Gepubliceerd: 7 maart 2014
Indiener(s): Helma Neppérus (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33856-5.html
ID: 33856-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 7 maart 2014

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Genoemde leden hebben nog enkele vragen.

De regering geeft aan dat een gesprek tussen de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het bestuur van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) niet leidde tot een hanteerbare oplossing. Welke oplossingen hebben de revue gepasseerd en waarom waren deze oplossingen niet hanteerbaar?

De Pensioen- en Uitkeringsraad/Sociale Verzekeringsbank (PUR/SVB) heeft aangegeven dat voor de komende jaren een sterk dalende trend te zien zal zijn in de programma-uitgaven. Kan de regering een langjarige raming van de betreffende extra uitgaven geven?

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij vinden dat geen onderscheid gemaakt mag worden tussen uitkeringsgerechtigden die vervolgd zijn in het voormalige Nederlands-Indië die in Indonesië wonen en uitkeringsgerechtigden die elders wonen. Zij vinden, met de Commissie Gelijke Behandeling, het vervallen van de rupiah-grondslag dus een goede zaak.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen.

Genoemde leden vragen de regering allereerst waarom het gesprek dat het CGB-bestuur met de Staatssecretaris van VWS heeft gehad op niets is uitgelopen. Zij vragen welke verschillen van inzicht er bestonden tussen de Staatssecretaris en het CGB-bestuur. Deze leden vragen of er tijdens dit gesprek door het CGB-bestuur voorstellen zijn gedaan om het verboden onderscheid op te lossen. Zo ja, kan de regering genoemde leden op de hoogte stellen van die voorstellen? Graag willen zij weten, wanneer er voorstellen zijn gedaan, waarom die voorstellen niet acceptabel waren voor de Staatssecretaris.

De leden van de SP-fractie delen de visie van de regering dat er geen sprake mag zijn van inkomensverslechtering van bestaande cliënten. Daarnaast delen deze leden de visie van de regering dat het gegeven dat de doelgroep snel vergrijst ertoe leidt dat de uitvoering zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Zij steunen dan ook de keuze van de regering om medio augustus 2013 reeds aan te vangen met het wijzigen van de beschikkingen. Wel hebben de leden van de SP-fractie nog een vraag bij de keuze om voor de terugwerkende kracht van het wetsvoorstel te kiezen voor 20 december 2012. De regering wijst hierbij op de formele rechtskracht van de rechterlijke uitspraak. Genoemde leden constateren dat dit een formele redenering is. De leden van de SP-fractie vragen de regering verder in te gaan op de vraag waarom niet is gekozen voor de datum waarop de CGB haar oordeel gaf, namelijk 16 augustus 2007. Deze leden vragen de regering waarom zij alleen formeel juridisch redeneert en niet ingaat op de morele waarde van de uitspraak op 16 augustus 2007.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vertrouwen erop dat de regering en de Sociale Verzekeringsbank op een zorgvuldige wijze deze wet uitvoeren.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 in verband met het vervallen van de grondslag naar het inkomen in Indonesisch courant en zij willen de regering nog een enkele vraag voorleggen.

Met betrekking tot de terugwerkende kracht van de wetswijziging willen de leden van de D66-fractie de regering om opheldering vragen. Alhoewel de uitspraak van de CGB geen rechtskracht bezit, neemt de Centrale Raad van Beroep (CRvB) nagenoeg de uitspraak van de CGB over in zijn uitspraak. Afgezien van de motivering dat de CGB geen formele rechtskracht bezit, is het mogelijk dat de uitspraak van de CGB in theorie óók stand kan houden in het recht op basis van algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Aangezien zowel de uitspraak van de CGB als de uitspraak van de CRvB derhalve in theorie als uitgangspunt kunnen worden gebruikt voor de terugwerkende kracht, zouden genoemde leden graag van de regering een nadere toelichting willen waarom er voor de rechtskracht van de CRvB is gekozen in plaats van de uitspraak van de CGB.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

Adjunct-griffier van de commissie, Clemens