Kamerstuk 34000-V-67

Reactie op het verzoek van het lid Voordewind, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 22 april 2015, over de uitspraken van de Duitse minister Steinmeier van zondag 19 april 2015 over de Armeense genocide

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2015

Gepubliceerd: 23 april 2015
Indiener(s): Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-V-67.html
ID: 34000-V-67

Nr. 67 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2015

In reactie op het verzoek van uw Kamer tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 22 april (Handelingen II 2014/15, nr. 79, Regeling van Werkzaamheden), informeer ik u hierbij dat de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken Steinmeier op 20 april tegenover de Süddeutsche Zeitung heeft gezegd dat de berichten over het geweld en de gruweldaden toen, over de onbegrijpelijkheid van de verschrikkingen, iemand ook nu nog doen verstommen.

Daarnaast heeft hij gezegd dat men datgene wat een eeuw geleden gebeurd is zou kunnen («kann wollen») samenvatten onder het begrip «volkerenmoord», en dat hij de redenen daarvoor en zeker de gevoelens daarover goed begrijpt. Dat hij dat begrijpelijk en ook belangrijk vindt. Verder heeft hij ook verklaard dat het voor hem, in zijn verantwoordelijkheid als Minister van Buitenlandse Zaken, belangrijker is te denken aan wat er gebeurt na de herdenking op 24 april. De moeilijke omgang met het pijnlijke verleden moet namelijk altijd aan het doel verbonden zijn om in het heden serieus te proberen te komen tot verzoening. Hij heeft er ook op gewezen dat hij zich zorgen maakt dat een steeds verhitter politiek debat, in Ankara en in Jerevan, maar ook in Berlijn, niet leidt tot hetgeen waar het volgens hem werkelijk op aankomt: een oprechte en serieuze dialoog tussen Turken en Armeniërs over wat toen gebeurd is, wat dat voor het heden betekent, en hoe de herinnering aan het verschrikkelijke verleden kan leiden tot een betere verhouding tussen deze buren in de toekomst.

Deze uitspraken, die de laatste zijn die mijn collega Steinmeier hierover tot nu toe heeft gedaan, komen overeen met wat het kabinet beoogt te bereiken: de noodzakelijke acceptatie en verwerking van het verleden door beide landen.

Wat betreft vertegenwoordigingen van het kabinet bij herdenkingen, herhaal ik graag dat de Nederlandse ambassadeur in Georgië, die ons land ook in Armenië vertegenwoordigt, op vrijdag de 100-jarige herdenking in Jerevan zal bijwonen. Daarnaast hebben Directeur Europa van mijn ministerie en Directeur Integratie en Samenleving van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgelopen maandag 20 april het herdenkingsconcert in de Grote Kerk in Den Haag bijgewoond. Hiermee brengt het kabinet zijn medeleven tot uitdrukking met de nabestaanden van de slachtoffers, en in dit licht voorziet het kabinet niet in aanwezigheid bij nadere herdenkingen in Nederland.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders