Gepubliceerd: 17 maart 2016
Indiener(s): Helma Lodders (VVD)
Onderwerpen: bestuursrecht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33775-21.html
ID: 33775-21

Nr. 21 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 maart 2016

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 10 december 2015 inzake Aanbieding ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het stellen van regels over de omzetgerelateerde boete (Kamerstuk 33 775, nr. 20).

De op 3 februari 2016 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de Minister bij brief van 16 maart 2016 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp

Inhoudsopgave

blz.

     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van de Minister

5

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het stellen van regels over de omzetgerelateerde boete. Genoemde leden kunnen zich niet vinden in de uitwerking van het amendement Dikkers (Kamerstuk 33 775, nr. 17). Genoemde leden hebben daarom nog een aantal vragen en opmerkingen. Zij vragen de Minister hierop in te gaan.

De leden van de PvdA-fractie lezen in het ontwerpbesluit dat de omzetgerelateerde boete die door het amendement Dikkers (Kamerstuk 33 775, nr. 17) is verhoogd alleen zal gelden voor een aantal overtredingen op het gebied van eerlijkheid in de handel of goede voorlichting.

Genoemde leden zijn niet tevreden met deze uitwerking van het amendement. In het amendement is namelijk geen specifieke doelstelling opgenomen om deze boete alleen voor een aantal overtredingen op het gebied van eerlijkheid in de handel of goede voorlichting te laten gelden. Kan de Minister een overzicht geven van de terreinen waar deze bestuurlijke boete niet voor zal gelden volgens het huidige ontwerpbesluit?

Deze leden vragen de Minister nogmaals te beoordelen of de, door het amendement Dikkers verhoogde, omzetgerelateerde boete ook voor deze overtredingen moet gelden? Genoemde leden verzoeken specifiek om alsnog de omzetgerelateerde boete tenminste ook te laten gelden voor doelbewuste overtredingen en situaties met een ernstig gebrek aan voorzorgsmaatregelen waarbij sprake is van een gevaar voor de volksgezondheid, zoals voedselveiligheidsissues.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat in bovenstaande gevallen overgestapt wordt op het strafrecht en daarom een omzetgerelateerde boete niet nodig is. Deze leden zijn er niet op tegen dat in deze gevallen indien mogelijk en nodig ook naar het strafrecht wordt overgestapt, maar zij zien ook dat dit in de praktijk niet altijd gebeurt omdat het strafrecht en het Openbaar Ministerie (OM) hun eigen prioriteiten kennen en overtredingen van de Warenwet dit vaak niet zijn. Genoemde leden denken hierbij bijvoorbeeld aan de problemen die rond Foppen spelen. Ondanks opzettelijke overtredingen op het gebied van de voedselveiligheid waarbij gevaar voor de volksgezondheid ontstond, denk onder meer aan het feit dat Foppen voedsel dat met salmonella besmet was niet uit de handel haalde noch bij de NVWA meldde1 en de elf afnemers van Foppen die de zalm niet hebben teruggeroepen, zoals gesommeerd door de NVWA2, is in deze zaken niet naar het strafrecht overgestapt maar besloten tot een extreem lage bestuurlijke boete (€ 4.200 voor Foppen en maximaal € 1.050 voor de afnemers). De leden van de PvdA-fractie willen deze zaken in de toekomst voorkomen en willen daarom dat ook voor dit type overtredingen, doelbewuste overtredingen en situaties met een ernstig gebrek aan voorzorgsmaatregelen waarbij sprake is van een gevaar voor de volksgezondheid, de omzetgerelateerde boete die in het amendement Dikkers is verhoogd gaat gelden. De leden van de PvdA-fractie willen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) als verantwoordelijke toezichthouder zelf op basis van de Warenwet middels afschrikwekkende (omzetgerelateerde) boetes naleving kan afdwingen, zodat het niet langer nodig is om naar het strafrecht over te stappen en daarmee handhaving afhankelijk te maken van de prioriteiten van het OM. Uiteraard moet deze optie, zoals eerder aangegeven, wat betreft deze leden naast de optie voor een bestuurlijke boete ook openblijven.

Ten tweede vinden de leden van de PvdA- fractie het voorstel waarin de omzetgerelateerde boete alleen zal gelden voor bedrijven met een minimum jaaromzet van € 10 miljoen terwijl bij een jaaromzet van minder dan € 10 miljoen de huidige boetebedragen uit het Warenwetbesluit van kracht blijven onvoldoende invulling geven aan het amendement Dikkers. Genoemde leden vragen de Minister of zij kan uitleggen waarom deze keuze is gemaakt, terwijl een soortgelijke ondergrens bijvoorbeeld niet in het strafrecht en de mededingingswet zijn aangebracht.

De leden van de PvdA-fractie zijn niet tevreden met het feit dat een bedrijf met een jaaromzet van bijvoorbeeld € 9.999.999 een boete van maximaal € 1.590 kan krijgen, terwijl een bedrijf met een omzet van € 10.000.000 een boete van maximaal € 100.000 kan krijgen. Genoemde leden begrijpen dat de Minister kleinere bedrijven niet onevenredig hard wil treffen, maar zij zien hiervoor al een regeling getroffen in het feit dat de boete maximaal 1% van de jaaromzet bedraagt. Deze leden vragen de Minister waarom zij gekozen heeft voor deze harde grens, terwijl het 1% maximum al voorkomt dat kleine bedrijven onevenredig hard worden getroffen.

Ten derde vragen de leden van de PvdA-fractie aan de Minister of het klopt dat bij overtredingen waarbij geen sprake is van opzet of grove schuld er slechts boetes mogelijk zijn van € 795, € 1.590, € 525 of € 1.050. Geldt dit bijvoorbeeld wanneer sprake is van nalatigheid? De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of zij kan definiëren wanneer sprake is van nalatigheid. Kan er ook sprake zijn van nalatigheid wanneer wet- en regelgeving al jaren van kracht is en er al meerdere malen is gewaarschuwd door de NVWA? Betekent dit dat in zo’n geval de maximale boetes die gelden bij nalatigheid (795, € 1.590, € 525 of € 1.050) van toepassing zijn? Zo ja, wat is het oordeel van de Minister over het feit dat bedrijven die al gewaarschuwd zijn dat ze zich niet aan (al jaren geldende) wet- en regelgeving houden weg kunnen komen met het oordeel «nalatigheid» en daarmee een zeer geringe maximum boete? Zouden naar de mening van de Minister naast het invoeren van omzetgerelateerde boetes voor overtredingen waarbij sprake is van grove opzet of schuld, ook de «reguliere boetes» voor overtredingen van Warenwettelijke vereisten verhoogd moeten worden?

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boetes in verband met het stellen van regels over de omzetgerelateerde boete. Deze leden hebben naar aanleiding van het ontwerpbesluit nog wel een aantal opmerkingen en vragen.

De leden van de SP-fractie lezen in het ontwerpbesluit dat de omzetgerelateerde bestuurlijkeboete vastgesteld wordt op één procent van de jaaromzet in het boekjaar voorafgaande aan de overtreding met een maximum gelijk aan het bedrag van een geldboete van de zesde categorie (wat neer komt op € 810.000). Genoemde leden vinden het aan de ene kant een goede ontwikkeling dat er wordt gekozen voor een omzetgerelateerde boete en hebben hier ook eerder een amendement op ingediend (Kamerstuk 33 775, nr. 14). Deze leden zijn van mening dat je met een omzetgerelateerde boete grote en kleine bedrijven verhoudingsgewijs even hard treft, wat wel zo eerlijk is. Ook zijn zij tevreden over het feit, dat met de voorgestelde wijziging een verhoging van de maximaal op te leggen boete wordt gerealiseerd, daar dit nodig was om een daadwerkelijke afschrikwekkende werking te hebben op de betreffende bedrijven. De leden van de SP-fractie zijn echter van mening dat de keuze voor een boete van één procent van de omzet, niet ver genoeg gaat. Zij hebben er eerder voor gepleit het boetepercentage op tien procent van de jaaromzet te zetten, wat aanzienlijk hoger is dan de één procent waar nu voor gekozen wordt. Graag krijgen deze leden dan ook een heldere toelichting waarom er voor één procent is gekozen. Wat is de precieze afweging geweest? Is er nagedacht over andere percentages? Zo ja, welke en waarom is daar niet voor gekozen? Wat is de verwachte effectiviteit van de boete van één procent van de omzet tot een maximum van € 810.000?

Tevens vragen de leden van de SP-fractie waarom de omzetgerelateerde boete alleen gaat gelden voor bedrijven met een omzet van ten minste € 10 miljoen. Waarom is precies voor deze grens gekozen? Deze leden stellen vast dat de boete van één procent van de omzet geldt tot een maximumbedrag van € 810.000. Bedrijven met een omzet van meer dan € 81 miljoen worden met deze regels dus relatief zachter gestraft, zo concluderen deze leden. Graag ontvangen zij een toelichting waarom hiervoor gekozen wordt. Welke grote bedrijven in Nederland vallen buiten deze grens? Zitten daar bedrijven bij die in de afgelopen 10 jaar een boete of andere straffen opgelegd hebben gekregen in het kader van een overtreding van de Warenwet? Zo ja, welke bedrijven zijn dit en welke boetes kregen zij opgelegd?

Begrijpen de leden van de SP-fractie het vervolgens goed dat voor kleine bedrijven, bedrijven met een omzet van minder dan € 10 miljoen per jaar, de maximaal op te leggen boete met dit voorstel niet wijzigt en gelijk blijft op € 81.000 en bij grote bedrijven, bedrijven met een omzet van ten minste € 10 miljoen, de maximale boete wel wordt verhoogd en komt te liggen op één procent van de omzet? De Minister geeft in haar toelichting aan dit verschil in handelwijze eerlijker te vinden voor de kleinere bedrijven. Zoals eerder aangegeven, de leden van de SP-fractie zijn van mening dat kleine bedrijven naar verhouding niet zwaarder gestraft moeten worden dan grote bedrijven, maar tegelijkertijd betwijfelen deze leden of dit onderscheid in de uitwerking van het voorstel wel echt eerlijker is voor kleinere bedrijven. Daarom ontvangen genoemde leden graag een (onderbouwde) reactie op de volgende casus:

Een willekeurig bedrijf heeft een omzet van € 5 miljoen per jaar. Het bedrijf overtreedt de wet en krijgt de maximale boete van € 81.000, dat is dan 1,6 procent van de jaarlijkse omzet van het bedrijf. Dan is in dit voorbeeld de opgelegde boete toch hoger dan als het bedrijf de maximale boete van één procent van de omzet opgelegd had gekregen? Hoe is dan te onderbouwen dat het niet hanteren van de één procent van de jaaromzet boete voor kleinere bedrijven eerlijker is? Pas bij een omzet van meer dan € 8 miljoen maar minder dan € 10 miljoen is het voorstel van de Minister toch pas geen zwaardere straf voor kleinere bedrijven?

De leden van de SP-fractie constateren dat het besluit zoals deze nu is voorgelegd betrekking heeft op «een aantal in het oog springende overtredingen op het gebied van de eerlijkheid in de handel of goede voorlichting omtrent waren». Op een later moment zal voor iedere overtreding op het gebied van eerlijkheid in de handel of goede voorlichting omtrent waren een omzetgerelateerde boete worden geïntroduceerd. Allereerst zijn deze leden benieuwd wat er precies bedoeld wordt met «in het oog springende», graag een toelichting op deze term, wat kan hier precies allemaal onder worden verstaan? Wanneer volgt deze «tweede ronde»? Kan daarbij toegelicht worden waarom dit niet in één keer geregeld wordt, wat is hiervoor de reden?

De leden van de SP-fractie vragen waarom ervoor is gekozen de omzetgerelateerde boete alleen te laten gelden voor overtredingen die doelbewust zijn begaan of ernstig verwijtbaar zijn. Graag ontvangen zij een onderbouwing voor deze keuze.

Tenslotte, de Consumentenbond heeft mogen reageren op het voorstel, door de Minister is echter niets gedaan met de opmerkingen. Genoemde leden lezen dat de Consumentenbond geen voorstander was van de € 10 miljoen omzetgrens, kan worden aangegeven waar volgens de Consumentenbond de grens zou moeten liggen? Kan de Minister vervolgens toelichten waarom deze grens niet is overgenomen?

II. Reactie van de Minister

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik dank de leden van de commissie voor hun inbreng. Hieronder ga ik graag in op de vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en SP-fractie. Ik ga daarbij uit van de volgorde van de vragen in het verslag.

De leden van de PvdA-fractie vragen een overzicht te geven van de terreinen waar de omzetgerelateerde boete niet voor zal gelden volgens het huidige ontwerpbesluit. Vervolgens vragen de leden nogmaals te beoordelen of de omzetgerelateerde boete ook voor deze overtredingen moet gelden, met name voor overtredingen waarbij sprake is van een gevaar voor de volksgezondheid.

De regering heeft met het ontwerpbesluit de verhoging van het boetemaximum in de Warenwet van € 4.500,– naar de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (per 1 januari 2016: € 820.000,–) en de mogelijkheid tot het opleggen van een omzetgerelateerde boete (Stb. 2015, nr. 235) bij overtreding van warenwettelijke voorschriften uitgewerkt. In het ontwerpbesluit is de omzetgerelateerde boete beperkt tot overtredingen op het terrein van eerlijkheid in de handel en voorlichting omtrent waren. Bij deze overtredingen gaat het om fraude en misleiding, mits deze opzettelijk of met grove schuld zijn begaan. Het opzettelijk overtreden van een bepaling die eerlijkheid in de handel beoogt te bevorderen, heeft in de meeste gevallen winstbejag als doel. Voor het opzettelijk verkeerd informeren van de consument geldt hetzelfde. Een duurder product wordt vervangen door een goedkoper product (eerlijkheid in de handel) en verkocht als het duurdere product (voorlichting/informatie aan de consument). De paardenvleesaffaire is hiervan een duidelijk voorbeeld. Een hoge bestuurlijke boete is een passende sanctie voor dergelijke overtredingen.

Bij opzettelijke of roekeloze overtredingen met een direct gevaar voor de volksgezondheid is strafrechtelijke sanctionering aan de orde. Het gaat dan om overtredingen die de maatschappelijke orde zodanig schokken dat een bestuurlijke boete geen adequate en bevredigende sanctie is. Artikel 32a, derde lid, van de Warenwet bepaalt dan ook dat dergelijke overtredingen niet met een bestuurlijke boete afgedaan kunnen worden.

Ik kan mij vinden in de argumenten van de leden van de PvdA-fractie om de omzetgerelateerde boete breder te introduceren. Het gaat bij overtredingen op het terrein van de (voedsel- en product)veiligheid immers niet altijd om overtredingen die een direct gevaar voor de gezondheid en veiligheid van de mens opleveren, zoals in artikel 32a, derde lid, van de Warenwet is bepaald. De omzetgerelateerde boete zal ook gaan gelden voor opzettelijke overtredingen en overtredingen met grove schuld begaan op het terrein van de (voedsel- en product)veiligheid. Het ontwerpbesluit is hierop aangepast (het aangepaste ontwerpbesluit is als bijlage meegestuurd)3.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de termen «doelbewust» en «ernstige verwijtbaarheid» te veranderen in «opzettelijk» en «grove schuld». Deze termen zijn in het strafrecht gebruikelijk en worden ook in het wetsvoorstel tot wijziging van de socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boete (Kamerstuk 34 396, nr. 2) in het kader van de bestuurlijke boete gebruikt. In het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten wordt hierbij aangesloten.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom gekozen is voor een minimum jaaromzet bij het opleggen van de omzetgerelateerde boete.

Door het amendement Dikkers4 is de bestuurlijke boete die kan worden opgelegd verhoogd tot maximaal € 820.000,–. In de toelichting bij het amendement is aangegeven dat gaat om de afschrikwekkende werking voor grote bedrijven, en daarmee de naleving van de regels op grond van de Warenwet, te vergroten. De regering geeft dit vorm door een omzetgerelateerde boete slechts op te leggen als sprake is van een gerealiseerde jaaromzet van ten minste € 10 miljoen. Deze grens van een omzet van € 10 miljoen per jaar sluit aan bij de Europese definities van kleine en grotere ondernemingen.5 Hierin wordt een kleine onderneming gedefinieerd als een onderneming waarvan de omzet of het jaarlijkse balanstotaal niet meer dan € 10 miljoen bedraagt. De Kamer van Koophandel spreekt van een kleine onderneming tot € 12 miljoen jaaromzet. De grens van € 10 miljoen jaaromzet zorgt ervoor dat kleine(re) ondernemingen niet worden geconfronteerd met hoge omzetgerelateerde boetes. Het is uiteraard zeer goed denkbaar dat een kleine(re) onderneming ook opzettelijk of met grove schuld een overtreding begaat. Het feit dat de omzetgerelateerde boete dan niet opgelegd kan worden, aangezien de onderneming geen jaaromzet van € 10 miljoen heeft, wil niet zeggen dat deze ondernemer er «makkelijk» vanaf komt. Naast de bestuurlijke boete heeft de NVWA de beschikking over diverse bestuursrechtelijke sancties. Zo kan de NVWA het op de markt brengen van levensmiddelen en niet-levensmiddelen verbieden of, indien deze reeds op de markt zijn gebracht, (laten) terugroepen. Verder kan de NVWA een bedrijf voor een bepaalde periode geheel of gedeeltelijk sluiten. De NVWA hanteert ook een specifieke aanpak voor levensmiddelenbedrijven, horecabedrijven en ambachtelijke bedrijven die regelmatig de wet overtreden. De NVWA controleert bedrijven binnen deze aanpak frequenter volgens een vastgesteld stappenplan, waarbij deze controles in rekening worden gebracht. Bedrijven moeten over een langere periode aantonen dat zij structurele verbeteringen doorvoeren, anders dreigen forse maatregelen. Verder geldt ook voor een kleine onderneming die een overtreding begaat met een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens, dat het strafrecht kan worden toegepast.

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre bij overtredingen de vaste boetebedragen van € 795,–, € 1.590,–, € 525,– of € 1.050,– mogelijk zijn. De leden vragen of dit mogelijk is indien er sprake is van nalatigheid en wanneer daarvan sprake is.

De vaste boetebedragen uit het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten komen in beeld indien een overtreding wordt begaan en:

  • geen sprake is van opzet of grove schuld; en/of

  • de overtreder een jaaromzet heeft van minder dan € 10 miljoen.

De vaste boetebedragen kunnen dus onder andere in beeld komen bij nalatigheid. Van nalatigheid is volgens de regering in ieder geval geen sprake indien een bedrijf een overtreding begaat, waarvoor de NVWA reeds eerder een schriftelijke waarschuwing heeft gegeven of een bestuurlijke boete heeft opgelegd. Door de eerdere schriftelijke waarschuwing of bestuurlijke boete is de ondernemer zich bewust van de overtreding en bij een herhaling van die specifieke overtreding is er dan ook sprake van opzet of grove schuld.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de «reguliere boetes» voor overtredingen van Warenwettelijke voorschriften verhoogd moeten worden.

In het kader van de verhoging van het boetes op grond van de Warenwet is gedacht aan het verdubbelen van de boetebedragen die zijn opgenomen in het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten. Een verdubbeling van deze boetes zou echter niet het gewenste effect hebben. Een verdubbeling van de boete van € 525,– voor een slager of een eigenaar van een friettent is een te forse verhoging. Deze ondernemers gaan ook nu al in bezwaar tegen een boete van € 525,– vanwege de financiële situatie van het bedrijf, waarbij verzocht wordt om matiging van de boete. Aan de andere kant is een verdubbeling van de boete van € 1.050,– voor een onderneming met een hoge omzet nog steeds niet afschrikwekkend. Van een omzetgerelateerde boete voor grote ondernemingen tot maximaal € 820.000,– zal wel een afschrikwekkende werking uit gaan.

De leden van de SP-fractie vragen waarom bij de omzetgerelateerde boete gekozen wordt voor 1% van de jaaromzet als boete en of ook nagedacht is over andere percentages. Vervolgens vragen de leden naar de effectiviteit van de boete van 1% van de omzet tot een maximum van € 810.000,–.

De hoogte van de op te leggen bestuurlijke boete is bepaald op één procent van de jaaromzet van de onderneming. De regering acht dit percentage proportioneel ten opzichte van de gevolgen voor de onderneming. Een boete van één procent van de jaaromzet, leidt tot een minimale omzetgerelateerde boete van € 100.000,–. Immers, de omzetgerelateerde boete kan worden opgelegd bij een minimale jaaromzet van € 10 miljoen.

Met een percentage van 1% van de jaaromzet als omzetgerelateerde boete kan bovendien gebruik worden gemaakt van de recidivebepaling uit het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten: € 100.000,– kan bij recidive worden verhoogd tot maximaal € 820.000,–.

Het effect van een boete van één procent van de jaaromzet zal per onderneming verschillen, mede afhankelijk van de verhouding tussen omzet en winst. Ik ben van mening dat een boete tussen € 100.000,– en € 820.000,– een substantieel effect zal hebben op een onderneming.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de omzetgerelateerde boete alleen gaat gelden voor bedrijven met een omzet van ten minste € 10 miljoen en waarom gekozen is voor deze grens.

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar wat hierboven is geschreven in antwoord op een vraag van de leden van de PvdA-fractie.

De leden de SP-fractie vragen welke grote bedrijven in Nederland buiten de grens van € 81 miljoen vallen. Verder vragen deze leden of daar bedrijven bij zitten die in de afgelopen 10 jaar een sanctie hebben opgelegd hebben gekregen in verband met een overtreding van de Warenwet en, zo ja, welke bedrijven dit zijn en welke boetes zij opgelegd kregen.

In het kader van het opstellen van het ontwerpbesluit heeft de NVWA een inventarisatie gedaan naar het aantal overtredingen begaan in de periode 2014 tot medio 2015. Hierbij is gekeken naar overtredingen van voorschriften uit de Warenwet, het Warenwetbesluit algemene productveiligheid, het Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding, het Warenwetbesluit vruchtensappen 2012 en het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen (en de voorganger van dat laatste besluit: het Warenwetbesluit Etikettering levensmiddelen). Verder is uitgezocht hoeveel ondernemingen deze overtredingen hebben begaan en, voor zover dat te achterhalen was bij de Kamer van Koophandel, wat de omzet was van deze ondernemingen. Uit de inventarisatie blijkt dat ruim 160 overtredingen zijn begaan, door ongeveer 75 ondernemingen. Van deze ondernemingen hadden ongeveer 15 ondernemingen een jaaromzet van meer dan € 81 miljoen.

De leden van de SP-fractie vragen wat de gevolgen van dit voorstel zijn voor bedrijven met een omzet van minder dan € 10 miljoen per jaar aan de hand van een casus.

Een bedrijf met een omzet van € 5 miljoen, zoals in de casus gesteld, kan geen omzetgerelateerde boete worden opgelegd. Dit omdat de minimale jaaromzet van € 10 miljoen niet wordt gehaald. De vaste boetebedragen van € 525,– of € 1.050,– zijn dan van toepassing, afhankelijk van het aantal werknemers. Zoals hierboven reeds is aangegeven beschikt de NVWA, naast de bestuurlijke boete, over diverse bestuursrechtelijke sancties. Deze sancties, waaronder het terugroepen van levensmiddelen en niet-levensmiddelen, hebben grote financiële gevolgen voor een bedrijf.

De Warenwet kent slechts één boetemaximum, namelijk de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Momenteel is de zesde categorie € 820.000,–. In tegenstelling tot hetgeen de leden van de SP-fractie veronderstellen, is het bedrag van € 81.000,– geen boetemaximum.

De leden van de SP-fractie vragen waar dit voorstel nu betrekking op heeft en wanneer de rest zal volgen. Verder vragen de leden waarom de omzetgerelateerde boete niet in één keer geregeld wordt.

Dit ontwerpbesluit heeft betrekking op overtredingen van de Warenwet zelf en overtredingen van een aantal Warenwetbesluiten, te weten:

  • het Warenwetbesluit algemene productveiligheid;

  • het Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding;

  • het Warenwetbesluit vruchtensappen 2012; en

  • het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen.

De keuze voor overtredingen van de Warenwet en deze Warenwetbesluiten heeft te maken met het feit dat het hier gaat om duidelijke gevallen van overtredingen op het gebied van de eerlijkheid in de handel en goede voorlichting omtrent waren. Zo gaat het bijvoorbeeld om overtreding van artikel 16 van de algemene levensmiddelenverordening.6 Hierin wordt onder andere bepaald dat de etikettering van levensmiddelen de consument niet mag misleiden. Artikel 2, derde lid, van het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen bepaalt dat het verboden is te handelen in strijd met artikel 16 van verordening (EG) 178/2002. Op grond van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten kan een boete worden opgelegd van € 525,– (voor een onderneming met 50 of minder werknemers) en € 1.050,– (voor een onderneming met meer dan 50 werknemers). Dit ontwerpbesluit zorgt ervoor dat de NVWA grote ondernemingen (met een jaaromzet van minimaal € 10 miljoen) die opzettelijk of met grove schuld de consument misleiden een omzetgerelateerde boete kan opleggen.

Zoals hierboven is aangegeven zal de omzetgerelateerde boete ook gaan gelden voor opzettelijke overtredingen en overtredingen met grove schuld begaan op het terrein van de (voedsel- en product)veiligheid. Het ontwerpbesluit is hierop aangepast. Dit is tot uitdrukking gekomen in de extra «X-en» die zijn aangebracht in de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, waarbij de «X» staat voor de mogelijkheid tot het opleggen van de omzetgerelateerde boete.

Op termijn zal de omzetgerelateerde boete worden geïntroduceerd voor het hele terrein van de Warenwet waarbij sprake is van eerlijkheid in de handel, goede voorlichting omtrent waren en voedsel- en productveiligheid. Hiervoor wordt de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten volledig herzien. Dat dit niet direct wordt gedaan heeft te maken met de uitvoerbaarheid voor de NVWA. Het volledig herzien van de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten heeft gevolgen voor de codering van de overtredingen. Het systeem van de NVWA op basis waarvan de boetes worden opgelegd moet hiervoor worden aangepast. De NVWA heeft aangegeven deze wijziging in werking te willen laten treden met ingang van een nieuw jaar. Het streven is de verdere wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten na het zomerreces aan uw Kamer voor te leggen.

De leden van de SP-fractie vragen waarom er gekozen is de omzetgerelateerde boete alleen te laten gelden voor overtredingen die doelbewust zijn begaan of ernstig verwijtbaar zijn.

De regering kiest ervoor om gevallen van misleiding en fraude stevig aan te kunnen pakken. Het gaat dan om overtredingen die opzettelijk of met grove schuld zijn begaan. De regering wil uitsluiten dat in gevallen van een overtreding waarbij de verwijtbaarheid gering is een hoge omzetgerelateerde boete wordt opgelegd, die niet in verhouding staat tot de ernst van de overtreding.

De leden van de SP-fractie vragen waar de omzetgrens volgens de Consumentenbond zou moeten liggen en waarom deze grens niet is overgenomen.

De Consumentenbond heeft geen voorstel gedaan voor een omzetgrens, alleen aangegeven dat de grens sterk omlaag moet. Hierboven is reeds aangegeven waarom gekozen is voor de omzetgrens van € 10 miljoen per jaar.