Gepubliceerd: 15 juli 2014
Indiener(s): Pieter Duisenberg (VVD)
Onderwerpen: financieel toezicht financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33964-5.html
ID: 33964-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 15 juli 2014

De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

 

Blz.

   

Algemeen

2

Inleiding; aanleiding en achtergrond; hoofdlijnen van het wetsvoorstel

3

Beheerst beloningsbeleid en publicatieverplichtingen

5

Bonusplafond

6

Maximale vertrekvergoeding

12

Terugvordering en aanpassing van variabele beloningen en vertrekvergoedingen

13

Verhouding tot andere regelgeving en Europese en internationale context

13

Uitvoering en handhaving

15

Gevolgen

15

Consultatie

17

Inwerkingtreding en overgangsrecht

18

Artikelsgewijs

18

Advies Afdeling Advisering van de Raad van State en nader rapport

21

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben een aantal vragen. Zij merken op dat deze wet in de praktijk werkbaar moet zijn voor werknemers en werkgevers in deze sector en deze wet ons vestigingsklimaat niet moet doen verslechteren.

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de wijziging van de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen. Het excessieve beloningsbeleid in de financiële sector is volgens deze leden niet alleen een symptoom van de perverse cultuur in deze sector, maar ook één van de oorzaken van de huidige financiële crisis. Het is daarom rechtvaardig en noodzakelijk deze sector te verplichten het belang van klanten weer centraal te zetten, in plaats van de eigen beloning. De leden van de PvdA-fractie vinden het dan ook goed dat de regering een breed pakket aan maatregelen presenteert dat financiële ondernemingen verplicht tot het voeren van een beheerst beloningsbeleid en dat excessieve variabele beloningen aan banden legt. De leden hebben een aantal vragen en opmerkingen bij het voorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen en zijn de regering erkentelijk dat zij deze wet aan de Kamer heeft toegezonden. Zij hopen dat het wetsvoorstel spoedig kan worden behandeld om zo een signaal aan zowel de Nederlandse samenleving als aan de Nederlandse financiële sector te geven. De leden van de SP-fractie hebben nog wel een aantal vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen het wetsvoorstel. Zij ondersteunen in het algemeen de gedachte achter het wetsvoorstel dat perverse prikkels in het beloningsbeleid bij financiële ondernemingen moet worden tegengegaan. Zij hebben echter een aantal kanttekeningen bij sommige onderdelen van de wet.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het bovengenoemd voorstel inzake de Wet op het financieel toezicht houdende regels met betrekking tot het beloningsbeleid van financiële ondernemingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij delen het doel dat de regering voor ogen heeft, namelijk het voorkomen van ongewenste en onverantwoorde prikkels in de beloningen in de financiële sector. Deze leden zijn echter kritisch op de manier waarop de regering dit denkt te bereiken. Deze leden leggen de regering graag enkele vragen voor over de noodzaak, de reikwijdte en verhouding tot andere regelgeving en de Europese en internationale context.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht houdende regels met betrekking tot het beloningsbeleid van financiële ondernemingen (Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen). Deze leden ondersteunen het streven naar een dienstbare financiële sector die niet gedreven is door korte termijn prikkels, maar gericht op een duurzame en betrouwbare dienstverlening zonder excessen in het beloningsbeleid. Deze leden betreuren dat de beloningscultuur in de financiële sector ondanks de genomen maatregelen tot op heden niet vrij is van deze excessen. Zij vragen hoe voorkomen wordt dat na het inwerking treden van deze wetgeving opnieuw gezocht wordt naar andere routes ten einde de huidige beloningscultuur met haar uitwassen in stand te houden. Deze leden zien de noodzaak van aanvullende wetgeving maar wijzen tegelijk naar de noodzakelijke verandering die in de cultuur van financiële ondernemingen moet optreden.

Inleiding; aanleiding en achtergrond; hoofdlijnen van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie vinden een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie tussen banken in de Europese Unie belangrijk voor een goed functionerende financiële sector. Waarom moeten dochterondernemingen die buiten Nederland zijn gevestigd ook vallen onder de Nederlandse regelgeving voor het beloningsbeleid van financiële ondernemingen? In hoeverre is er sprake van een aanzienlijke verstoring van het nationale en internationale gelijke speelveld door dit wetsvoorstel? De leden van de VVD-fractie merken op dat dit een (weer) voorbeeld is van Nederlandse regels bovenop Europese afspraken om een gelijk speelveld te garanderen. Levert deze wet weer een extra toetredingsdrempel op voor nieuwe banken die actief willen worden op de Nederlandse markt? De leden van de VVD-fractie merken op dat de concurrentie op bijvoorbeeld de MKB-kredietverlening en hypotheken al heel beperkt is tot slechts een paar grote banken.

De leden van de PvdA-fractie zijn blij met de ruime reikwijdte van het voorstel. Omdat de crisis heeft laten zien dat de risicoverwevenheid van de financiële sector groot is, moet de perverse risicoprikkel die van bonussen uitgaat immers voor de gehele financiële sector worden weggenomen. Wel zijn de leden van de PvdA-fractie bezorgd over mogelijke ontwijkingsconstructies. In internationaal verband is al de nodige creativiteit aan de dag gelegd om op de oude voet door te gaan. Dat toont aan dat van de crisis weinig is geleerd. De voorstellen van grote internationale banken op dit gebied zijn nog te vaak louter gericht op het eigen belang: de wet trachten te omzeilen in plaats van handelen naar geest van de wet en in het maatschappelijk belang. Deze moraal vergt dus zeer strikte regulering.

Heeft de regering overwogen onderscheid te maken tussen kleine en grote financiële ondernemingen, vragen de leden van de fractie van de SP. Heeft de regering ook overwogen om aan te sluiten bij de groottetoets zoals die van toepassing is bij de Wet verduidelijking limitering commissarissen (Kamerstuk 32 873)? Waarom heeft de regering er voor gekozen om deze groottetoets niet in acht te nemen, maar zich juist te richten op alle financiële ondernemingen? Kan de regering een overzicht geven van financiële ondernemingen die nu wel onder de reikwijdte van de wet vallen maar wanneer de groottetoets wordt toegepast niet meer onder de reikwijdte van de wet zullen vallen?

De regering stelt ook dat de dochterondernemingen die buiten Nederland zijn gevestigd onder de reikwijdte van de wet vallen. De leden van de SP-fractie willen hierbij graag weten hoe de dochterondernemingen worden gecontroleerd? Kan Nederlandse wet- en regelgeving sowieso worden toegepast op dochterondernemingen die zijn gevestigd in het buitenland?

In de memorie van toelichting lezen de leden van de SP-fractie dat een aantal regels van toepassing zijn op «natuurlijke personen werkzaam onder verantwoordelijkheid van de financiële onderneming». Kan de regering van deze natuurlijke personen specifieke voorbeelden geven? Is het ook mogelijk dat deze natuurlijke persoon onder een buitenlands contract valt? Kan de regering toelichten op welke wijze zij mogelijke ontwijkingsconstructies zoveel mogelijk gaat voorkomen?

Geldt het bonusplafond van maximaal 100% ook voor natuurlijke personen die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de moedermaatschappij, maar die zelf nooit buiten Nederland werkzaam zijn?

Kan de regering uitleggen waarom zij een uitzondering wil maken op het verbod van gegarandeerde bonussen voor eerste jaarcontracten, vragen de leden van de SP-fractie. De regering legt uit dat deze uitzondering conform de Europese regelgeving is. Kan de regering toelichten of een lidstaat een keuze heeft deze uitzondering in te voeren? Wil de regering met de invoering van deze uitzondering een perverse prikkel intact houden om financiële ondernemingen de mogelijkheid te geven om personeel uit de sector naar zich toe te trekken? Hoe hoog meent de regering dat deze gegarandeerde bonus mag zijn?

De leden van de CDA-fractie hechten aan een zorgvuldig wetgevingsproces. De leden merken op dat de Afdeling Advisering van de Raad van State zich zeer kritisch uit over verschillende onderdelen van het wetsvoorstel. De regering geeft in haar reactie op het advies aan zich niet te herkennen in de meeste van deze kritiek. Deelt de regering de opvatting van de leden van de CDA-fractie dat advisering van de Afdeling zwaar moet worden meegewogen in het wetgevingsproces? Kan de regering aangeven waarom in dit wetsvoorstel zo vaak wordt afgeweken van de advisering van de Afdeling?

Meer in algemene zin vragen de leden van de CDA-fractie aan de regering waarom het wetsvoorstel alleen voor de financiële sector van toepassing is? Deze leden begrijpen de overweging dat oorzaken van de financiële crisis liggen in de financiële sector, maar deze leden vinden dat dit niet de enige overweging kan zijn. Kan de regering aangeven voor welke sectoren een bonusbeleid met bonussen groter dan 20% (of 100%) acceptabel is?

Doordat banken te grote risico’s konden nemen, aangezien zij door de overheid toch wel gered zouden worden als het misging en doordat de concurrentie in de bancaire sector beperkt is, konden banken veel geld verdienen, aldus de leden van de fractie van D66. Dat kwam ten goede aan de bankiers en de aandeelhouders, via hoge dividenduitkeringen, riante salarissen en grote bonussen. Het beloningsbeleid van banken heeft veel aandacht gekregen van de politiek en in de media. Zeker omdat het bonusbeleid niet alleen een gevolg, maar ook een oorzaak van de excessieve risico’s was. Bonussen werden uitgekeerd voor prestaties op korte termijn, ook wanneer daardoor op lange termijn de continuïteit en stabiliteit van de organisatie, de hele bankensector of zelfs landen in gevaar kwamen. Het bonusbeleid heeft eraan bijgedragen dat bankiers bereid waren om overmatige risico’s te nemen en om hun klanten aan te sporen om dat ook te doen.

Het belonings- en promotiebeleid heeft ook zijn weerslag gehad op het personeelsbestand van de meeste banken, zo vervolgen de leden van de D66-fractie. Door sterk op bonussen te sturen trekt een bank ook sterk door bonussen gedreven mensen aan. Dat deze niet altijd een scherp oog hebben voor het belang van de klant is wel gebleken. Een cultuuromslag bij de banken is een proces van lange adem. En daarbinnen speelt het beloningsbeleid een belangrijke rol.

De beloningsstructuur van banken is in beginsel een kwestie waarover de medewerkers, het bestuur en de aandeelhouders afspraken maken. Wanneer kapitaalbuffers verhoogd worden, risico’s meer bij aandeelhouders en verstrekkers van vreemd vermogen worden gelegd én de concurrentie in het bankenlandschap wordt vergroot zullen rendementen voor aandeelhouders meer marktconform worden. Zij zullen dan minder snel geneigd zijn om hoge salarissen en bonussen goed te keuren. Ditzelfde geldt voor bonussen die bankiers prikkelen om te handelen op een manier die schadelijk is voor de continuïteit van de bank. Wanneer een bank kan omvallen en de rekening daarvoor bij de investeerders komt te liggen, zullen zij geen ruimte meer laten voor het risicovolle gedrag van voor de crisis, aldus de leden van de fractie van D66.

De leden van de D66-fractie willen dat de ontvangers van een bonus belang hebben bij de continuïteit van de bank. Dat heeft geen betrekking op de hoogte van de bonus, wel op de vorm waarin deze wordt verstrekt. Hierbij valt te denken aan bonussen die pas na langere tijd en alleen bij continuïteit van de bank geïnd kunnen worden, bijvoorbeeld in de vorm van een pensioenregeling.

Deze leden geloven echter niet in symboolpolitiek tegen bonussen. Het maximeren of verbieden van bonussen kan gemakkelijk worden omzeild. Effectiever is het om de concurrentie in de financiële sector te versterken. Deze leden wijzen op de noodzaak om toetredingsbarrières weg te nemen en impliciete overheidsgaranties af te bouwen. Voor dit laatste is het essentieel om te voorkomen dat banken opnieuw too big to fail worden. Ook kunnen klanten meer verantwoordelijkheid nemen door te stemmen met de voeten. Deze leden steunen dan ook het voorstel om de publicatieverplichtingen voor financiële ondernemingen uit te breiden, zodat klanten meer inzicht krijgen in het beloningsbeleid van die ondernemingen.

Bovenstaande illustreert hoe de leden van de D66-fractie een beheerste beloningsstructuur in de financiële sector willen bereiken. Dit gaat verder dan alleen de bonussen, het gaat ook om beheerste salarissen. Met het wetsvoorstel van de regering kan in reactie op het bonusplafond de vaste beloning worden verhoogd, zoals we al hebben zien gebeuren. Is het doel van de regering om een beheerste beloningsstructuur te realiseren, of alleen om een verschuiving van hoge bonussen naar hoge salarissen te laten plaatsvinden?

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat de reikwijdte van het wetsvoorstel met betrekking tot andere ondernemingen waarmee de financiële onderneming in een groep is verbonden niet tot deze ondernemingen strekt indien de hoofdactiviteiten van de groep niet bestaan uit het aanbieden van financiële producten, het verlenen van financiële diensten, het verlenen van beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten. Deze leden merken op dat daarmee op dit moment niet is vast te stellen wat de exacte reikwijdte van het wetsvoorstel is. Deze leden vragen hoe wordt nagegaan of het veronderstelde maatwerk daardoor inderdaad mogelijk is en tegelijkertijd de beoogde reikwijdte van het wetsvoorstel inderdaad behaald wordt.

Beheerst beloningsbeleid en publicatieverplichtingen

In de afgelopen jaren heeft de sector stappen gezet op dit vlak, mede als gevolg van wettelijke maatregelen en verplichtingen op basis van zelfregulering, aldus de leden van de fractie van de VVD. Waarom moeten er dan nu extra wettelijke verplichtingen opgelegd worden?

Er zijn al publicatieverplichtingen afgesproken in het Burgerlijk Wetboek, CRDIV en in de Code Frijns. Waarom moet dit nu nog weer apart worden vastgelegd in de Wbfo, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering inzicht te geven in hoe de verhouding tussen vaste en variabele beloning zich de afgelopen 5 jaar heeft ontwikkeld bij banken niet in Nederland gevestigd, bijvoorbeeld door een vergelijking van deze verhouding bij banken uit Eurolanden, overige Europese landen en Noord-Amerikaanse financiële ondernemingen. De leden vragen om een analyse van de regering op deze ontwikkeling ten opzichte van de ontwikkeling in Nederland. Ziet de regering op basis van deze analyse een noodzaak voor de wetgeving gesteld in wetsvoorstel?

Een beheerst beloningsbeleid kan volgens de leden van de CDA-fractie niet alleen bereikt worden met wetgeving, maar ook door cultuurverandering en zelfregulering. Ingrijpen van de overheid door wetgeving zou tot gevolg kunnen hebben dat structurele cultuurverandering bij financiële ondernemingen achterwege blijft en dat de verhoudingen tussen overheid en bedrijfsleven op scherp kan worden gezet. Deze leden vragen de regering naar de noodzaak van het op dít moment vastleggen van nieuwe regels voor het beloningsbeleid. Kan de regering aangeven in hoeverre financiële ondernemingen zelf via de Code Banken maatregelen hebben genomen ter versobering van het beloningsbeleid? Op welk punt is de regering van mening dat financiële ondernemingen tekort schieten als het gaat om de gemaakte stappen op dit gebied? Heeft de regering voorafgaand aan het wetsvoorstel informatie ingewonnen bij financiële ondernemingen of er bereidheid was om verder te gaan in het beperken van (bonus-)beloningen via zelfregulering? Zo ja, hoe ver waren ondernemingen bereid te gaan? Zo nee, waarom niet? Hoewel de leden van de CDA-fractie voorstander zijn van een sober beloningsbeleid bij banken, zien de leden van deze fractie nog niet in waarom wetgeving nu al op zijn plaats is, en niet pas bij gebleken tegenwerking vanuit de sector. Kan de regering motiveren waarom wetgeving nu al op z’n plaats is en niet pas na gebleken tegenwerking vanuit de sector?

De regering stelt eraan te hechten dat een financiële onderneming naar buiten toe verantwoording aflegt over de wijze waarop haar beloningsbeleid is vormgegeven. Dit heeft ertoe geleid dat een financiële onderneming waarop artikel 1:117 van toepassing is, in haar jaarverslag een beschrijving op moet nemen van haar beloningsbeleid, indien zij verplicht is een jaarverslag op te stellen. De leden van de PVV-fractie zouden graag willen weten in hoeverre dit een verplichting is. Hoe zal erop toegezien worden dat dit daadwerkelijk wordt nageleefd? Wat gebeurt er als een onderneming het bovengenoemde niet in haar jaarverslag opneemt?

Daarnaast stelt de regering dat een kleine onderneming redelijkerwijs aan minder vergaande publicatieverplichtingen dient te voldoen dan een grotere onderneming. De leden van de PVV-fractie ontvangen graag een nadere toelichting hierop. Welke publicatieverplichtingen behoren bijvoorbeeld tot kleine ondernemingen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zien de publicatieplicht van financiële ondernemingen als belangrijk aspect in de maatschappelijke verantwoording. Zij onderkennen dat daarbij de omvang van de onderneming van invloed is op de reikwijdte van de publicatieplicht. Deze leden vragen nader concreet te maken welke verplichtingen voor kleine ondernemingen gelden en hoe kleine ondernemingen gedefinieerd worden.

Bonusplafond

In het voorstel staat dat excessief variabel belonen één van de oorzaken is van het ontstaan van de kredietcrisis, constateren de leden van de VVD-fractie. Kan de regering dit onderbouwen? In hoeverre is de reden niet eerder dat er verkeerde prikkels zaten in de prestatie-indicatoren waaraan de bonussen waren gekoppeld dan de hoogte van de bonussen? En in hoeverre zijn de nieuwe maatregelen daarvoor nodig en in hoeverre bieden de nieuwe maatregelen in het wetsvoorstel hier een oplossing voor? Hoe is door de regering vastgesteld dat het beoogde doel van dit wetsvoorstel niet tevens kan worden bereikt door het stellen van kwalitatieve eisen aan de doelstellingen voor het toekennen van een bonus in plaats van slechts het beperken van de hoogte ervan?

De regering kabinet constateert dat de financiële sector de afgelopen jaren onvoldoende stappen heeft genomen om variabel belonen te beperken. Op basis waarvan constateert de regering, vragen de leden van de VVD-fractie. In hoeverre vormt het verlagen van het bonusplafond niet een extra risico, omdat financiële ondernemingen in jaren dat opbrengsten plotseling afnemen geconfronteerd zijn met (hogere) vaste kosten, die niet snel af te bouwen zijn?

Het bonusplafond is in beginsel van toepassing op de gehele financiële sector. Wat houdt «in beginsel» in, vragen de leden van de VVD-fractie. Waarom is er niet voor gekozen om aan te sluiten bij de doelgroep uit de Europese richtlijn kapitaalsvereisten («identified staff» en alleen banken en beleggingsinstellingen), want niet alle personen, alle bedrijven en alle branches binnen de financiële sector hebben bijgedragen aan de problemen van de kredietcrisis? Waarom scheert de regering de gehele financiële sector over één kam? Waarom moeten alle bankmedewerkers met een modaal salaris ook onder deze wetgeving vallen? Zijn zij volgens de regering ook verantwoordelijk voor de financiële crisis?

Waarom kunnen dochterondernemingen in het buitenland van een financiële onderneming met de hoofdvestiging in Nederland niet uitgesloten worden van het bonusplafond en gewoon vallen onder de regelgeving in het land waar de dochteronderneming is gevestigd, vragen de leden van de fractie van de VVD?

Ook vragen deze leden waarom bijkantoren in Nederland van banken of beleggingsondernemingen die onder de richtlijn kapitaalsvereisten vallen en hun zetel hebben in een andere lidstaat niet onder het wetsvoorstel vallen. Waarom geldt daarvoor wel de verplichte Europese wederkerigheid en andersom niet (dus voor Nederlandse dochterondernemingen in het buitenland)? Vindt de regering deze lijn consistent en redelijk?

Waarom wordt voor personen die overwegend werkzaam zijn buiten Nederland indien het gaat om werkzaamheden in een lidstaat binnen de Europese Economische Ruimte (EER) niet de mogelijkheid geboden om een hogere maximale variabele beloning te hanteren die aansluit bij de Europese regelgeving, zoals wel geldt voor personen die voor het grootste deel werkzaam zijn buiten de EER, vragen de leden van de VVD-fractie.

Waarom geldt voor een groep die hoofdzakelijk in het buitenland actief is maar waarvan de aan het hoofd van de groep staande groepsmaatschappij (doorgaans de holding) haar zetel in Nederland heeft het bonusplafond voor de gehele groep, en niet uitsluitend voor de onderdelen die in Nederland gevestigd zijn, vragen de leden van de VVD-fractie. Welke gevolgen heeft dit voor het vestigingsklimaat van Nederland voor dit type bedrijven?

De leden van de fractie van de VVD vragen de regering een aantal concrete casussen te geven hoe de voorliggende wetgeving nu in de praktijk uitwerkt. Bijvoorbeeld wat geldt er voor bonusplafond:

  • voor Aegon en hun bedrijven in Nederland, Polen en VS;

  • voor ING en hun bedrijven in Nederland, Duitsland en buiten EU;

  • voor buitenlandse bedrijven (buiten EU en binnen EU) die opereren in Nederland;

  • voor bijvoorbeeld een HFT-bedrijf of belegger of verzekeraar die zich zou vestigen in Nederland, VK of USA?

En, zo vervolgen deze leden, kan worden aangegeven in een tabel voor welke groep het Wbfo bonusplafond geldt, voor welke groep het bonusplafond EU-regelgeving en voor welke groep geen bonusplafond?

Allereerst zijn er zorgen bij de leden van de PvdA-fractie over de regels die gelden voor personen die binnen Nederland werkzaam zijn en die beloningsafspraken zijn overeengekomen die deels of volledig van de cao afwijken. Begrijpen de leden van de PvdA het goed dat voor deze personen een bonusplafond geldt van gemiddeld 20% voor de gehele categorie? Om hoeveel personen gaat het hier? Wat is de gemiddelde grootte van deze categorieën? Hoe wordt een categorie gedefinieerd? Bestaat niet het risico van gaming tussen groepen werknemers zonder en met bonus, zodat het doel van de wet wordt uitgehold? Welke salarisverschillen bestaan er binnen deze categorieën? Welk risico bestaat er dat er binnen deze categorieën alsnog bonussen van 100% of meer worden uitgekeerd? Is het met deze regels theoretisch mogelijk dat in een categorie 9 personen op 0% bonus worden gehouden, zodat persoon nummer 10 een bonus van 200% kan opstrijken? Zo nee, welke maatregelen zijn er genomen om dit te voorkomen? Zijn ook de traders aan deze wetgeving onderworpen? Op welke wijze wordt gehandhaafd dat zzp-ers en andere ingehuurde krachten in hun opdrachtformulering de facto niet toch hogere variabele beloningen kunnen incasseren?

Ten tweede maken de leden van de fractie van de PvdA zich zorgen over de mogelijkheid om incidenteel een hogere variabele beloning toe te kennen ter behoud van een specifiek persoon voor de onderneming. Welke strenge voorwaarden zijn er om te zorgen dat deze uitzondering niet tot regel verwordt? Aangezien deze uitzondering enkel mogelijk is bij organisatiewijzigingen (zoals een fusie of een overname), gaan de leden van de PvdA-fractie er vanuit dat het hier om eenmalige bonussen gaat van meer dan 20%. Klopt deze lezing? Zo nee, is de regering het met de leden van de PvdA fractie eens dat medewerkers binnen de financiële sector die langjarig een hogere bonus dan 20% eisen niet passen binnen de klantgerichte en duurzame sector die Nederland nodig heeft?

Ook zijn er zorgen bij de leden van de PvdA-fractie om verhogingen van het vaste salaris als compensatie voor het bonusplafond. Hogere vaste beloningen brengen in beginsel niet dezelfde perverse prikkel met zich mee als bonussen, die zoals de regering terecht stelt kunnen leiden tot het nemen van ongewenste en onverantwoorde risico’s en prikkels die ertoe kunnen leiden dat het klantbelang wordt veronachtzaamd, zoals een eenzijdige oriëntatie op kortetermijnbelang, kortetermijnwinstrealisatie, overmatige omzetbonussen en beloningen voor falen. Niettemin stellen de leden van de PvdA-fractie vast dat de beloningen voor de top in de financiële sector extreem hoog liggen in vergelijking tot andere sectoren van de economie. In de financiële sector wordt inmiddels gemiddeld ruim 60% meer verdiend dan elders in de economie. Die beloningsverschillen kunnen er, volgens deze leden, toe leiden dat kennis die nodig is in de zorg, het onderwijs of de techniek vloeit naar de financiële sector (zogeheten brain drain). Daarbij zijn de personeelskosten van banken die in Nederland actief zijn ten opzichte van de totale operationele kosten met 56% de hoogste van de EU-15. De leden van de PvdA-fractie zien daarom, met de regering, reden tot loonmatiging en vinden het dus ook onwenselijk dat lagere bonussen via hogere vaste beloningen worden gecompenseerd. Een pervers stelsel van torenhoge bonussen wordt afgeschaft; daarbij past geen zekere hogere beloning, zeker indien de beloningen toch al op een hoog niveau liggen. Compensatie schaadt het toch al zo magere vertrouwen in de financiële sector, terwijl het juist zo belangrijk is dat vertrouwen te herwinnen. Bovendien zien de leden dat ook in de praktijk sommige banken, waaronder SNS, het besluit namen de beperking van de bonussen niet te compenseren. Het is dus goed mogelijk. De leden vragen de regering dan ook waarom zij er voor koos de mogelijkheid om de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels te schrappen. Is het gezien bovenstaande niet gewenst en noodzakelijk hier toch enige grip op te houden, zeker ook gezien de ingesleten gewoonte van de (internationale) financiële sector om telkens de grenzen te zoeken binnen de juridische mogelijkheden. Die grip lijkt de leden van de PvdA-fractie ook nodig aangezien in de memorie van toelichting staat dat het kabinet ervan uitgaat dat «compensatie een gepaste omvang zal hebben, waarbij door de onderneming acht wordt geslagen op de uitdagingen waar de sector voor staat, de reeds hoge beloningen binnen de financiële sector in vergelijking tot andere sectoren en de maatschappelijk context rond het beloningsbeleid in de financiële sector». Wat wordt hierbij onder «gepast» verstaan en hoe wordt door de regering geborgd dat een eventuele compensatie ook daadwerkelijk gepast is? Heeft de regering daarvoor naar haar opvatting voldoende instrumenten in handen?

Kan de regering nogmaals en uitgebreider ingaan op het voorstel (gedaan in de consultatieronde) om een maximale verhouding tussen de beloning voor de top van de onderneming ten opzichte van de minst verdienende collega’s vast te stellen? Zoals de regering aangeeft sluit dit aan bij het voornemen om excessieve variabele beloningen aan de top tegen te gaan. Daarbij moet het, volgens de leden van de PvdA-fractie, niet worden gezien als alternatief maar als complement voor/als aanvullende eis naast het bonusplafond dat voor iedereen in gelijke mate geldt. Welke andere mogelijkheden ziet de regering om onverdedigbaar hoge honoreringen tegen te gaan?

Kan de regering ook ingaan op de claim van enkele banken dat torenhoge beloningen nodig zijn om toptalent te behouden. Wat voor talenten zijn dit? Hoe worden hun prestaties gemeten? Zijn dit prestaties die de maatschappij meer nut dan ellende opleveren? Passen die beloningen in een rechtvaardige samenleving waarin de maatschappij nog steeds op de blaren zit van het wanbeleid in de financiële sector? Kan de regering bij het antwoord ook ingaan op de CPB-studie uit 2010 waarin duidelijk werd gesteld dat voor de helft van de beloningsgroei van beursgenoteerde ondernemingen, die veel hoger ligt dan bij vergelijkbare ondernemingen zonder beursnotering (52% verschil tussen 1999 en 2005), geen marktconforme verklaring te vinden is? Deelt de regering de conclusie van het CPB dat de arbeidsmarkt voor topbestuur niet goed functioneert? Het mechanisme daarbij is als volgt: de raad van commissarissen huurt een «onafhankelijk» salarisadviesbureau in dat advies moet geven over een marktconforme beloning. Dat advies leidt altijd tot hogere, nooit tot lagere beloningen. In hoeverre ziet de regering in deze niet goed functionerende markt het gevaar van een race to the top, waarbij de salarissen steeds verder omhoog gaan mede omdat dat bij andere (internationaal opererende) banken ook gebeurt, terwijl de prestaties niet navenant toenemen?

De leden van de SP-fractie verwelkomen het bonusplafond. Zij betreuren met de regering het feit dat de financiële sector onvoldoende stappen heeft genomen om de variabele lonen te beperken. Hoe verklaart de regering het dat de normen die door zelfregulering zijn gesteld niet voldoende zijn om in de sector de noodzakelijke cultuurverandering te doen plaatsvinden? Wat zegt dit over de mate waarin zelfregulering in de financiële sector werkt?

Hoe kijkt de regering aan tegen het verhogen van de vaste beloning wanneer de variabele beloning wordt verlaagd? Vindt de regering de norm voor het vaste salaris in de code banken voldoende effectief? Is de Minister bereid om na te denken over een normering van de vaste beloningen?

De leden van de SP-fractie zouden graag de uitslag van de gehouden peiling door FNV Finance ontvangen. Kan de regering dit aan de Kamer toesturen zodat kan worden gezien om hoeveel medewerkers het gaat en in welke instellingen deze medewerkers werkzaam zijn?

De leden van de SP-fractie zetten vraagtekens bij de geschapen mogelijkheid dat individuele personen die beloningsafspraken zijn overeengekomen die deels of volledig van de cao afwijken toch een hogere variabele beloning dan 20 procent van de vaste beloning kunnen krijgen. Kan de regering toelichten waarom dit nodig zou zijn? Is dit alleen voor oude gevallen mogelijk of blijft het nog steeds mogelijk voor nieuwe individuele personen om buiten het cao beloningsafspraken te maken?

Aan welke aantallen moet worden gedacht voor wat betreft aanvullende afspraken bovenop het cao?

Kan de regering uitleggen waarom zij het wenselijk vindt dat via een cao personen een hogere variabele beloning dan 20% kunnen ontvangen als het gemiddelde maar 20 procent blijft? Kan de regering toelichten hoe hoog de variabele beloning van één persoon kan zijn als het gemiddelde wel 20% blijft?

De leden van de SP-fractie betreuren het dat er uitzonderingen worden gemaakt voor personen die hoofdzakelijk werkzaam zijn in het buitenland. Waarom wil de regering een uitzondering maken op de 20% regel voor personen die overwegend in het buiteland werken? Vallen dochtermaatschappijen en buitenlandse onderneming van een Nederlandse groepsmaatschappij hieronder? Hoe wil de regering voorkomen dat financiële instellingen misbruik gaan maken van deze uitzonderingen om hun eigen personeel meer te kunnen belonen? Hoe en wie gaat de noodzakelijkheid toetsen voor het gebruik van deze hogere plafonds? Kan de maximering van bonussen hierdoor niet worden omzeild door buitenlands recht van toepassing te verklaren op arbeidsovereenkomsten? Kunnen deze bepalingen in het buitenland buitenspel gezet worden? Is er hierdoor geen kans dat er juist meer buitenlandse contracten worden afgesloten? Kan de regering deze ontwijkingsconstructie beperken?

Tenslotte wordt gemeld dat de beheerders van beleggingsinstellingen en beheerders van icbe’s niet onder het bonusplafond vallen. Waarom vallen deze ondernemingen niet onder het bonusplafond, vragen de leden van de fractie van de SP.

Een effect van het bonusplafond kan zijn, zoals de regering zelf ook aangeeft, dat er een opwaartse druk ontstaat op de vaste salarissen. Kan de regering aangeven hoe kan worden voorkomen dat vaste beloningen in de financiële sector onevenredig stijgen ten opzichte van sectoren en beroepsgroepen waar vergelijkbare kwaliteiten van werknemers worden gevraagd en met een vergelijkbaar risicoprofiel, vragen de leden van de fractie van het CDA. Is de regering van mening dat het aanwezig zijn van relatief hoge vaste salarissen in de financiële sector ten opzichte van andere sectoren ook een intrinsieke motivatie van mensen kan zijn om te gaan werken in de financiële sector, met perverse prikkels tot gevolg?

Het nieuwe artikel 1:121 strekt ertoe een maximale variabele beloning van 20% voor werknemers werkzaam in de financiële sector vast te leggen. Dit kan echter een averechts effect hebben. De leden van de PVV-fractie willen graag weten op welke wijze de regering precies gaat voorkomen dat het bonusplafond wordt omzeild door middel van het verhogen van salarissen.

Welke maatregelen is de regering bereid hiertegen te treffen?

Ten aanzien van personen die hoofdzakelijk werkzaam zijn in het buitenland is een tweetal afwijkende plafonds opgenomen. De leden van de PVV-fractie zouden graag willen weten in hoeverre de regering het mogelijk en wenselijk acht om deze uitzondering te schrappen.

Tevens is er, met het oog op de effectiviteit van de maatregel, voor gekozen om beheerders van beleggingsinstellingen en beheerders van icbe’s niet onder het bonusplafond te laten vallen. Ten aanzien van deze beheerders zal het kabinet zich inzetten voor een Europees bonusplafond, om zo tot een gelijk speelveld binnen Europa te komen. De leden van de PVV-fractie zouden graag willen om welke redenen de effectiviteit van de maatregel bij de bovengenoemde groepen in het geding zou zijn. Om hoeveel personen gaat het hier en hoe hoog zijn de bonussen?

Verder is er conform Europese regelgeving mogelijk om incidenteel een hogere variabele beloning toe te kennen ter behoud van een specifiek persoon voor de onderneming. De leden van de PVV-fractie zouden graag willen weten op welke wijze de regering gaat voorkomen dat dit massaal en/of structureel gebeurt.

De leden van de D66-fractie constateren dat er sinds 2009 een veelvoud aan maatregelen is geïntroduceerd met betrekking tot het beloningsbeleid in de financiële sector. Het betreft wetgeving, toezichthoudersregels, Europese regelgeving en normen op basis van zelfregulering. Deze leden steunen de intentie van de regering om de regelgeving overzichtelijk bijeen te brengen in één hoofdstuk in de Wet financieel toezicht (Wft). Deze leden constateren tevens dat er nog geen evaluatie heeft plaatsgevonden van de reeds genomen maatregelen. Als het effect van de maatregelen die recent in werking zijn getreden (of nog in werking moeten treden) nog niet bekend is, op welke wijze heeft de regering dan vastgesteld dat de tot op heden genomen maatregelen niet volstaan? In reactie op de twijfel van de Raad van State omtrent de rechtvaardiging van het voorstel geeft het kabinet aan dat gezien het belang van sommige van de maatregelen een aanscherping van specifieke maatregelen noodzakelijk en gerechtvaardigd is. Kan de regering nader toelichten hoe is vastgesteld dat een percentage van 20% maximale variabele beloning voor werknemers in de financiële sector het beoogde belang het beste dient en dat dit niet verder gaat dan noodzakelijk? Zijn er andere lidstaten die gekozen hebben voor een strenger bonusplafond dan het plafond van 100%?

