Kamerstuk 34000-H-4

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden over vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-fonds voor het jaar 2015

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-fonds voor het jaar 2015

Gepubliceerd: 26 september 2014
Indiener(s): Jeroen Recourt (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-H-4.html
ID: 34000-H-4

Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 september 2014

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 22 september 2014 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 26 september 2014 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Recourt

De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

1

Wie coördineert de uitgaven en de realisatie van de bestedingen tussen de ministeries?

Antwoord: De Ministers zijn zelfstandig verantwoordelijk voor hun uitgaven, in het bijzonder ook voor de realisatie van de bestedingen. Deze ministeriële verantwoordelijkheid kan en wil ik niet overnemen. Mijn ministerie neemt via de Caribisch Nederland-tafel (CN-tafel) wel het voortouw bij onderwerpen die een interdepartementale aanpak behoeven. Zo zijn de rijksbrede uitgaven en de prioriteitstelling hierin regelmatig besproken in de CN-tafel. Deze coördinatietaak is dit jaar versterkt richting de vakdepartementen en eilandgebieden, als uitvloeisel van het rapport Van Gastel c.s. van 21 maart 2014 (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 750 IV, nr. 35).

2

Kunt u uiteenzetten wat uw coördinerende rol ten aanzien van Caribisch Nederland op dit moment inhoudt en daarbij ingaan op zowel de procescoördinatie als de inhoudelijke coördinatie? Kunt u ook uiteenzetten op welke wijze u deze rol in 2015 gaat versterken?

Antwoord: Mijn coördinerende functie richt zich op het bevorderen van een samenhangend rijksbeleid en uitvoering daarvan ten aanzien van Caribisch Nederland alsmede de aansluiting daarbij van de eilandoverheden. Dit vanzelfsprekend met inachtneming van de ministeriële verantwoordelijkheidsverdeling zoals deze voor Caribisch Nederland bestaat. Concreet betekent dit dat ik het overzicht heb van hetgeen door het Rijk en eilanden wordt voorgestaan en gedaan en dat ik een signalerende functie heb op het moment dat ik vind dat er zaken beter kunnen, zowel inhoudelijk als procesmatig. Deze signalen ontvang ik van mijn collega-bewindslieden, de ambtenaren van mijn departement, van de Rijksvertegenwoordiger, van de eilandsbesturen en eilandsraden, van burgers en media en van leden van de Eerste en Tweede Kamer. Door mij en mijn ambtenaren wordt gedurende het jaar veelvuldig met andere departementen over en met Caribisch Nederland gesproken. De belangrijkste twee structurele overlegmomenten zijn:

  • De CN-tafel: een hoogambtelijk interdepartementaal overleg met de Rijksvertegenwoordiger onder voorschitterschap van de SG van BZK (eens per 4–6 weken);

  • De CN-week: jaarlijks overleg van de eilandsbesturen met bewindspersonen en departementen in Den Haag. Hierin vindt ook het jaarlijkse Bestuurlijke overleg financiële verhoudingen (Bofv) plaats van de eilandsbesturen met de Minister van BZK.

Naar aanleiding van de rapport van de ISB en de commissie Van Gastel/Thunnissen/Johnson is begonnen met het verbeteren van de Rijkscoördinatie. Dit houdt ondermeer een scherpere invulling van de functie van Rijksvertegenwoordiger in als verbinder van Rijk en eilanden. Dit kunt u terugzien in het mandaat van de Rijksvertegenwoordiger dat ik u op korte termijn zal toesturen. Er is tevens een betere taakafbakening en aansturing van de departementale liaisons op de eilanden en een duidelijke scheiding van beleid en uitvoering in gang gezet. Ten slotte is er een gezamenlijke meerjarig programma van Rijk en eilanden in wording. Dit zijn processen die in 2015 de eerste resultaten moeten laten zien.

3

Is al bekend welke vijf leden zitting nemen in de evaluatiecommissie die de staatkundige structuur van de BES gaan evalueren? Wat is de achtergrond van deze leden en waarom is er voor deze personen gekozen?

Antwoord: Uw Kamer is op 22 september per brief, nr. 2014–0000419956, geïnformeerd over de samenstelling van de evaluatiecommissie voor de evaluatie van de uitwerking van de nieuwe structuur van Caribisch Nederland. De commissie is per 22 september ingesteld en als volgt samengesteld: Mevrouw mr. drs. J.W.E. Spies, voorzitter; voormalig Minister Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Fred Soons, emeritus hoogleraar Universiteit Utrecht, Glenn Thodé, rector van de Universiteit Aruba en voormalig gezaghebber Bonaire, Luc Verhey, hoogleraar Universiteit Leiden en staatsraad van de Raad van State, en Frans Weekers, voormalig staatsecretaris van het Ministerie van Financiën. In overeenstemming met de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is gezocht een evenwichtige samenstelling van de commissie van verschillende disciplines, waarbij ervaring met en kennis over de werking van de nieuwe staatkundige structuur van eilanden als wel de betekenis daarvan in relatie tot Europese deel van Nederland, een vereiste was.

4

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkelplannen? Wat zijn de totale kosten hiervan?

Antwoord: De eilandelijke ontwikkelplannen zijn meegenomen in een eerste proeve van het meerjarenprogramma van Rijk en eilanden, welke ik tijdens de CN-week met de bestuurscolleges van de openbare lichamen heb besproken. Afgesproken is dat de komende maanden een meerjarenprogramma met de eilanden zal worden uitgewerkt, dat kan worden gedragen door het Rijk en de eilandbesturen en uiteraard ook financiële dekking heeft. In 2015 vindt hierover in het kader van de Voorjaarsnota definitieve besluitvorming plaats.

5

Kunt u aangeven wat de integrale aanpak van sociaaleconomische initiatieven, waarvoor langdurig middelen zijn vrijgemaakt, precies inhoudt? Kunt u tevens aangeven waarom deze voortaan bij de begroting van Koninkrijksrelaties getrokken wordt?

Antwoord: De sociaaleconomische problematiek op de eilanden is anno 2014 nog onverminderd groot. Er is hierbij sprake van een intrinsieke verknoping van verschillende beleidsterreinen. Verschillende ministeries en de openbare lichamen hebben zich daarom gezamenlijk verbonden via deze integrale aanpak. De begroting van Koninkrijksrelaties is gekozen omdat deze begroting het meest logisch is van waaruit de verschillende departementale geldstromen te bundelen.

6

Waarom neemt de post voor het bevorderen van de autonomie van de Koninkrijkspartners zo sterk toe tussen 2016 en 2017? Waarvoor wordt dit extra budget gebruikt?

Antwoord: Binnen de begroting van KR is € 2,5 miljoen vrijgemaakt om invulling te geven aan de coördinerende rol van BZK. Zo is in de recente CN-week een bedrag van € 1 miljoen euro voor economische ontwikkeling van de eilanden uitgetrokken, gefinancierd uit deze middelen. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 5.

7

Kunt u aangeven waarom een toelichting ontbreekt bij de overzichtstabel Rijksuitgaven in Caribisch Nederland in de begroting van het BES-fonds? Kunt u toezeggen deze toelichting in de volgende begroting weer op te nemen.

Antwoord: Sinds de begroting 2013 is een overzicht van alle rijksuitgaven Caribisch Nederland (conform motie Hachchi c.s., Kamerstukken II, 33 000 IV, nr. 28) opgenomen als bijlage bij het BES-fonds (bijlage 4.3). Het totaal van de vrije uitkering (vanuit het BES-fonds) en de rijksuitgaven (vanuit de departementale begrotingen) zijn alle uitgaven die ten behoeve van Caribisch Nederland worden verstrekt.

De uitgaven aan de activiteiten van de krijgsmacht en de Kustwacht zijn niet te verbijzonderen naar specifieke uitgaven in Caribisch Nederland. De inzet van de krijgsmacht (Defensie) en de Kustwacht (verdeeld over de begroting van Defensie en Koninkrijksrelaties) komt ten goede aan alle delen van het Koninkrijk. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen inzet per land/gebied.

Naast rijksuitgaven zijn er ook rijksinkomsten. Inwoners en bedrijven van Bonaire, Sint Eustatius en Saba betalen immers ook rijksbelastingen (bijlage 4.4). De omvang van de inkomsten van Caribisch Nederland wordt weergegeven in een aparte bijlage bij het BES-fonds (bijlage 4.5).

Een toelichting van deze strekking zal voortaan worden opgenomen in de bijlage.

8

Waarom kunnen de uitgaven van het Ministerie van Defensie die ten goede komen aan Caribisch Nederland niet worden vastgesteld in de overzichtstabel Rijksuitgaven in Caribisch Nederland?

Antwoord: De uitgaven van het Ministerie van Defensie komen ten goede aan het hele Koninkrijk en zijn dus niet specifiek te splitsten in uitgaven voor (Caribisch) Nederland en Sint Maarten, Curaçao en Aruba.

9

Wat is de verklaring voor de sterke toename van de bijdrage aan agentschappen tussen 2015 en 2016?

Antwoord: De bijdragen aan agentschappen hebben te maken met investeringen die noodzakelijk zijn om de luchthavens op Caribisch Nederland te laten voldoen aan de minimale internationale regels voor de vliegveiligheid (ICAO). Het programma om de luchthavens op orde te brengen strekt zich uit over meerdere jaren.

10

Kunnen alle belastingen op tijd geïnd worden? Zijn er problemen bij het innen van belastingen?

Antwoord: Het innen van (rijks)belastingen en premies op Caribisch Nederland verloopt over het algemeen goed. Wel is het zo dat er – net zoals in Europees Nederland het geval is – belastingplichtigen zijn die niet in staat zijn de verschuldigde belasting volledig op tijd te betalen. In die gevallen wordt door de Belastingdienst / Caribisch Nederland zo nodig een betalingsregeling met deze belastingplichtigen getroffen met als doel de verschuldigde belasting alsnog volledig te kunnen innen. Op het punt van de Vastgoedbelasting (VGB) is er, zoals ook eerder aan uw Kamer gemeld1, sprake van een bijzondere situatie doordat in een relatief korte tijd van 1,5 jaar over een drietal jaren aanslagen zijn opgelegd. Dit feit gevoegd bij het grote aantal bezwaren tegen de grondslag voor het opleggen van deze belasting, de waarde, maakt dat de inning van de VGB iets langer op zich laat wachten.

11

Hoe verhoudt de geraamde opbrengst van de belastingen in Caribisch Nederland zich tot het daar geldende inkomen per hoofd van de bevolking? Verschilt dit nog per eiland? Hoe verhoudt zich dit tot de situatie in (Europees) Nederland?

Antwoord: Deze vraag kan op dit moment nog niet worden beantwoord. Eind vorig jaar is het CBS verzocht om het BBP van Caribisch Nederland in kaart te brengen. Inmiddels zijn de BBP-gegevens over 2012 van Bonaire bekend. Naar het BBP over 2012 van Sint Eustatius en Saba vindt nog onderzoek plaats. Het totale BBP van Caribisch Nederland over 2012 is derhalve nog niet bekend. Als gevolg daarvan is het BBP per hoofd van de bevolking op Caribisch Nederland en hoe zich dit verhoudt tot de geraamde opbrengst van (rijks)belastingen en premies op Caribisch Nederland op dit moment evenmin bekend.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de opbrengst van de (rijks)belastingen en premies op Caribisch Nederland niet per eiland wordt uitgesplitst. In Europees Nederland worden de opbrengsten van de rijksbelastingen ook niet per gemeente of provincie uitgesplitst.2 De gevraagde gegevens kunnen te zijner tijd dan ook alleen voor Caribisch Nederland als geheel worden gegeven en niet per eiland afzonderlijk.

12

Kunt u aangeven waarom de opbrengsten van de lokale heffingen in Bonaire dalen?

Antwoord: Uit het overzicht op pagina 18 van de begroting van het BES-fonds blijkt een bescheiden daling van de eilandbelastingen (van € 8,32 mln. naar € 7,95 mln.). Het belastinggebied is verder een autonome verantwoordelijkheid van de eilandelijke democratie.

13

Hoe is de halvering van de opbrengsten van de Grondbelasting op Bonaire in 2014 ten opzichte van 2013 te verklaren?

Antwoord: De afweging en de verantwoording over de eilandelijke belastingen is een eilandelijke autonome aangelegenheid.

14

Wat zijn de opbrengsten van de lokale heffingen van de BES-eilanden per hoofd van de bevolking in de drie eilanden? Hoe verhoudt zich dit tot het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking op de BES-eilanden?

Antwoord: De opbrengst van de lokale heffingen per hoofd van de bevolking is in 2014 als volgt:

Bonaire: USD 434 per hoofd (8 mln gedeeld door 18.400 inwoners)

Sint Eustatius: USD 100 per hoofd (0,4 mln gedeeld door 4.000 inwoners)

Saba: USD 111 per hoofd (0,2 mln gedeeld door 1.800 inwoners)

De verklaring voor het verschil tussen Bonaire en de bovenwinden moet enerzijds worden gezocht in de toeristische aantrekkingskracht van Bonaire (en daarmee hogere toeristenbelastingen) en anderzijds in keuzes van de eilandsraden zelf (op de bovenwinden is geen grondbelasting ingevoerd, de tegenhanger van de OZB bij gemeenten). Dit is een verantwoordelijkheid van de eilanden zelf.

Vanwege het ontbreken van gegevens over het nationaal inkomen (zie het antwoord op vraag 11) kan ik op dit moment nog geen verhouding geven van de eilandbelastingen ten opzichte van het nationaal inkomen voor Sint Eustatius en Saba. Recent heeft het CBS wel het bruto binnenlands product (bbp) van Bonaire berekend voor 2012, de bovenwinden volgen later dit jaar. Het bbp voor Bonaire bedraagt in 2012 372 miljoen dollar (USD). Op een bbp van USD 372 mln wordt in 2012 een bedrag van USD 8 miljoen eilandbelastingen geheven.

15

Wat is de verklaring voor de sterk wisselende opbrengst van de grondbelasting op Bonaire?

Antwoord: De afweging en de verantwoording over de eilandelijke belastingen is een eilandelijke autonome aangelegenheid.

16

Hoe komt het dat de opbrengst van de opcenten op Bonaire zo sterk fluctueert?

Antwoord: De afweging en de verantwoording over de eilandelijke belastingen is een eilandelijke autonome aangelegenheid.

17

Kunt u inzicht geven in de resultaten van het wegwerken van de grote achterstanden in de onderwijshuisvesting die middels een lening gefinancierd worden? Wordt dit geld naar uw oordeel goed besteed en is de onderwijshuisvesting inmiddels significant verbeterd?

Antwoord: Ja, dit geld wordt goed besteed en de onderwijshuisvesting is inmiddels op een aantal scholen significant verbeterd. Het huisvestingsplan is een groot bouwprogramma voor de drie eilanden. Doordat er grenzen zijn aan aannemerscapaciteit en regelgeving moet het programma in fases worden ingedeeld. Dit heeft er in geresulteerd dat er 4 scholen zijn gerenoveerd/nieuw zijn geplaatst. Dat er 3 projecten worden aanbesteed (of binnen enkele weken) en dat de overige scholen in de planning zitten. Hieronder volgt per school de situatie:

Gereed

Bethel methodist (deels)

Governor de Graaf

San Bernardo

Granger Sport Auditoriumdakreparatie

Aanbesteding

Brede school Bonaire

Golden Rock Statia

SCS school Saba

Voorbereiding (aanbestedingen vinden de komende maanden plaats)

Liseo (SGB)

Sporthallen Scholengemeenschap Bonaire

Watapana school

Day Care Saba

Bethel Methodist School Statia

Nog in planning

Pelikaan Bonaire

Sacred Heart School saba

Gwendoline van putten statia

Kolegio Papa Cornes

Kolegio Kristu bon Wardador

Kolegio San Luis Bertran

Kolegio Reina Beatrix

SGB (overig)