijfssoftwarepakket dat in opdracht van de Huurcommissie door derden in 2010 is ontwikkeld en in januari 2011 in gebruik is genomen. Op bedragen van de post Themis wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname, dus vanaf 2011. De investering in 2014 betreft verdere verbeteringen van Themis.

Materiële activa

De materiële activa bestaan uit inventaris, hardware, installaties en verbouwingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan aan het kantoor Den Haag en de DHC-ruimte in het Havengebouw te Amsterdam. DHC huurt zijn kantoorruimten, deze panden staan daarom niet op de balans als activa. Het grootste deel van de activa is begin deze eeuw aangeschaft waardoor de restwaarde beperkt is. Veel activa worden nog gebruikt terwijl ze inmiddels afgeschreven zijn.

Voorraden

Dit betreft het onderhanden werk.

Debiteuren

Deze post heeft betrekking op de nog te factureren vergoeding van de opdrachtgever voor de in geleverde productie in 2014 en op nog te ontvangen leges van huurders en verhuurders die bij een huurgeschil (geheel of gedeeltelijk) in het ongelijk zijn gesteld en als niet-indiener deze leges niet als voorschot hadden betaald. In deze post zijn geen bedragen opgenomen uit hoofde van vorderingen op andere Ministeries en agentschappen.

Passiva

Eigen vermogen

Het eigen vermogen wordt gevormd door enerzijds de exploitatiereserve en anderzijds het onverdeeld resultaat over 2014. De exploitatiereserve is in 2014 gemuteerd door verwerking van het onverdeeld resultaat 2013 en de bijdrage van het moederdepartement ter versterking van het eigen vermogen. Deze bijdrage is gevraagd ter compensatie van de legesderving en de dotatie aan de voorziening. Na aftrek van het onverdeeld resultaat 2014, bedraagt het eigen vermogen € 0,890 mln. Daarmee is de omvang van het eigen vermogen gestegen boven het in de Regeling Agentschappen vermelde maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet in de jaren 2012–2014; dit maximum bedraagt € 0,708 mln. Het surplus wordt in 2015 conform die regeling bij gelegenheid van de Eerste suppletoire begroting uitgekeerd aan het moederdepartement.

Voorzieningen

De voorzieningen die op de balans staan betreffen kosten in verband met de reorganisaties in 2009 en 2012, alsmede onzekere ontvangsten uit legesvorderingen.

Overzicht voorzieningen per 31 december 2014 (x € 1.000)
 

Stand 1-1-2014

Onttrekking

Vrijval

Dotatie

Saldo 31-12-2-14

Reorganisatie 2009:

469

174

0

21

316

Reorganisatie 2012:

2.802

1.379

0

887

2.310

Legesontvangsten

72

2

0

52

122

Totaal

3.343

1.555

0

960

2.748

Crediteuren

Dit betreft in 2014 ontvangen maar per ultimo 2014 nog niet betaalde facturen voor gemaakte kosten die betrekking hebben op 2014. In deze post zijn geen bedragen opgenomen uit hoofde van schulden aan het moederdepartement, andere Ministeries en agentschappen.

Nog te betalen

Deze post bestaat uit nog te ontvangen facturen, legesvoorschotten, vooruitontvangen vergoedingen door de opdrachtgever en het moederdepartement, alsmede verplichtingen jegens het personeel. Onder deze post is ook de resterende schuld aan het moederdepartement voor de overgenomen activa opgenomen; het betreft een bedrag van € 0,621 mln.

Kasstroomoverzicht over 2014 (bedragen x € 1.000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB

1 januari 2014

3.340

11.605

8.265

2.

Totaal operationele kasstroom

1.372

– 5.185

– 6.557

3a.

Totaal investeringen (-)

1.372

– 401

971

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investerings-stroom

1.372

401

971

4a.

Eenmalige uitkering aan moeder-departement (-)

0

– 830

– 830

4b.

Eenmalige storting door het moeder-departement (+)

0

1.808

1.808

4c.

Aflossingen op leningen (-)

– 1.372

0

1.372

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

1.372

0

– 1.372

4.

Totaal financieringskasstroom

0

978

978

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen(=1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 miljoen)

3.340

6.997

3.657

Toelichting

In 2014 is geen beroep gedaan op de leenfaciliteit. De uitgaven voor de investeringen (in ICT) konden worden gefinancierd uit de liquide middelen.

Het saldo liquide middelen is ten opzichte van de beginbalans gedaald. Dit is met name veroorzaakt doordat activiteiten zijn gefinancierd uit in eerdere jaren ontvangen voorschotten.

Overzicht doelmatigheidindicatoren per 31 december 2014

Doelmatigheidsindicatoren

Doorlooptijden

Voor de doorlooptijden van geschilbeslechting staat in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte een termijn van vier maanden. De in de begroting vermelde streefwaarden voor 2014 zijn als volgt gerealiseerd:

 

Begroting

Realisatie

% huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

90%

58%

% servicekostengeschillen afgerond binnen 5 maanden

90%

66%

% huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

90%

95%

De afgelopen jaren heeft DHC stappen gezet om deze doorlooptijden te verkorten. In 2014 is 95% van de huurverhogingsgeschillen (inclusief de inkomensafhankelijke geschillen) binnen vier maanden afgehandeld. Dit percentage ligt ruim boven de norm van 90%. Daarentegen is zowel bij de reguliere huurprijsgeschillen als bij de servicekostengeschillen de norm van 90% afhandeling binnen vier respectievelijk 5 maanden nog te ambitieus gebleken. Er zijn verschillende factoren die de doorlooptijd van een zaak negatief beïnvloeden. Deze factoren kunnen zowel extern als intern zijn bepaald. Zo komt het regelmatig voor dat een van de betrokken partijen een onderzoek in de woning en/of een hoorzitting afzegt. Omdat de zaak dan opnieuw moet worden ingepland, in overleg met beide partijen, vertraagt de doorlooptijd (extern bepaald). De Huurcommissie heeft in 2014 een hulpmiddel ontwikkeld om de externe vertraging te meten. Geschoond voor de externe vertraging, verbeteren de doorlooptijden met zo’n vijf procentpunt.

