Kamerstuk 34000-III-13

Reactie op het verzoek van het lid Slob, gedaan tijdens de Regelingen van Werkzaamheden van 2 juni 2015, over het bericht ‘Rutte trekt ten strijde tegen het Grote Dikke Ik’

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2015

Gepubliceerd: 1 september 2015
Indiener(s): Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-III-13.html
ID: 34000-III-13

Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 september 2015

Naar aanleiding van een toespraak die ik eind mei hield op het voorjaarscongres van mijn partij is tijdens de regeling van werkzaamheden van dinsdag 2 juni verzocht om een debat en daaraan voorafgaand een kabinetsbrief over de «dikke-ik mentaliteit» en het waardendebat in de Nederlandse samenleving (Handelingen II 2014/15, nr. 90, item 18). Met deze brief komt het kabinet aan dit laatste verzoek tegemoet.

De discussie over waarden is in ons land nooit ver weg. Dat geldt voor de politiek, maar zeker ook voor de samenleving als geheel. Het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) maakt keer op keer duidelijk dat Nederlanders bezorgd zijn over de manier waarop mensen in ons land zich tot elkaar verhouden. Uit de eerste kwartaalrapportage 2015 blijkt dat zelfs op het hoogtepunt van de financieel-economische crisis het thema «inkomen en economie» in het COB als een kleiner maatschappelijk probleem wordt beschouwd dan «samenleven en normen en waarden». Onder die laatste, brede noemer gaat een waaier aan gedrag schuil waar veel mensen zich aan ergeren en zich boos over maken. Daaronder zijn dagelijkse ergernissen op straat- en buurtniveau. Maar het gaat ook om maatschappelijke ophef over bijvoorbeeld topsalarissen in de (semi)-publieke sector en het bankwezen, graaigedrag en fraude, geweld tegen conducteurs en ambulancepersoneel en beledigende spreekkoren in stadions. Deze lijst met voorbeelden is niet uitputtend. Kort gezegd, gaat het vaak om gedrag waarmee mensen het «ík», het eigen belang of de eigen behoeftebevrediging, boven alles stellen. Collectieve waarden en verworvenheden komen daardoor in het gedrang.

Van politici mag verwacht worden dat zij hierover opvattingen hebben, want juist het politieke bedrijf wordt bij uitstek door waarden gedreven. Daarbij maakt het natuurlijk verschil vanuit welke overtuiging en welke traditie men naar de samenleving kijkt. De ene politicus zal zich meer herkennen in een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Een ander legt liever de nadruk op het begrip onderlinge solidariteit of op de rol van het gezin en het maatschappelijk middenveld. In die ideologische verschillen schuilt van oudsher de ruimte voor het debat over de fundamenten van onze samenleving.

Hoe verschillend de insteek vanuit de diverse politieke stromingen ook altijd is geweest, er is in de loop van de geschiedenis onmiskenbaar een grote gemene deler ontstaan over de gedeelde waarden die ons in Nederland binden en die kwaliteit toevoegen aan onze samenleving. Vrijheid, tolerantie, gelijkheid, solidariteit, onderling respect, openheid, integriteit, verantwoordelijkheid – het zijn allemaal waarden die passen bij Nederland en die niet exclusief in termen als «links» of «rechts» zijn te vatten. Die gedeelde waarden zorgen voor binding tussen individuen en groepen en ze maken het mogelijk dat mensen zich persoonlijk kunnen ontwikkelen. Tegelijkertijd definiëren ze wat we met elkaar normaal vinden in Nederland en waarop we elkaar dus ook mogen aanspreken.

Daarmee is het bewaken en onderhouden van die waarden een verantwoordelijkheid van iedere Nederlander. Gedeelde waarden zijn een gezamenlijk bezit, dat vraagt om alertheid en een actieve houding van ieder individu en om de bereidheid open te staan voor opbouwende kritiek. Onverschilligheid over het eigen gedrag of het gedrag van anderen leidt tot een samenleving waarin maatschappelijk potentieel onbenut blijft. Daarom is het belangrijk dat mensen elkaar in alle denkbare sociale verbanden en situaties aanspreken op (on)wenselijk gedrag: in het gezin, als buren of vrienden, op de werkvloer, als leden van sport- en andere verenigingen, enzovoort.

Een op zichzelf staand «waarden- en normenbeleid», in welke vorm dan ook, zou naar de mening van het kabinet geen recht doen aan het uitgangspunt dat individuele mensen in hun sociale verbanden de eerste en belangrijkste dragers zijn van de waarden die ons binden. Maar dit betekent niet dat de overheid geen enkele verantwoordelijkheid draagt. Integendeel. De overheid is immers zelf onderdeel van de samenleving en heeft ook een bepaalde taak als «uitvoerder» van het publieke normbesef, zoals vastgelegd in wetten. Als waarden in het gedrang dreigen te komen of als de naleving van grondrechten en vrijheden en bestaanszekerheid zeker gesteld moeten worden, is het aan de overheid om te handelen door middel van handhaving, beleid en zo nodig nieuwe regelging. Ook deze kabinetsperiode laat daarvan voorbeelden zien, die met inbreng van uw Kamer tot stand zijn gekomen. Denk aan het salarisplafond voor topinkomens in de publieke sector en de regels voor bonussen bij de banken, de aandacht voor integriteit in de (semi-)publieke sector en de (preventieve) aanpak van de jihadismedreiging.

Het waardendebat is breed en veelomvattend en waarden staan niet op zich. Ze zijn verbonden met concrete keuzes, zowel in het dagelijkse leven als in het publieke domein. Het debat daarover helpt om die afweging iedere keer opnieuw bewust te maken.

De Minister-President, De Minister van Algemene Zaken, M. Rutte