Kamerstuk 33750-XIII-124

Lijst van vragen en antwoorden over de reactie op de door Social Enterprise NL gepresenteerde beleidsagenda “Iedereen Winst: samen met de overheid naar een bloeiende social enterprise sector”

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2014

Gepubliceerd: 10 juni 2014
Indiener(s): Mariëtte Hamer (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-XIII-124.html
ID: 33750-XIII-124

Nr. 124 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 juni 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 24 februari 2014 over de reactie op de door Social Enterprise NL gepresenteerde beleidsagenda «Iedereen Winst: samen met de overheid naar een bloeiende social enterprise sector» (Kamerstuk 33 750 XIII, nr. 117).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

Adjunct-griffier van de commissie, Thomassen

1

Welke definitie hanteert u voor social enterprise?

Antwoord

Bij social enterprise gaat het om ondernemingen waarbij een of enkele maatschappelijke doelen voorop staan en waarbij eventuele winst geherinvesteerd wordt ten bate van dat doel. De vorm en mate waarin ondernemingen die zichzelf beschouwen als een social enterprise economische en andere maatschappelijke waarde leveren, kan sterk verschillen. Het hanteren van beperkende definities zou ondernemingen of ondernemers kunnen uitsluiten die wel degelijk een zeer welkome bijdrage leveren of dat van plan zijn te doen.

2

Is er in Europees verband overeenstemming over de definitie van social enterprise? Zo ja, wat is deze definitie? Zo nee, bent u voornemens hiernaar te streven?

Antwoord

Op Europees niveau worden verschillende definities gehanteerd. Dit komt door de uiteenlopende manier waarop het begrip social enterprise in de lidstaten wordt gehanteerd, waarbij in meer of mindere mate de nadruk ligt op financiële onafhankelijkheid en duurzaamheid van de ondernemingsactiviteiten. Het ligt niet in de verwachting dat er op korte termijn een eenduidige Europese definitie komt.

3

Worden ervaringen met social enterprises uit andere landen (bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk) meegenomen binnen het Platform Society Impact?

Antwoord

Ja, deze ervaringen worden op verschillende wijzen meegenomen. In juni 2013 heeft het platform Society Impact in samenwerking met Ernst & Young een verkenning gepubliceerd naar de kansen van Social Impact Bonds. In deze verkenning zijn ook de buitenlandse «pay for succes projecten» meegenomen. Society Impact werkt momenteel aan een vervolgstudie, waarin specifiek wordt ingegaan op de kansen en belemmeringen voor sociaal ondernemers in relatie tot de verzorgingsstaat. Daarnaast worden de buitenlandse ervaringen concreet verwerkt in de maatschappelijke businesscases die thans worden voorbereid met verschillende banken, verzekeraars en fondsen en ondernemers. Deze betreffen onder meer begeleiding en arbeidsparticipatie van ex-delinquenten, begeleiding van multiprobleemgezinnen en bijvoorbeeld preventieve interventies voor overbelaste mantelzorgers die demente ouderen begeleiden.

4

Wanneer dient het Platform Social Impact in gebruik te worden genomen?

Antwoord

Het platform Society Impact is al actief. Op de website www.societyimpact.nl staat nadere informatie over het platform en overzichten van de diverse stoomsessies, presentaties en publicaties van het platform. Daarnaast zijn er al diverse projecten op verschillende maatschappelijke thema’s zoals arbeidsmarkt, zorg, delinquentie en taalverwerving gestart. Inmiddels is de eerste Social Impact Bond in Rotterdam gesloten door private partijen met de gemeente Rotterdam. De verwachting is dat in het najaar de volgende zullen volgen. Daarnaast bereidt Society Impact nu, in samenwerking met diverse partijen, onder andere de eerste Health Impact Bond voor.

5

Hoe staat het met de voortgang van de versnellingsagenda?

Antwoord

De in de nota Doe-democratie (Kamerstuk 33 400 VII, 79) genoemde gezamenlijke versnellingsagenda is een breed palet van initiatieven en impulsen van een netwerk van overheid en maatschappelijke partners. Het kabinet is één van de partners in dat netwerk. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is daarbij met haar netwerkbijeenkomsten een van de verzamelpunten van activiteiten, een van de knooppunten in het netwerk, waarin ieder zijn specialiteit ontwikkelt en deelt. BZK draagt bij door overzicht te houden, zonder daarbij volledigheid te pretenderen, door tweejaarlijks het netwerk van partners bijeen te roepen en hen te verbinden op diverse projecten. Op 27 mei 2014 komt dit netwerk weer bijeen in de gemeente Zaanstad.

6

Wanneer kan de TK de versnellingsagenda verwachten?

Antwoord

Zoals uw Kamer bij brief van 14 oktober 2013 is gemeld (Kamerstuk 33750, VII, nr. 10), is de ontwikkeling van Doe-democratie een maatschappelijk veranderproces waar geen stappenplan voor is. Het kabinet past bescheidenheid bij de ondersteuning van de kracht van de samenleving. De versnellingsagenda van de Doe-democratie, zoals die is beschreven in hoofdstuk 3 van de kabinetsnota Doe-democratie, heeft zichtbaar gemaakt hoe in de praktijk door een scala van organisaties wordt gewerkt aan meer Doe-democratie en hoe het kabinet haar bijdrage hieraan levert. Dat laatste gebeurt onder andere door het organiseren van de tweejaarlijkse bijeenkomsten van het netwerk over de versnellingsagenda. De term «versnellingsagenda» staat dan ook niet voor een document, maar voor een beweging van een veelheid van organisaties en individuen. In de afgelopen bijeenkomsten zijn de volgende onderwerpen onder andere aan de orde gekomen: de rol van de lokale politiek; afzijdigen in de Doe-democratie; betere aansluiting van de interne organisatie op de Doe-democratie; vrijwilligers en de Doe-democratie; decentralisaties en de Doe-democratie; alternatieve financieringsvormen; regelgeving en ervaren belemmeringen; vergroting van de rol van sociaal ondernemerschap bij publieke diensten.

7

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen Social Enterprises en de meeste initiatieven uit de Doe-democratie?

Antwoord

De meeste initiatieven uit de Doe-democratie zijn opgezet om een bepaald maatschappelijk of sociaal doel te bereiken; winst maken is daarbij niet hun uitgangspunt.

De kwaliteiten behorend bij goed (sociaal) ondernemerschap komen vaak van pas bij het bereiken van de doelstellingen van initiatieven uit de Doe-democratie. Afhankelijk van de definities kunnen een «sociaal ondernemer» en «initiatief uit de Doe-democratie» precies hetzelfde zijn. Vraagstukken zoals erkenning, rechtsvorm (en de daaraan gekoppelde fiscaliteiten), businessplan en financiering spelen bij beide.

8

Welke verschillen ziet het kabinet tussen maatschappelijk verantwoord ondernemen en sociaal ondernemen?

Antwoord

MVO is een integraal onderdeel van ondernemerschap en betreft de verantwoordelijkheid van een bedrijf voor de effecten op de maatschappij. Het gaat om een brede afweging van een bedrijf van de relevante maatschappelijke aspecten van de bedrijfsvoering (people, planet en profit), verantwoording over het beleid en de gemaakte keuzes en de dialoog hierover met stakeholders. Sociaal ondernemerschap is een vorm van ondernemerschap waarbij een of enkele maatschappelijke doelen voorop staan en waarbij eventuele winst geherinvesteerd wordt ten bate van dat doel.

9

In welke mate bieden de voorstellen uit uw brief «Ambitieus ondernemerschap: een agenda voor startups en groeiers « (Kamerstuk 31 311, nr. 104) ook kansen voor social enterprises?

Antwoord

Ambitieuze social enterprises zijn evenzeer welkom om zich aan te sluiten bij initiatieven en netwerken die worden gestart om ambitieus ondernemerschap in Nederland te stimuleren.

10

Tegen welke barrières lopen volgens u social enterprises meer op dan andere bedrijven?

Antwoord

Over de vraag of, en zo ja in welke mate social enterprises in Nederland meer dan andere bedrijven tegen barrières oplopen is nog weinig bekend. Het kabinet heeft besloten de SER om een advies te vragen dat hierop mogelijk meer antwoorden kan geven.

11

Valt stimulering van social enterprises onder economisch beleid en behoort dit zodoende tot uw verantwoordelijkheden?

Antwoord

Stimulering van ondernemerschap en bedrijvigheid valt onder het economisch beleid en als zodanig worden social enterprises in dit beleid meegenomen.

12

Welke bestaande mogelijkheden voor financiële stimulering bestaan er voor social enterprises?

13

Welke mogelijkheden zijn er om de toegang van social enterprises tot financiële stimuleringsmiddelen te vergroten? Welke maatregelen gaat u hiertoe nemen?

14

Kunnen bestaande stimuleringsregelingen, zoals de SEED capital regelingen, worden verbreed en ook social enterprises omvatten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 12, 13 en 14

Het scala aan mogelijkheden voor financiële stimulering, dat voor alle ondernemingen in Nederland is gecreëerd, staat eveneens open voor sociale ondernemingen.

Sociale ondernemingen hebben dezelfde toegang tot financiële stimuleringsmiddelen, zo lang wordt voldaan aan de criteria van deze stimuleringsmiddelen zoals een gezonde bedrijfsvoering en toekomstperspectief. Ik zie dan ook geen noodzaak om aanvullende maatregelen te nemen.

15

Hoeveel procent zou het kabinet in de toekomst maatschappelijk willen aanbesteden?

16

Wanneer lopen de pilots betreffende maatschappelijk aanbesteden af? Wanneer worden de resultaten verwacht? In hoeverre worden de pilots verder uitgewerkt indien ze succesvol blijken te zijn?

17

Wat zijn de (voorlopige) uitkomsten van de experimenten met maatschappelijk aanbesteden bij gemeenten?

Antwoord 15, 16 en 17

Een streefpercentage voor maatschappelijk aanbesteden is niet te noemen. Het streven is deze ontwikkeling te stimuleren en te ondersteunen. Bij maatschappelijk aanbesteden worden taken waar de overheid voor

verantwoordelijk is aan maatschappelijke initiatieven en sociaal ondernemers overgedragen (inclusief het benodigde budget). Bij deze vorm van aanbesteding zal de opdracht niet meer automatisch gegeven worden aan de aanbieder met de laagste prijs. De maatschappelijke impact die de ondernemer creëert door te streven naar optimaal maatschappelijk rendement en niet naar winst kan meewegen in de beslissing tot opdrachtverlening. Dat vraagt om een omslag in denken bij zowel de aanbesteders (gemeenten) als bij diegenen aan wie wordt aanbesteed (sociaal ondernemers en maatschappelijke (burger)initiatieven).

De in het rapport «Iedereen Winst« van Social Enterprise genoemde pilots betreffen één van de aanbevelingen in het rapport. Er is nog niet met deze pilots gestart. Wel is in 2013 door BZK een leergang Maatschappelijk aanbesteden gestart om gemeenten bij de omslag naar maatschappelijk aanbesteden te ondersteunen. Daarnaast is een tweetal experimenten gestart rond het thema Maatschappelijk aanbesteden (Amsterdam Oost, buurthuis in zelfbeheer; Arnhem/ Rotterdam, sociale ontsluiting door Resto van Harte).

De lessen uit deze leergang en de daarbij horende experimenten zullen worden opgenomen in een magazine over het thema Maatschappelijk aanbesteden. Daarin komen verschillende onderwerpen aan de orde, zoals juridische consequenties voor de inkoop, coalitievorming, rol van de lokale politiek en de raad. Dit magazine, uitgegeven door BZK, maakt deel uit van een serie «tijdschriften» over de veranderende relatie tussen samenleving en overheid en zal rond de zomer verschijnen.

18

Hoe lang zal een open dialoog met vertegenwoordigers van sociaal ondernemerschap worden voortgezet?

Antwoord

Een open dialoog met betrokken partijen is een continu en voortdurend onderdeel van de beleidsvorming.

19

Hoe wordt een level playing field gegarandeerd bij de aanbesteding van projecten?

Antwoord

De concurrentiegerichte dialoog is een methode van aanbesteden voor complexe opdrachten, waarbij bedrijven de kans geboden wordt om mee te denken over de formulering van de opdracht zelf. Deze aanpak zal bedrijven, en daarmee ook sociaal ondernemers, nieuwe mogelijkheden bieden en betere toegang om aan inkooptrajecten bij de overheid deel te nemen.

20

Waarom vraagt u de SER om een advies over sociaal ondernemen?

Antwoord

Nederland kent verschillende prominente maatschappelijke vraagstukken in het sociale domein zoals (achterblijvende) maatschappelijke participatie, integratie en leefbaarheid. Sinds een aantal jaren is op deze terreinen een toename van aandacht voor en interesse in sociaal ondernemerschap waarneembaar. Deze ontwikkeling is reden voor nadere bezinning op de vraag in hoeverre de dynamiek van sociaal ondernemerschap alternatieve oplossingsrichtingen voor genoemde vraagstukken kan genereren. Niet alleen binnen Nederland maar ook vanuit Europa wordt deze nieuwe dynamiek met interesse gevolgd. De Europese Commissie heeft eerder haar steun voor sociaal ondernemerschap kenbaar gemaakt.

Relevante vraag is hoe en in hoeverre de (rijks)overheid aansluiting kan vinden bij de ontwikkelingen rond sociaal ondernemerschap. De SER wordt verzocht advies uit te brengen over de definitie en reikwijdte van sociaal ondernemerschap, waarbij ook de Europese context in beschouwing wordt genomen. Tevens wordt de SER gevraagd aanbevelingen te doen voor verdere ontwikkeling van sociaal ondernemerschap, bijvoorbeeld ten aanzien van de vraag hoe randvoorwaarden kunnen worden gecreëerd voor innovatieve financieringsarrangementen.

21

Wat kost dit SER-advies?

Antwoord

Ondernemers dragen nu bij aan de SER via het Werkloosheidsfonds, waarbij werkgevers premies afdragen voor het Awf. SER-adviezen worden uit deze middelen bekostigd, een precies bedrag is echter niet te noemen.

22

Wat is de precieze adviesvraag aan de SER?

Antwoord

Met een SER expertmeeting sociaal ondernemerschap op 24 april jl. is het voortraject met betrokken departementen en partijen uit het veld afgesloten. De precieze adviesaanvraag wordt nu opgesteld. In juni zal de SER het formele verzoek voor de aanvraag ontvangen.

23

Wanneer zal de Kamer het SER advies ontvangen?

Antwoord

Uw Kamer kan het SER-advies sociaal ondernemerschap naar verwachting in het eerste kwartaal van 2015 tegemoet zien.

24

Wordt de Minister van Veiligheid en Justitie betrokken bij het creëren van een eigen rechtsvorm voor social enterprises?

25

Welke meerwaarde heeft volgens u een juridische institutionalisering van de social enterprise?

26

Welk probleem lost een juridische institutionalisering van de social enterprise volgens u op?

Antwoord 24, 25 en 26

Er is geen voornemen tot het creëren van een eigen rechtsvorm voor social enterprises.

Ik ben in afwachting van een SER-advies omtrent deze vraagstukken. Voorlopig zie ik geen aanleiding om te veronderstellen dat de huidige rechtsvormen onvoldoende ruimte en flexibiliteit bieden om sociaal ondernemen in Nederland mogelijk te maken.