Kamerstuk 33750-VII-65

Informatie over de inrichting en de uitwerking van de Transitiecommissie Sociaal Domein

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2014

Gepubliceerd: 2 juli 2014
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-VII-65.html
ID: 33750-VII-65

Nr. 65 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2014

In het Verantwoordingsdebat van 28 mei jongstleden (Handelingen II 2013/14, nr. 87, Verantwoordingsdebat 2013) heeft het kabinet toegezegd om het voorstel van de Algemene Rekenkamer over te nemen om te komen tot een Transitiecommissie Sociaal Domein. Deze commissie gaat een vinger aan de pols houden over de decentralisaties in het sociaal domein en bezien of gemeenten de noodzakelijke bestuurlijke, organisatorische en financiële maatregelen hebben getroffen om de taken in het sociale domein in overeenstemming met de wet uit te kunnen voeren. Met deze brief informeer ik u over de inrichting en de uitwerking van de commissie.

Vertrouwen behouden

Per 1 januari 2015 worden de taken op het gebied van jeugdzorg, werk en inkomen en maatschappelijke ondersteuning gedecentraliseerd van het Rijk naar gemeenten. Het kabinet ziet de decentralisaties in het sociaal domein als de grootste ontwikkeling in het binnenlands bestuur van de laatste decennia. Er worden niet alleen taken en middelen overgedragen, er wordt ook van gemeenten verwacht dat ze integraal gaan werken in het sociale domein met als doel burgers beter te kunnen ondersteunen, hen te laten participeren in de maatschappij en werkprocessen rondom een hulpvraag van mensen efficiënter te organiseren. Het decentraliseren naar gemeenten vindt plaats vanuit vertrouwen. Vertrouwen dat bepaalde taken beter op lokaal niveau uitgevoerd kunnen worden, vertrouwen in de beleidskeuzes die een gemeente maakt en vertrouwen in de controlerende taak van de lokale democratie.

Uit de vele gesprekken met gemeenten zie ik dat gemeenten dit waarmaken. Gemeenten zijn druk bezig met het ontwikkelen van nieuwe arrangementen en het voorbereiden op de nieuwe taken. Ook gaan zij in gesprek met hun inwoners over de aanstaande veranderingen in het sociaal domein.

Tegelijkertijd is hier sprake van een omvangrijke en complexe operatie en zijn er, naar de inzichten van dit moment, ook gemeenten waar de ontwikkelingen achterblijven. Specifiek richting die gemeenten zal extra inzet worden gepleegd. Deze gemeenten wil het kabinet gerichter aanspreken en ondersteunen bij het realiseren van voortgang.

Ondersteuning

De decentralisaties stellen forse eisen aan de uitvoeringskracht van gemeenten: bestuurlijke, ambtelijke en financiële slagkracht en de beschikbaarheid van capaciteit en expertise om deze taken adequaat uit te voeren en deze integraal aan te bieden. De VNG en het Rijk werken vanuit de gezamenlijke verantwoordelijkheid de decentralisaties goed te laten verlopen hiertoe sinds geruime tijd samen in de ondersteuning van gemeenten. Ook de komende periode wordt deze ondersteuning voortgezet om gemeenten op maat ondersteuning te bieden op die punten waar een versnelling in de voorbereiding nodig is. Deze ondersteuning aan gemeenten vindt plaats vanuit het ondersteuningsteam decentralisaties (OTD): een samenwerking tussen de VNG en de Ministeries van BZK, VWS, V&J en SZW. De ondersteuning kan bijvoorbeeld bestaan uit de inzet van een «vliegend team» van experts op specifieke onderwerpen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is als coördinerend Minister voor de decentralisaties aanspreekbaar op de randvoorwaarden van de decentralisatie operatie. Hij zal daarom regelmatig gemeenten opzoeken om te ondersteunen bij de noodzakelijke transitie en transformatie. Verder geldt uiteraard dat de afzonderlijke betrokken bewindspersonen van VWS, V&J en SZW verantwoordelijk blijven voor het functioneren van de stelsels gerelateerd aan de uitvoering van de Jeugdwet, de Wmo 2015 en de Participatiewet. Deze bewindspersonen zullen daarover dan ook zelf verantwoording afleggen aan de Tweede Kamer. De Minister van BZK zal in zijn rapportages richting de Tweede Kamer de nadruk leggen op de vraag of gemeenten de noodzakelijke bestuurlijke, organisatorische en financiële maatregelen hebben getroffen om de decentralisaties in samenhang uit te kunnen voeren. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van de voortgangsinformatie van de departementen van VWS, V&J en SZW.

In de periode tot 1 januari 2015 is het van groot belang dat gemeenten binnen de wettelijke kaders eigen beleid vormen en uitvoeringsmaatregelen nemen voor de decentralisaties in het sociaal domein. Dit vraagt om afspraken binnen de gemeente, met gemeenten in de regio en met maatschappelijke organisaties. Gemeenten moeten deze afspraken zelf maken, waarbij ze ondersteuning kunnen krijgen van het Rijk. Waar nodig dienen gemeenten te worden gewezen op het belang van spoedige actie.

Transitiecommissie sociaal domein

Om een vinger aan de pols te houden stelt het kabinet een onafhankelijke Transitiecommissie Sociaal Domein in. De Transitiecommissie Sociaal Domein werkt in gezamenlijke opdracht van de regietafel decentralisaties onder voorzitterschap van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De commissie heeft de opdracht te signaleren of gemeenten de noodzakelijke bestuurlijke, organisatorische en financiële maatregelen hebben getroffen en in staat zijn de decentralisaties in samenhang uit te voeren. Over de gesignaleerde knelpunten en risico’s worden de Minister van BZK en gemeenten geïnformeerd en geadviseerd, opdat tijdig kan worden bijgestuurd.

In de periode tot 1 januari zal de nadruk liggen op de noodzakelijke voorbereidingen van gemeenten op haar nieuwe taken. Het gaat dan bijvoorbeeld om het definitief maken van afspraken over regionale samenwerking. Na 1 januari beziet de commissie evenzeer de bestuurlijke, organisatorische en financiële maatregelen, maar zal er een verschuiving plaatsvinden van voorbereidende maatregelen naar uitvoerende maatregelen. De transitiecommissie zal ook kijken naar de mate waarin gemeenten in staat zijn om het beleid in samenhang uit te voeren.

De commissie wordt voor een periode van 2 jaar ingesteld. De onafhankelijke transitiecommissie is een commissie zoals omschreven in artikel 1b van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. De commissie zal bestaan uit drie leden inclusief de voorzitter en wordt breed politiek samengesteld. De leden van de commissie zijn gezaghebbend en deskundig op het bestuurlijk, financieel en gemeentelijk domein. De commissie wordt in goed overleg met de VNG ingesteld.

De commissie kan zich laten ondersteunen door experts die qua deskundigheid en ervaring hun sporen hebben verdiend op bijvoorbeeld het specialistische gemeentelijk financiële domein of op het juridisch terrein van de intergemeentelijke samenwerking. De transitiecommissie heeft een secretariaat die de commissie bij haar taken ondersteunt. Het secretariaat valt onder verantwoordelijkheid van BZK. De commissie maakt jaarlijks een werkplan en een begroting.

Om een eerste beeld te krijgen van de voortgang van de voorbereiding bij gemeenten zal op korte termijn een quick scan worden uitgevoerd. Voor deze quick scan zal zoveel mogelijk gebruikt worden gemaakt van al bestaande informatie (transitievolgsystemen jeugd en Wmo en de programmaraad, inzichten van de provinciale financiële toezichthouders op gemeenten). De quick scan richt zich op de bestuurlijke en financiële situatie van alle Nederlandse gemeenten in het licht van de decentralisaties in het sociaal domein; hierbij valt te denken aan zaken als financiële risicoverevening, juridische borging van samenwerking en de cumulatie van risico’s op verschillende terreinen. Onder andere op basis van de quick scan verkrijgt de commissie een beeld van individuele gemeenten die mogelijk bestuurlijke, organisatorische en financiële risico’s lopen. Bij deze gemeenten zal de commissie een review uitvoeren en advies uitbrengen over een vervolgaanpak. Op basis van dit advies kan de gemeente verbeteringen aanbrengen, waarbij ondersteuning op maat van het Rijk tot de mogelijkheden behoort. Mocht de noodzakelijke ontwikkeling bij gemeenten achterblijven, dan heeft het kabinet de mogelijkheid van het inzetten van bestuurlijke maatregelen. De bestaande escalatieladder voor toezicht en ingrijpen in geval van ernstige misstanden zal in deze context van toepassing zijn, waarbij ervan wordt uitgegaan dat dit een ultimum remedium is.

De transitiecommissie beziet na de eerste quick scan en de review bij gemeenten op welke wijze zij haar werkzaamheden het beste kan vormgeven en legt dit vast in een plan. De transitiecommissie rapporteert in ieder geval drie maal per kalenderjaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Daarnaast kan de transitiecommissie ook buiten deze rapportagemoment op enig moment haar bevindingen rapporteren aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het kabinet streeft ernaar om de commissie «lean and mean» in te richten; het mag niet leiden tot onnodige extra verantwoordingslasten voor betrokkenen. De rapportages van de commissie zullen met gemeenten besproken worden aan de regietafel decentralisaties onder voorzitterschap van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal de rapportages van de transitiecommissie als voortgangsrapportages, zoals al eerder toegezegd aan de Tweede Kamer, ook aan de Kamer doen toekomen.

Verhouding tot andere lopende trajecten

Voor de begeleiding van de transitie van de jeugdzorg zijn er reeds twee commissies: de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) en de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ).

De TSJ heeft als taak het volgen van de voorbereiding op de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg aan gemeenten, zodat tijdig voldoende maatregelen kunnen worden genomen om risico’s te beheersen. De werkzaamheden van de TSJ zullen uiterlijk 1 januari 2015 worden geïntegreerd in de Transitiecommissie Sociaal Domein.

De TAJ heeft een andere opdracht. Zij heeft tot taak om ervoor te zorgen dat gemeenten tot inkoopafspraken komen met zorginstellingen, zodat de continuïteit van de hulp verzekerd is. De TAJ focust zich dus primair op het continueren van het zorgaanbod. Integratie in de Transitiecommissie Sociaal Domein is daarom niet aan de orde.

Vorig jaar zijn door het Rijk en de VNG gezamenlijk drie ambassadeurs voor de regionale samenwerking aangesteld om gemeenten op bestuurlijk niveau te ondersteunen bij de inrichting van hun samenwerking. De aanstelling van de ambassadeurs is eind 2013 verlengd tot 1 juli 2014. Per 1 juli wordt de aanstelling van de ambassadeurs beëindigd, aangezien ondersteuning op de regionale samenwerking ook onderdeel vormt van de werkzaamheden van de transitiecommissie.

Slot

Decentraliseren betekent ruimte bieden aan gemeenten om lokaal maatwerk te leveren, tegelijkertijd geldt evenzeer dat het Rijk ook tijdens en na decentralisatie verantwoordelijk blijft voor een goede werking van het systeem. Dit vraagt om een goede afweging tussen ruimte bieden en bijsturen. De Transitiecommissie Sociaal Domein houdt een vinger aan de pols en beziet waar bijsturen nodig is. Op deze wijze kan het vertrouwen in de decentralisatie worden behouden en kunnen mensen die het echt nodig hebben blijven rekenen op zorg en ondersteuning door de overheid.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk