Kamerstuk 34200-X-5

Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Defensie 2014

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2014

Gepubliceerd: 5 juni 2015
Indiener(s): Han ten Broeke (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34200-X-5.html
ID: 34200-X-5

Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 juni 2015

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over het Jaarverslag Ministerie van Defensie 2014 (Kamerstuk 34 200 X, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De griffier van de commissie, Van Leiden

1

Hoeveel geld moet Defensie bij het huidige budget opgeteld krijgen om de krijgsmacht over de gehele linie volledig op niveau te krijgen voor het huidige ambitieniveau? Hierbij graag een onderscheid maken tussen incidentele en structurele investeringen.

2

Wat is volgens u een realistische balans tussen ambities en middelen? Is deze balans in de praktijk ook haalbaar?

De krijgsmacht kan met aanzienlijke inspanning voldoen aan het ambitieniveau zoals gesteld in de nota In het belang van Nederland. Zoals bekend, gelden daarbij wel beperkingen die hun weerslag hebben op het vermogen van de krijgsmacht om meerdere operaties gelijktijdig uit te voeren. Daarnaast staat het voorzettingsvermogen en de geoefendheid van de krijgsmacht onder druk. De beperkingen die in 2014 aan de orde waren, zijn beschreven in bijlage 8 bij het Jaarverslag.

Hoeveel geld nodig is om alle beperkingen op te heffen, hangt af van de vraag welke beperkingen acceptabel worden geacht op grond van de inschatting van de veranderde veiligheidssituatie en de eisen die aan de krijgsmacht worden gesteld. Zo vraagt een kortere reactietijd een hogere gereedheid van materieel en personeel. Ook aan de geoefendheid stelt dit hogere eisen. Dit heeft gevolgen voor de instandhouding, de beschikbaarheid van reserverdelen en van personeel. Het stelt voorts hogere eisen aan levensverlengend onderhoud en vervanging van wapensystemen, waardoor het ook gevolgen voor de investeringen heeft. Hierover vindt nog overleg en besluitvorming plaats.

3

Kunt u de financiële gevolgen van de maatregelen, zoals deze zijn opgesomd op pagina 11, onder elkaar zetten?

Bij de begrotingsafspraken 2014 is € 115 miljoen structureel beschikbaar gekomen voor Defensie. In mijn brief van 25 oktober 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 7) heb ik de gevolgen van de begrotingsafspraken 2014 geschetst voor Defensie.

  • Hiervan is € 49 miljoen gebruikt om het deel van de prijscompensatie dat in 2014 niet werd uitgekeerd, op te vangen.

  • Eén van de intensiveringen in de begrotingsafspraken betreft het voor Defensie beschikbaar komen van € 25 miljoen voor regionale werkgelegenheid. Dit bedrag is ingezet om de Johan Willem Frisokazerne in Assen open te houden en het 45 Pantserinfanteriebataljon te behouden. Om dit laatste mogelijk te maken, is de 13 gemechaniseerde brigade in Oirschot omgevormd naar een gemotoriseerde brigade.

  • De resterende € 41 miljoen is gebruikt om maatregelen in het operationele domein te verzachten. Hierdoor is onder meer het Joint Support Ship in dienst gesteld, blijft de marinierscompagnie op Aruba bestaan en blijft de vliegbasis Leeuwarden een main operating base.

In de brief van 23 oktober 2013 is een overzicht opgenomen van de financiële gevolgen van alle maatregelen uit de nota «In het belang van Nederland», waarin de gevolgen van de begrotingsafspraken 2014 zijn verwerkt.

In mijn brief van 17 maart 2015 heb ik de Kamer geïnformeerd over onder meer de financiële aspecten van het invoeren van informatiegestuurd optreden (IGO) bij de KMar (Kamerbrief 33 763, nr. 70). Voor infrastructurele- en IT-voorzieningen is een eenmalige investering nodig van € 81 miljoen. De structurele besparing bedraagt € 5,7 miljoen per jaar.

In mijn brief van 5 maart 2014 heb ik de Kamer geïnformeerd dat de Van Ghentkazerne in Rotterdam open blijft (Kamerstuk 33 763, nr. 37). De oorspronkelijke besparing van € 5,3 miljoen op de exploitatie als gevolg van het sluiten van de kazerne wordt nu bereikt door bijdragen van de gemeente Rotterdam en het Ministerie van Veiligheid en Justitie en door investeringen die niet nodig zijn voor aanvullende nieuwbouw in Vlissingen over te hevelen naar de exploitatie.

4

Kunt u aangeven wanneer het reorganisatietraject van de Defensie gezondheidsorganisatie (DGO) is afgelopen en tegen welke problemen u hierbij aanloopt?

75

Waardoor is de reorganisatie van de Defensie Gezondheidsorganisatie vertraagd?

Nadat medio 2014 met de bonden overeenstemming is bereikt over het voorzieningenniveau, zijn de reorganisatieplannen aan het voorzieningenniveau getoetst. Dit proces is zorgvuldig en in overleg met de bonden uitgevoerd.

De gemaakte afspraken over het voorzieningenniveau hebben consequenties voor de bedrijfsvoering en organisatie van het Eerstelijns Gezondheidszorg Bedrijf (EGB). Het werkveld van de bedrijfsgeneeskundige zorg wordt ondergebracht in twee organisatiedelen. Een deel blijft bij het EGB, een ander deel is voorzien bij een nieuw op te richten Afdeling Bedrijfsgeneeskunde Zorg (BGZ) onder het CEAG. Dit betekent dat het reorganisatieplan van het EGB aangepast moest worden en dat er een nieuw reorganisatietraject voor de BGZ is gestart. Op 12 juni worden de reorganisatieplannen van het EGB en de Afdeling BGZ CEAG formeel met de bonden besproken. De omklapdatum voor beide reorganisaties is voorzien in het eerste kwartaal van 2016.

Sinds 3 april jl. is het Defensie Gezondheidszorg Opleidings- en Trainingscentrum (DGOTC) operationeel, waarmee de reorganisatie van het voormalige Instituut Defensie Geneeskundige Opleidingen (IDGO) is voltooid. Het Coördinatiecentrum Expertise voor Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG) is gestart met de implementatie van de reorganisatie.

5

Wat is uw analyse voor het niet halen van de wervingsplanning en de hoge uitstroom voor onderdelen, zoals medisch personeel, en de gevolgen hiervan voor de toekomstige operationele inzet van de krijgsmacht?

De schaarste bij diverse categorieën specialistisch personeel heeft vooral negatieve gevolgen voor het voortzettingsvermogen van huidige (grotere) missies. Door inhuur van personeel en de inzet van reservisten kunnen de vacatures in de vredesbedrijfsvoering, veroorzaakt door uitzending, deels worden opgevangen. Wel kan dit leiden tot een hogere uitzenddruk bij de militair specialist.

6

Kunt u inzichtelijk maken hoe het met de instroom van lastig te werven categorieën personeel is gesteld? Worden tekorten op dit gebied ingelopen? Graag staven met cijfers.

Lastig te werven categorieën waren in 2014 vooral de vliegers, luchtvaart- en elektrotechnici en verkeers- en gevechtsleiders. Na onder meer een gerichte wervingscampagne voor vliegers eind 2014, is er voor de vliegers en de verkeers- en gevechtsleiders op dit moment weer voldoende animo om in de behoefte te voorzien. De wervingsresultaten voor technici zijn sterk afhankelijk van de functie waarvoor kan worden geopteerd. Defensie kent een grote diversiteit aan technische functies. In totaal werft de organisatie 60 verschillende categorieën technisch personeel. De wervingsresultaten verschillen sterk per categorie. Zo verloopt de werving van technici op manschappenniveau goed. De werving voor elektrotechniek (vooral avionica) op zowel officiers- als onderofficiersniveau loopt daarentegen sterk achter op de planning. Het tekort aan technici is geen verschijnsel dat alleen Defensie treft, het raakt veel organisaties die intensief gebruik maken van moderne technologie. Zie voor meer informatie de personeelsrapportage over 2014 (Kamerstuk 34 000 X, nr. 100).

7

Wat zijn de consequenties van de verslechterende veiligheidssituatie en het oprukken van de Taliban in Afghanistan voor de Resolute Support missie en in het bijzonder de Nederlandse bijdrage?

De veiligheidssituatie in Afghanistan wordt zowel in het operatiegebied als in Nederland continu beschouwd. Daarbij wordt beoordeeld of dit van invloed is op de deelneming van Nederlandse militairen in Afghanistan. Vooralsnog heeft dit geen directe consequenties voor de Nederlandse bijdrage. De verslechterde veiligheidssituatie onderstreept wel de noodzaak tot het voortzetten van het trainen, het adviseren en het assisteren van de Afghaanse veiligheidstroepen en de daaraan verbonden instituties binnen de Resolute Support missie.

8

Waardoor stijgt de nationale inzet van Defensie ten opzichte van voorgaande jaren (2014 ruim 2.500 keer, 2013 2.300 keer en 2012 1.900 keer)?

Door onder meer de intensievere samenwerking met de civiele partners en de betere bekendheid van civiele partners met de specialismen van Defensie neemt de vraag naar nationale inzet van Defensie toe. Zie ook de evaluatie van het convenant Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK, verzonden 2 juni jl.).

9

Wanneer is de herijking van het convenant Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) klaar?

11

Wat is de stand van zaken aangaande de herijking van het FNIK-convenant?

De afgelopen periode is het FNIK-convenant geëvalueerd in samenwerking met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Veiligheid en Justitie. Het convenant is op basis van de conclusies uit de evaluatie herijkt. Uw Kamer is hierover 2 juni jl. per brief geïnformeerd.

10

Wat zijn de totale kosten geweest van inzet van de 8000 militairen tijdens de Nuclear Security Summit?

De eindrealisatie van de inzet van Defensie bij de NSS bedraagt € 5,7 miljoen. Daarvan is € 4,8 miljoen door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gecompenseerd vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) en € 0,9 miljoen vanuit de defensiebegroting.

11

Wat is de stand van zaken aangaande de herijking van het FNIK-convenant?

Zie het antwoord op vraag 9.

