Kamerstuk 33750-VI-5

WODC onderzoeksrapport over sektenproblematiek

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2014

Gepubliceerd: 9 oktober 2013
Indiener(s): Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-VI-5.html
ID: 33750-VI-5

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2013

Inleiding

Naar aanleiding van het overleg van 20 september 20111 met uw Kamer heb ik toegezegd om nieuw onderzoek te doen naar sekten in Nederland en om de mogelijkheid van een centraal verwijsloket voor (ex)volgelingen te bezien. In dit kader stuur ik u hierbij het door Bureau Beke in opdracht van het WODC opgestelde rapport «Het warme bad en de koude douche, een onderzoek naar misstanden in nieuwe religieuze bewegingen en de toereikendheid van het instrumentarium voor recht en zorg»2. Hierna ga ik in op dit onderzoek en de gevolgen ervan voor het beleid alsook op de mogelijkheid van een centraal verwijzingsloket. Daarvoor heeft Stichting M. inmiddels in mijn opdracht een vertrouwenslijn, Sektesignaal geheten, ingericht. Deze vertrouwenslijn is operationeel sinds 1 december 2012. Ik zal in deze brief de eerste ervaringen en het toekomstperspectief dat mij voor ogen staat toelichten.

Dit onderzoek brengt in kaart welke typen misstanden er in Nederland gemeld worden over nieuwe religieuze en levensbeschouwelijke bewegingen – voortaan in deze beleidsreactie aangeduid met «nieuwe (religieuze) bewegingen» – en welke mogelijkheden en onmogelijkheden het (straf)recht en de slachtofferzorg in Nederland bieden om die misstanden en de kwalijke gevolgen daarvan bij (ex)volgelingen tegen te gaan. Het onderzoek schetst niet een representatief beeld van deze bewegingen in Nederland en van de omvang van de misstanden3 en is exploratief van aard. Het brengt de kenmerken en achtergronden in beeld van groeperingen voor zover die zich na de Tweede Wereldoorlog in Nederland hebben gemanifesteerd. Het onderzoek beperkt zich daarbij tot de misstanden die zich de afgelopen twintig jaar hebben voorgedaan. In het onderzoek is een breed scala aan dataverzamelingsmethoden, waaronder het promotieonderzoek van dhr. Jansma4 en informatie van Sektesignaal, ingezet om een zo getrouw mogelijk beeld te schetsen van de verscheidenheid aan misstanden. Omdat de meeste informatie is verzameld met behulp van interviews en online bevraging van (ex)volgelingen en familie bevatten de resultaten subjectieve elementen. Deze informatie is niet voor hoor en wederhoor aan de betrokken groeperingen voorgelegd. Om tot een zo objectief mogelijk beeld te komen is de informatie zoveel mogelijk getoetst aan de hand van processen verbaal van de politie en rechterlijke uitspraken.

Conclusies en maatregelen

Het gaat hier om een belangrijk onderzoek dat goede handvatten biedt om de opvang van (ex)volgelingen op basis van gedegen informatie zo nodig te verbeteren. Voordat ik inga op de uitkomsten wil ik deze in een breder perspectief plaatsen. Misstanden komen niet alleen voor binnen (religieuze) bewegingen maar zijn inherent aan plaatsen waar mensen samenleven en samenkomen, in het gezin, op school, op het werk, in verenigingsverband. Deelname aan een sektarische groepering leidt ook niet per definitie tot problemen. Verder is van belang ons te realiseren dat het hier in beginsel gaat om volwassen mensen die uit vrije wil besluiten om deel uit te maken van zo’n groepering. In Nederland staat het een ieder vrij om zijn of haar leven in te richten naar eigen (religieuze) overtuiging en/of inzichten. De overheid hoort zich daar in beginsel afzijdig van te houden.

Tegen deze achtergrond bezien blijft het belangrijk dat het onderzoek slechts bij een beperkt deel van alle (religieuze) bewegingen misstanden heeft aangetroffen. Niet bekend is, hoeveel nieuwe (religieuze) bewegingen er in totaal in Nederland zijn. Geschat wordt dat dit er enkele honderden zijn. Net zoals in de ons omringende landen worden in Nederland misstanden gemeld. Concreet brengen de meldingen 84 bewegingen in verband met misstanden. In 46 van de 84 gevallen wordt een verband gelegd met mogelijke overtredingen van de strafwet, in 76 gevallen gaat het om mogelijke psychologische misstanden. Conclusie van de onderzoekers is dat op macroniveau in ons land de gevonden misstanden relatief bescheiden in omvang zijn, al kunnen de indruk op en de gevolgen voor mensen in individuele gevallen schrijnend en zwaar zijn. Voor beide categorieën misstanden zal ik hierna toelichten welke misstanden in het onderzoek naar boven zijn gekomen.

Bij de meldingen van strafrechtelijke misstanden komt seksueel misbruik van kinderen en volwassenen in vergelijking het vaakst (in 22 zaken) voor. 14 groeperingen worden door meldingen in verband gebracht met mishandeling en 13 met bedreiging en/of intimidatie. 6 groeperingen zouden kinderen hebben onttrokken aan het ouderlijke gezag. Andere strafbare feiten, zoals economische uitbuiting, fraude en vrijheidsberoving worden een enkele maal genoemd. In 2 groeperingen was sprake van een moord en moordaanslag. Slechts een zeer beperkt deel van de meldingen van mogelijke overtredingen van de strafwet kan overigens geobjectiveerd worden, zoals in geval van moord of ontvoering. Dat is in die gevallen mogelijk doordat er bijvoorbeeld politieregistraties van zijn en doordat de politie onderzoek heeft verricht.

Waar het gaat om meldingen van mogelijke psychologische misstanden kan het gaan om het onder ervaren druk van de groep of leider geld geven aan de groep(sleider). Ook voelen mensen zich soms gedwongen om veel geld te betalen voor allerlei cursussen. Verder zouden sommige groepsleden geen privéleven meer hebben, zouden zij geen eigen mening mogen hebben en zouden zij op den duur geïsoleerd raken van hun familie. Daarnaast wordt sommige bewegingen verweten dat er inbreuk wordt gemaakt op bestaande relaties en dat leden hun eigen identiteit moeten opgeven. Inherent aan het beschrijven van deze psychologisch getinte misstanden is het deels subjectieve karakter ervan. Daarbij kan het gaan om percepties die niet noodzakelijkerwijs overeenstemmen met de realiteit.

De aangetroffen misstanden zijn vervolgens gerelateerd aan het bestaande instrumentarium voor recht en zorg. Uit het onderzoek komt naar voren dat het Nederlands instrumentarium van strafrecht en zorg zeker na de verhoging van de strafmaat5 die sinds 1 juli 2013 van kracht is voldoende mogelijkheden biedt om ten opzichte van de gemelde misstanden passend op te treden en ondersteuning te bieden. Dit is in overeenstemming met eerder onderzoek in Nederland uit de jaren 80 van de vorige eeuw6. Meldingen kunnen dus met het bestaande instrumentarium voldoende worden opgevangen en vormen, hoe schrijnend ook in individuele gevallen, geen gevaar voor de rechtsorde en de volksgezondheid. Daarmee geeft dit onderzoek geen aanleiding om het huidig instrumentarium ingrijpend aan te passen door specifiek op nieuwe (religieuze) bewegingen gerichte beleidsmaatregelen te treffen.

Ook de inventarisatie van de situatie in de ons omringende landen biedt geen aanleiding om het strafrecht verder aan te passen. Uit het rapport blijkt dat België en Frankrijk een aparte bepaling in het strafrecht hanteren die kwetsbare personen beschermt. In de praktijk blijkt dat echter weinig op te lossen omdat kwetsbaarheid moeilijk – achteraf – te bewijzen valt en omdat het gaat om volwassenen die vrij zijn om al dan niet met hun kinderen toe te treden tot een beweging. De vrijheid van godsdienst en vereniging beperkt de mogelijkheid tot ingrijpen van overheid en instanties. Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zien daarom evenmin aanleiding om hun wet- en regelgeving aan te passen. In onze buurlanden fungeren informatie- en adviescentra ten behoeve van voorlichting en doorverwijzing.