De leden van de D66-fractie vragen of de reikwijdte niet verder strekt dan het beoogde doel vereist. De maatregelen treffen nu ook medewerkers in de financiële sector die eigenlijk geen invloed hebben op het risicoprofiel van de onderneming. Voor die medewerkers is het niet aan de orde dat door het huidige beloningsbeleid ongewenste of onverantwoorde risico’s worden genomen of er toe leiden dat het klantbelang geschaad wordt. Kan de regering nader toelichten hoe het algemeen belang toch gebaat zou zijn bij het beperken van het beloningsbeleid van de gehele financiële sector? Hoe heeft de regering vastgesteld dat het beoogde doel niet ook bereikt zou kunnen worden door de personele reikwijdte te beperken tot personen die het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden of die zich rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten, zoals ook gedaan is in de Wijzigingswet financiële markten 2015 waar het de verplichting tot het afleggen van een eed of belofte betreft? Hiermee wordt immers hetzelfde doel beoogd, namelijk het voorkomen van ongewenst gedrag. Kan de regering deze inconsistentie nader toelichten?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen ten aanzien van het bonusplafond welke landen een soortgelijk regime hebben gekozen of van plan zijn in te voeren. In het bijzonder vragen deze leden welke lidstaten hebben gekozen of van plan zijn te kiezen voor een strenger bonusplafond dan het plafond van honderd procent.

De leden van de fractie van de ChristenUnie zien graag nader toegelicht op wie de uitzondering van het voorgestelde artikel 121 lid 2 Wft betrekking heeft. Zij vragen aan welke werknemers, wiens beloningen niet of niet uitsluitend uit een cao volgen wordt gedacht. Zij verzoeken daarbij tevens in te gaan op de mogelijke ongewenste prikkel om een beloning buiten de cao af te spreken.

Maximale vertrekvergoeding

Waarom gaat de wettelijke bepaling verder dan de bestaande zelfreguleringnormen waarin voor bestuurders een maximale vertrekvergoeding van 100–200% is opgenomen, vragen de leden van de VVD-fractie.

Waarom moet er een wettelijke bepaling komen terwijl er al zelfregulering is? Waarom werkt de zelfregulering blijkbaar niet volgens de regering? Voor welk probleem is deze wettelijke bepaling een oplossing in vergelijking met de zelfregulering? Welke problemen waren er met de zelfregulering, ofwel wat gaat er mis met de huidige zelfregulering? Waarom moet de reikwijdte van de wettelijke bepaling breder zijn dan de zelfregulering (bestuurders)? Hoe is de feitelijke situatie rondom de maximale vertrekvergoeding van de groep die nu buiten de zelfregulering en welke problemen zijn daar, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.

Waarom wordt er afgeweken van hetgeen is afgesproken in de Wet werk en zekerheid? Hoe wijkt deze regeling af van de Wet werk en zekerheid? En welke redenen liggen daaraan ten grondslag, vragen de leden van de VVD-fractie.

Ook willen de leden van de fractie van de VVD graag weten waarom de vertrekvergoeding niet wordt uitgezonderd van het onderscheid vast/variabel.

De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat de regering de voorstellen omtrent maximering van de hoogte van de vertrekvergoeding heeft aangepast naar aanleiding van het advies van de Raad van State. De maximering slaat nu alleen op personen die het dagelijks beleid van een onderneming bepalen. Waarom is deze aanpassing gemaakt, vragen de leden van de PvdA zich af. Is het redelijk en wenselijk dat alleen beleidsbepalers aan een maximum worden onderworpen, terwijl het bonusplafond voor iedereen geldt? Wat is de logica om het bonusverbod voor iedereen te laten gelden, maar de maximale vertrekvergoedingen alleen voor beleidsbepalers? Kan deze vernauwing van het voorstel ertoe leiden dat torenhoge vertrekvergoedingen in de financiële sector nog steeds niet uitgesloten zijn?

De leden van de SP-fractie zijn verheugd over het feit dat ook vertrekvergoedingen worden gemaximeerd. Wat zijn de juridische mogelijkheden wanneer een vertrekvergoeding wordt uitgekeerd wanneer deze volgens de wet niet had mogen worden uitgekeerd zoals bij vrijwillig vertrek, verwijtbaar tekortschieten van een persoon of falen van de onderneming? Wie bepaalt er wanneer een persoon verwijtbaar heeft tekortgeschoten? Moet daar worden gedacht aan het opzetten van een dossier waarbij een persoon kan worden ontslagen? Wie bepaalt er of een onderneming heeft gefaald? Is dit bijvoorbeeld het geval bij verkoop van een onderneming? Wat is de rol van de Raad van Bestuur enerzijds en de Raad van Commissarissen bij het verwijtbaar tekortschieten van een persoon of falen van de onderneming?

De invoering van een wettelijke maximale vertrekvergoeding heeft tot gevolg dat bestuurders niet langer een vertrekvergoeding ontvangen die hoger is dan 100% van de vaste beloning. De leden van de PVV-fractie merken op dat in het wetsvoorstel middels artikel 1:125 lid 2 slechts geregeld wordt dat dit voor personen die het dagelijks beleid bepalen gaat gelden. Hoe zit het bijvoorbeeld met personen die de strategie bepalen? Verder zouden de leden van de PVV-fractie graag willen weten in hoeverre de regering het mogelijk en wenselijk acht dit plafond verder te verlagen.

Terugvordering en aanpassing van variabele beloningen en vertrekvergoedingen

Waarom is er een verbreding van de regeling artikel 2:135, zesde en achtste lid BW nodig voor de Wft, vragen de leden van de fractie van de VVD. Waarom is de bevoegdheid zoals opgenomen in het BW niet voldoende en wordt er nu een verplichting opgenomen? Wordt de bevoegdheid die is opgenomen in het BW niet voldoende gebruikt door financiële instellingen en kan de regering hier dan concrete voorbeelden van noemen? In hoeverre is er überhaupt een probleem na de invoering van de bevoegdheid in het BW per 1 januari 2014?

De bestaande Wft-regeling wordt op een aantal punten aangescherpt, constateren de leden van de VVD-fractie. Hiermee wordt eveneens aangesloten bij artikel 94 van richtlijn kapitaalsvereisten. Wat wordt bedoeld met «aangesloten»? Waar wijkt de Wft-regeling af van de richtlijn kapitaalsvereisten en waarom? En op welke punten wordt de Wft-regeling aangescherpt?

Waarom wordt de reikwijdte verbreed tot alle personen werkzaam onder verantwoordelijkheid van de onderneming en niet beperkt tot «identified staff»?

Waarom wordt hier niet voorzien in een overgangsrecht, vragen de leden van de VVD-fractie.

Verhouding tot andere regelgeving en Europese en internationale context

Duidelijk is dat lidstaten de bevoegdheid hebben om lagere maximumpercentages voor het bonusplafond vast te stellen op basis van de richtlijn kapitaalsvereisten, aldus de leden van de VVD-fractie. In hoeveel landen wordt hiervan gebruik gemaakt en op welke manier?

De vraag is natuurlijk wel of het alleen mogelijk is om lagere maximumpercentages vast te stellen of dat er ook een bredere reikwijdte kan worden vastgesteld. Waar staat schriftelijk vastgelegd dat de eisen uit een richtlijn ook kunnen gelden voor personen die niet in de richtlijn worden genoemd, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Kan de regering daarover een schriftelijke bevestiging van de Europese Commissie toesturen aan de Tweede Kamer?

De regering hecht eraan dat in Nederland sprake is van een gelijk speelveld. In hoeverre wordt hieraan tegemoet gekomen met het voorliggende voorstel, vragen de leden van de fractie van de VVD. Want bijkantoren van banken of beleggingsondernemingen met een zetel in een andere lidstaat die onder de richtlijn kapitaalvereisten vallen, zijn gebonden aan de in de richtlijn opgenomen maxima, en niet aan het bonusplafond van 20%. En in welke gevallen is er dus allemaal geen sprake van een gelijk speelveld?

In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie staat dat belemmeringen mogelijk zijn voor het vrij verkeer van diensten om redenen van openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid. Daarnaast zijn er nog uitzonderingen mogelijk, maar dan moet het gaan om redelijke maatregelen ter bescherming van het publieke belang waarbij moet worden voldaan het evenredigheidsbeginsel (maatregelen moeten geschikt zijn voor het beoogde doel en ze mogen niet verder gaan dan noodzakelijk om dat doel te bereiken). In hoeverre is hier sprake van redelijke maatregelen en in hoeverre wordt voldaan het evenredigheidsbeginsel, vragen de leden van de VVD-fractie. Hoe moet dit gezien worden tot het feit dat perverse prikkels van variabele beloning primair worden bepaald door de prestatie-indicatoren waaraan ze zijn gekoppeld en niet aan de hoogte van de variabele beloning?

De regering constateert dat het ongewenste karakter van de variabele beloning niet verandert doordat de ontvanger niet tot de «identified staff» behoort. Wil dit zeggen dat de regering alle variabele beloning ongewenst vindt, vragen de leden van de VVD-fractie. Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet? En in hoeverre kunnen personen die geen rol spelen in het risicoprofiel van een onderneming toch perverse prikkels ervaren door variabele beloning? Zo ja, welke? In hoeverre is deze maatregel in dit kader nog redelijk en conform het evenredigheidsbeginsel?

De leden van de SP-fractie vragen of is overwogen om reeds bij de implementatie van de CRD IV richtlijn het bonusplafond van 20 procent toe te passen? Waarom is daar niet voor gekozen? Gaat de Minister van Financiën in Europees overleg zijn collega’s overtuigen om een kopgroep van gelijkgezinde lidstaten te vormen om ook verder te gaan dan de richtlijn? Welke lidstaten hebben soortgelijke wetgeving ingevoerd en welke lidstaten hebben interesse om zich bij een dergelijke kopgroep aan te sluiten? Wat gaat de regering doen om ook de Londense city te overtuigen van een noodzakelijke cultuurverandering in de financiële sector met betrekking tot de bonussen?

De leden van de CDA-fractie hebben vragen over de houdbaarheid van het wetsvoorstel in Europees verband. De Afdeling advisering van de Raad van State heeft hier een aantal kritische vragen over gesteld, zo zou het wetsvoorstel op gespannen voet kunnen staan met de principes van vrij verkeer voor personen, diensten en goederen. Kan de regering aangeven in hoeverre er contact is geweest met de Europese Commissie over deze aspecten van het wetsvoorstel? En heeft de regering om een toetsing van het wetsvoorstel gevraagd bij Europese juridische instanties? Kan de regering de Kamer informeren over de uitkomsten hiervan?

De leden van de D66-fractie wijzen erop dat er conform primair Unie-recht een verbod ligt op maatregelen die de werkzaamheden van dienstverleners uit andere EU-lidstaten belemmeren of minder aantrekkelijk maken. Deze leden lezen dat de regering aangeeft dat de regels opgenomen in de afdelingen 1.7.4 tot en met 1.7.7 het betreden van de Nederlandse markt door financiële ondernemingen met een zetel in een andere lidstaat bemoeilijken, maar dat dit gerechtvaardigd is door de noodzaak om publieke belangen te beschermen. Klopt het dat de regering er niet zeker van is of het Hof van Justitie van de Europese Unie de «dwingende redenen van algemeen belang» zal onderkennen? Deze leden lezen dat de regering aangeeft dat betere maatregelen die hetzelfde doel bereiken niet denkbaar zijn en vragen zich af welke alternatieven de regering heeft overwogen? Verwacht de regering een afname van financiële ondernemingen met een zetel in een andere lidstaat die actief zijn op de Nederlandse markt? Zo ja, voorziet de regering dan nadelige gevolgen voor de concurrentie in de financiële sector?

In het vijfde lid van artikel 1:121 is bepaald dat bij een moedermaatschappij van een groep met een internationaal karakter en zetel in Nederland het mogelijk is om ten aanzien van de personen die werken onder verantwoordelijkheid van de moedermaatschappij in Nederland een hoger bonusplafond van 100% toe te passen. De leden van de D66-fractie lezen dat er sprake is van een internationaal karakter wanneer over ten minste drie losse jaren in een periode van vijf jaar ten minste 75% van het totaal aantal werknemers van de groep werkzaam is buiten Nederland. Kan de regering toelichten waarom het voor de toepassing van deze bepaling relevant is of de hoofdkantoorfunctie vanuit een afzonderlijke juridische entiteit wordt uitgeoefend? Daarnaast vragen deze leden of naast het percentage werknemers in het buitenland, nog andere criteria denkbaar zijn voor het vaststellen van een internationale karakter, bijvoorbeeld het percentage klanten en balanstotaal in het buitenland. Deze leden vragen tevens of de regering inzicht kan geven in het aantal ondernemingen dat op basis van de huidige bepaling in het vijfde lid voor deze uitzondering kwalificeert?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar de consequenties van het uitgangspunt bij dit voorstel dat bij conflicterende wetgeving het lokale recht van een andere staat voorrang heeft boven het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden vragen naar de regelgeving hieromtrent in andere lidstaten en welke conflicten er eventueel zouden kunnen optreden.

Uitvoering en handhaving

Hoe en door wie wordt in het buitenland toegezien op handhaving van het wetsvoorstel, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.

In hoeverre is de ECB straks bereid om bij het Europees bankentoezicht op sommige van de Nederlandse banken een apart regime te hanteren voor het toezicht als het gaat om het beloningsbeleid? Hoe moet het Nederlandse wetsvoorstel gezien worden tot het door Nederland ook gewenste single rule book in het kader van het Europees bankentoezicht, vragen de ledenvan de VVD-fractie.

De leden van de CDA-fractie willen nader geïnformeerd worden over de juridische gevolgen van het niet naleven van de nieuwe wetgeving. Kan de regering aangeven (met enkele voorbeelden) wat voor soort sancties, boetes en dwangsommen kunnen worden opgelegd in termen van bedragen of maatregelen? Ziet de regering de verhouding tussen een eventuele overtreding en de mogelijke sanctie die erop staat als een voldoende prikkel om wetsovertredingen tegen te gaan?

Gevolgen

Bij de gevolgen wordt alleen ingegaan op de administratieve lasten en nalevingkosten. Zijn er volgens de regering Kabinet geen andere gevolgen van dit wetsvoorstel, vragen de leden van de fractie van de VVD. Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Welke gevolgen heeft het wetsvoorstel voor de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven in de financiële sector? Welke gevolgen heeft het wetsvoorstel voor het vestigingsklimaat van Nederland voor buitenlandse bedrijven? En welke gevolgen heeft dit wetsvoorstel in combinatie met andere Nederlandse wet- en regelgeving op deze punten, vragen de leden van de VVD-fractie.

Voor het vestigingsklimaat van (buitenlandse) bedrijven is voorspelbaarheid, betrouwbaarheid en logica/redelijkheid als het gaat om wet- en regelgeving van cruciaal belang, aldus de leden van de fractie van de VVD. In hoeverre vindt de regering dit nog het geval in Nederland als het gaat om wet- en regelgeving in de financiële sector, zoals bijvoorbeeld bij het beloningsbeleid? In hoeverre is de regering van mening dat buitenlandse bedrijven hierdoor terughoudender zullen zijn als het gaat om vestiging en investeringen in Nederland? In hoeverre scoren andere landen beter op dit punt?

Kan de regering een overzicht geven van de relevante Europese wet- en regelgeving voor de financiële sector en van de verschillen die bestaan tussen de Nederlandse en de Europese normen, vragen de leden van de fractie van de VVD. Kan de regering aangeven op welke gronden deze verschillen zijn geïntroduceerd en wat dit alles betekent voor de concurrentiekracht van de Nederlandse financiële sector? Zijn er andere EU-lidstaten die hebben gekozen voor een strenger bonusplafond dan het plafond van 100%?

Hoe worden ontwikkelingen als gevolg van dit wetsvoorstel, maar ook andere wetsvoorstellen met extra en/of afwijkende Nederlandse regelgeving, gemonitord door de regering als het gaat om het vestigingsklimaat, de concurrentiepositie, arbeidsmarkt, etc. van de financiële sector, vragen de leden van de VVD-fractie. In hoeverre vind er nu ook al monitoring plaats (omdat toekomstig beleid ook al hun schaduw vooruit werpt)?

Welke signalen (en geruchten) zijn de regering op dit moment al bekend van bedrijven die de Nederlandse wet- en regelgeving onvoorspelbaar vinden en/of overwegen om het bedrijf, de holding, het hoofdkantoor of delen daarvan naar elders te verplaatsen vanwege de Nederlandse wet- en regelgeving, vragen de leden van de VVD-fractie. Welke (accent-)verschuiving heeft er de afgelopen tijd al plaatsgevonden van Amsterdam/Nederland als financieel centrum naar bijvoorbeeld The City (Londen)? Wat vindt de regering daarvan? Hoe is de huidige positie (ten opzichte van een paar jaar geleden) en de concurrentiepositie van Amsterdam/Nederland ten opzichte van The City (Londen) en Frankfurt als financiële centra? Wat zijn de gevolgen voor het vermogensbeheer in Nederland?

De leden van de VVD-fractie merken op dat artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europese Verdrag van de Rechten van de Mensen en de Fundamentele Vrijheden aan de orde komt. Volgens vaste rechtsspraak van het EHRM dient te worden beargumenteerd waarom inmenging in het ongestoorde genot van eigendom en het ontnemen van contractvrijheid proportioneel is. Verwacht de regering dat voorliggend wetsvoorstel juridisch houdbaar is? Voorziet de regering nog problemen met bovenstaande rechtspraak als het wetsvoorstel is ingevoerd?

De leden van de CDA-fractie hebben enkele zorgen over de gevolgen voor de Nederlandse economie en het investeringsklimaat. De regering geeft aan dat het wetsvoorstel geen gevolgen heeft voor beide. De Afdeling Advisering van de Raad van State is kritisch over de onderbouwing van de regering en dit wordt ondersteund door verschillende ondernemers- en werkgeversverenigingen die vrezen voor een ongelijk Europees speelveld als het gaat om regels en administratieve lasten voor het Nederlandse bedrijfsleven. Wat is de reactie van de regering hierop? Kan de regering aangeven welke inspanningen zij verricht om de (soepelere) wetgeving in de Europese Unie gelijk te trekken met de voorgestelde Nederlandse wetgeving? Hoe komt de regering op voor een gelijk speelveld in heel Europa, dat voorkomt dat bedrijven prikkels hebben om zich niet in Nederland te vestigen?

Consultatie

In de memorie van toelichting wordt gesteld dat wanneer richtlijnen grotendeels maximumharmonisatie zijn, er vaak ruimte voor aanvulling en invulling is, aldus de leden van de VVD-fractie. Wanneer een richtlijn bijvoorbeeld alleen regels stelt voor een specifiek deel van het personeel, hebben de lidstaten de mogelijkheid om regels te stellen voor al het personeel. Waaruit blijkt dit?

In deze paragraaf spreekt de regering de verwachting uit dat de effecten op de reële economie of het investeringsklimaat niet of slechts in beperkte mate zullen raken. Waarop baseert de regering deze uitspraak, zo vragen de leden van de VVD-fractie. En wat wordt bedoeld met «in beperkte mate»? Wat is daarbij acceptabel voor de regering als het gaat om bijvoorbeeld het verlies van arbeidsplaatsen?

Waarom worden de uitzonderingen met het oog op de concurrentiepositie en een gelijk speelveld niet uitgebreid, zoals gevraagd in de consultatieronde, vragen de leden van de VVD-factie. Waarom worden de grenzen voor toepassing van het plafond van 100% voor een holdingmaatschappij niet verlaagd, zoals gevraagd in de consultatieronde?

Waarom wordt er geen uitzondering toegepast voor bewaarders en beleggingsondernemingen (die niet voor eigen rekening handelen), zoals gevraagd in de consultatieronde? Waarom wordt er geen uitzondering gemaakt voor individuele vermogensbeheerders en gespecialiseerde financiële dienstverlening aan bedrijven en professionele beleggers (corporate finance, vermogensbeheer en effectenbemiddeling), vragen de leden van de fractie van de VVD.

Ook vragen de leden van de VVD-fractie waarom het niet mogelijk wordt gemaakt om binnen de EER een variabele beloning van 200% mogelijk te maken, conform de Europese regelgeving.

Tegen toename van het gebruik van welkomstvergoedingen zal worden opgetreden door de toezichthouders, lezen de leden van de fractie van de VVD. Op basis waarvan kunnen ze daartegen optreden?

In de consultatieronde is gevraagd naar de privacy van individuele medewerkers van de publicatieverplichtingen. Heeft er overleg plaatsgevonden met het College bescherming persoonsgegevens over dit wetsvoorstel, vragen de leden van de fractie van de VVD. Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was daarvan de uitkomst?

Waarom geldt voor zorgverzekeraars zowel het voorliggende wetsvoorstel als ook de Wet Normering Topinkomens (WNT)? Waarom vallen de zorgverzekeraars niet gewoon onder de regels voor verzekeraars vragen de leden van de VVD-fractie.

Ten derde zijn er vragen bij de leden van de fractie van de PvdA omtrent de pensioenbijdragen. Begrijpen deze leden de memorie van toelichting goed dat pensioenbijdragen van de werkgever niet tot de jaarlijkse beloning worden gerekend? Is het hierdoor mogelijk het bonusplafond te ontwijken door pensioengaten uit het verleden te vullen? Kan het aanvullen van zogenaamde pensioenruimte ertoe leiden dat de facto toch torenhoge vertrekvergoedingen kunnen worden verstrekt? Hoe wordt dit voorkomen?

Ten vierde hebben de leden van de PvdA-fractie vragen bij de uitzondering voor beheerders van beleggingsinstellingen. Een bonusplafond voor beheerders zou volgens het kabinet ineffectief zijn, zo lezen deze leden. Is de regering ten principale wel van mening dat bonussen voor deze groepen perverse prikkels kunnen behelzen? Zo ja, is de regering van mening dat variabele beloningen voor beheerders ook moeten worden beperkt? Welke mogelijkheden bestaan hiervoor? Welke opties heeft de regering overwogen?

De leden van de D66-fractie lezen dat in de consultatieronde gevraagd is naar de mogelijke negatieve effecten van het bonusplafond voor startende ondernemers. Een startende ondernemer kan terughoudender worden met het aantrekken van personeel als hij of zij daardoor langdurige verplichtingen tegen vaste loonkosten aangaat, in plaats van variabele beloningen die mee kunnen ademen met de prestatie van de jonge onderneming. Deze leden lezen dat het kabinet als reactie hierop aandraagt dat tijdelijke overeenkomsten uitkomst kunnen bieden. Bepleit de regering hiermee tijdelijke contracten in plaats van vast dienstverband als oplossing voor de negatieve neveneffecten van het wetsvoorstel? Heeft de regering onderzocht of dit wetsvoorstel extra barrières opwerpt voor startende ondernemers en nieuwe toetreders in de financiële sector?

Inwerkingtreding en overgangsrecht

Kan de regering aangeven waarom er is gekozen voor overgangsrecht bij artikel 1:121? Waarom is de daadwerkelijke inwerkingtreding van het bonusplafond pas 1 januari 2016? Heeft de financiële sector niet genoeg tijd gehad om met zelfregulering de variabele beloning in te perken? Zo nee, waarom niet? Wat voor bezwaar is er tegen om reeds per 1 januari 2015 geen variabele beloning meer toe te kennen die meer bedraagt dat 20 procent van de vaste beloning?

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel C

Directe publicatie boetes: Hoe is dit geregeld in vergelijkbare situaties in de financiële sector, vragen de leden van de VVD-fractie. Bij welke bedragen wordt normaliter over gegaan tot directe publicatie van boetes en bij welk bedrag in deze wetswijziging?

Artikel I, onderdeel D

Artikel 1:111

Een premiepensioeninstelling valt niet onder de definitie van financiële onderneming in de Wft, constateren de leden van de VVD-fractie. Waarom wordt een premiepensioeninstelling nu wel onder de werking van hoofdstuk 1.7 gebracht? In hoeverre is de argumentatie die wordt gehanteerd voor perverse prikkels van bonussen ook van toepassing op premiepensioeninstellingen?

De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat bonussen in de financiële sector niet alleen in cash, maar ook in aandelen, opties en andere vormen worden uitgekeerd. Hoe wordt hier in het wetsvoorstel mee omgegaan? De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over de situatie waarop het bonuspakket in jaar x 20% van het jaarsalaris waard is, en dus is toegestaan, maar dat dat pakket op het moment van verzilvering vele malen meer waard is. Dit soort beloningen kunnen ook gepaard gaan met perverse prikkels; bijvoorbeeld om de onderneming te verkopen aan de hoogste bieder, in plaats van de bieder met het meest duurzame lange termijn perspectief. Hoe wordt dit tegengegaan? Welke maatregelen zijn hierbij mogelijk? Is het hierbij een idee dat het moment van verzilvering als toetsmoment onder de bonuswet wordt gezien, en niet het moment van uitkering?

Artikelen 1:112, 1:113 en 1:114

De artikelen 1:113 en 1:114 breiden de reikwijdte van de bepalingen in de afdelingen 1.7.2 tot en met 1.7.6 uit, aldus de leden van de VVD-fractie. Deze artikelen regelen tevens de implementatie van artikel 92, eerste lid, van de richtlijn kapitaalsvereisten. Waarom wordt dat nu hier geregeld en niet bij de implementatiewet richtlijn kapitaalsvereisten (hetzelfde geldt voor andere onderdelen, zoals artikel 1:118, 1:123 en 1:125)? In de hele memorie van toelichting wordt regelmatig gesproken over dat de bepaling tevens een artikel uit de richtlijn kapitaalsvereisten implementeert. Kan duidelijk aangegeven worden bij welke artikelen afgeweken wordt van hetgeen is opgenomen in de richtlijn kapitaalsvereisten?

De regels zijn ook direct of indirect van toepassing op ondernemingen die geen financiële onderneming zijn (geen Wft-vergunning bezitten) en gevestigd zijn buiten Nederland. Waarom doet de regering dit, vragen de leden van de VVD-fractie. Waarom wordt de regelgeving niet beperkt tot echt financiële ondernemingen?

Artikel 1:117

In artikel 1:117 vierde lid wordt de bevoegdheid opgenomen voor de toezichthouders om nadere regels met betrekking tot het beloningsbeleid te stellen. Om wat voor nadere regels kan het dan gaan, vragen de leden van de VVD-fractie.

Artikel 1:120

Waarom vindt de regering het wenselijk dat een onderneming de beschrijving niet beperkt tot de hoofdlijnen, vragen de leden van de VVD-fractie. Kleine ondernemingen hoeven niet op alle punten aan de publicatieverplichtingen te voldoen. Om welke verplichtingen gaat het dan? Wat zijn kleine ondernemingen c.q. wat is een zeer beperkt aantal medewerkers? Waarom wordt er niet een omvang van de onderneming vastgelegd waaronder niet aan de publicatieverplichtingen hoeft te worden voldaan, want «op een wijze die aansluit bij haar omvang» is onduidelijk? Op welke wijze wordt gewaarborgd dat genoemde ongewenste en niet acceptabele effecten van de publicatieplicht zich niet zullen voordoen? Het aantal personen dat in totaal jaarlijks meer dan 1 miljoen euro verdient moet worden gepubliceerd. Hiermee wordt aangesloten bij de richtlijn kapitaalsvereisten. Wat wordt met «aangesloten» bedoeld? Wat staat hierover in de richtlijn? Hoe verschilt dit van de Nederlandse regelgeving?

De leden van de PvdA-fractie staan achter de opgenomen transparantie-eisen die het wetsvoorstel bevat. Transparantie houdt de sector immers scherp. Daarom vragen deze leden de regering of de transparantie-eisen nog verder kunnen worden uitgebreid, bijvoorbeeld met een actieve verplichting tot publicatie van maatschappelijk gevoelige besluiten zoals bonussen, vertrekpremies en promoties? De leden van de PvdA begrijpen verder dat voor kleinere bedrijven minder vergaande transparantie-eisen gelden. Dit wordt nu tot uiting gebracht door de woorden «op een wijze die aansluit bij haar omvang», zo begrijpen deze leden. Heeft de regering ook overwogen om kwantitatieve eisen hierbij toe te voegen, om interpretatieverschillen te voorkomen? Acht de regering het bij de huidige formulering voldoende geborgd dat van de lagere transparantie-eisen voor kleinere ondernemingen geen misbruik wordt gemaakt? Zo ja, waarom?

Artikel 1:121

Waarom wordt er voor gekozen om het bonusplafond van 20% niet toe te passen op bijkantoren in Nederland van banken of beleggingsondernemingen die onder de richtlijn kapitaalvereisten vallen en hun zetel hebben in een andere lidstaat, vragen de leden van de fractie van de VVD. Welke invloed heeft dit op het gelijke speelveld, dat hier ook wordt genoemd bij de bijkantoren in Nederland buiten de EU die wel onder het bonusplafond vallen? Welke gevolgen heeft voor de arbeidsmarkt van bedrijven in de financiële sector in Nederland die wel onder het bonusplafond vallen?

Ten aanzien van het zesde lid van artikel 121 Wft vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie of inderdaad geconcludeerd kan worden dat het bonusplafond uit de Wft wel van toepassing is op bijkantoren van financiële ondernemingen met hun zetel buiten de EU, maar dat op bijkantoren van financiële onderneming met zetel in een andere lidstaat het bonusplafond uit de richtlijn kapitaalvereisten van toepassing is. Zij vragen welke argumentatie hieraan ten grondslag ligt.

Artikel 1:122

Waarom wordt er in het algemene deel van de memorie van toelichting geen aandacht besteed aan de retentievergoedingen, vragen de leden van de VVD-fractie. Retentievergoedingen zijn toegestaan conform Europese regelgeving. In hoeverre wijkt dit artikel af van de Europese regelgeving? Zijn de voorwaarden die worden gesteld aan de toekenning van dergelijke retentievergoedingen hetzelfde in Nederland als in de Europese regelgeving? Zo nee, op welke punten niet? In hoeverre wijkt onderdeel c over het totaal van variabele beloningen inclusief de retentievergoeding af van de Europese regels? Waarom wordt de retentievergoeding niet uitgezonderd van het onderscheid vast/variabel?

Artikel 1:125

Het artikel is in lijn met het wetsvoorstel werk en zekerheid, lezen de leden van de VVD-fractie. Wat houdt dat in? Waar wijkt het af? En waarom is er een breder toepassingsbereik? Waarom wordt een onderdeel van de Corporate Governance Code nu in de wet verankert? Waarom kan het niet in een code opgenomen blijven?

Artikel 1:126

Waarom worden de eerder genomen maatregelen aangescherpt, vragen de leden van de VVD-fractie. Wat is er geregeld in de richtlijn kapitaalsvereisten over het terugvorderen en aanpassen van variabele beloningen en vertrekvergoedingen? Hoe wijkt het huidige wetsvoorstel daarvan af? Waarom is de reikwijdte groter?

Artikelen 1:128 en 1:129

In hoeverre wijkt het nu opgenomen bonusverbod bij staatssteun af van het eerder wettelijk geregelde bonusverbod, vragen de leden van de VVD-fractie. Onder steun wordt onder meer verstaan «garantstelling door de overheid via de garantieregeling van een financiële onderneming in verband met de stabiliteit van het financieel stelsel». Aan welke garantiestellingen moet dan worden gedacht? In hoeverre valt het depositogarantiestelling (DGS) daar ook onder? Waarom wordt er vanwege de invoering van het bonusplafond voor gekozen om de huidige regeling waarin het bonusverbod eindigt aan te scherpen?

De leden van de PvdA-fractie zijn blij met de aanscherping van het bonusverbod voor staatsgesteunde instellingen. Wel hebben zij vragen bij de voorgestelde beëindiging van het bonusverbod wanneer de Staat minder dan 50% van het totale aantal aandelen in bezit heeft. Wat zou dit betekenen in de casus ING, waarbij de steun alleen uit garanties bestond? Zou het bonusverbod bij dit soort staatsgesteunde instellingen dan niet meer gelden? Dat zou de PvdA fractie onverteerbaar vinden. Waarom is er niet gekozen voor een verdergaande aanscherping waarbij er bij iedere vorm van staatssteun een bonusverbod wordt opgelegd?

Advies Afdeling Advisering van de Raad van State en nader rapport

In de inleiding van de memorie van toelichting wordt een grote hoeveelheid maatregelen genoemd die al zijn genomen voor een beheerst beloningsbeleid, merken de leden van de VVD-fractie op. Ook de Raad van State stelt dat het soms gaat om aanscherpingen van regels die onlangs of zelfs nog niet in werking zijn getreden en waarvan het effect nog niet kan worden vastgesteld. Waarom zijn al de genomen maatregelen niet voldoende? Wat zijn de effecten van deze maatregelen geweest? Kan de regering aangeven van welke in het advies van de Raad van State genoemde maatregelen evaluaties voorhanden zijn? Op welke van deze evaluaties is de conclusie van de regering gebaseerd dat verdergaande maatregelen noodzakelijk zijn?

De Raad van State vindt het oogmerk en de reikwijdte van het voorstel onvoldoende en de motivering overtuigt de Raad van State vooralsnog niet. Ook de relatie tussen het oogmerk en de reikwijdte is onvoldoende. Waarom vindt de regering Kabinet dit wel voldoende, vragen de leden van de VVD-fractie.

De Raad van State maakt een groot aantal behoorlijk fundamentele opmerkingen over het voorliggende wetsvoorstel. Waarom heeft de regering daarop geen fundamentele aanpassingen van het wetsvoorstel gedaan, vragen de leden van de VVD-fractie.

De richtlijn kapitaalsvereisten behelst in beginsel volledige harmonisatie behoudens de onderwerpen waarbij uitdrukkelijk is bepaald dat lidstaten regels mogen stellen. De Raad van State ziet ook daarom de mogelijkheid dat de Uniewetgever niet wil dat voor groepen die niet worden genoemd regels over beloningsbeleid kunnen worden gesteld. Waarom is de regering het oneens met deze lezing van de Raad van State? De Raad van State adviseert op dit punt in overleg met de Europese Commissie (EC) te treden. Heeft de regering dit overleg gehad? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de uitkomst schriftelijk bevestigd worden door de EC, vragen de leden van de VVD-fractie.

De Raad van State geeft aan dat het voorliggende voorstel in het licht van artikel 1 van het Eerste Protocol moet worden herzien. Waarom doet de regering dat niet, vragen de leden van de VVD-fractie.

De Raad van State geeft aan dat artikel 94 van de richtlijn kapitaalsvereisten de mogelijkheid biedt om een disconteringsvoet voor te schrijven. Waarom neemt de regering dit niet over, vragen de leden van de fractie van de VVD. Wat zijn de voor- en nadelen van het voorschrijven van een disconteringsvoet?

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Duisenberg

De griffier van de commissie, Berck