Gepubliceerd: 30 oktober 2014
Indiener(s): Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD)
Onderwerpen: bestuursrecht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33775-8.html
ID: 33775-8
Origineel: 33775-2

Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 30 oktober 2014

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In de aanhef van artikel I, onderdeel F, wordt «Na artikel 13a worden» vervangen door: Onder vernummering van artikel 13b tot artikel 13e worden na artikel 13a.

B

In artikel I, onderdeel T, wordt in de voorgestelde tekst van artikel 32b «het aantal werknemers» vervangen door: het aantal werknemers, de mate van verwijtbaarheid.

Toelichting

De nota van wijziging wordt ingediend mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor wat betreft de voor beroepsmatige toepassing bestemde technische voortbrengselen.

Onderdeel A

De wet van 16 oktober 2013 tot wijziging van enige wetten in verband met de handhaving van voorschriften in de Engelse taal (Stb. 2013, 415) is op 1 januari 2014 in werking getreden. Met deze wet werd een nieuw artikel 13b ingevoegd in de Warenwet.

Het onderhavige wetsvoorstel voegde drie nieuwe artikelen op deze plek in, beginnend met een nieuw artikel 13b. Omdat sinds 1 januari 2014 echter al een artikel met dit nummer bestaat, is een vernummering noodzakelijk.

Er is voor gekozen het bestaande artikel 13b te vernummeren tot een nieuw artikel 13e en de drie nieuwe artikelen uit dit wetsvoorstel daar direct voor in te voegen. De reden hiervan is dat op deze manier een logische volgorde wordt aangehouden.

Onderdeel B

In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 775, nr. 6, p. 3) is aangegeven dat nader onderzocht zou worden welke boetehoogtes passend en uitvoerbaar zijn, in het licht van de voorgestelde verhoging van het boeteplafond.

Voor de Warenwetbesluiten die op het terrein van de Minister van VWS liggen, heeft dit onderzoek tot het volgende voorstel geleid. In de gevallen als bedoeld in artikel 32a, derde lid, van de Warenwet, wordt de overtreding afgedaan in het strafrecht. Om effectiever te kunnen handhaven is er echter reden de mogelijkheden voor het opleggen van een bestuurlijke boete uit te breiden. Het voornemen daarbij is om bij besluiten die op het terrein van de Minister van VWS liggen, een omzetgerelateerde boete te introduceren voor overtredingen op het terrein van de eerlijkheid in de handel en goede voorlichting aan de consument die te wijten zijn aan opzet of grove schuld van de overtreder. Het gaat dan om gevallen van misleiding en fraude. Hierbij kan gedacht worden aan een bedrijf dat vanuit bedrijfseconomische overwegingen een andere (goedkopere) grondstof gebruikt in de producten en deze grondstoffen niet correct vermeldt in de ingrediëntendeclaratie op het etiket. De op te leggen boete zal uitgedrukt worden in een percentage van de jaaromzet.

Bij het opleggen van een omzetgerelateerde boete geldt dat de maximale boete ingevolge de voorgestelde wijziging van artikel 32a, tweede lid, van de Warenwet (zie artikel I, onderdeel S, van het wetsvoorstel) niet hoger mag zijn dan het bedrag van de vijfde boetecategorie van het Wetboek van Strafrecht (op dit moment € 81.000). Deze omzetgerelateerde boete zal uitsluitend worden opgelegd aan bedrijven die een bepaalde jaaromzet halen. Ook bij bedrijven die deze jaaromzet niet halen, kan er uiteraard sprake zijn van overtredingen die terug te voeren zijn op opzet of grove schuld, maar voor deze bedrijven worden de boetebedragen die nu gebruikelijk zijn bij overtreding van de Warenwet in voldoende mate afschrikwekkend geacht. Door te stellen dat er sprake moet zijn van opzet of grove schuld bij overtredingen op het terrein van de eerlijkheid in de handel en de goede voorlichting aan de consument, wordt voorkomen dat overtredingen in gevallen waarin opzet of grove schuld niet aan de orde is, met disproportioneel hoge boetes worden bestraft. Nader ingevuld moet nog worden de minimale omzet vanaf wanneer de omzetgerelateerde boete opgelegd kan worden en welk percentage van de jaaromzet als boete opgelegd gaat worden. Dit zal worden neergelegd in het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten.

Vanwege de toevoeging van opzet of grove schuld is het voorgestelde artikel 32b aangepast, waardoor de mate van verwijtbaarheid mede bepalend kan worden voor de hoogte van de boete.

Voor de volledigheid wordt hieronder uiteen gezet hoe het voorgestelde verhoogde boetemaximum zal worden ingezet bij Warenwetbesluiten die op het terrein van de Minister van SZW liggen.

Voor de Warenwetbesluiten op het terrein van de Minister van SZW, is er een verband met de Arbowetgeving. De Warenwetbesluiten explosieveilig materieel, drukvaten van eenvoudige vorm, drukapparatuur, liften, machines, persoonlijke beschermingsmiddelen en containers, richten zich tot fabrikanten en importeurs van de desbetreffende producten. De te sanctioneren overtredingen liggen op het vlak van de productie en het in de handel brengen van die producten. Zijn de producten eenmaal in de handel en worden deze door een werkgever of zelfstandige zonder personeel (hierna: zzp-er) ingezet voor professioneel gebruik, dan worden het arbeidsmiddelen. Op de veiligheid en het veilig gebruik van arbeidsmiddelen zijn de voorschriften van de arbeidsomstandighedenwetgeving van toepassing. Houdt een individuele werkgever (zijn werknemers) of zzp-er zich niet aan die voorschriften dan volgt sanctionering op basis van de Arbowet, zoals die met ingang van 2013 is gewijzigd bij de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving. De doelgroepen van de warenwet- en Arbowetgeving en de te sanctioneren overtredingen zijn dus duidelijk verschillend. Het betreft echter hetzelfde arbeidsmiddel. Het kan niet zo zijn dat een fabrikant of importeur van ondeugdelijke arbeidsmiddelen met een andere (lagere) bestuurlijke boete wordt geconfronteerd dan een individuele werkgever (of zzp-er).

De voorgestelde verhoging van het maximumbedrag voor de bestuurlijke boete heeft tot doel de fabrikant en importeur van ondeugdelijk arbeidsmiddelen met een vergelijkbare, op de overtreding toegesneden boete te confronteren als een individuele werkgever (of zzp-er) die het ondeugdelijke arbeidsmiddel gebruikt. De economische spelers in deze sectoren zijn overwegend grotere ondernemingen met een grote productie en omzet. Het voornemen is dan ook om de boetebedragen voor deze producten te relateren aan het aantal producten dat door de fabrikant of importeur voor het eerst in Nederland op de markt wordt gebracht. Dit maakt een meer passende en evenredige boete mogelijk voor deze (vaak grotere) ondernemingen. In de eerste nota van wijziging werd daartoe artikel 32b gewijzigd, waardoor voor deze overtredingen in het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten een eigen, omzetafhankelijk boeteregime kan worden opgenomen. Bij het bepalen van de hoogte van de boete voor een bepaald type overtreding (het boetenormbedrag) speelt, naar analogie van het Arbowet-handhavingsbeleid en -bestuurlijke boeteregime, het criterium opzet of grove schuld geen rol. Het enige criterium voor SZW is dat het arbeidsmiddel moet voldoen aan de wettelijke eisen. Met de vaststelling van de overtreding ligt de hoogte van de bestuurlijke boete in principe vast. Dit laat onverlet dat de fabrikant of importeur bij de bestuurlijke boeteprocedure schulduitsluitings- of verminderingsgronden mag aanvoeren die kunnen leiden tot een lagere of geen boete. Zie in dit verband onder andere de ter uitwerking van artikel 5.41 van de Algemene wet bestuursrecht strekkende Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers