Gepubliceerd: 15 oktober 2014
Indiener(s): Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD)
Onderwerpen: belasting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33985-6.html
ID: 33985-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 15 oktober 2014

Algemeen

Allereerst wil ik, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de leden van de fracties van de VVD, de PvdA, de SP, het CDA en D66 dank zeggen voor hun inbreng op het voorliggende wetsvoorstel. Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van deze fracties.

Mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken geef ik in deze nota graag een reactie op de in het verslag door de leden van deze fracties gestelde vragen. Bij de beantwoording van de vragen wordt de volgorde van het verslag zoveel mogelijk gevolgd. Waar mogelijk zijn vragen die hetzelfde onderwerp betreffen, evenwel gebundeld.

Voor de leesbaarheid wordt in deze nota gesproken van de «NL-IGA» waarmee wordt bedoeld: het op 18 december 2013 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de FATCA (Trb. 2014, 22 en 128). Waar hierna wordt gesproken van «IGA», wordt bedoeld, al naar gelang de context: een FATCA-modelverdrag van de Verenigde Staten van Amerika (VS) of een FATCA-verdrag tussen de VS en een ander land dan Nederland.

Inleiding

De leden van de fractie van het CDA vragen op welke wijze Nederland samen met andere landen in staat is om net als de VS, informatie met betrekking tot Zwitserland en Luxemburg te ontvangen. De leden van de fractie van het CDA vragen vervolgens of het nuttig is dat daarvoor in de EU, hetzij met alle lidstaten, hetzij met een kopgroep actie wordt ondernomen. De leden van de PvdA-fractie vragen naar de beweegredenen van Chili, Japan, Oostenrijk en Zwitserland om te kiezen voor een «Model II» IGA.

De leden van de fractie van het CDA constateren dat ook Zwitserland en Luxemburg een IGA hebben gesloten met de VS. De IGA tussen Zwitserland en de VS is, zoals de leden van de fractie van de PvdA terecht constateren, een zogenoemde «Model II». Dit houdt in dat financiële instellingen (FI’s) rechtstreeks informatie gaan leveren aan de belastingdienst van de VS, de Internal Revenue Service (IRS). FI’s in «Model I»-landen leveren de informatie aan hun eigen belastingdienst. Deze belastingdienst levert de informatie vervolgens door aan de IRS. De VS levert op zijn beurt gegevens aan bij de landen waarmee het een «Model I» IGA heeft gesloten. Naast Zwitserland hebben onder andere Chili, Japan en Oostenrijk voor Model II gekozen. De redenen waarom deze landen voor dit type IGA hebben gekozen zijn niet bekend gemaakt, maar kunnen verband houden met operationele of logistieke overwegingen. Luxemburg heeft met de VS, net als Nederland, een Model I – IGA gesloten.

Het momentum van FATCA werd door de G20 aangegrepen om de OESO te verzoeken een mondiale standaard voor automatische uitwisseling van informatie te ontwikkelen om belastingfraude en belastingontduiking tegen te gaan. De OESO heeft tegen deze achtergrond de Common Reporting Standard («CRS») ontwikkeld. Nederland heeft actief bijgedragen aan de ontwikkeling van deze standaard. De CRS is door de G20 in februari 2014 omarmd. Ook Zwitserland en Oostenrijk behoren tot de OESO-landen en hebben zich onder meer in de OESO-verklaring over automatische uitwisseling van informatie van 6 mei 2014, aan deze CRS gecommitteerd.1 Nederland heeft zich aangesloten bij de «Early Adopters», een kopgroep van ongeveer 40 landen die de CRS als eerste gaan implementeren. Voorzien is dat deze kopgroep reeds in 2017 automatisch gegevens gaat uitwisselen op basis van de CRS. Daarnaast heeft een groep van ongeveer 20 landen reeds aangegeven per 2018 automatisch gegevens te gaan uitwisselen op basis van de CRS. Zwitserland en Luxemburg maken hier nog geen deel van uit. Onder het kopje «mondiale ontwikkelingen» wordt nader ingegaan op de CRS.

Binnen de EU wordt de CRS geïmplementeerd in de Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (hierna «Administratieve Bijstandsrichtlijn»).2 Over de inwerkingtreding van deze gewijzigde Administratieve Bijstandsrichtlijn zal nog deze maand in de Ecofin besloten worden. Wanneer de gewijzigde Administratieve Bijstandsrichtlijn in werking treedt, zullen ook Luxemburg en Oostenrijk financiële gegevens conform de CRS gaan uitwisselen met andere lidstaten. De voorziene datum van inwerkingtreding is 1 januari 2016. Deze richtlijn is vanzelfsprekend niet van toepassing op Zwitserland. De Europese Commissie is echter in gesprek met Zwitserland teneinde tot een vergelijkbare administratieve samenwerking te komen met Zwitserland.

De FATCA en de totstandkoming van de IGA

De leden van de fractie van de PvdA vragen waarom Nederland ogenschijnlijk terughoudend heeft gereageerd ten aanzien van FATCA en pas actie ondernam nadat de Europese G5 landen (Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk) actie hebben ondernomen.

Op 18 maart 2010 heeft het Amerikaanse Congres de FATCA aangenomen, als onderdeel van de HIRE Act. De FATCA heeft wereldwijd een aantal grote bezwaren opgeroepen. In de eerste plaats verzette de privacywetgeving in de meeste landen zich tegen een rechtstreekse verstrekking van gegevens aan de IRS door de FI’s zelf. Daarnaast was het gebrek aan wederkerigheid voor de meeste landen bezwaarlijk. Voorts voorzag de financiële sector een flinke administratieve lastenverzwaring. Ook de Europese Commissie (EC) voorzag problemen voor de FI’s om te voldoen aan de FATCA-verplichtingen, gezien de privacyregelgeving van de Europese Unie (EU) neergelegd in de Data Protectie Richtlijn.3 Deze bezwaren zijn in eerste instantie door de EC en vertegenwoordigers van enkele EU landen met de VS besproken. De EC heeft echter geen mandaat om over een Europese overeenkomst ter zake met de VS te onderhandelen. De Europese G5 landen hebben vervolgens het voortouw genomen om met de VS tot overeenstemming te komen. Op 8 februari 2012 zijn de VS en de Europese G5 landen met een gezamenlijke verklaring gekomen waarin de VS heeft aangegeven bereid te zijn de uitwisseling van informatie op overheidsniveau te realiseren. Deze verklaring is te vinden op de website van het Amerikaanse Ministerie van Financiën 4 De verklaring is, naar aanleiding van het daartoe strekkende verzoek van de leden van de fractie van de SP, als bijlage bij deze nota gevoegd5. Direct na de publicatie van deze verklaring heeft Nederland de VS benaderd en aangegeven onderhandelingen te willen starten voor een IGA waarbij uitwisseling van informatie op overheidsniveau plaatsvindt («Model I»-IGA). Ik verwijs hierbij ook naar de antwoorden van mijn ambtsvoorganger op vragen van de leden Schouw en Koolmees (D66) ingezonden op 12 maart 2012, op vragen van het lid Neppérus (VVD) ingezonden op 16 maart 20126 en op vragen van het lid Bashir (SP) ingezonden op 8 augustus 2012.7 Nadat de VS in juli 2012 de model-IGA voor een FATCA-verdrag had gepubliceerd, heeft Nederland de contacten met de VS geïntensiveerd om te komen tot een bilaterale FATCA-IGA. De eerste gespreksronde over de Nederlandse IGA heeft al plaatsgevonden in september 2012. Nederland heeft derhalve – ook in de ogen van de Amerikaanse autoriteiten – steeds behoord tot de kopgroep van landen die in gesprek waren met de VS over een bilaterale IGA. Het beeld dat Nederland zich terughoudend zou hebben opgesteld om te komen tot een IGA, nadat bekend werd dat de VS bereid was om uitwisseling op overheidsniveau plaats te laten vinden en daarmee tegemoet kwam aan de hiervoor genoemde bezwaren, is naar mijn oordeel dan ook niet juist.

De Nederlandse IGA

De leden van de fractie van de VVD vragen een nadere toelichting op de aspecten omtrent Amerikaans staatsburgerschap. De leden van de fractie van D66 vragen naar de gevolgen voor Amerikanen die ook de Nederlandse nationaliteit hebben, maar niet meer in Nederland wonen.

Onder de FATCA moeten buitenlandse FI’s gegevens verstrekken over Amerikaanse belastingplichtigen. Amerikaanse belastingplichtigen kunnen Amerikaanse staatsburgers of Amerikaanse inwoners zijn, maar ook Amerikaanse rechtspersonen en andere Amerikaanse entiteiten. Op de website van de Amerikaanse overheid is aangegeven onder welke omstandigheden iemand het Amerikaans staatsburgerschap verkrijgt.8 Iemand kan een Amerikaans staatsburger worden bij geboorte of na de geboorte. Bij de geboorte kan iemand Amerikaans staatsburger worden indien diegene in de VS of in bepaalde territoria of gebiedsdelen buiten de VS is geboren. Bovendien kan iemand die buiten de VS is geboren en van wie één van de ouders of beide ouders Amerikaans staatsburger zijn en aan bepaalde voorwaarden is voldaan ook bij geboorte Amerikaans staatsburger worden. Iemand kan na de geboorte Amerikaans staatsburger worden, bijvoorbeeld indien iemand zich laat naturaliseren. Iemand houdt het Amerikaans staatsburgerschap totdat diegene daarvan afstand doet of het staatsburgerschap wordt ontnomen. Voor zover mij bekend, verplichten Amerikaanse wetten Amerikaanse staatsburgers jaarlijks in de VS belastingaangifte te doen. Het is daarbij niet van belang of iemand naast het Amerikaanse staatsburgerschap ook de Nederlandse nationaliteit heeft. Overigens kent de Nederlandse nationaliteitswetgeving de hoofdregel dat een nieuwe Nederlander, indien mogelijk, afstand doet van zijn oorspronkelijke nationaliteit. Op deze hoofdregel bestaan uitzonderingen waardoor niet alle tot Nederlander genaturaliseerde Amerikanen verplicht zijn afstand te doen van de Amerikaanse nationaliteit. Om aan te tonen dat afstand is gedaan van de Amerikaanse nationaliteit moet na het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit een «Certificate of loss of nationality of the United States» worden ingeleverd bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Zolang een tot Nederlander genaturaliseerde Amerikaan geen afstand heeft gedaan van het Amerikaanse staatsburgerschap bezit hij die nationaliteit naast het Nederlanderschap. Dit betekent dat deze persoon voor de FATCA nog steeds een Amerikaanse belastingplichtige is. Bij aanwezigheid van een dubbele nationaliteit verplicht FATCA de rapportage van de financiële gegevens. Het is mij niet bekend hoeveel inwoners van Nederland Amerikaanse staatsburger zijn.

De leden van de fractie van de VVD vragen of het de regering bekend is dat de ING cliënten benadert om na te gaan of zij de Amerikaanse nationaliteit hebben om vervolgens op basis daarvan al dan niet de rekening van de betrokkene te sluiten als sprake is van de Amerikaanse nationaliteit. Uit navraag blijkt dat de ING brieven en formulieren heeft verstuurd vanwege het ING beleid omtrent beleggingsdienstverlening en niet vanwege FATCA. De specifieke wet- en regelgeving die ten grondslag ligt aan het ING beleid betreft een complex stelsel van Amerikaanse wet- en regelgeving inzake beleggingen (securities) op federaal en statelijk niveau, onder andere de Securities Act of 1933, Securities Exchange Act of 1934, Investment Advisers Act of 1940. Deze wetten zijn uiteraard de nodige keren aangepast sinds de datum waarop ze oorspronkelijk zijn aangenomen, maar toch wordt er naar verwezen met het jaar waarop ze oorspronkelijk zijn aangenomen. ING heeft afgelopen jaar op grond van zijn beleid met betrekking tot dit stelsel van Amerikaanse wet- en regelgeving aanvullende identificatievragen gesteld om te kijken of de beleggingsdienstverlening gehandhaafd kan worden aan klanten met een specifieke relatie met de US. Ik heb begrepen dat FI’s er soms voor kiezen bepaalde beleggingsproducten niet aan te bieden aan US persons vanwege deze Amerikaanse beschermingsregels. Dit betreft alleen de beleggingsdienstverlening en ziet niet op de FATCA.

De leden van de fractie van de SP vragen in dit verband ook naar de casus waarbij inwoners van Nederland die ook Amerikaans belastingplichtig zijn door de BinckBank zijn uitgesloten. De leden van de fractie van de SP vragen of een oplossing bestaat voor deze personen indien zij geen afstand willen doen van hun nationaliteit. Daarnaast vragen zij hoe de regering erop gaat toezien dat de FI’s zich aan de FATCA-verplichtingen houden zonder de dienstverlening aan hun cliënten op te zeggen.

Het College voor de Rechten van de Mens heeft op 2 april 2014 (oordeelnummer 2014–40) geoordeeld dat BinckBank N.V. in dit soort gevallen een verboden onderscheid op grond van nationaliteit maakt door de dienstverlening te beëindigen. Indien personen geen afstand willen doen van hun Amerikaanse nationaliteit moeten FI’s financiële informatie of grond van de FATCA doorgeven aan de IRS. Op de vraag hoe de regering erop gaat toezien dat de FI’s zich aan de FATCA-verplichtingen houden zonder de dienstverlening aan hun cliënten op te zeggen, kan ik aangeven dat de Nederlandse Vereniging van Banken reeds in een vroeg stadium bij Nederlandse banken de aandacht op FATCA gevestigd heeft met als doel om de banken tijdig op FATCA voor te bereiden. Voorts heeft het Ministerie van Financiën met de IGA een instrument aan financiële instellingen in handen gegeven om op een zo kostenefficiënt mogelijke wijze aan FATCA te kunnen voldoen. Ik verwacht dan ook dat alle financiële instellingen zich aan de wettelijke verplichtingen zullen conformeren zonder de dienstverlening aan hun cliënten op te zeggen. Zie ook de beantwoording van de Minister van Financiën op de op 4 april 2014 ingezonden vragen van het lid Merkies (SP) over het bericht dat BinckBank Amerikanen uitsluit van een beleggingsrekening.9 Het Ministerie van Financiën kan financiële instellingen zo nodig hier op aanspreken.

Op de vraag van de leden van de fractie van de VVD naar hoe met deze problematiek wordt omgegaan in andere EU-landen kan ik antwoorden dat ik daarover geen informatie heb.

De leden van de fracties van de PvdA, de SP en het CDA hebben opgemerkt dat niet duidelijk is hoe de verplichtingen die voor zowel Nederland als de VS voortvloeien uit de NL-IGA zich tot elkaar verhouden. De leden van deze fracties van de PvdA, de SP en van het CDA vragen naar het verschil tussen de gegevens die worden uitgewisseld. Ook vragen de leden van de fracties van D66, de PvdA, de SP, en het CDA of, wanneer, en op welke wijze de VS het beoogde gelijke niveau van informatie-uitwisseling zal bereiken.

Zoals vastgelegd in artikel 6, eerste lid, van de NL-IGA erkent de VS de noodzaak om te komen tot een gelijkwaardig niveau van wederkerigheid ten aanzien van de automatische informatie-uitwisseling met Nederland. De VS heeft zich jegens Nederland en andere FATCA-partners verplicht te streven naar een volledig gelijkwaardig niveau van gegevensuitwisseling. Deze verplichting neemt de VS overigens alleen op zich in een «Model I»-IGA. Wanneer landen een «Model II»-IGA of in het geheel geen IGA sluiten met de VS zal er derhalve geen sprake zijn van wederkerigheid. Het Amerikaanse Ministerie van Financiën heeft inmiddels in het begrotingsvoorstel van 2014 voorgesteld aan het Amerikaanse Congres om te komen tot een volwaardige vorm van wederkerigheid door de Amerikaanse Secretary of the Treasury de bevoegdheid te geven dit aan de hand van uitvoeringsvoorschriften te regelen. De toezegging van de VS in artikel 6, eerste lid, van de NL-IGA moet ook bezien worden in samenhang met artikel 10, derde lid, van de NL-IGA waarin is opgenomen dat beide partijen voor het einde van 2016 zullen reflecteren op de voortgang van de in artikel 6 overeengekomen inspanningsverplichtingen. Daarnaast zal de Verenigde Staten in het mondiale speelveld van de CRS de beweging moeten maken naar volwaardige wederkerige informatie-uitwisseling om een non-compliant status voor de CRS te voorkomen. De G20 landen, de OESO, het Global Forum on Tax Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes en de EU zullen hier zeker aandacht voor hebben.

Ten aanzien van de wederkerigheid kan ik de leden van de fracties van de PvdA, de SP en het CDA informeren dat onder de NL-IGA sprake is van wederkerigheid voor zover het gaat om de automatische uitwisseling van gegevens over de betaalde en bijgeschreven bruto bedragen aan interest, dividend en andere inkomsten afkomstig van Amerikaanse bronnen. De VS moet deze gegevenscategorieën zonder gefaseerde invoering, dus al voor het jaar 2014, aan de Nederlandse Belastingdienst verstrekken. De Verenigde Staten zal rente- en dividendinkomsten van alle rekeningen van Nederlandse inwoners uitwisselen, ongeacht de hoogte van het rekeningsaldo, terwijl Nederlandse financiële instellingen alleen bankrekeningen met een saldo boven de US $ 50,000 hoeven te identificeren, onderzoeken en rapporteren. Vooralsnog geldt echter dat voor Nederland de reikwijdte van de rapportageverplichtingen op basis van de NL-IGA ruimer is dan de rapportageverplichtingen die voor de VS gelden. Nederland zal over een breder scala aan categorieën financiële rekeningen die Amerikaanse personen in Nederland aanhouden gegevens verstrekken aan de IRS dan andersom. Zo zal Nederland wel gegevens van Amerikaanse uiteindelijk belanghebbenden van een entiteit verstrekken maar zal de Verenigde Staten dat niet voor Nederlands uiteindelijk belanghebbenden van een entiteit doen. Ook zal Nederland het saldo van een rekening of de waarde van een kapitaal- of lijfrenteverzekering, de bruto opbrengst van verkoop, afkoop of terugbetaling van vermogensbestanddelen, en het bruto bedrag dat gestort is bijgeschreven op andere financiële rekeningen dan deposito- en beleggingsrekeningen, uitwisselen, terwijl de Verenigde Staten dat nog niet zullen doen. Anders dan voor de VS is voor Nederland wel voorzien in een gefaseerde invoering (artikel 3, derde lid, van de NL-IGA).

De leden van de fractie van de PvdA hebben gevraagd waarom er nog geen schatting is te maken van de budgettaire opbrengst als gevolg van de NL-IGA.

Het is zeer moeilijk (zo niet onmogelijk) in te schatten hoeveel Nederlandse inwoners of bedrijven in de VS rekeningen aanhouden of inkomsten genieten die in Nederland niet zijn vermeld bij de belastingaangifte. Deze gegevens zijn immers niet bekend bij de Belastingdienst. Dit is zogenoemde endogene opbrengst waarvoor geen bedrag te ramen is.

In zijn algemeenheid kan wel worden gezegd dat FATCA een belangrijk onderdeel is in de mondiale ontwikkelingen op het gebied van het tegengaan van belastingontduiking. Als gevolg van deze ontwikkelingen is de druk op zwartspaarders wereldwijd toegenomen. De sterk preventieve werking die van deze mondiale ontwikkelingen uitgaat, blijkt in Nederland onder meer uit het feit dat veel personen gebruik hebben gemaakt van een inkeerregeling, waarbij zij eerder buiten het zicht van de Belastingdienst gehouden buitenlandse rekeningen alsnog hebben gemeld.

De leden van de SP-fractie en de leden van de CDA-fractie vragen of de VS eerder spontaan dan automatisch informatie gaat uitwisselen.