Om de doorlooptijden te optimaliseren, wil de Huurcommissie haar eigen werkprocessen nog meer op elkaar afstemmen. Om beter grip te krijgen op de interne factoren die de doorlooptijd van een zaak vertragen, is eind 2014 een extra hulpmiddel ontwikkeld. Dit zal ertoe leiden dat met ingang van 2015 nog beter op de doorlooptijd kan worden gestuurd. Ook onderzoekt de Huurcommissie of het mogelijk is de doorlooptijd te versnellen door de indieners van een verzoekschrift om minder bijlagen te vragen. Dit vergroot niet alleen de efficiëntie van het werkproces binnen de Huurcommissie, maar vermindert ook de administratieve lasten voor huurders en verhuurders. Eind 2014 heeft de Huurcommissie hiervoor een pilot uitgevoerd.

Integrale kostprijzen

Op basis van de werkelijke kosten over 2014 en de werkelijke aantallen afgehandelde zaken, zijn de integrale kostprijzen per product bepaald.

Integrale kostprijzen

Raming

Realisatie

Geschil Huurprijs

€ 1.379

€ 1.264

Geschil Servicekosten

€ 1.593

€ 1.498

Verklaring redelijkheid huurprijs

€ 782

€ 694

WOHV-geschillen

€ 8.291

€ 8.823

De gerealiseerde integrale kostprijzen van de behandeling van huurprijs- en servicekostengeschillen en verzoeken van de Belastingdienst over de redelijkheid van huurprijzen, zijn lager dan geraamd doordat weliswaar de totale kosten meer waren dan geraamd, maar deze konden aan meer afgewikkelde zaken worden toegerekend. Bij WOHV-geschillen was dat niet het geval.

Personeel

Het aantal medewerkers in vaste dienst (uitgedrukt in fte) en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren is geen doelmatigheidsindicator, maar een kengetal.

 

Ultimo 2014

Ultimo 2012

Ultimo 2013

Aantal fte (exclusief externe inhuur)

66

62

65

In de volgende tabel is het saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten vermeld.

Realisatie

Begroting

2011

2012

2013

2014

2014

+3%

– 15%

– 10%

– 7%

– 3%

4. DE SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2014. Wonen en Rijksdienst XVIII

(bedragen x € 1.000)

Activa

31–12-’14

31–12-’13

 

Passiva

31–12-’14

31–12-’13

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

3.687.093

3.146.159

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

653.994

580.356

                 

3)

Liquide middelen

1

0

         
                 

4)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

0

50.000

 

4a)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

3.016.352

2.555.343

                 

5)

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

50.000

0

 

5a)

Begrotingsreserves

50.000

50.000

                 
                 

6)

Uitgaven buitenbegrotingsverband

3.765

3.790

 

7)

Ontvangsten buiten begrotingsverband

20.513

14.250

 

(intra-comptabele vorderingen)

       

(intra-comptabele schulden)

   
                 

8)

Kas-transverschillen

0

0

         
                 
 

Subtotaal

3.740.859

3.199.949

     

3.740.859

3.199.949

                 

9)

Openstaande rechten

17.318

15.960

 

9a)

Tegenrekening

17.318

15.960

           

openstaande rechten

   
                 

10)

Extra-comptabele vorderingen

2.026

648

 

10a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

2.026

648

                 

11a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

210

0

 

11)

Extra-comptabele schulden

210

0

                 

12)

Voorschotten

288.920

313.630

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

288.920

313.630

                 

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

356

356

 

13)

Garantieverplichtingen

356

356

                 

14a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

330.351

408.714

 

14)

Openstaande verplichtingen

330.351

408.714

                 

15)

Deelnemingen

0

0

 

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

                 
 

TOTAAL

4.380.040

3.939.257

   

TOTAAL

4.380.040

3.939.257

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS per 31 december 2014 HXVIII

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2014

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit de contante gelden aanwezig bij de kasbeheerder.

 

(Bedragen in €)

a) Kasbeheerders

109

Totaal

109

De post liquide middelen is opgebouwd uit de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerder Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB).

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen zijn de bedragen conform Rekening-courant afschriften. De volgende Rekening-courantverhouding is opgenomen in de balans:

   

(Bedragen in €)

a)

Rekening-courant FIN/RHB

3.016.351.212

Totaal

3.016.351.212

Het saldo vertegenwoordigt de reguliere mutaties met betrekking tot Hoofdstuk XVIII.

Ad 5. en 5a. Begrotingsreserves

Dit betreft het saldo van de Nationale Hypotheekgarantie.

   

(Bedragen in €)

a)

Nationale Hypotheekgarantie

50.000.000

Totaal

50.000.000

In 2011 is de begrotingsreserve Nationale Hypotheekgarantie (NHG) gevormd. Het doel hiervan is een reservering van middelen ter partiële dekking van een eventuele aanspraak op de achtervang functie van het Rijk door het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW).

Ad 6. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Het bedrag aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

(Bedragen in €)

a)

Vorderingen Kasbeheerder Rijksdiensten

3.602.202

b)

Te vorderen van ministeries en derden

162.341

Totaal

3.764.543

Ad a) Vorderingen Kasbeheerder Rijksdiensten

Het bedrag betreft de RVOB en voornamelijk uit over te boeken bedragen (2,9 mln.), interdepartementale verrekeningen (0,3 mln.) en te vorderen OZB belasting op benzinemaatschappijen (0,2 mln.).

Ad b) Te vorderen van ministeries en derden

Het bedrag bestaat uit kruisposten met begrotingshoofdstuk VII.

Ad 7. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Het bedrag aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

(Bedragen in €)

a)

Schulden Kasbeheerder Rijksdiensten

20.508.752

b)

Te betalen aan ministeries en derden

3.274

Totaal

20.512.026

Ad a) Schulden Kasbeheerder Rijksdiensten

Dit bedrag is gebaseerd op de verantwoordingen tot en met 31 december 2014 van de RVOB. Dit saldo bestaat voornamelijk uit nog te verwerken betalingsopdrachten (€ 16,7 mln.), onbeheerde nalatenschappen (€ 1,7 mln.), vooruit ontvangen bedragen (€ 1,2 mln.) en af te dragen omzetbelasting (€ 0,5 mln.).

Ad b) Te betalen aan ministeries en derden

Het bedrag bestaat uit schulden waarvan de betalingen onderweg zijn aan een derde.

Ad 9. Openstaande rechten

Ad 9a. Tegenrekening openstaande rechten

Het saldo per 31 december 2014 wordt hieronder per ontstaansjaar gespecificeerd:

(Bedragen in €)

Ontstaansjaar

 

t/m 2010

954.617

2011

84.190

2012

328.081

2013

5.056.543

2014

10.893.774

Totaal

17.317.205

Het saldo bestaat voornamelijk uit verkopen en debiteuren met betrekking tot de ingebruikgeving aan diverse ministeries van het RVOB.

Ad 10. Extra-comptabele vorderingen

Ad 10a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2014 wordt hieronder per ontstaansjaar en artikel gespecificeerd:

(Bedragen in €)

Ontstaansjaar

 

2012

147.690

2013

49.600

2014

1.828.119

Totaal

2.025.409

(Bedragen in €)

Artikel

Omschrijving

 

1

Woningmarkt

454.819

2

Woonomgeving en bouw

69.364

3

Kwaliteit Rijksdienst

101.226

6

Uitvoering Rijksdienst

1.400.000

Totaal

2.025.409

Toelichting:

Artikel 1: Woningmarkt

Het openstaand saldo betreft vorderingen over de periode 1992 tot en met 2012 in het kader van de Eigen Woningregelingen (EW) en de Wet Bevordering Eigenwoningbezit (BEW, € 0,3 mln.). Deze vorderingen ontstaan als, op grond van wijziging van de berekeningsgegevens, uitbetaalde bijdragen achteraf worden verlaagd. Het beheer van deze vorderingen wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Daarnaast staat er naar aanleiding van de vaststelling van een subsidie een vordering open op Stichting Ymere (€ 0,1 mln.).

Artikel 2: Woonomgeving en bouw

De openstaande vorderingen bestaan met name uit vorderingen ontstaan als gevolg van afrekeningen van subsidies aan derden. Het beheer van deze vorderingen wordt uitgevoerd door RVO.nl (€ 0,07 mln.).

Artikel 3: Kwaliteit Rijksdienst

Dit bestaat voornamelijk uit vorderingen van het Bureau Algemene Bestuursdienst vanwege Inter Collegiale Consultatie (€ 0,02 mln.). Daarnaast staan er 3 vorderingen open op ministeries wegens gezamenlijk uitgevoerde onderzoeken (€ 0,08 mln.).

Artikel 6: Uitvoering Rijksdienst

Het bedrag bestaat uit een vordering (nog te ontvangen OZB) op het baten-lastenagentschap van de RGD.

Ad 11. Extra-comptabele schulden

Ad 11a. Tegenrekening Extra-comptabele schulden

(Bedragen in €)

a) Kasbeheerder RVOB

209.459

Totaal

209.459

Dit betreft een aantal voorwaardelijke ontvangsten van koopsommen met betrekking tot de toekomstige verkopen van een aantal panden (€ 0,2 mln.).

Ad 12. Extra-comptabele voorschotten

Ad 12a. Tegenrekening extra-comptabele voorschotten

De saldi van de per 31 december 2014 openstaande voorschotten en van de in 2014 afgerekende voorschotten worden hieronder per jaar gespecificeerd:

(Bedragen in €)

Ontstaansjaar

Stand per

1-1-2014

Bevoorschot

in 2014

Afgerekend

in 2014

Stand per

31-12-2014

t/m 2010

50.526.355

0

– 5.806.433

44.719.922

2011

22.667.972

0

– 12.102.769

10.565.203

2012

108.602.660

0

– 57.908.866

50.693.794

2013

131.833.277

0

– 57.919.253

73.914.024

2014

0

131.643.391

– 22.616.547

109.026.844

Totaal

313.630.264

131.643.391

– 156.353.868

288.919.787

De saldi van de per 31 december 2014 openstaande voorschotten worden hieronder per artikel gespecificeerd:

(Bedragen in €)

Artikel

Omschrijving

 

1

Woningmarkt

129.576.961

2

Woonomgeving en bouw

128.762.148

3

Kwaliteit Rijksdienst

9.362.277

6

Uitvoering Rijkshuisvesting

21.218.400

Totaal

288.919.787

Toelichting:

Artikel 1: Woningmarkt

In het regeerakkoord van 2012 is door het rijk € 20 mln. uitgetrokken om gemeenten en provincies financieel te ondersteunen bij het verstrekken van startersleningen. Deze bijdrage is verstrekt aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVN). In aanvulling op het voorschot 2012, is in 2013 een voorschot van € 30 mln. verstrekt. Daarmee komt het totaal aan openstaande voorschotten aan SVN op € 50 mln., die in 2017 zullen worden afgerekend.

Daarnaast is in voorgaande jaren een voorschot verstrekt van € 30,6 mln. aan RVO.nl ten behoeve van de bouwlocatie Kop van Zuid. Dit voorschot zal in 2015 worden afgerekend.

Voor de afhandeling van de huurprijsonderzoeken ontvangt de Huurcommissie jaarlijks een budget van de directie Woningmarkt dat in de vorm van een voorschot wordt verstrekt. Voor 2014 bedroeg het saldo circa € 14,8 mln.

Verder zijn in 2014 en eerder aan Platform 31 en haar voorgangers (o.a. NICIS) diverse voorschotten verleend voor ruim € 23 mln. Aan overige kennisinstellingen (o.a. NWO, NIDI, EUKN) zijn voorschotten verleend voor circa € 4,7 mln. De voorschotten zijn verleend voor het uitvoeren van hun werkprogramma’s en het doen van meerjarig onderzoek op het terrein van wonen.

Artikel 2: Woonomgeving en bouw

Op dit artikel staan voor € 18 mln. voorschotten open voor de vergoeding van mensuren en projectmiddelen aan RVO.nl voor de jaren 2011 tot en met 2014. Daarnaast staat een voorschot van circa € 13 mln. open ten behoeve van het Nationaal Restauratiefonds, dat in 2015 zal worden afgerekend.

Aan de Stichting Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) is een voorschot verleend van € 50 mln. ten behoeve van de financiering van het treffen van energiebesparende maatregelen door particulieren. Voorts is in het kader van energiebesparing in de gebouwde omgeving een voorschot van € 5,0 mln. verleend aan de VNG. Daarnaast zijn er voorschotten ad € 16 mln. verstrekt voor het uitvoeren van het meerjarige programma Energiesprong. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen de voorschotten in de loop van 2015 worden afgewikkeld.

Het merendeel van de overige voorschotten op het gebied van energiebesparing, bouwkwaliteit en woningbouw zijn in 2013 en eerdere jaren verstrekt aan gesubsidieerde projecten (waaronder aan CENCO € 1,5 mln. voor de uitvoeringsagenda bouw) en onderzoeksopdrachten. Verder zijn voorschotten verstrekt tot € 0,9 mln. voor het bevorderen van de woonomgeving op de BES-eilanden. Deze programma’s lopen meerjarig en zullen in de periode 2015–2017 worden verantwoord en afgewikkeld.

Artikel 3: Kwaliteit Rijksdienst

De openstaande voorschotten hebben betrekking op voorschotten verstrekt aan de Stichting A&O Fonds ten behoeve van arbeidsmarktprojecten (€ 3,4 mln.). Daarnaast is aan Logius een tweetal voorschotten verstrekt voor de uitvoering van projecten (€ 3,7 mln.). Verder zijn aan de Stichting ICTU voorschotten verstrekt ten behoeve van verschillende projecten (0,9 mln.). Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen deze voorschotten worden afgewikkeld.

Artikel 6: Uitvoering Rijkshuisvesting

Het openstaand saldo betreft een voorschot aan het RVOB ad € 21,2 mln. voor het uitvoeren van Rijkshuisvestingsbeleid. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zal dit voorschot worden afgewikkeld.

Ad 13. Garantieverplichtingen

Ad 13a. Tegenrekening garantieverplichtingen

Het bedrag aan garantieverplichtingen is als volgt opgebouwd:

(Bedragen in €)
       

Garantieverplichtingen per 1 januari 2014

 

355.667

 

Aangegane verplichtingen in 2014

 

0

+/+

   

355.667

 

Tot betaling gekomen in 2014

0

   

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

0

   
   

0

– /-

Totaal

 

355.667

 

De garanties betreffen Hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Er zijn ultimo 2014 nog 5 garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,1 mln. Het maximale garantieplafond per 31 december 2014 bedraagt € 0,3 mln.

Niet in de balans opgenomen garantieverplichtingen

Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Voor het WSW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WSW een beroep kan doen op de achtervangers. Dit beroep is in beginsel ongelimiteerd. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WSW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WSW.

Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend door het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV). De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Het totaal-bedrag aan obligo’s is € 3,2 miljard. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is nagenoeg nihil.

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van de stichting WSW:

Kengetallen stichting WSW (x € 1 mln.)

jaar 2014

jaar 2013

jaar 2012

jaar 2011

Jaar 2010

Gegarandeerde leningen

85.500

86.200

87.400

86.300

85.300

Eigen vermogen WSW

509

496

489

477

482

Obligoverplichtingen

3.230

3.200

3.300

3.200

3.200

Garantievermogen

3.739

3.696

3.789

3.697

3.682

Totaal aan schadebetalingen

0

0

0

0

0

Bron: jaarrekening WSW 2013/2012/2011/2010. De cijfers over 2014 betreffen voorlopige cijfers.

Het WSW heeft tot op heden uit hoofde van haar borgstellingsfunctie nooit schadebetalingen gedaan. Belangrijke reden hiervan is dat het CFV in de praktijk aan financieel noodlijdende corporaties saneringssteun geeft voordat ze niet meer kunnen voldoen aan hun betalingsverplichtingen en de borgstelling van het WSW zou kunnen worden aangesproken.

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger, voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

In 2014 hebben in totaal 4.792 huishoudens een beroep gedaan op de NHG vanwege een noodzakelijke verkoop van de woning met verlies. Dit betreft een lichte stijging van 6% ten opzichte van 2013 (4.521). Het garantievermogen van de stichting ultimo 2014 € 804 mln. In de liquiditeitsprognose van het WEW voor de periode 2014–2019 wordt geen aanspraak op de achtervang van de overheid voorzien.

In de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van het WEW:

Kengetallen stichting WEW (x € 1 mln.)

jaar 2014

jaar 2013

jaar 2012

jaar 2011

jaar 2010

Totaal aan gegarandeerde leningen

176.000

163.800

154.000

136.207

126.422

Garantievermogen

804

778

786

729

643

Totaal aan schadebetalingen

157,4

158,8

112,0

60,9

38,1

Bron: jaarrekening WEW 2013/2012/2011/2010 en 4e kwartaalbericht 2014. De cijfers over 2014 betreffen voorlopige cijfers.

Garantie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

Bij de overkomst van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf van het Ministerie van Financiën naar Wonen en Rijksdienst per 1-1-2013 heeft Wonen en Rijksdienst een door het Ministerie van Financiën verleende garantie overgenomen. Vanaf die datum heeft Wonen en Rijksdienst zich garant gesteld voor de eventuele verliezen op gebiedsontwikkelingsprojecten van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf. Deze is gemaximeerd tot een bedrag van € 207 miljoen (het vorderingenplafond). Ultimo 2014 heeft Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf na herwaardering van de post Onderhanden Werk in verband met de verwachte verliezen op deze projecten een vordering van € 81,5 miljoen op het moederdepartement opgenomen.

Als dit daadwerkelijk leidt tot een betaling van Wonen en Rijksdienst aan het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf wordt dit budgettair gedekt uit het generale beeld (via het Ministerie van Financiën).

Ad 14. Openstaande verplichtingen

Ad 14a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Het bedrag aan openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

   

Bedragen x € 1

 

Verplichtingen per 1/1

 

408.713.755

 

Aangegane verplichtingen in 2014

 

3.696.277.185

+/+

   

4.104.990.940

 
       

Tot betaling gekomen in 2014

3.687.092.578

   

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

87.548.043

   
   

3.774.640.621

– /-

Balanspost verplichtingen excl. Garanties:

 

330.350.319

 

D. BIJLAGEN

1. TOEZICHTSRELATIES EN ZELFSTANDIGE BESTUURSORGANEN EN RECHTSPERSONEN MET EEN WETTELIJKE TAAK (ZBO’S/RWT’S)

Hoofdstuk 18

Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor Wonen en Rijksdienst)

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

 

Financiering (realisatiecijfers)

(x € 1.000,-)

Verwijzing (URL-link)

Verwijzing (URL-link)

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

Begroting

Premies

Tarieven

naar website RWT/ZBO

Naar toezichtvisies/-arrangementen

Bureau Architectenregister

x

x

Het beheren van het architectenregister. De Wet op de architectentitel heeft tot doelstelling het scheppen van waarborgen voor de vakbekwame beroepsuitoefening door bouwkundig architecten, stedenbouwers, tuin- en landschap- en interieurarchitecten, het uitvoeren van de EU- architectenrichtlijn en consumentenbescherming.

Artikel 6 «Uitvoering Rijksvastgoedbeleid"

97

0

906

http://www.architectenregister.nl/

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2013/05/07/toezicht-bzk-op-zelfstandige-organisaties.html

Huurcommissie

 

x

Onafhankelijk beslechten van geschillen tussen huurders en verhuurders over onderhoud, huurprijs en servicekosten van huurwoningen. Daarnaast het toetsen op verzoek van de Belastingdienst van de redelijkheid van de huurprijs bij aanvraag van huurtoeslag.

Artikel 1 «Woningmarkt»

1)

0

0

http://www.huurcommissie.nl/

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2013/05/07/toezicht-bzk-op-zelfstandige-organisaties.html

Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting

x

x

Het houden van financieel toezicht op corporaties en de sector als geheel. Daarnaast verstrekking van sanering- en projectsteun in het belang van de volkshuisvesting.

Artikel 1 «Woning-markt»

132

0

0

http://www.cfv.nl/

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2013/05/07/toezicht-bzk-op-zelfstandige-organisaties.html

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen 2)

 

x

Het bevorderen van het eigenwoningbezit en kwaliteitsverbetering woning; de stichting is verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van de Nationale Hypotheek Garantie.

Artikel 1 «Woning-markt»

0

zie punt 3 van de toelichting

zie punt 3 van de toelichting

http://www.nhg.nl/

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2013/05/07/toezicht-bzk-op-zelfstandige-organisaties.html

√ zie punt 3 van de toelichting

Toelichting

  • 1) De bijdrage uit de begroting voor de kosten van het ZBO maakt deel uit van de bijdrage uit de begroting aan het agentschap DHC. Zie voor de totale realisatiecijfers de baten-lastenparagraaf DHC in dit jaarverslag.

  • 2) De Raad van State heeft op 17 december 2014 geoordeeld dat het WEW niet langer is kwalificeert als bestuursorgaan. Om die reden is dit het laatste jaarverslag waarin de Stichting WEW in deze bijlage is opgenomen.

  • 3) Op het moment van opstellen van dit overzicht was het nog niet mogelijk om voor het WEW aan te geven of een rechtmatigheidverklaring over het jaar 2014 is verkregen. Het betreft hier zowel rechtmatigheidverklaringen als verklaring van getrouwheid die voor 2013 zijn afgegeven.

Ook de realisatiecijfers van de financiering van het WEW uit premies of tarieven in 2014 waren bij het opstellen van dit overzicht nog niet bekend. In 2013 was er geen financiering uit premies of tarieven.

2. AFGEROND EVALUATIE EN OVERIG ONDERZOEK

Artikel (artikelnummer) – (naam artikel)

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1a. Beleidsdoorlichtingen

   

1.1 Betaalbaarheid

Beleidsdoorlichting Huurgeschillenbeslechting https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/27926/kst-27926–138?resultIndex=215&sorttype=1&sortorder=4

2009

1.1 Betaalbaarheid

In verband met de heroverwegingen is de aangekondigde beleidsdoorlichting van het huurbeleid opgeschort. De Tweede Kamer is hier reeds over geïnformeerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 27 926, nr. 143)

2010

2.1 Energie en bouwkwaliteit

Energie besparen gaat niet vanzelf, Evaluatie Energiebesparingsbeleid gebouwde omgeving http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z23818&did=2014D47980

2014

2.1 Energie en bouwkwaliteit

Evaluatie Bouwbesluit 2012 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z23818&did=2014D47980

2014

2.3 Kwaliteit woonomgeving

Bevorderen van de leefbaarheid van wijken https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30983–2.html?zoekcriteria=%3fzkt%3dEenvoudig%26pst%3d%26 vrt%3d30983%26zkd%3dInDeGeheleText%26dpr%3d AfgelopenDag%26sdt%3dDatumBrief%26ap%3d%26 pnr%3d1%26rpp%3d10&resultIndex=1&sorttype=1& sortorder=4

2007

2.3 Kwaliteit woonomgeving

BZK en VROM Grote Steden Beleid: Beleidsdoorlichting Grotestedenbeleid http://www.rijksbegroting.nl/beleidsevaluaties/evaluaties-en-beleidsdoorlichtingen/archief

2007

2.3 Kwaliteit woonomgeving

Doorzetten en loslaten. Toekomst van de Wijkenaanpak http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/06/30/eindrapportage-visitatiecommissie-wijkenaanpak-doorzetten-en-loslaten-deel-1.html

2011

2.3 Kwaliteit woonomgeving

Beleidsdoorlichting van het programma Bevolkingsdaling http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2014D47938&did=2014D47938

2014

3. Kwaliteit Rijksdienst

Evaluatie Arbeidsmarktcommunicatiestrategie Rijk en ingezette activiteiten en instrumenten http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z23815&did=2014D47965

2014

     

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   

2.2 Woningbouw

Evaluatie woningbouwafspraken 2005–2009 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/02/17/evaluatie-woningbouwafspraken-2009.html

2011

2.2 Woningbouw

Evaluatie stimuleringspakket woningbouw http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/01/24/evaluatie-stimuleringspakket-woningbouw.html

2012

2.3 Kwaliteit woonomgeving

Tussenbalans «Zichtbare schakel. De wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt.» https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-146697

2012

     

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

2a. MKBA's

   

2.2 Woningbouw

MKB Effecten van Mogelijke Aanpassingen in Bouwbesluit http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/08/29/rapport-effecten-van-mogelijke-aanpassingen-in-bouwbesluit.html

2013

2.2 Woningbouw

MKB Toegankelijk, bezoekbaar, aanpasbaar http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/03/31/toegankelijk-bezoekbaar-aanpasbaar.html

2013

2.2 Woningbouw

MKB Privatisering van kwaliteitsborging in de bouw http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/09/23/mkba-privatisering-van-kwaliteitsborging-in-de-bouw.html

2013

     

3. Overig onderzoek

   

1.1 Betaalbaarheid

Evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/07/18/kamerbrief-over-wet-bijzondere-maatregelen-grootstedelijke-problematiek.html

2012

1. Woningmarkt en 2. Woonomgeving

Mogelijke effecten van de Kabinetsmaatregelen op de woningmarkt http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/04/06/mogelijke-effecten-van-de-kabinetsmaatregelen-op-de-woningmarkt-doorkijk-tot-2020/mogelijke-effecten-van-de-kabinetsmaatregelen-op-de-woningmarkt-doorkijk-tot-2020.pdf

2012

2.1 Energie en bouwkwaliteit

Aanscherpingsstudie EPC Woningbouw en Utiliteitsbouw 2015 http://www.rvo.nl/sites/default/files/2014/01/Aanscherpingsstudie%20EPC%20woningbouw%20en%20 utiliteitsbouw%202015.pdf

2013

2.1 Energie en bouwkwaliteit

Evaluatie Blok voor Blok http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/06/23/evaluatierapportage-blok-voor-blok.html

2014

2.2 Woningbouw

Evaluatie totstandkomingsproces bouwbesluit 2012 http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/06/25/kamerbrief-over-evaluatie-totstandkomingsproces-bouwbesluit-2012/kamerbrief-over-evaluatie-totstandkomingsproces-bouwbesluit-2012.pdf&rct=j&frm=1&q=&esrc=s&sa=U&ei= O_CrU-jtNIXHOZjvgIgD&ved=0CBsQFjAB&sig2= L8DKgb4cdbVMgn29QXqFxg&usg=AFQjCNF7d5ASJW--XDUS2uxBE3_FHONNyw

2013

2.2 Woningbouw

Naar een andere verdeling van verantwoordelijkheid in de bouw (Instituut voor Bouwrecht) http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/02/01/rapport-naar-een-andere-verdeling-van-verantwoordelijkheid-in-de-bouw.html

2013

2.2 Woningbouw

Quick Scan Autoriteit Privat Kwaliteitsborging (Brinkgroep) http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/06/01/ruimte-voor-ambitie.html

2013

2.2 Woningbouw

Positie Bouwconsument (Stichting Economisch onderzoek) http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/09/01/positie-bouwconsument.html

2013

2.2 Woningbouw

Erkende Technische oplossingen (Expertisecentrum regelgeving bouw) http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/11/29/rapport-erkende-technische-oplossingen.html

2013

2.2 Woningbouw

Eindgebruiker en opdrachtgever in de bouw: lessen uit het buitenland (Economisch Instituut voor de bouw) http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/03/21/rapport-eindgebruiker-en-opdrachtgever-in-de-bouw.html

2014

2.3 Kwaliteit woonomgeving

Evaluatie en advies uitvoeringsagenda Ortega-gemeenten http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/03/02/evaluatie-en-advies-uitvoeringsagenda-ortega-gemeenten.html

2012

2.3 Kwaliteit woonomgeving

Aanvullende evaluatie Wet bijzondere maatregelen groot stedelijk problematiek http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/07/18/evaluatie-wet-bijzondere-maatregelen-grootstedelijke-problematiek.html

2014

3. Kwaliteit Rijksdienst

Betaalgedrag van de rijksoverheid http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2009Z16567&did=2009D43350

2009

3. Kwaliteit Rijksdienst

Modernisering van de overheid Modernisering informatiehuishouding Rijk http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2009Z13624&did=2009D35265

2009

3. Kwaliteit Rijksdienst

Vierde Voortgangsrapportage Vernieuwing Rijksdienst http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2009Z16463&did=2009D42967

2009

3. Kwaliteit Rijksdienst

Derde Voortgangsrapportage Vernieuwing Rijksdienst http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2009Z09656&did=2009D2525

2009

3. Kwaliteit Rijksdienst

Sociaal jaarverslag Rijk 2008 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2009D23705&did=2009D23705

2009

3. Kwaliteit Rijksdienst

Sociaal jaarverslag Rijk 2009 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2010D22268&did=2010D22268

2010

3. Kwaliteit Rijksdienst

Evaluatie beheersmaatregelen grote ICT-projecten http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2011Z02222&did=2011D05592

2011

3. Kwaliteit Rijksdienst

Evaluatie Kaderwet Adviescolleges http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/11/08/evaluatie-kaderwet-adviescolleges-derde-staat-van-advies-2005–2010.html

2011

3. Kwaliteit Rijksdienst

Vernieuwing van de rijksdienst http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2011Z10277&did=2011D25479

2011

3. Kwaliteit Rijksdienst

Doeltreffendheid en effecten van de Kaderwet adviescolleges, Evaluatie Kaderwet Adviescolleges: Derde staat van advies 2005 – 2010 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2011Z22276&did=2011D54397

2011

3. Kwaliteit Rijksdienst

Trendnota Arbeidszaken Overheidspersoneel 2010 «De grote uittocht» http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2011Z15402&did=2011D37722

2011

3. Kwaliteit Rijksdienst

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2010 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/jaarverslagen/2011/05/12/jaarraportage-bedrijfsvoering-2010.html

2011

3. Kwaliteit Rijksdienst

Sociaal Jaarverslag Rijk 2010 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/jaarverslagen/2011/05/12/sociaal-jaarverslag-rijk-2010.html

2011

3. Kwaliteit Rijksdienst

Informatie- en communicatietechnologie (ICT): Webrichtlijnen http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2012Z20458&did=2012D44383

2012

3. Kwaliteit Rijksdienst

Feiten en Cijfers. Werken in de publieke sector, 2012 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2012Z13776&did=2012D29183

2012

3. Kwaliteit Rijksdienst

Aanbieding studie «Comparing countries on public performance» van het Sociaal en Cultureel Planbureau http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2012Z12426&did=2012D26418

2012

3. Kwaliteit Rijksdienst

Herziene versie Evaluatie Kaderwet ZBO's http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2012Z08933&did=2012D18864

2012

3. Kwaliteit Rijksdienst

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2011 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/jaarverslagen/2012/05/10/jaarrapportage-bedrijfsvoering-rijk-2011-tot-en-met-bijlage-4.html

2012

3. Kwaliteit Rijksdienst

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2012 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/05/01/jaarrapportage-bedrijfsvoering-rijk-2012.html

2013

3. Kwaliteit Rijksdienst

Eindrapport «De Grote Uittocht Herzien» http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2013D44767&did=2013D44767

2013

3. Kwaliteit Rijksdienst

Feiten en Cijfers Werken in de publieke sector http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2013Z11351&did=2013D23492

2013

3. Kwaliteit Rijksdienst

Kabinetsreactie op het rapport «Verbinding Verbroken?» http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2013D12606&did=2013D12606

2013

3. Kwaliteit Rijksdienst

Evaluatie implementatie social return rijksoverheid http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z18999&did=2014D38574

2014

3. Kwaliteit Rijksdienst

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2013 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z09163&did=2014D18067

2014

3. Kwaliteit Rijksdienst

Instelling Nationaal Commissaris Digitale Overheid http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z09822&did=2014D19638

2014

3. Kwaliteit Rijksdienst

Zelfstandige bestuursorganen, Het kabinetsbeleid ten aanzien van zbo's http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z08628&did=2014D16933

2014

6.1 Doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

Evaluatie Rijkshuisvestingsstelsel http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/11/07/kamerbrief-2e-evaluatie-rijkshuisvestingsstelsel.html

2011

Doorlichting FMHaaglanden

Doorlichting agentschap FMHaaglanden http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brieven/2014/03/26/aanbieding-doorlichting-agentschap-fmhaaglanden.html

2012

Doorlichting Logius

Doorlichtingsrapport Logius http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brieven/2013/07/04/aanbiedingsbrief-bij-het-doorlichtingsrapport-logius.html

2013

Doorlichting DHC

Financiën heeft in 2014 in het kader van de regeling agentschappen een doorlichting uitgevoerd van de Dienst Huurcommissie.

2014

3. EXTRA-COMPTABEL OVERZICHT STEDENBELEID 2014

De Minister voor Wonen en Rijksdienst is programmaminister voor het stedenbeleid 2010–2014. Vanuit die coördinerende verantwoordelijkheid voor het bevorderen van de leefbaarheid in steden heeft hij onderhavige overzichtsconstructie tot zijn beschikking, conform de Rijksbegrotingsvoorschriften 2015. Het overzicht heeft een informatiefunctie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid zichtbaar gemaakt, ook al wordt het beleid door meer ministers uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.

Beleidsterrein/instrument

Type uitkering 2014

Ministerie

2013

2014

20151

20161

20171

(indicatieve bedragen x € mln.) 2

             

Sociaal domein

             

Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid 3

decentralisatieuitkering

VWS

256

256

               

Gezond in de stad

decentralisatieuitkering

VWS

5

8

               

Onderwijsachterstandenbeleid

specifieke uitkering

           

OAB-Besluit van 23 augustus 2010 4

 

OCW

182

182

OAB-Besluit tot wijziging van 28 november 2011 5

 

OCW

95

95

               

Participatiebudget6

specifieke uitkering

           

Inburgering

 

SZW

47

0

Volwasseneneducatie 7

 

OCW

25

29

               

Jeugd

decentralisatieuitkering

           

Voortijdig schoolverlaten (accent op aanpak overbelaste jongeren)8

 

OCW

22

22

               

Vrouwenopvang/huiselijk geweld 9

decentralisatieuitkering

VWS

91

91

Totaal beschikbare middelen sociale domein

   

723

683

               

Fysiek domein

             

Investeringsbudget stedelijke vernieuwing

decentralisatieuitkering

W&R

153

139

Budget voor stedelijke vernieuwing (bodemsanering)

decentralisatieuitkering

I en M

18

18

Totaal beschikbare middelen sociale en fysieke domein

   

894

840

X Noot
1

Het Extra-comptabel overzicht stedenbeleid is jaarlijks opgesteld voor de periode 2010 tot en met 2014 en is per 1 januari 2015 vervallen.

X Noot
2

Met het oog op de vergelijkbaarheid met de reeksen in voorgaande jaren wordt uitgegaan van de G4/G27 (G31), tenzij anders vermeld.

X Noot
3

Het betreft hier de 27 centrumgemeenten maatschappelijke opvang binnen de G31.

X Noot
4

De specifieke uitkering gaat naar alle gemeenten met onderwijsachterstandleerlingen (n.a.v. de som van de schoolgewichten in de desbetreffende gemeente); het betreft hier het bedrag voor de G31.

X Noot
5

Het betreft hier een aanvullende bekostiging bestemd voor vve, schakelklassen en zomerscholen aan G37 (G31, zgn. Ortega-gemeenten – Almere, Apeldoorn, Ede, Haarlemmermeer, Zoetermeer – en de gemeente Delft); Staatsblad 2011, 582.

X Noot
6

Vanaf 2010 zijn voor de G31 de middelen voor inburgering en volwasseneneducatie toegevoegd aan het Participatiebudget. In 2013 en 2014 vindt de verdeling van de educatiemiddelen deels plaats op basis van outputverdeelmaatstaven en deels op basis van objectieve gegevens. Hierdoor kan de verdeling van het budget tussen de G31 en de andere gemeenten wijzigen.

X Noot
7

Het betreft hier volwasseneneducatie aan de G37 (G31, zgn. Ortega-gemeenten – Almere, Apeldoorn, Ede, Haarlemmermeer, Zoetermeer – en de gemeente Delft).

X Noot
8

De uitkering gaat naar de G31 en naar de gemeenten Almere, Apeldoorn, Ede en Zoetermeer.

X Noot
9

Het betreft hier de 25 centrumgemeenten vrouwenopvang binnen de G31.