12

Werkt u ook samen met kennisinstituten en het bedrijfsleven om een goede vervanger van chroomhoudende verf te zoeken? Zo ja, met welke instanties?

Ja, er wordt samengewerkt met bijvoorbeeld het Nationaal Luchtvaart en Ruimtelaboratorium (NLR). In 2013 heeft Defensie het NLR een studie laten uitvoeren naar alternatieve coatings. Ook het internationaal onderzoek op dit vlak wordt nauwgezet gevolgd.

13

Gaat de cyberinzet van MIVD/Defensie ten behoeve van andere overheidsorganisaties straks ook onder het FNIK vallen?

FNIK ziet op de financiering van de inzet van militaire bijstand en steunverlening op grond van de Politiewet 2012, de Wet Veiligheidsregio’s, de Veiligheidswet BES dan wel de Aanwijzingen inzake de inzet van de krijgsmacht in Aruba, Curacao en Sint Maarten. Deze inzet vindt plaats onder gezag van en ter ondersteuning aan de civiele autoriteiten. De MIVD voert haar taken uit op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en de financiering daarvan valt daarmee niet onder FNIK. Cyberinzet vanuit het Defensie Cybercommando kan onder FNIK vallen wanneer sprake is van ondersteuning aan de civiele autoriteiten.

14

Wat zijn de praktische effecten van het niet behalen van het investeringsbudget van 20% sinds 2010 voor de inzetgereedheid van eenheden? Kunt u daarbij onderscheid maken tussen eenheden die op missie gaan en eenheden die niet (op korte termijn) op missie gaan?

56

Wat betekent het uitblijven van diverse investeringen, voor de toekomstige instandhoudingen/exploitaties van betrokken wapensystemen?

Zowel bij de beleidsbrief in 2011 als bij de nota In het belang van Nederland is tijdelijk een investeringspercentage van onder de 20 procent geaccepteerd om binnen beperkte tijd tot bezuinigingen te komen. Het investeringsplan is daarop aangepast, waarbij investeringen zijn vertraagd of geschrapt. Zie ook het antwoord op vraag 107. Naast het vooraf geaccepteerde, tijdelijk lagere investeringspercentage was er in 2014 ook sprake van onderrealisatie bij de investeringen. Hierdoor is slechts 14,3 procent investeringen gerealiseerd, waar in de begroting nog 15,7 procent investeringen voorzien was.

De operationele consequentie van een lage gerealiseerde investeringsquote is een potentieel latere aanschaf en invoering van een aantal (wapen)systemen. In het geval van vervangingsinvesteringen moet Defensie daardoor mogelijk langer de te vervangen systemen aanhouden. De operationele prestaties van de oude systemen zijn vaak minder dan de voorziene vervangers. Noodzakelijk geachte operationele vernieuwingen kunnen niet, of pas later, worden gerealiseerd. Als er bij inzet sprake is van een specifieke behoefte waarin (nog) niet is voorzien, kan dit eventueel na een versnelde procedure (fast track procurement) worden aangeschaft.

Een tijdelijk lagere investeringsquote leidt niet onmiddellijk tot beperkingen voor de gereedstelling en inzet. De bestaande wapensystemen worden in stand gehouden vanuit het exploitatiebudget. Op de langere termijn heeft een laag investeringspercentage wel een negatieve invloed op de gereedstelling, inzet en innovatie. De wapensystemen verouderen, krijgen steeds meer last van storingen en hebben meer onderhoud nodig. Dit kan leiden tot extra kosten, een lagere beschikbaarheid of verminderde inzetbaarheid of operationele relevantie. Het is, met andere woorden, van belang de balans tussen investeringen en exploitatie te bewaren.

15

Ziet u mogelijkheden om de investeringsquote omhoog te brengen naar 20%? Hoe groot schat u de kans in dat de 20% wordt bereikt in de komende jaren? Graag een toelichting.

49

Wanneer verwacht u de knelpunten in de verwervingsketen te hebben opgelost?

50

Klopt het dat bij de investeringen het geraamde bedrag niet gehaald is door een tekort aan personeel en de vertraagde invoering van het ERP-systeem?

Voor het herstel van het gerealiseerde investeringspercentage zijn twee zaken van belang. Ten eerste moet voldoende investeringsbudget beschikbaar zijn gemaakt. Dat is het geval: in de begroting 2015 is voor 2016 op basis van het investeringsbudget in relatie tot de totale begroting een investeringspercentage van 20 procent geraamd. Dit wil niet zeggen dat dit ook volledig kan worden gereraliseerd.

In andere woorden, en ten tweede, de hele verwervingsketen (van behoeftestelling tot overeenkomst) moet in staat zijn om het beschikbare budget aan te wenden voor investeringsprojecten. In dit deel liggen vooral de uitdagingen. Om het gewenste percentage in de toekomst te realiseren, is het van belang om de gehele verwervingsketen te versterken. Daarom wordt de personele capaciteit bij DMO versterkt door extra tijdelijke formatie, meer inhuur op projecten en een betere vulling van de militaire functies. Bij de begroting 2015 is bovendien geïnvesteerd in specialistische functies op relevante plekken (smart buyers/specifiers). Positief is dat na de vele reorganisaties de organisatie in rustiger vaarwater lijkt te komen. Na jaren van veel kleinere projecten zijn de komende jaren voorts enkele grotere projecten gepland, zoals de F-35. Desondanks blijft het van groot belang om te kijken naar de vereenvoudiging van het verwervingsproces in samenhang met het Defensie Materieel Proces en het verkorten van de looptijd van investeringsprogramma’s. Om de verbetering en de realisatie van het investeringspercentage op de korte en de lange termijn te bewerkstelligen en te bewaken, is een taskforce opgericht en een onderzoek opgestart door een extern bureau. Dit onderzoek moet leiden tot verdere verbeteringen om onderrealisatie voor investeringsprojecten tegen te gaan.

Let wel, de onderrealisatie zal vermoedelijk ook de komende jaren nog aan de orde zijn. Alle inspanningen zijn erop gericht om de komende jaren te groeien naar de realisatie van het gewenste investeringspercentage. De effecten daarvan moeten de komende jaren zichtbaar worden. Het behalen van het percentage is echter ook afhankelijk van externe factoren zoals tijdige en kwalitatief juiste levering door leveranciers, tijdige besluitvorming, de voortgang bij eventuele partnerlanden en een ongestoord verloop van het verwervingsproces.

Er is geen oorzakelijk verband tussen de vertraagde invoering van ERP en de onderrealisatie bij de investeringen.

16

Wat zijn de totale kosten van het Speer-programma en de tot nu toe gemaakte kosten van de invoering van het Enterprise Resource Planning (ERP)-systeem samen?

Tot eind 2014 is ongeveer € 425 miljoen uitgegeven aan ERP, inclusief de aanpassing van legacy-systemen en de voorbereiding van de exploitatie, exclusief interne kosten. Deze interne kosten bestaan voornamelijk uit interne personeelskosten en implementatiekosten en worden geschat op ongeveer € 145 miljoen. De schatting van de Algemene Rekenkamer komt hoger uit (op € 900 miljoen). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een hogere schatting van de interne personeelskosten, onder meer door het meetellen van toekomstige kosten (tot 2022), en het meetellen van de kosten voor de plannen voor de optimalisatie van ERP. De Algemene Rekenkamer rekent bovendien een extra post toe voor de dubbele beheerlasten van € 48 miljoen.

17

Kunt u aangeven wanneer u verwacht het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Wapensystemen aan de Kamer te kunnen aanbieden?

19

Wanneer is het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Wapensystemen onderzoek naar mogelijkheden voor internationale samenwerking op het gebied van aanschaf en onderhoud van wapensystemen klaar?

Het eindrapport en de kabinetsreactie ontvangt u voor 1 september 2015.

18

Wanneer is de beleidsdoorlichting «Flexibel personeelssysteem» klaar?

De beleidsdoorlichting «Flexibel personeelssysteem» is voltooid en op 29 mei verzonden aan uw Kamer (Kamerstuk 31 516, nr. 10).

19

Wanneer is het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Wapensystemen onderzoek naar mogelijkheden voor internationale samenwerking op het gebied van aanschaf en onderhoud van wapensystemen klaar?

Zie het antwoord op vraag 17.

20

Wat is het totaalbedrag van doorgeschoven posten (Defensie-breed) naar volgende Defensie-begrotingsjaren (2016 en later)?

21

Wat is het totaalbedrag van doorgeschoven posten (Defensie-breed) naar het Defensie begrotingsjaar 2015? Kunt u hierbij een (totaal)lijst met alle posten maken?

Met de eerste suppletoire begroting 2014 is op het niet-beleidsartikel 10 (Centraal Apparaat) € 35 miljoen doorgeschoven naar 2015 vanwege de latere instroom van personeel in de diverse SBK uitkeringsregelingen. Met de slotwet 2014 is € 40 miljoen investeringsbudget en € 1 miljoen exploitatiebudget doorgeschoven naar 2015. Via de eindejaarsmarge van de HGIS is een bedrag van € 38 miljoen vanuit 2014 doorgeschoven naar 2015. Vanuit het begrotingsjaar 2014 zijn geen budgetten overgebracht naar 2016 en later.

22

Naar welke jaren zijn de op pagina 22 genoemde «verschuivingen verkoopontvangsten» (48,5 miljoen euro) doorgeschoven?

Een bedrag van € 48,5 miljoen aan verkoopopbrengsten van roerende goederen is niet in 2014 ontvangen. Deze verkoopopbrengsten worden nu voornamelijk in 2015 voorzien.

23

Wat is het totaalbedrag van kosten bij missies die doorgeschoven zijn van 2014 naar begrotingsjaar 2015?

In totaal is € 18,5 miljoen meegenomen naar 2015 via de eindejaarsmarge van de HGIS vanwege verplichtingen die in 2014 niet tot betaling zijn gekomen. Deze verplichtingen zullen in 2015 alsnog tot betaling leiden.

24

Is de trainingsmissie Capacity Building Mission in Iraq (CBMI) in 2015 gestart?

Voor de CBMI trainingsmissie zijn eind 2014 Nederlandse Planning & Liaison Teams naar Bagdad en Erbil vertrokken. Deze teams hebben de (logistieke) planning van de trainingen en afstemming met lokale- en coalitiepartners uitgevoerd. De eerste Nederlandse trainingsactiviteiten startten in Erbil in februari 2015. De eerste Nederlandse trainingsactiviteiten in Bagdad startten in maart 2015.

25

Kunt u toelichten waaruit de «uitgaven contributies» bestaan? Kunt u daarbij toelichten aan welke organisaties er contributie is betaald, met welk doel, inclusief bijbehorend bedrag?

De post «uitgaven contributies» behelst onder meer de Nederlandse bijdrage aan de gemeenschappelijke financiering van EU-missies (€ 3,8 miljoen) en missies van de Navo (€ 15,7 miljoen). Dit zijn bijdragen aan de exploitatiekosten van crisisbeheersingsmissies die volgens een verdeelsleutel per lidstaat worden berekend. Daarnaast wordt uit deze post de bijdrage aan de SAC C-17 gefinancierd (€ 19,2 miljoen).

26

Kunt u per missie aangeven of de geplande doelstellingen al dan niet zijn gehaald?

Conform het toetsingskader heeft het parlement een separate evaluatie over de inzet van Nederlandse militairen in 2014 ontvangen, opgesteld onder verantwoordelijkheid van de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 29 521 nr. 291). In deze verantwoording van Nederlandse militaire bijdragen aan operaties, missies en samenwerkingsprogramma’s zijn zowel de militaire als de politieke aspecten beschreven.

27

Bent u, gezien de personele tekorten, in staat om bij grote nationale rampen op tijd steun te verlenen?

Daar waar knelpunten ontstaan, zoals bijvoorbeeld bij artsen, zal bij grote nationale rampen herprioritering plaatsvinden waardoor naar verwachting aan de toegezegde steunverlening of militaire bijstand kan worden voldaan.

28

Wat zijn de totale operationele kosten per organiek component (manschappen plus wapensystemen) zoals deze in de lijst op pagina 35 terug te vinden zijn?

35

Wat zijn de totale kosten per organiek component zoals afgebeeld op de tabel op blz. 39 (bijvoorbeeld: wat kost een verkenningsbataljon of bataljon van de luchtmobiele brigade of staf genietroepen)?

De beleidsartikelen 2 tot en met 5 van de defensiebegroting geven informatie over uitgaven en ontvangsten per operationeel commando. De tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid» op de pagina’s 36 en 40 maken daarbij onderscheid tussen apparaatsuitgaven en programma-uitgaven, maar zijn niet uitgesplitst naar de organieke componenten zoals opgenomen in de tabellen over de realisatie van operationele doelstellingen. De financiële administratie is niet ingericht om dit inzicht te kunnen verschaffen.

Wel is in de nota In het belang van Nederland voor de eerste keer financiële informatie gegeven ingedeeld naar wapensystemen. In zogeheten wapensysteemsjablonen wordt inzicht gegeven in de met de wapensystemen samenhangende investeringen, materiële en personele exploitatie. In de defensiebegroting 2015 is dit inzicht vervolgens in bijlage 4.2 geactualiseerd en aangevuld met de aansluitingstabel die laat zien op welke wijze de wapensysteemsjablonen getalsmatig aansluiten op de (niet-)beleidsartikelen.

29

Wat is de oorzaak van de onderbezetting bij de Flag officer Sea Training (Fost) in Plymouth?

De onderbezetting betreft vooral Engels personeel. Er is momenteel een tekort aan Engelse Sea riders. Defensie vult de Nederlandse functies bij FOST zoals overeengekomen. De onderbezetting hangt samen met de introductie van twee nieuwe Engelse vliegkampschepen. Deze schepen leggen een groter beslag op de trainingscapaciteit van FOST. De komende weken wordt onderzocht in hoeverre Nederland met aanvullend personeel kan bijdragen om de effecten voor het opwerken te beperken.

30

Waardoor hebben bij diverse krijgsmachtonderdelen meer medewerkers gebruik gemaakt van de regeling voor ontslagbescherming en hoe werkt dit de komende jaren in de begrotingen en het beleid door?

42

Wat zijn de redenen van een hoger dan verwacht gebruik van de garantieregeling voor oudere medewerkers kort voor leeftijdsontslag bij het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK), CLAS, Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) en Koninklijke Marechaussee (Kmar)? Wat zijn uw inschattingen op dit terrein voor de komende jaren?

Voor aanvang van de reorganisaties is een inschatting gemaakt van het verwachte aantal medewerkers dat in aanmerking zou kunnen komen voor de maatregel «ontslagbescherming». Deze maatregel betreft een nieuw managementinstrument dat ingezet kon worden door de hoofden van de defensieonderdelen. Gebleken is dat in totaal meer medewerkers in de gelegenheid zijn gesteld om gebruik te maken van de maatregel dan oorspronkelijk geraamd. De maatregel is conform het SBK-2012 toegepast voor medewerkers die op de peildatum 1 januari 2012 ten hoogste vier jaar verwijderd waren van hun reguliere leeftijdsontslag. Het grootste deel van de betreffende groep heeft inmiddels de defensieorganisatie verlaten. De laatste medewerkers die nog gebruik kunnen maken van de maatregel, verlaten uiterlijk 1 januari 2016 de organisatie. Hierdoor loopt op genoemde datum het met deze maatregel gepaard gaande budgettaire beslag ten einde. Er is derhalve geen sprake van doorwerking in de begroting in de komende jaren.

31

Aan welke inzetbaarheidsdoelstellingen heeft het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) in 2014 niet voldaan?

De afgelopen jaren is ingeteerd op onder meer voorraden en ondersteuning. Het gevolg hiervan is dat eenheden de afgelopen jaren inzetgereed waren met beperkingen. Dit werd geaccepteerd. In gevallen waar beperkingen niet acceptabel waren, werden deze opgelost ten koste van andere eenheden en het voortzettingsvermogen. Het was daarmee nog steeds mogelijk om in grote lijnen aan de vastgestelde inzetbaarheidsdoelstellingen te voldoen. Daardoor staat echter het voortzettingsvermogen en de geoefendheid onder druk. Er kan echter worden voldaan aan inzetbaarheidsdoelstelling 1 (de verdediging van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied), waarbij «alle beschikbare middelen» op grotere schaal moeten worden kunnen ingezet.

Voor inzetbaarheidsdoelstelling 2 (operaties wereldwijd ter bevordering van de internationale stabiliteit en rechtsorde) waren er beperkingen. Deze beperkingen komen naar voren indien het langdurige inzet betreft (voortzettingsvermogen), indien inzet plaats moet vinden in een hoog dreigingsscenario of als er sprake is van meer dan één inzet tegelijkertijd. In dat laatste geval is de inzet van de combat support en combat service support eenheden de beperkende factor, tenzij bondgenoten de benodigde ondersteuning leveren. Specifieke aandachtpunten voor het CLAS zijn de daarbij de beschikbaarheid van helikopters, bevoorradings- & transportcapaciteit, informatiesystemen (CIS), medische ondersteuning, personele capaciteit voor ondersteuning van missies (National Support Element) en de beschikbaarheid van mobiele drinkwaterinstallaties. De knelpunten in de materiële gereedheid heb ik toegelicht in mijn brief van 22 mei jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 74)

Voor inzetbaarheidsdoelstelling 3 (bijdragen aan de nationale veiligheid onder civiel gezag) waren er de volgende beperkingen in de tweede helft van 2014 met betrekking tot de in totaal 19 in de ICMS-catalogus gegarandeerde capaciteiten:

  • Kleine onbemande vliegtuigen in verband met inzet in het Caribisch gebied;

  • De back-up voorzieningen in geval van uitval van bestaande verbindingen van bestuurlijk-operationele centra zijn beperkt beschikbaar. Dit wordt veroorzaakt door de inzet van deze (CIS-)capaciteiten in missies en door beperkingen in de materiële gereedheid van de resterende systemen in Nederland;

  • De zes geneeskundige hulpposten, een mobiel noodhospitaal voor tweedelijns verzorging en een peloton ziekenauto’s kunnen niet in volle omvang binnen 48 uur worden geleverd door een lagere materiële gereedheid en het beperkte aantal artsen;

  • De CBRN-ontsmettingscapaciteit is beperkt door het aantal beschikbare beschermende pakken. De verwervingsprocedure hiervoor is gestart. De beperking heeft geen gevolgen voor de CBRN-detectiecapaciteit.

32

Waardoor kent een groot aantal systemen langdurig een lage materiële gereedheid? Wat wordt hierbij bedoeld met langdurig?

36

Wanneer zijn de achterstanden op het gebied van verwerving en de tekorten aan reserveonderdelen weggewerkt?

Door tekorten aan reservedelen, langdurige verwervingstrajecten en tekorten aan technisch personeel gecombineerd met het aantal missies, kent een aantal wapensystemen langdurig een lage materiële gereedheid. De omvang van de problematiek verschilt per wapensysteem. In mijn brief van 22 mei jl. over de knelpunten in de materiële gereedheid (Kamerstuk 33 763, nr. 74) heb ik u een overzicht gegeven van de problemen bij de verschillende wapensystemen. De aanvulling van reservedelen kost echter tijd. Naar verwachting zijn de meeste problemen vanaf 2019 opgelost.

33

Wat is uw analyse voor het tekort aan gevechtsondersteunende eenheden?

Het tekort aan gevechtsondersteunende eenheden is onderkend in de nota In het belang van Nederland. Door de beperkte beschikbaarheid van gevechtsondersteunende eenheden zal vaker een beroep worden gedaan op ondersteuning van bondgenoten.

34

Klopt het dat de «ROLE 2 Medical Treatment Facility» in 2014 niet is ingezet omdat deze niet operationeel gereed was? Zo nee, kunt u toelichten wat dan reden is dat deze eenheden in 2014 niet zijn ingezet?

De realisatie van de role 2 geneeskundige faciliteiten bleef in 2014 achter bij de operationele doelstellingen. Dit was het gevolg van de reorganisatie van de geneeskundige eenheden. Er was echter wel een role 2 geneeskundige eenheid inzetgereed. Deze was niet als geheel benodigd voor de lopende missies. Onderdelen van deze capaciteiten zijn wel ingezet, zoals in Mali, op schepen, in Afghanistan en in verband met de ramp met vlucht MH-17.

35

Wat zijn de totale kosten per organiek component zoals afgebeeld op de tabel op blz. 39 (bijvoorbeeld: wat kost een verkenningsbataljon of bataljon van de luchtmobiele brigade of staf genietroepen)?

Zie het antwoord op vraag 28.

36

Wanneer zijn de achterstanden op het gebied van verwerving en de tekorten aan reserveonderdelen weggewerkt?

Zie het antwoord op vraag 32.

37

Wat zijn de financiële en beleidsinhoudelijke gevolgen van het niet beschikbaar hebben van materiaal en personeel voor de begroting van 2015?

De begroting voor 2015 is reeds vastgesteld. De uitvoering gebeurt binnen de daarin omschreven beleidskaders en financiële kaders.

38

Hoe denkt u Defensie-breed de grote tekorten aan personeel weg te kunnen werken en wat zijn hiervoor dan de kosten?

Op dit moment kampt Defensie, naast tekorten bij bepaalde categorieën personeel, niet met grote tekorten aan personeel. De vulling van het militaire personeelsbestand is sinds 1 januari 2014 gestegen van 82,5 naar 91,7 procent en voor burgerpersoneel van 89,2 naar 95,2 procent. De positieve trend bij de vulling van het functiebestand wordt grotendeels veroorzaakt door een krimpend regulier functiebestand. Echter, de dalende trend van het totale personeelsbestand is in het eerste kwartaal 2015 omgeslagen in een lichte stijging ten opzichte van 2014. Ondanks de toename in vulling is nog niet overal sprake van een evenwichtige bezetting. Er sprake van een structureel tekort aan specifieke categorieën technisch geschoold personeel, zowel bij militairen als burgers. Eén van de oplossingen is meer gebruik maken van reservisten. Een andere oplossing is inhuur of een meer projectmatige aanpak.

39

Wat zijn de praktische gevolgen voor lopende en toekomstige missies van het niet voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen door CLAS? Graag een toelichting.

46

Wat zijn de praktische gevolgen voor lopende en toekomstige missies van het niet behalen van operationele gereedheid voor alle wapensystemen?

De gereedstelling en inzet van eenheden ten behoeve de lopende missies is niet in gevaar. De beperkingen voor de inzetbaarheidsdoelstellingen voor het CLAS betreffen onder meer de materiële gereedheid. Dit beïnvloedt wel de geoefendheid en het voortzettingsvermogen. Bij gebrek aan materieel (of personeel) kan bijvoorbeeld slechts een deel van de eenheden worden geoefend. De prioriteit ligt dan bij de eenheden die gepland staan voor missies. Het kan ook zijn dat bepaalde facetten van de oorlogsvoering niet aan bod kunnen komen. De operationele gereedheid voor de organieke taken die niet kunnen worden beoefend neemt af. Als deze taken van belang zijn voor de inzet in missies, neemt de benodigde voorbereidingstijd daarvoor toe.

40

Zijn de hogere uitgaven voor operationele toeslagen bij manoefendagen in de volgende begrotingen wel meegenomen?

De operationele toelagen bij mensoefendagen zijn opgenomen in de post «Apparaatsuitgaven operationele toelagen» bij de beleidsartikelen 2, 3, 4, 5, 7 en 8. De operationele toelagen worden vooraf geraamd. Op basis van de realisatie van voorgaande jaren wordt de planning aangepast.

41

Wanneer wordt de geplande verjonging van het personeel wel gematerialiseerd en welke gevolgen heeft het uitblijven van deze verjonging voor het toekomstige beleid en begroting?

Uit de recent afgeronde beleidsdoorlichting FPS kan geconcludeerd worden dat de invoering van het Flexibel Personeelssysteem (FPS) heeft bijgedragen aan de doelstelling om te komen tot een evenwichtige personeelsopbouw. Daarbij is de invoering van de numerus fixus een effectief instrument gebleken om het personeelsbestand aan te passen aan de gewenste omvang per rangsniveau. Het beoogde verjongingseffect heeft echter nog niet kunnen plaatsvinden. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het bij de invoering van het FPS overeengekomen overgangsbeleid, waardoor per 1 januari 2008 in totaal 50 procent van de militairen een FPS fase 3-aanstelling had. Daarnaast hebben de vele reorganisaties, de ophoging van de ontslagleeftijd (kabinetsbeleid) en de ontslagbescherming voor oudere militairen de directe sturingsmogelijkheden in sterke mate beperkt.

De doorontwikkeling van het FPS is een belangrijk thema in de lopende arbeidsvoorwaarden-onderhandelingen en het eerste deelakkoord van 16 april 2015. De gemaakte afspraken over (onder andere) het FPS worden in volgende deelakkoorden geconcretiseerd. De conclusies en aanbevelingen van de beleidsdoorlichting FPS – waaronder de conclusie dat voor de realisatie en handhaving van een evenwichtige personeelsopbouw een gecontroleerde instroom in FPS fase 3 van groot belang is – zullen worden meegenomen bij de doorontwikkeling van het FPS.

Het uitblijven van de verjonging heeft gevolgen voor de realisatie van de personele uitgaven.

42

Wat zijn de redenen van een hoger dan verwacht gebruik van de garantieregeling voor oudere medewerkers kort voor leeftijdsontslag bij het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK), CLAS, Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) en Koninklijke Marechaussee (Kmar)? Wat zijn uw inschattingen op dit terrein voor de komende jaren?

Zie het antwoord op vraag 30.

43

Waardoor is er sprake van een tekort aan technisch personeel?

Defensie is een hoogwaardig technische organisatie waardoor de behoefte aan goed opgeleid technisch personeel relatief groot is. De arbeidsmarkt voor deze categorie is echter krap. Ongeveer 55 procent van de werkgevers in techniek en industrie verwacht knelpunten in deze categorie personeel. Dit geldt ook voor Defensie.

44

Wat zijn de structurele financiële gevolgen voor de niet goed inwerken van personeel met het ERP-systeem?

De inwerkproblemen zijn van tijdelijke aard. Er zijn geen structurele financiële gevolgen te verwachten.

45

Wat zijn de gevolgen van de minder geoefendheid op de operationele inzet?

De geoefendheid maakt deel uit van het gereedstellingsproces binnen Defensie. Door specifieke voorbereidingen voor een missie wordt het palet aan volledig beoefende taken smaller. Hierdoor is bijvoorbeeld de geoefendheid van vliegers die het voortzettingsvermogen vormen, verminderd. Voor de uitvoering van de huidige en nu bekende missies is de geoefendheid op orde.

46

Wat zijn de praktische gevolgen voor lopende en toekomstige missies van het niet behalen van operationele gereedheid voor alle wapensystemen?

Zie het antwoord op vraag 39.

47

Wat wordt bedoeld met de lage graad van serviceability bij het C-130 transportvliegtuig en wat is hiervan de oorzaak?

Met de lagere graad van serviceability wordt bedoeld het in mindere mate beschikbaar hebben van C-130 vliegtuigen dan in de eerste helft van 2014. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het uitvoeren van een aantal noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden die door de fabrikant worden voorgeschreven (service bulletins). Zie ook mijn brief van 22 mei jl. over de knelpunten in de materiële gereedheid (Kamerstuk 33 763, nr. 74).

48

Wat is de oorzaak van de vertraging bij het onderhoud van de (K)DC 10 en het C-130 transportvliegtuig?

De vertraging is enerzijds te wijten aan uitloop van het geplande onderhoud bij de externe onderhoudsbedrijven. Daarnaast speelt de beperkte beschikbaarheid van reservedelen een belangrijke rol in het uitlopen van onderhoudswerkzaamheden aan de KDC-10 en C-130. Zie ook mijn brief van 22 mei jl. over de knelpunten in de materiële gereedheid (Kamerstuk 33 763, nr. 74).

49

Wanneer verwacht u de knelpunten in de verwervingsketen te hebben opgelost?

Zie het antwoord op vraag 15.

50

Klopt het dat bij de investeringen het geraamde bedrag niet gehaald is door een tekort aan personeel en de vertraagde invoering van het ERP-systeem?

Zie het antwoord op vraag 15.

51

Hoe verhoudt het tekort aan personeel zich met het beleid zoals deze is uitgesproken in de nota In het Belang van Nederland?

Uit de nog te versturen personeelsrapportage blijkt dat de personele vulling een stijgende lijn vertoont. Tekorten manifesteren zich alleen in specifieke categorieën personeel (zie het antwoord op vraag 6 en 38).

52

Klopt het dat de investeringsquote op 12,6% zou zijn uitgekomen indien de eenmalige versnelde aflossingen van leningen op het vastgoed in 2014 ter hoogte van 143 miljoen euro niet hadden plaatsgevonden?

Als bepaalde investeringen niet hadden plaatsgevonden, of niet meetellen, leidt dit tot een lagere investeringsquote. Het klopt dat zonder de aflossingen deze 12,6 procent zou bedragen. Defensie tracht ieder jaar het beschikbare budget optimaal te realiseren met de reeds geplande investeringen. Deze aflossingen maakten daar deel van uit en waren bovendien nodig in verband met de overdracht van de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) in 2014.

53

Kunt u aangeven hoeveel van de niet-gerealiseerde investeringen ter hoogte van 128 miljoen euro, zowel in absolute zin (euro’s) als relatief (percentage), door middel van de onbeperkte eindejaarsmarge zijn doorgeschoven naar 2015?

54

Welk bedrag aan investeringen is door de opgelopen vertraging in 2014, doorgeschoven naar het begrotingsjaar 2015?

De realisatie van de investeringsbegroting in 2014 was in totaal € 128 miljoen lager dan gepland in de begroting 2014. Dat wil niet zeggen dat het geld verloren gaat. Elke beschikbare euro is nodig voor de investeringsbehoeften. De uitgaven die in 2014 niet zijn gerealiseerd, zullen in latere jaren alsnog tot realisatie komen. Het budget is daarvoor doorgeschoven naar latere jaren, ook de ongelimiteerde eindejaarsmarge is een instrument daarvoor.

De investeringsbegroting is met de eerste suppletoire begroting 2014 verlaagd met € 70 miljoen. Dit betrof vooral technische mutaties, zoals interne overhevelingen naar exploitatiebudgetten, doorwerking van de verlaging van de verkoopopbrengsten en doorwerking van de eindejaarsmarge van 2013 naar 2014. Door deze budgetverlaging bij eerste suppletoire begroting neemt de onderrealisatie ten opzichte van het budget af.

Met de tweede suppletoire begroting was gepland om € 68 miljoen door te schuiven naar 2015. De realisatie van de investeringsbegroting kwam uiteindelijk echter € 10 miljoen hoger uit ten opzichte van het in de tweede suppletoire begroting verlaagde investeringsbudget. Door lagere verkoopopbrengsten ten opzichte van de tweede suppletoire begroting van € 18 miljoen daalde het beschikbare investeringsbudget verder, waardoor de onderrealisatie afnam. Daarmee werd de eindejaarsmarge vastgesteld op € 40 miljoen. Dit is 3,7 procent van het investeringsbudget van de tweede suppletoire begroting 2014.

Geplande doorschuiving 2e suppletoire begroting

Overrealisatie t.o.v. 2e suppletoire begroting

Lagere verkoop-opbrengsten

Gebruik eindejaarsmarge

68

-10

-18

=40

55

Wat is de reden dat potentiële leveranciers juridisch bezwaar hebben aangetekend tegen de aanbesteding voor de projecten verbeterd Operationeel Systeem Soldaat en wat zijn de beleidsmatige gevolgen hiervan in volgende jaren?

Eén van de afgewezen leveranciers heeft in 2014 een kort geding tegen Defensie aangespannen in verband met de aanbesteding van het Smart Vest. Defensie werd verweten de beginselen van gelijke behandeling en transparantie niet in acht te hebben genomen. De voorzieningenrechter Den Haag heeft deze vorderingen op 31 oktober 2014 integraal afgewezen, waarna de desbetreffende leverancier in hoger beroep is gegaan. Een uitspraak van het Gerechtshof wordt op zijn vroegst komend najaar verwacht.

Defensie wil altijd volledig transparant zijn in haar verwervingsproces en de gegadigden voor de opdracht gelijk behandelen. Ook in dit project vindt Defensie dat hiervan sprake is.

56

Wat betekent het uitblijven van diverse investeringen, voor de toekomstige instandhoudingen/exploitaties van betrokken wapensystemen?

Zie het antwoord op vraag 14.

57

Wat is het financiële gevolg van het niet volgens de planning modificeren van de Patriots? Worden deze eventuele kosten naar een ander begrotingsjaar doorgeschoven?

De modificatie van de Patriots (COMPATRIOT) is uitgesteld vanwege de missie in Turkije. Met de leverancier is een compensatiebedrag overeengekomen van bijna € 1 miljoen. Deze ongeplande kosten zijn reeds betaald vanuit het BIV.

58

Wat is het gevolg van het achterlopen van het leverschema uit de Letter of Offer and Acceptance (LOA) van de Apache AH-64D gevechtshelikopter?

Op grond van het nieuwe leverschema van de modificatiepaketten (modkits) voor de Apache worden geen gevolgen verwacht.

59

Wanneer is/wordt de afname van de modkits voor de F 16 hervat?

De afname van de modificatiepaketten (modkits) voor de F-16 is vanaf maart 2015 hervat.

60

Voor welk bedrag loopt de facturering bij de verwerving van de F-35 achter en worden deze zaken doorgeschoven naar begrotingsjaar 2015?

Voor de twee testtoestellen is ongeveer € 3 miljoen doorgeschoven naar 2015 als gevolg van achterblijvende facturen. Inmiddels is hiervan een gedeelte betaald en naar verwachting wordt het resterende bedrag nog dit jaar in rekening gebracht en voldaan.

61

Drukken de niet gehaalde uitgaven voor het programma /Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS)/Biologische Radiologische en Nucleaire (CBRN)-capaciteit (ICMS/CBRN) op de begroting van 2015?

De lagere uitgaven voor ICMS van € 0,4 miljoen, als gevolg van vertraging van projecten, zullen voor € 0,1 miljoen leiden tot extra uitgaven in 2015. Het resterende bedrag zal drukken op de begrotingen van 2016 en verder. De lagere CBRN uitgaven in 2014 (€ 8,5 miljoen) drukken niet op de begroting van 2015 maar drukken op de begrotingen van 2016 en verder.

62

Waar zitten de 107 miljoen euro hogere uitgaven aan infrastructuur in?

De € 107 miljoen hogere uitgaven aan infrastructuur betreft het vervoegd aflossen van drie leningen (€ 143 miljoen) en lagere uitgaven op lopende projecten (€ 36 miljoen).

63

Wat was de reden om de drie leningen, die aangehaald worden op pagina 58 (van 143 miljoen euro), eerder terug te betalen?

Eén van de voorwaarden om de overgang van Dienst Vastgoed Defensie (DVD) naar het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) mogelijk te maken was dat de leningen afgelost moesten zijn. In 2014 bleek versnelde aflossing budgettair mogelijk. Het vervroegd aflossen van deze leningen heeft als voordeel dat minder rente moet worden betaald.

64

Voor welk bedrag loopt het project nieuwbouw KMar Schiphol nu door naar 2015?

Het project nieuwbouw Schiphol loopt voor € 8,2 miljoen door naar 2015. Het totaal te realiseren bedrag in 2015 komt hiermee op € 12,4 miljoen.

65

Wat zijn de kosten van de pilot bij het project Bouwtechnisch verbeteringsmaatregelen brandveiligheid en waarom is voor een project gekozen en hoe ziet dit eruit?

Het project «Bouwtechnische verbeteringsmaatregelen brandveiligheid» omvat het op norm brengen van ongeveer 375 legeringsgebouwen van Defensie voor wat betreft de brandveiligheid. Defensie heeft in 2013 met de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) de afspraak gemaakt dat voor eind 2018 alle legeringsgebouwen aan de geldende normen op het gebied van brandveiligheid voldoen. De gebouwen waar acute brandveiligheidsrisico’s zijn geconstateerd, zijn al op orde gebracht of worden op dit moment aangepakt (waarbij de laatste categorie niet voor legering wordt gebruikt).

Er is gekozen voor een pilot project om ervaring op te doen met de contractvorm (design and construct) in relatie tot de specifieke werkzaamheden, de samenwerking met de gebruikersorganisatie en de afstemming over het verwachte resultaat met het bevoegd gezag. Ervaringen uit de pilot worden gebruikt voor het optimaliseren van de contracten en de projectorganisatie van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) om de realisatie van de rest van het programma zo soepel mogelijk te laten verlopen en de financiële risico’s te beperken. Dit is nodig omdat na de pilot op grote schaal en in een hoog tempo de rest van de gebouwen zal worden aangepakt. De pilot omvat vijf gebouwen welke zoveel mogelijk verschillend van aard en gebruiker zijn. De werkzaamheden aan deze gebouwen worden op dit moment uitgevoerd. De kosten van de pilot bedragen ongeveer € 3 miljoen.

66

Kunt u toelichten hoe het kan dat bij het voorzien in ICT de vertraging in het verwervingsproces en de vertragingen in realisatie door capaciteitsproblemen geen directe relatie hebben met de ICT-problematiek?

Er is geen directe relatie tussen de vertraging in de verwerving, de vertraging in de realisatie en de IT-problematiek. De investeringen in artikel 6 betreffen vooral de ontwikkeling van nieuwe applicaties en systemen. Voor de aanpak van de IT-problematiek zijn in 2014 investeringen gedaan door het agentschap DTO. Deze worden niet onder artikel 6 verantwoord, maar in het onderdeel «Baten-Lastenagentschap DTO» (Hoofdstuk 10 van het jaarverslag).

67

Aan wat voor soort projecten werkt Defensie samen met TNO, MARIN en NLR?

In opdracht van Defensie voeren TNO, MARIN en NLR een groot aantal projecten uit. Het gaat om een grote diversiteit aan projecten variërend van lange termijn onderzoek ten behoeve van kennisopbouw en technologieontwikkeling tot concrete adviesopdrachten voor de kortere termijn. Inhoudelijk is er een grote variëteit in de onderwerpen waarnaar onderzoek wordt gedaan. Zo voert TNO onderzoek uit naar cyberoperaties, de effectiviteit van wapens en munitie, CBRN bescherming, menselijk presteren en diverse onderwerpen met betrekking tot scheepsontwerpen. Het MARIN heeft zich toegelegd op onderzoek naar scheepshydrodynamica. Het NLR voert voor Defensie onderzoek uit naar onder meer constructies en materialen, effectiviteit van luchtoptreden, luchtwaardigheid van systemen en opleiding en training van luchtgebonden wapensystemen. Defensie investeert in de opbouw en de instandhouding van een Defensie specifieke kennisbasis bij de genoemde externe instituten voor het behoud van een breed inzetbare, hoogwaardige en innovatieve krijgsmacht. Hierbij geldt als uitgangspunt dat Defensie alleen onderzoek financiert waarin andere partijen niet investeren vanwege het defensie-specifieke karakter.

68

Wat is de reden dat bij de defensie Materieel Organisatie (DMO) het brandstoffenbedrijf nog niet in het ERP-systeem is geplaatst?

Zoals gemeld in de voortgangsrapportage ERP van 5 maart jl., is ERP grotendeels ingevoerd bij het Defensie Brand- en Bedrijfsstoffenbedrijf (Kamerstuk 31 460, nr. 53, bijlage 1). Een enkel onderdeel heeft meer tijd nodig als gevolg van de complexe integratie met het financiële domein, onder meer samenhangend met de verrekening van BTW en accijnzen.

69

Wat zijn de geraamde kosten van het op orde brengen van de IT-infrastructuur en wanneer denkt u daar mee klaar te zijn?