Het inzetten van het instrument van de spontane uitwisseling van informatie is reeds voor zowel Nederland als de VS mogelijk op basis van het bilaterale belastingverdrag tussen Nederland en de VS.10 Spontane informatie-uitwisseling kan zeer effectief zijn omdat het daarbij veelal gaat om bijzonderheden die ontdekt en geselecteerd zijn door een belastingambtenaar van de verstrekkende staat gedurende een belastingcontrole. Het instrument van de automatische informatieuitwisseling wordt daarentegen gekenmerkt door de doorlopende en systematische verstrekking van fiscaal relevante gegevenscategorieën. In de NL-IGA is ook voor de VS automatische uitwisseling van informatie over financiële rekeninggevens van toepassing.

De leden van de fracties van de SP en van het CDA verzoeken de regering toe te lichten op welke wijze de VS adequate gegevensbescherming biedt. Tevens vragen de leden van beide fracties of er in de VS een wettelijk equivalent van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bestaat. Ten slotte vragen de leden van de fractie van het CDA of de gegevensbescherming in de VS op dezelfde manier wettelijk is vormgegeven als in Nederland.

In reactie op het verzoek en de vragen kan ik de leden van beide fracties als volgt informeren. De VS heeft een soortgelijke wetgeving als artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Paragraaf 6103 van de Internal Revenue Code bepaalt dat de IRS informatie met betrekking tot de identiteit van een belastingplichtige en alle andere ontvangen of verkregen informatie in het kader van de bepaling van diens belastingplicht geheim houdt. De Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) en het bilaterale belastingverdrag met de VS voorzien in een doelbinding zodat de informatie alleen voor de daarin vermelde doeleinden kan worden gebruikt en slechts toegankelijk is voor een in het belastingverdrag limitatief omschreven groep personen en instanties. In paragraaf 6105 van de Internal Revenue Code is een bepaling opgenomen die vergelijkbaar is met artikel 28 WIB waarin is bepaald dat de nationale geheimhoudingsplicht ook doorwerkt naar informatie die de VS heeft verkregen op grond van een belastingverdrag. De Privacy Act biedt een betrokkene in de VS in beginsel de mogelijkheid om toegang te krijgen tot de informatie over hem, om wijzigingen voor te stellen, of indien daar geen gehoor aan wordt gegeven zijn bezwaar daartegen vast te leggen. Een betrokkene kan ook via de Freedom of Information Act toegang krijgen tot zijn eigen informatie. Een persoon kan via civiele of strafrechtelijke procedures op basis van de Privacy Act of de U.S. Code ageren tegen schendingen door (personeel van) overheidsinstanties van privacy rechten. De Privacy Act vereist ook dat elke overheidsinstantie de gegevens niet langer bewaard dan noodzakelijk gelet op de doelstellingen van die overheidsorganisatie. De IRS heeft richtlijnen op grond waarvan voor de bewaartermijn in zijn algemeenheid wordt aangesloten bij de termijnen om (nog) aanslagen te kunnen opleggen. Binnen de IRS zijn het Office of Privacy, Information Protection & Data Security (PIPDS) en de Office of Safeguards verantwoordelijk voor het handhaven van de privacybeschermingswetgeving. Daarnaast zijn nog enkele andere instanties verantwoordelijk voor het handhaven van de integriteit en de beveiliging van de informatie die de IRS heeft ontvangen. Het gaat dan om de Treasury Inspector General for Tax Administration (TIGTA), de Government Accountability Office (GAO), de Joint Committee on Taxation (JCT) en de IRS Oversight Board. De handhaving in de praktijk van de Amerikaanse nationale regelgeving over gegevensbescherming is getoetst in het «peer review proces» van het Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes. Het oordeel luidt dat de VS de nationale bepalingen inzake de gegevensbescherming strikt handhaaft. Uit het voorstaande volgt naar mijn mening dat sprake is van een adequate gegevensbescherming in de VS.

De leden van de fracties van de SP en het CDA vragen waarom de derde pijlerproducten onder de vrijgestelde producten vallen die zijn opgenomen in Bijlage II bij de NL-IGA, en of daarvan een aantal concrete producten kunnen worden genoemd. De leden van de fractie van de SP vragen in dit verband welke lijfrenteproducten zijn vrijgesteld en welke niet.

In de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften worden bepaalde pensioen- en spaarproducten uitgezonderd als financiële rekening onder de FATCA wanneer voldaan is aan bepaalde voorwaarden zodat sprake is van een laag risicoprofiel. Tijdens de onderhandelingen is uitvoerig besproken dat en waarom de in Bijlage II genoemde derde pijler producten een laag risicoprofiel hebben en dus van rapportage kunnen worden uitgezonderd. Het gaat hier om producten waarvan de premies aftrekbaar zijn in de opbouwfase en de opbrengsten in de uitkeringsfase belastbaar zijn in box 1. Het gaat daarbij om inkomensvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.124 Wet Inkomstenbelasting 2001 («Wet IB 2001») (lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort, periodieke uitkeringen ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval en meerderjarig invalide-kind-lijfrenten), pensioengerelateerde lijfrentevoorzieningen als bedoeld in artikel 3.125 Wet IB 2001 (al dan niet tijdelijke oudedagslijfrenten en nabestaandenlijfrenten) en lijfrentespaarrekeningen, e.d., als bedoeld in artikel 3.126a Wet IB 2001. Lijfrenteproducten die te rapporteren zijn onder de NL-IGA zijn de box 3 lijfrenteverzekeringen die zijn afgesloten na 1 juli 2014 en waarvan de balanswaarde op het einde van een jaar hoger is dan US $ 50,000. Deze lijfrenten voldoen niet aan de aftrekmogelijkheid bijvoorbeeld omdat het afkoopverbod van art 1.7 Wet IB 2001 in de lijfrenteovereenkomst ontbreekt.

De leden van de fractie van het CDA vragen of sprake is van een «investment entity» als een beleggings-BV wereldwijd in aandelen belegt met een directeur-grootaandeelhouder als enig aandeelhouder, en of deze directeur-grootaandeelhouder valt aan te merken als een «customer».

In reactie op deze vraag kan ik de leden als volgt informeren. Voor de uitleg van artikel 1, onderdeel j, van de NL-IGA waarin de definitie van beleggingsentiteit of «investment entity» is opgenomen, wordt verwezen naar de definitie van «financiële instelling» in de aanbevelingen van de Financial Action Task Force. Onderdeel van die definitie is een cliëntrelatie. In het gegeven voorbeeld is mijns inziens geen sprake van een cliëntrelatie tussen de besloten vennootschap en de directeur-grootaandeelhouder, zodat de vennootschap niet kwalificeert als een «investment entity». Indien echter de beleggingswerkzaamheden zouden worden uitgevoerd door een professionele derde partij dan is wel sprake van een cliëntrelatie tussen die derde partij en de vennootschap of de directeur-grootaandeelhouder. In dit laatste geval zal die professionele derde partij kwalificeren als een «investment entity»; in de systematiek van de NL-IGA zou daardoor de beleggings-BV zelf ook kwalificeren als «investment entity». Waar nodig kunnen hiervoor nog nadere regels worden opgenomen in de FATCA leidraad. Ik verwacht dat de FATCA leidraad voor het eind van 2014 gereed zal zijn.

De leden van de fractie van het CDA vragen ook of Nederland net als het Verenigd Koninkrijk «holding companies en treasury centers of Financial groups» als «Financial Institution» aan gaat merken.

Ik kan de leden hierop antwoorden dat het Verenigd Koninkrijk hier een bindende invulling heeft gekozen voor alle FI’s in het Verenigd Koninkrijk, terwijl ik de intentie heb om in de FATCA leidraad de mogelijkheid op te nemen dat Nederlandse FI’s die een holdingmaatschapij of treasury center in een financiële groep zijn – in aanvulling op de NL-IGA – er voor kunnen kiezen om zich conform de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften aan te merken als een financiële instelling. De achterliggende gedachte daarbij is dat artikel 4, zevende lid, van de NL-IGA aan Nederland de mogelijkheid biedt om aan Nederlandse FI’s het gebruik van gunstiger definities uit de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften in een IGA context toe te staan. Ik heb signalen ontvangen dat niet alle, maar bepaalde FI’s die holdingmaatschappij zijn van een financiële groep, de behoefte hebben om als FI aangemerkt te kunnen worden zodat zij in staat zijn om zichzelf als «Lead Financial Institution» en de gehele groep te registreren bij de FATCA IRS portal.

De leden van de fractie van D66 verzoeken om op hoofdlijnen aan te geven of en hoe het verdrag verschilt ten opzichte van de verdragen die andere EU-lidstaten met de Verenigde Staten hebben gesloten.

Ik kan de leden informeren dat de NL-IGA in hoofdlijnen gelijk is aan de IGA’s van overige EU lidstaten met de VS – met uitzondering van Oostenrijk dat een «Model II-IGA» is overeengekomen. De belangrijkste verschillen worden aangetroffen in de Bijlage (II) bij de door de lidstaten gesloten verdragen waarin landenspecifieke uitzonderingen zijn opgenomen. Nederland heeft echter een aantal belangrijke zaken onderhandeld die vervolgens ook zijn overgenomen in het «Model I-IGA» van de VS en dus ook in de verdragen die EU-lidstaten met de VS zijn overeengekomen na de NL-IGA. Voor landen die vóór de NL-IGA al een IGA hadden onderhandeld gelden die bepalingen ook via de meestbegunstigingsclausule van artikel 7 in die verdragen. Het gaat dan om aanpassingen in artikel 4, vijfde lid, van de NL-IGA waarbij indirecte besmetting van Nederlandse FI’s wordt voorkomen, artikel 4, zesde lid en zevende lid, van de NL-IGA, en aanpassingen in artikel 7 van de NL-IGA die leiden tot een snellere en meer duidelijke toepassing voor Nederland van een gunstigere bepaling uit een vergelijkbaar verdrag. De leden van de fractie van D66 vragen ook hoe de NL-IGA zich verhoudt tot de Europese richtlijnen voor dataprotectie. De NL-IGA voorziet in verplichtingen tussen Nederland en de VS die leiden tot automatische uitwisseling van financiële informatie, waarbij de privacybeschermingsregels die zijn opgenomen in de Europese richtlijn voor dataprotectie en zijn geïmplementeerd in de Nederlandse Wet op de bescherming persoonsgegevens gerespecteerd en nageleefd dienen te worden.11

Voorts hebben de leden van de fractie van D66 gevraagd naar de status van de NL-IGA.

De NL-IGA is een bilateraal verdrag dat juridische verplichtingen schept voor beide landen jegens elkaar. In de NL-IGA verbinden Nederland en de VS zich jegens elkaar financiële gegevens uit te wisselen via de automatische methode en wordt de VS verplicht de Nederlandse FI’s te vrijwaren van de rechtstreekse toepassing van de uit de FATCA voortvloeiende informatieverplichtingen. De afspraken die zijn opgenomen in de NL-IGA vallen binnen de bepalingen over informatie-uitwisseling van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken12 (WABB-verdrag) en het bilaterale belastingverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten.

Mondiale ontwikkeling

De leden van de fractie van de PvdA merken op dat er intussen ook gewerkt wordt aan de CRS waarbij geen sanctie in de vorm van een 30% bronbelasting is ingevoerd, en vragen hoe kan worden voorkomen dat de CRS een dode letter wordt door het ontbreken van een dergelijke sanctie.

Als reactie op deze vraag kan ik de leden informeren dat nadat de G20 de op FATCA gebaseerde CRS tot mondiale standaard voor automatische uitwisseling van financiële gegevens heeft verklaard, een groot aantal landen zich reeds gecommitteerd heeft om deze standaard te implementeren. Hierbij zijn beleidsmatige overwegingen om belastingontduiking op grote schaal tegen te gaan en (geo)politieke druk daartoe de voornaamste drijfveren, waarbij door de G20 een verhoogde standaard van transparantie in belastingzaken is gezet. Weinig landen zullen publiekelijk te boek willen staan als onvoldoende transparant of dienstverlenend in het mogelijk maken van belastingontduiking. Om ervoor te zorgen dat landen die zich aan de CRS hebben gecommitteerd ook werkelijk conform die standaard handelen, zal het Global Forum on Tax Transparency and Exchange of Information For Tax Purposes zogenoemde «peer reviews» gaan verrichten en de naleving bewaken van de standaard aan de hand van publieke rapporten en lijsten van non-compliante landen. Het Global Forum, waarin ook Nederland participeert, heeft op dit vlak reeds goede ervaring opgedaan met het – doorlopende – peer review proces in het kader van de informatieuitwisseling op verzoek. Deze «peer reviews» hebben geleid tot een hogere compliance van de betrokken landen. Reeds 40 landen hebben zich gecommitteerd om daadwerkelijk automatisch informatie te gaan uitwisselen onder de CRS per september 2017. Nog eens twintig landen zullen zich committeren voor uitwisseling per september 2018. Deze intentieverklaring is gestoeld op het WABB-verdrag. Gelet op de permanente aandacht van de G20 voor het tegengaan van belastingontwijking, de hoeveelheid landen die de CRS omarmen en de toekomstige «peer reviews» van het Global Forum on Tax Transparancy and Exchange of Information, is het mijn stellige verwachting dat de CRS geen dode letter zal worden.

Administratieve lasten

De leden van de fractie van het CDA geven aan een ACTAL-toets te missen op dit wetsvoorstel en vragen zich af of de compliancekosten die voor het bedrijfsleven aanzienlijk hoger zullen zijn dan voor de overheid wel op optimale wijze zijn vorm gegeven. Zij vragen of het mogelijk is om alsnog een ACTAL-advies te ontvangen.

In antwoord op deze vragen kan ik de leden van de fractie van het CDA informeren dat bij verdragsrechtelijke verplichtingen geen ACTAL toets plaatsvindt. Desalniettemin zijn reeds in een vroeg stadium de financiële- en verzekeringssectoren in Nederland betrokken bij de totstandkoming van de NL-IGA. De sectoren hebben aangegeven dat het niet (kunnen) voldoen aan de FATCA zou leiden tot een concurrentienadeel en economische risico’s. Rechtstreekse rapportage door de Nederlandse FI’s zelf aan de Amerikaanse belastingdienst was niet mogelijk in verband met de Wet bescherming persoonsgegevens. Met de totstandkoming van de NL-IGA en het daarmee oplossen van de juridische belemmeringen om te kunnen voldoen aan de FATCA zijn de sectoren veel administratieve lasten bespaard en worden zij niet geconfronteerd met een bronheffing van 30% indien zij niet voldoen aan de FATCA-verplichtingen. Ondanks deze besparing voor de FI’s hebben zij toch substantiële kosten moeten maken hoewel de NL-IGA een relatieve lastenverlichting met zich meebrengt. Zo hoeven de banken nu geen procedures in te richten en systemen te bouwen om bronbelasting te kunnen heffen en hoeven zij geen systeem in te richten voor het leveren van gegevens aan de IRS, zij kunnen nu aansluiten bij de bestaande systemen voor gegevenslevering aan de Belastingdienst. Ook de verzekeringssector heeft aangegeven dat het lastig is om een indicatie te geven. Vanuit de financiële sector werd gesteld dat een gegevensstroom via de Nederlandse Belastingdienst goedkoper zal uitvallen dan een rechtstreekse gegevenslevering aan de VS. Gezien de betrokkenheid van de verschillende sectoren bij de totstandkoming van het verdrag en de daarmee bereikte voordelen voor deze sectoren acht ik het ook nu niet nodig om een ACTAL-advies aan te vragen.

Artikelsgewijze toelichting

De leden van de fractie van D66 constateren dat de bevoegde autoriteiten nadere regels overeen zullen komen inzake de beveiliging en bescherming van de uit te wisselen gegevens en verzoeken aan te geven of deze regelgeving er is voordat de NL-IGA in werking treedt.

In antwoord op het verzoek van de leden kan ik aangeven dat dit niet het geval zal zijn. De reden daarvoor ligt in het feit dat de overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten ook onderdelen bevat over de wijze van uitwisseling en mogelijke situaties van non-compliance van FI’s. Behalve dat de bevoegde autoriteiten van de VS zeer druk zijn met de voorbereidingen voor de FATCA in relatie tot die landen die geen Model I of Model II IGA zijn overeengekomen, is de IRS nog bezig met de ontwikkeling van die onderwerpen. Het is mijn streven die nadere regels overeen te komen vóór de daadwerkelijke uitwisseling van gegevens met de Verenigde Staten die is voorzien in september 2015.

De leden van de fractie van D66 vragen hoe bekend wordt gemaakt dat de Nederlandse FI’s de omschrijvingen uit de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften mogen hanteren en hoe dit publiekelijk inzichtelijk wordt gemaakt. Deze leden vragen voorts op welke wijze de Kamer wordt betrokken indien de NL-IGA wordt gewijzigd.

In het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (UB WIB) zal, met inachtneming van artikel 4, zevende lid, van de NL-IGA, een bepaling worden opgenomen op basis waarvan het de belanghebbende Nederlandse FI’s wordt toegestaan in plaats van gebruik te maken van de definities in artikel 1 en de bijlagen van de NL-IGA, gebruik te maken van dienovereenkomstige definities in de relevante voorschriften van het Amerikaanse Ministerie van Financiën. Deze relevante voorschriften zijn onder meer terug te vinden op de website van de IRS.13 De NL-IGA is een verdrag dat alleen kan worden gewijzigd door middel van een wijzigingsverdrag. Een eventueel wijzigingsverdrag is uiteraard onderworpen aan parlementaire goedkeuring. Mocht het gaan om wijzigingen van de Bijlagen, die van technische- uitvoerende aard zijn, dan zullen de wijzigingen, ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring behoeven, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring ter zake voorbehouden.

De leden van de fractie van het CDA vragen of meer expliciet kan worden gemaakt dat de Nederlandse FI’s ook in de jaren voor 2017 al gerechtigd zijn TIN-gegevens te verzamelen om te voorkomen dat een vroegtijdige start met de registratie zou kunnen worden beschouwd als een schending van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Ik kan de leden van deze fractie aangeven dat de meeste FI’s ook nu al een TIN mogen opvragen op grond van de huidige wet- en regelgeving. Ik ben voornemens om met ingang van 1 januari 2015 in het UB WIB een bepaling op te nemen waarin staat vermeld welke gegevens de Nederlandse FI’s aan de Belastingdienst moeten verstrekken, om Nederland in staat te stellen de gegevensverstrekking op grond van de NL IGA na te komen. Een van die gegevens betreft het US TIN. De NL FI’s zijn niet verplicht het US TIN te verstrekken van Amerikaanse rekeninghouders met een reeds op 30 juni 2014 bestaande rekening. Is het US TIN al wel bekend, dan moeten zij dit wel verstrekken. Voor nieuwe rekeningen (dat wil zeggen rekeningen die op of na 1 juli 2014 worden geopend) geldt dat het US TIN van de Amerikaanse persoon die rekeninghouder is van de rekening moet worden verstrekt. Met ingang van 2017 moet van elke Amerikaanse persoon die rekeninghouder is van een te rapporteren rekening het US TIN worden verstrekt.

De leden van de fractie van het CDA vragen de regering te bevestigen dat het niet de bedoeling is dat het door de regering bedachte netto-pensioen de algemene vrijstelling voor pensioenfondsen aantast en vragen tevens of het netto-pensioen voor pensioenverzekeraars mag worden beschouwd als een vrijgesteld product waarover niet hoeft te worden gerapporteerd. Bijlage II van de NL-IGA is tot stand gekomen voordat sprake was van een regime voor netto-pensioen, en is dan ook niet meegenomen in de besprekingen met de VS. Ik begrijp dat de leden van de fractie van het CDA graag meer duidelijkheid zouden wensen op dit punt. Gezien het feit dat de wetsbepaling van het netto-pensioen nog aanhangig is bij uw Kamer en eventueel pas van kracht wordt op 1 januari 2015, met als gevolg dat informatie over het netto-pensioen eventueel pas met de Verenigde Staten zou worden uitgewisseld per september 2016, meen ik dat voldoende tijd is om de status van het netto-pensioen met de VS te bespreken.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes