Kamerstuk 34106-9

Amendement van het lid Fokke dat de bezwaarprocedure tegen het niet tijdig nemen van een Wob-besluit weer invoert

Dossier: Wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur in verband met aanvullingen ter voorkoming van misbruik

Gepubliceerd: 10 juni 2015
Indiener(s): Manon Fokke (PvdA)
Onderwerpen: bestuur organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34106-9.html
ID: 34106-9
Wijzigingen: 34106-12

Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID FOKKE

Ontvangen 10 juni 2015

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «twee» vervangen door: drie.

2. Na artikel 15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15bis

  • 1. In afwijking van artikel 7:1, eerste lid, onderdeel f, van de Algemene wet bestuursrecht kan degene aan wie het recht is toegekend beroep bij de bestuursrechter in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet, alvorens beroep in te stellen bezwaar maken.

  • 2. Het bezwaarschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Artikel 6:12, eerste en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in het eerste lid van dat artikel bedoelde verplichting niet geldt gedurende de periode dat het bezwaar aanhangig is.

  • 4. De vergoeding van kosten op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht blijft achterwege, indien:

    • a. de indiener van het bezwaarschrift, gelet op de omvang van het verzoek, kennelijk onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, of

    • b. het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek.

II

Na artikel IA wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IB

Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zenden binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Toelichting

Het nieuw in te voegen artikel 15bis heeft tot doel om de bezwaarprocedure tegen het niet tijdig nemen van een Wob-besluit, zoals die bestond voor de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, weer in te voeren voor besluiten op grond van de Wob. Dit in aanvulling op de weg van rechtstreeks beroep bij de rechter, die destijds bij de invoering van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen werd ingevoerd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (eerste lid van artikel 15bis). De verzoeker kan dus, bij niet tijdig beslissen van het bestuursorgaan, kiezen tussen het indienen van een bezwaarschrift of het instellen van rechtstreeks beroep bij de rechter. De reden voor het weer invoeren van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen het niet tijdig nemen van een Wob-besluit, is dat rechtstreeks beroep een te hoge drempel kan zijn, en derhalve een laagdrempelig alternatief wenselijk wordt geacht. Daarnaast kan de mogelijkheid van rechtstreeks beroep het bestuursorgaan scherp houden. Het bestuursorgaan is immers de instantie die op het verzoek van indiener moet reageren.

In het tweede lid is, evenals in de oude situatie, bepaald dat het bezwaarschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is door het niet tijdig nemen van een besluit. Op bezwaarschriften zijn het eerste en vierde lid van artikel 6:12 van de Awb van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat het indienen van bezwaar in deze gevallen niet aan een termijn is gebonden en dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het bezwaarschrift onredelijk laat is ingediend.

In het derde lid is geregeld dat artikel 6:20 van de Awb van overeenkomstige toepassing is op bezwaar. Dat betekent ten eerste dat een bestuursorgaan, evenals in de oude situatie, verplicht blijft om in deze gevallen een besluit te nemen, tenzij de belanghebbende daarbij als gevolg van de beslissing op bezwaar geen belang meer heeft (art. 6:20, eerste lid). Tevens is, zoals ook voorheen gold, bepaald dat deze verplichting niet geldt gedurende de periode dat het bezwaar aanhangig is. De indiener van het bezwaarschrift mag dan spoedig een beslissing op zijn bezwaar verwachten. Het tweede tot en met vijfde lid van artikel 6:20 bevatten aanvullende bepalingen over onder andere de mededeling van het besluit en de omvang van het besluit.

Het vierde lid is in lijn met het bepaalde in artikel 15a en is erop gericht eventueel misbruik te voorkomen van de bezwaarprocedure bij niet tijdig beslissen door enkel bezwaarschriften in te dienen met het oog op de inning van proceskosten. Voorkomen moet worden dat het bestuursorgaan te lichtvaardig tot de conclusie komt dat de indiener onvoldoende heeft meegewerkt bij omvangrijke verzoeken (onderdeel a) of dat de wijze van indiening debet was aan het niet tijdig beslissen (onderdeel b). Om die reden wordt in beide gevallen met het begrip «kennelijk» uitgedrukt dat het aannemelijk moet zijn dat sprake is van een van beide uitzonderingsgronden om geen proceskosten te vergoeden.

Verder wordt in dit wetsvoorstel een evaluatiebepaling opgenomen, zodat de mate waarin het doel, de voorkoming van misbruik, kan worden onderzocht, alsook de (neven)effecten van het weer invoeren van de bezwaarprocedure tegen het niet tijdig nemen van een Wob-besluit.

Fokke