De vernieuwing en modernisering van het gehele IT-domein van Defensie gaat verder dan het op orde brengen van de IT-infrastructuur. Voor de vernieuwing en modernisering van de IT heeft Defensie een ontwerp opgesteld dat ik voor advies heb voorgelegd aan het gerenommeerde IT-adviesbureau Gartner. In overeenstemming met dat advies trek ik voor de realisatie van het ontwerp minimaal vijf jaar uit. Het uitgangspunt is om de vernieuwing en modernisering van de IT stapsgewijs uit te voeren binnen de geldende financiële kaders. Voor de details over de vernieuwing van de IT verwijs ik u naar mijn brief van 2 juni jl. over dit onderwerp (BS2015010621).

70

Kunt u, in het licht van de problematiek met reservedelen en voorraden, toelichten hoe het kan dat er door DMO minder (kortlopende) verplichtingen zijn aangegaan voor met name gereedstelling (munitie en brandstof) en instandhouding?

De geconstateerde problematiek met reservedelen en voorraden is niet te relateren aan het minder aangaan van (kortlopende) verplichtingen door DMO. In zijn algemeenheid geldt dat de verwerving van reservedelen en voorraden veelal door de onderhoudsbedrijven van CZSK (Marinebedrijf), CLAS (Materieellogistiek Commando) en CLSK (Logistieke Centrum Woensdrecht) wordt verzorgd. De nadelige gevolgen voor eventuele gereedstellingsvoorraden bij de krijgsmachtonderdelen worden vooral veroorzaakt door de lage beschikbaarheid bij fabrikanten of doordat ze een lange verwervingstijd kennen.

71

Zijn de bedragen voor inzet bij het DMO (waardoor het budget van het DMO omhoog is gegaan) nu wel of niet ook verrekend in de eerder genoemde bedragen voor crisisbeheersing (bij beleidsveld 1; inzet)?

De bedragen voor inzet bij DMO zijn verrekend met de bedragen voor crisisbeheersing.

72

Waardoor is bij het DMO het bedrag voor inhuur zo hoog (19,6 miljoen euro)? Wat is de reden dat u hierbij niet bent overgegaan op structurele inzet van personeel, maar inhuur nodig bleef?

De inzet van inhuur is niet structureel. Oorzaken zijn onder meer een groot aantal vacatures en de implementatie van ERP M&F. De budgetten voor inhuur zijn separaat zichtbaar gemaakt binnen de begroting. Daarvoor zijn de budgetten voor inhuur ontvlochten uit de verschillende uitgavencategorieën. Dit heeft geresulteerd in het bedrag zoals opgenomen in het jaarverslag.

73

Welke financiële gevolgen heeft het langzamer afbouwen van defensiebrede werkplekken voor het boekjaar 2015?

Als gevolg van de langzamere afbouw van het aantal werkplekken wordt de reductie niet gehaald in 2014. Daardoor is het budget in 2014 met € 6,2 miljoen overschreden. Dit is binnen de defensiebegroting gecompenseerd. Mutaties in het boekjaar 2015 worden in de suppletoire begrotingen aan de Kamer gemeld.

74

Waardoor is de doelstelling voor defensiebrede afbouw van werkplekken niet gehaald? En is de doelstelling inmiddels wel gehaald?

Het aantal werkplekken is hoger dan verwacht, mede door opgelopen vertragingen in de verhuizing van kantoorwerkplekken. De verwachting is dat vanaf 2016 aan de werkpleknormering wordt voldaan.

75

Waardoor is de reorganisatie van de Defensie Gezondheidsorganisatie vertraagd?

Zie het antwoord op vraag 4.

76

Wat is de oorzaak van de personeelstekorten binnen het Commando Diensten Centra (CDC)?

De vulling van het CDC blijft achter ten opzichte van de andere defensieonderdelen. Dit wordt onder meer veroorzaakt door moeilijk te vervullen vacatures in specialistische (burger)functies, door actief vacaturemanagement in verband met de diverse reorganisaties die binnen het CDC (nog moeten) plaatsvinden en door ondervulling van militaire functies. Voor de vulling van militaire functies is het CDC afhankelijk van de krijgsmachtdelen. Om de operationeel benodigde vacatures op te vangen wordt gebruik gemaakt van inhuur. Inhuur is duurder dan regulier personeel waardoor het niet mogelijk is om de organisatie binnen de begroting volledig te vullen.

77

Hoeveel generaals had de krijgsmacht in 2014 en wat kostten deze samen?

Per 1 januari 2015 heeft Defensie 65 generaals geplaatst op een organieke functie. Gemiddeld over 2014 beschikte Defensie over 67 generaals die uit de defensiebegroting zijn betaald. De loonkosten bedroegen € 8,6 miljoen.

Daarnaast beschikt Defensie op 1 januari 2015 over negen generaals die buiten de reguliere formatie vallen. Gemiddeld over 2014 beschikte Defensie over elf generaals in deze categorie. De loonkosten bedroegen € 1,4 miljoen. Dit wordt bekostigd door de organisatie waar zij werkzaam zijn, zoals het Ministerie van Buitenlandse Zaken of een agentschap.

78

Hoeveel kolonels had de krijgsmacht in 2014 en wat kostten deze samen?

Per 1 januari 2015 heeft Defensie 320 kolonels geplaatst op een organieke functie. Gemiddeld over 2014 beschikte Defensie over 352 kolonels die uit de defensiebegroting zijn betaald. De loonkosten bedroegen € 38 miljoen.

Daarnaast beschikt Defensie op 1 januari 2015 over 49 kolonels die buiten de reguliere formatie vallen. Gemiddeld over 2014 beschikte Defensie over 48 kolonels in deze categorie. De loonkosten bedroegen € 5,2 miljoen. Dit wordt bekostigd door de organisatie waar zij werkzaam zijn, zoals het Ministerie van Buitenlandse Zaken of een agentschap.

79

Hoeveel majoors had de krijgsmacht in 2014 en wat kostten deze samen?

Per 1 januari 2015 heeft Defensie 2.214 majoors geplaatst op een organieke functie. Gemiddeld over 2014 beschikte Defensie over 2.260 majoors die uit de defensiebegroting zijn betaald. De loonkosten bedroegen € 173 miljoen.

Daarnaast beschikt Defensie op 1 januari 2015 over 75 majoors die buiten de reguliere formatie vallen. Gemiddeld over 2014 beschikte Defensie over 73 majoors in deze categorie. De loonkosten bedroegen € 5,6 miljoen. Dit wordt bekostigd door de organisatie waar zij werkzaam zijn, zoals het Ministerie van Buitenlandse Zaken of een agentschap.

80

Voor welk bedrag heeft er bij het Centraal Apparaat een kasschuif plaatsgevonden van 2014 naar 2015?

Met de eerste suppletoire begroting 2014 is bij het artikel «Centraal Apparaat» € 35 miljoen doorgeschoven naar 2015 wegens de latere instroom van personeel in de diverse SBK uitkeringsregelingen.

81

Kunt u toelichten wat de consequenties zijn van de diverse overschrijdingen van de (artikel)toleranties en rapporteringstoleranties als gevolg van de onzekerheden in de uitgaven en ontvangsten?

82

Hoe komt het dat achterliggende documentatie, die gezorgd hebben voor de op pagina 73 genoemde onzekerheden, niet voldoende aanwezig was?

De overschrijding van (artikel)toleranties heeft geen financiële consequenties. De overschrijding is onder meer het gevolg van gewenning aan ERP M&F en wordt daarnaast veroorzaakt door het niet voldoende aanwezig zijn in het digitale dossier van alle benodigde achterliggende documentatie voor de desbetreffende uitgaven, zoals actuele prijslijsten of contracten. Hierdoor kon bij de controle niet met zekerheid worden vastgesteld dat rechtmatig is betaald. Op basis van de gedane bevindingen worden (aanvullende) verbetermaatregelen getroffen ter voorkoming van tolerantieoverschrijdingen in de toekomst. Eén voorbeeld van een verbetermaatregel is het optimaliseren van ERP M&F.

83

Waar komen de problemen met het werken met ERP materieellogistiek en financieel informatiesysteem (M&F) vandaan?

84

Zijn de ontstane problemen rond ERP M&F inmiddels opgelost?

De invoering van ERP betekent een grote verandering in de bedrijfsvoering van Defensie. Een verandering op deze schaal gaat altijd gepaard met aanloopproblemen. Problemen die de voortgang van het werk belemmeren, worden doorgaans vrij snel opgelost. Daarnaast komt het voor dat na invoering blijkt dat de werkprocessen in de praktijk nog niet overal optimaal aansluiten bij ERP. Dat leidt dan in de regel tot aanpassing van de werkprocessen, aanpassingen aan ERP of beide. De komende jaren wordt ERP M&F verder geoptimaliseerd.

Dit jaar zal de invoering van ERP M&F grotendeels voltooid zijn, met uitzondering van de migratie van een deel van de F-16’s naar ERP die doorloopt in 2016. Ik heb u hierover geïnformeerd in de voortgangsrapportage ERP van 5 maart jl. (Kamerstuk 31 460, nr. 51). Het is niet uit te sluiten dat ook tijdens of na de laatste migraties aanloopproblemen zullen optreden. Als dit het geval is dan zullen ook die zo snel mogelijk worden opgelost. Daarnaast heeft een enkel onderdeel van het Defensie Brand- en Bedrijfsstoffenbedrijf heeft meer tijd nodig voor de invoering van ERP, als gevolg van de complexe integratie met het financiële domein, onder meer samenhangend met de verrekening van BTW en accijnzen.

85

Welk verband is er tussen de eisen voor operationele gereedheid (die wordt bepaald door personele gereedheid materiële gereedheid en geoefendheid) en de in het jaarverslag bij diverse krijgsmachtonderdelen genoemde personele en materiële tekorten?

In overeenstemming met uw verzoek van 29 mei jl. (33 763-74/2015D19990) zal ik u uiterlijk 8 juni 2015 informeren over de gevolgen in het algemeen en per knelpunt in de materiële gereedheid voor de personele inzet en personele gereedheid. Het verband met de operationele gereedheid wordt daarin eveneens beschreven.

86

Wanneer denkt u het verplichtingsbeheer op orde te hebben?

Conform het groeipad uit het verbeterprogramma beheer en zoals gemeld in de Kamerbrief «Stand van zaken verbeterprogramma beheer» (Kamerstuk 32 733, nr. 150) wordt ernaar gestreefd om het financieel beheer, inclusief het verplichtingenbeheer, in 2015 op orde te krijgen.

87

Welke kosten brengen het op orde brengen van het verplichtingsbeheer (ERP) nog met zich mee?

Het op orde brengen van het verplichtingenbeheer brengt geen additionele kosten met zich mee.

88

Wat zijn de gevolgen van de aanbestedingsfouten voor de acht dossiers, zoals genoemd op pagina 75?

Vooralsnog hebben deze aanbestedingsfouten geen gevolgen voor de acht dossiers, zoals genoemd op pagina 75. Op basis van de gedane bevindingen zijn/worden (aanvullende) verbetermaatregelen getroffen ter voorkoming van aanbestedingsfouten in de toekomst.

89

Hoeveel zaken van fraude, oneigenlijk gebruik van subsidieregelingen en valsheid in geschrifte hebben er plaatsgevonden binnen Defensie in 2014?

Voor een totaal overzicht van geregistreerde (vermoedelijke) integriteitsschendingen verwijs ik u door naar bijlage 4 van het jaarverslag. In de registratiesystemen zijn een beperkt aantal (vermoedelijke) gevallen van fraude geregistreerd onder «financiële schendingen». Er is geen (vermoedelijk) voorval van oneigenlijk gebruik van subsidieregelingen geregistreerd.

90

Klopt het dat Paresto in 2014 een positief saldo heeft bewerkstelligd?

Ja, Paresto had in 2014 een positief resultaat van € 2,0 miljoen.

91

Klopt het dat Paresto de productiviteit per medewerker heeft laten stijgen?

Paresto heeft een positief saldo bewerkstelligd door een hogere omzet als gevolg van niet voorziene extra vraag vanuit de defensielocaties, oefeningen, missies en additionele ondersteuning zoals bij de Nuclear Security Summit en de ramp met vlucht MH-17. De hogere vraag bij een gelijkblijvende personeelscapaciteit heeft effect gehad op de productiviteit.

92

Waardoor is er een hoge uitstroom bij het agentschap Defensie Telematica Organisatie?

De hoge uitstroom wordt veroorzaakt door verschillende factoren. Allereerst is de gemiddelde leeftijd van medewerkers door de regelgeving bij reorganisaties, het voorkomen van gedwongen ontslagen en de daarmee samenhangende bewuste beperkte instroom van nieuw personeel, hoger geworden en is de leeftijdsgebonden uitstroom groter dan de instroom. Verder heeft de oprichting van JIVC geleid tot de overgang van een deel van het personeel van DTO naar het JIVC. Voorts heeft de afnemende meerjarige exploitatiebegroting voor het agentschap DTO ertoe geleid dat uitstroom bevorderende maatregelen noodzakelijk waren. Deze maatregelen betroffen onder meer het bewust maken van medewerkers over hun eigen kwaliteiten, de marktvergelijkbaarheid van deze kwaliteiten, en scholing gericht op marktconforme certificaten. Tenslotte hebben medewerkers geruime tijd in onzekerheid verkeerd over outsourcing, bezuinigingsmaatregelen en de verdergaande verkleining van de organisatie. Dit had tot gevolg dat medewerkers zich sterker dan voorheen gingen oriënteren op andere functies binnen en buiten Defensie. Dit past overigens bij het beleid dat een medewerker verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen carrièrepad.

93

Welke maatregelen heeft u genomen om het capaciteitstekort op te lossen en de inhuur van externen bij dit onderdeel naar beneden te krijgen?

DTO heeft geen maatregelen genomen om de capaciteitstekorten op te lossen omdat dit niet binnen de budgettaire kaders past. De inhuur was in 2014 ruimer dan begroot om de hoogst noodzakelijke tekorten op te vangen.

94

Hoeveel iPhones zijn er in 2014 aangeschaft? Hoeveel daarvan waren niet voorzien?

In 2014 is Defensie begonnen met de versnelde vervanging van de Blackberry. Dit was nodig omdat eerder dan verwacht de ondersteuning voor de Blackberry niet meer aanwezig was, waardoor beveiligingsrisico’s zijn ontstaan. De vervanging wordt medio 2015 voltooid. In totaal zijn hiervoor ongeveer 5400 iPhones aangekocht. Deze aanschaf was niet voorzien.

95

Kunt u toelichten waar de 105,6 miljoen euro aan externe inhuur vooral aan is besteed? Welke opdrachten hebben deze mensen die extern zijn ingehuurd vervuld?

In 2014 is personeel ingehuurd op projectfuncties en functies op technisch, medisch en administratief terrein.

96

Kunt u verklaren waarom de uitgaven voor externe inhuur in 2014 – ter hoogte van 105,6 miljoen euro – ruim 26% zijn gestegen ten opzichte van 2013 (83,7 miljoen euro)?

Bij DMO zijn de kosten voor inhuur gestegen ten opzichte van 2013 door de inhuur van meer adviserend personeel voor automatiseringsprojecten. Bij CZSK zijn de kosten voor inhuur gestegen ten opzichte van 2013 door de inhuur van meer technisch personeel.

97

Is het bedrag van 3,1 miljard euro aan uitgaven voor het ambtelijk personeel inclusief de pensioenen, wachtgelden en uitkeringen? Zo ja, welk deel van de uitgaven voor het ambtelijk personeel betreft dat?

Het bedrag van € 3,1 miljard betreft de uitgaven voor ambtelijk personeel exclusief pensioenen, wachtgelden en uitkeringen. De uitgaven voor ambtelijk personeel van agentschappen zijn hierin wel opgenomen.

De uitgaven voor pensioenen, wachtgelden en uitkeringen zijn opgenomen in het niet-beleidsartikel «Centraal Apparaat» en bedroegen in 2014 € 1,4 miljard.

98

Welke plannen zijn er om de verbruikte hoeveelheid brandstof – en daarmee de CO2-uitstoot – voor de voer-, vlieg- en vaartuigen van Defensie de komende jaren omlaag te brengen?

Het brandstofverbruik van de voer-, vlieg- en vaartuigen van Defensie wordt voornamelijk bepaald door inzet, oefenen en opleiden. Defensie spant zich waar mogelijk in het brandstofverbruik van het materieel te reduceren door bij de aanschaf van nieuw materieel energiezuinigheid als één van de criteria te hanteren, een deel van het oefenprogramma in simulatoren te laten plaatsvinden en door programma’s uit te voeren als het Ship Energy Management Plan en Het Nieuwe Rijden bij de opleiding van chauffeurs.

99

Kunt u aangeven wat de vorderingen zijn met de ontwikkeling en uitvoering van de Operationele Energiestrategie van Defensie?

Ik zal u in september 2015 informeren over de Operationele Energie Strategie van Defensie. Al eerder opgestarte energiemaatregelen, zoals het meenemen van duurzaamheid in behoeftestellingen voor materieel, lopen uiteraard door.

100

Kunt u met betrekking tot spoor 1 aangeven welke geplande reorganisaties nog niet zijn voltooid?

De meeste reorganisatietrajecten in spoor 1, waaronder de staven van de defensieonderdelen, zijn in 2013 voltooid. De reorganisaties bij de Defensie Gezondheidszorg Organisatie (DGO) en de Divisie Personeel en Organisatie Defensie (DPOD) zijn nog niet (geheel) voltooid. De reorganisatie bij de Defensie Gezondheidszorg Organisatie heeft enige vertraging opgelopen doordat met de centrales van overheidspersoneel overeenstemming moest worden bereikt over het stelsel van medische zorg en het niveau van de geneeskundige voorzieningen. In enkele gevallen zijn hierdoor de reorganisatieplannen in lijn gebracht met het voorzieningenniveau. Inmiddels is het reguliere reorganisatietraject van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie weer in gang gezet.

De reorganisatie van de Divisie Personeel en Organisatie Defensie (DPOD) vindt plaats in twee delen. In de eerste fase zijn de uitvoerende elementen uit de Hoofddirectie Personeel, Defensie Personele Diensten (DPD) van het CDC, de Defensiestaf en delen van de P&O directies van de defensieonderdelen samengevoegd in de Divisie Personeel en Organisatie Defensie. Deze eerste fase is inmiddels afgerond en hierbij is de taakstelling behaald die vanuit spoor 1 bij de Divisie Personeel en Organisatie Defensie was belegd. De doorontwikkeling van de Divisie Personeel en Organisatie Defensie (ook wel fase 2 genoemd) betreft het realiseren van de resterende taakstelling vanuit spoor twee «Personeelslogistiek».

Door afspraken met de bonden over het voorzieningenniveau wordt in de reorganisatie van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie inmiddels voortgang geboekt. Het reorganisatietraject betreffende de Doorontwikkeling van de Divisie Personeel en Organisatie Defensie (fase 2) is op instigatie van de bonden aangehouden tot na de evaluatie van het rapport de Veer. De voorlopige schatting is dat de evaluatie in oktober gereed is.

101

Kunt u met betrekking tot spoor 2 een overzicht geven van de materieellogistieke maatregelen die zijn voltooid?

De maatregelen in spoor 2 die in een eerder stadium al zijn voltooid zijn:

  • De materieellogistieke bedrijven zijn ontkoppeld van de DMO en bij de operationele commando’s gevoegd. Dit betreft het Marinebedrijf in Den Helder, het Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW) en het Defensiebedrijf Grondgebonden Systemen (DBGS) in Amersfoort. Hierdoor zijn de commandanten verantwoordelijk voor het onderhoud van hun systemen.

  • Het verkleinen van de DMO-organisatie, bijvoorbeeld het schrappen van de beleidsmatige functionaliteit.

  • Voortaan wordt materieel als regel van de plank gekocht. Het kan daarbij gaan om civiele producten (commercial off the shelf – COTS) of militaire producten (military off the shelf – MOTS).

  • De totale kosten gedurende de levensduur van wapensystemen worden zwaarwegend meegenomen bij de aanschaf van materieel.

102

Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die gemoeid zijn met de «doorontwikkeling van de Divisie Personeel en Organisatie Defensie (DPOD) bij het Commando Dienstencentra?»

Bij de oprichting van DPOD was reeds bekend dat de DPOD in twee fasen opgericht moest gaan worden. Door de grootscheepse reorganisaties binnen Defensie ontstond veel extra werk voor de afzonderlijke DPOD-bedrijven. DPOD kon daardoor haar totale reductieopdracht pas doorvoeren nadat de werkzaamheden voortkomend uit deze reorganisaties waren voltooid. In de doorontwikkeling DPOD (fase 2) wordt het laatste deel (199 vte’n) van de opgedragen taakstelling en de Numerus Fixus die voortvloeit uit de beleidsbrief 2011 doorgevoerd.

103

Wanneer kan de Kamer de in april 2015 toegezegde nadere informatie over de maatregelen die in gang zijn gezet op basis van het plan van aanpak voor onder meer sourcing van IV/ICT dienstverlening (Kamerstuk 31 125, nr. 52)?

De brief waarin ik u informeer over dit onderwerp is inmiddels verstuurd onder Kamerstuk 31 125, nr. 57.

104

Wanneer kan de Kamer de personeelsrapportage voor de tweede helft van 2014 verwachten?

De personeelsrapportage is op 2 juni jl. naar de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstuk 34 000 X, nr. 100).

105

Kunt u in tabelvorm een overzicht geven van de Internationale samenwerking (functies) zoals opgenomen onder «Voltooide maatregelen» van Spoor 3?

Defensie heeft mede in het licht van de verkleining van de commandostructuur van de Navo het bestand van internationale functies gereduceerd. Ook is het aantal functies op de posten in het buitenland en bij het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier verminderd. Hiervan zijn 95 functies gereduceerd in het domein «Internationale samenwerking (functies)». Dit betrof de volgende functies:

Internationale samenwerking (functies)

Reductie in vte’n

NCS

 

Opgeheven

 

JHQ Lissabon

– 8

MCC Napels

– 3

LCC Madrid

0

ACC Izmir

– 5

CAOC-5 Poggio Renatico

– 5

   

Reorganisatie/verhuizing

 

LCC Heidelberg +ost

– 40

DARS

3

   

Overig internationale samenwerking

 

Evenredige verdeling over OPCO’s reductie internationaal functiebestand

– 37

   

Totaal

– 95

Door een volledige herinrichting van de commandostructuur van de Navo is er overigens geen één op één relatie meer te leggen tussen de functiebestanden van destijds en nu, en de maatregel.

106

Kunt u de reductie van de vlieguren F-16, zoals opgenomen onder de «voltooide maatregelen», zoals opgenomen in de Nota In het belang van Nederland van 25 oktober 2013 toelichten?

Defensie heeft de inzetbaarheidsdoelstellingen voor jachtvliegtuigen verlaagd met de nota In het belang van Nederland. Vanwege de lagere inzetbaarheidsdoelstellingen werd het aantal jaarlijks te maken vlieguren verlaagd van 12.800 naar 11.500, in samenhang met een evenredige reductie met zeven toestellen. Het nieuwe aantal jaarlijks te maken vlieguren kan worden gerealiseerd met de resterende 61 operationele F-16 toestellen. De zeven toestellen zijn niet afgestoten, maar worden aangehouden als logistieke reserve.

107

Kunt u uitwerking geven op de Maatregel investeringen zoals opgenomen onder de «voltooide maatregelen» op basis van Maatregelen van de Nota In het belang van Nederland van 25 oktober 2013? Hoe ziet de uitwerking van deze maatregel eruit?

Defensie heeft met de nota In het belang van Nederland het investeringsplan aangepast om tot bezuinigingen te komen. De investeringsquote steeg daardoor minder snel tot 20 procent. Bij het begrotingsdebat op 13 november 2013 is toegelicht welke projecten zijn vertraagd of geschrapt als gevolg hiervan (zie Handelingen 2013–2014, nr. 24, item 5) en mijn brief «Ontwikkelingen investeringspercentage Defensie» van 2 juli jl. (Kamerstuk 33 750-X, nr. 68).

Vertraagde projecten zijn onder meer de Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW), de vervanging licht indirect vurend wapensysteem, de vervangende capaciteit M-fregatten, de vervangende mijnenbestrijdingscapaciteit, de vervangende capaciteit voor Zr.Ms. Rotterdam, de vervanging van de Chinook en de modernisering en vernieuwing van de VSHORAD-capaciteit (luchtverdedigingscapaciteit voor de korte afstand). Daarnaast zijn er investeringsprojecten geschrapt, zoals de vervanging van de Mk-46 torpedo, het Helikopter Transport Systeem LC-Fregatten, de vervanging van de tactische indoor simulatie (TACTIS), de investering in operationele sanitaire voorzieningen, de vervanging MLC 70 wegenmatlegger, de technology upgrade BMS, de vervanging/aanvulling van mijnbestrijdingsmiddelen, de vervanging van de Gulfstream en de langere kade in Den Helder ten behoeve van het Joint Support Ship.

108

Hoe ziet de uitwerking van de maatregel «Flexibel bemannen» er concreet uit? Wat is de beoogde reductie en hoe zal de efficiëntere inzet worden vormgegeven?

De maatregel «Flexibel bemannen» betreft een optimalisatie van de organisatieomvang door toepassing van flexibele personeelsoplossingen op grond van de status van eenheden (bijvoorbeeld «in onderhoud»), of het missieprofiel. Deze leiden niet tot overtolligheid van personeel. Eerst worden de bemanningen van de operationele eenheden gereduceerd in 2015. Vervolgens worden de bemanningen tijdens onderhoudsperioden in de periode 2015–2018 efficiënter ingericht. De maatregel bouwt op tot structureel € 5 miljoen besparing in 2018 (ongeveer 60 vte’n).

109

Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de pilot bij het 17 pantserinfanteriebataljon?

De C-compagnie van het 17e Pansterinfanteriebataljon heeft als eerste de omvorming doorlopen waarbij de CV-90 is omgeruild voor wielvoertuigen (Bushmaster en Mercedes) voor het gemotoriseerd optreden. De pilot heeft veel bruikbare informatie opgeleverd en de ervaringen worden gebruikt voor de omvorming van de A- en B-compagnie. De A-compagnie heeft inmiddels de technische omvorming doorlopen en kan in het vervolg van dit jaar ook gemotoriseerd gaan oefenen. De B-compagnie is vervolgens de laatste compagnie die de transitie maakt.

110

Kunt u aangeven welke wijzigingen er wel zijn ten opzichte van de rapportage van oktober met betrekking tot de Taakstelling Rijksdienst?

In de beleidsbrief is er één wijziging benoemd die betrekking had op de samenwerking tussen de nationale politie en het KPU-bedrijf.

111

Indien defensiebrede maatregelen in een enkel geval een financiele doorwerking hebben richting operationale commando's, wat houdt dit dan concreet in?

De maatregelen die betrekking hebben op de OPCO’s zijn vooral Defensiebrede Vervanging Operationele Wielervoertuigen (DVOW) en Genetwerkt Samenwerken (GSW). De maatregel DVOW heeft tot gevolg dat de kosten voor onderhoud bij de OPCO’s wegvallen. Voor het GSW betekent dit dat de reiskosten zullen worden teruggedrongen als gevolg van het digitaal samenwerken.

112

Kunt u de toelichting onder Maatregelen intern Defensie nader toelichten? Wat wordt bedoeld met een «meer geïntegreerde dienstverlening»?

Met een meer geïntegreerde dienstverlening wordt bedoeld het «ontzorgen» van de Defensieonderdelen door het CDC, die de coördinatie bij meervoudige dienstverlening op zich neemt. Om deze ondersteuning te verbeteren is een project gestart in de vorm van een ontwikkeltraject, met als uitgangspunt «de gebruiker centraal». Het project is gericht op het uitvoeren van de coördinatie van meervoudige dienstverlening door ondersteuningsorganisaties, de vereenvoudiging van het vraag- en aanbodproces, het versterken van de planningsfunctie, de optimalisatie van de samenwerking tussen de ondersteuners en de verbetering van de toegankelijkheid van de ondersteuning.

113

Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de samenwerking met de Nationale Politie en in welke fase bevindt zich de besluitvorming bij de Nationale Politie?

De samenwerking betreft een strategisch partnerschap tussen de Nationale Politie en Defensie op het gebied van Kleding & Persoonsgebonden Uitrustingen. Defensie heeft het beleidsdocument hiervoor in 2014 goedgekeurd. Op initiatief van de Nationale Politie vindt er echter opnieuw besluitvorming plaats over implementatiewijze en de business case. Dit wordt later dit jaar verwacht.

114

Wat zijn de gevolgen van het niet inzetbaar zijn van het torpedowerkschip Zr. Ms. Mercuur voor het (betrokken) personeel?

De gevolgen voor het betrokken personeel zijn beperkt. Het betrokken personeel wordt elders binnen CZSK ingezet om bestaande vacatures te vullen. Planmatig is het schip eind 2016 weer inzetbaar.

115

Wat zijn de gevolgen van het niet inzetbaar zijn van het torpedowerkschip Zr. Ms. Mercuur voor de (inzet van de) onderzeedienst?

Het niet inzetbaar zijn van Zr.Ms. Mercuur heeft geen directe grote gevolgen voor de inzet van de onderzeeboten. Er zijn voldoende onderzeeboten inzetbaar, inclusief torpedo’s. Zr.Ms. Mercuur is weer beschikbaar zodra de volgende onderzeeboot uit onderhoud komt en kan assisteren bij het opwerkprogramma en het testen van de wapensystemen. De reeds opgewerkte onderzeeboten kunnen voorlopig door het ontbreken van de Mercuur niet deelnemen aan torpedolanceeroefeningen, tenzij gebruik wordt gemaakt van de faciliteiten van partners. Deze zijn echter schaars en bevinden zich niet in de buurt van de normale oefen- en operatiegebieden. De geoefendheid op het gebied van torpedolanceringen kan daardoor voorlopig minder goed worden onderhouden.