Analoog daaraan biedt de instelling van het informatie- en adviescentrum Sektesignaal de mogelijkheid om zonder ingrijpende stelselaanpassing en zonder beperkingen voor nieuwe (religieuze) bewegingen in Nederland de werking van het instrumentarium van strafrecht en zorg te vergroten en de ontwikkelingen te volgen. Dit sluit aan bij de aanknopingspunten die het onderzoek ziet om de werking van enkele onderdelen van het huidig instrumentarium te vergroten.

Met name onderstreept het onderzoek – op instigatie van (ex)volgelingen en familie – het belang om de deskundigheid van de opvang door de zorg en de politie te verbeteren en de toegankelijkheid en vindbaarheid ervan te vergroten.

Het is volgens de onderzoekers van belang dat (ex)volgelingen en hun omgeving sneller en vaker worden toe geleid naar deskundige professionals op het vlak van zorg en recht. Met de komst van Sektesignaal als centraal informatie- en meldpunt per 1 december 2012 is hiertoe een belangrijke stap gezet. Hierna kom ik daar nog op terug.

Eerst wil ik echter stilstaan bij de positie van minderjarigen die in nieuwe (religieuze) bewegingen zijn of waren opgenomen. Ik realiseer me terdege dat zij extra kwetsbaar kunnen zijn en buiten hun toedoen met misstanden geconfronteerd kunnen worden en daardoor onze speciale aandacht en zorgvuldigheid behoeven. De Raad voor de Kinderbescherming wordt tot nog toe echter slechts sporadisch geconfronteerd met situaties waarin lidmaatschap van nieuwe (religieuze) bewegingen een grote rol speelt. Zeker indien er sprake is van het isoleren van kinderen van school of anderszins verricht de Raad steeds onderzoek en kan zij zo nodig de kinderrechter vragen om een ondertoezichtstelling en/of uithuisplaatsing op te leggen.

Tenslotte wijs ik u er graag op dat Staatssecretaris Weekers in zijn brief van 28 mei jongstleden7 maatregelen heeft aangekondigd om de integriteit van ANBI’s te versterken en fiscale misstanden aan te pakken. Bovendien draagt de fiscale publicatieplicht, ook van financiële gegevens, die per 1 januari 2014 wordt ingevoerd, bij aan de financiële transparantie en controleerbaarheid. Ook het meldpunt misbruik ANBI’s dat de Belastingdienst momenteel inricht zal kunnen bijdragen aan het terugdringen van misstanden. Daarmee is ook ons financieel instrumentarium in redelijkheid8 afdoende toegerust om misstanden bij nieuwe (religieuze) bewegingen met een ANBI-status zo nodig het hoofd te bieden.

Sektesignaal

Zoals eerder vermeld heb ik in het Algemeen Overleg van 7 september 2011 (Kamerstuk 32 500 VI, nr. 123) toegezegd te bezien of een centraal verwijsloket tot de mogelijkheden behoort. Inmiddels functioneert Sektesignaal sinds 1 december als gespecialiseerde, laagdrempelige voorziening waar (ex)volgelingen en hun omgeving een vertrouwensplek vinden voor het melden van misstanden binnen sekten, waar zij terecht kunnen met hun ervaringen voor advies en doorverwijzing en waar zij een luisterend oor kunnen vinden. Sektesignaal is nadrukkelijk geen hulpverlenende instantie. Door de gevoerde gesprekken kan Sektesignaal op hoofdlijnen zicht bieden op de omvang en aard van de problematiek. De vertrouwenslijn is sober en simpel opgezet en klein gestart en wordt momenteel verder uitgebouwd. Voor Sektesignaal is een speciaal 088-telefoonnummer geopend. Sektesignaal is zeven dagen per week bereikbaar van 10.00 uur tot 17.00 uur. Buiten openingstijd krijgt de beller een meldtekst te horen met de openingstijden. Sektesignaal wordt beheerd door Stichting M.

Sinds de start op 1 december 2012 hebben ruim honderd mensen gebeld met Sektesignaal. Op basis van deze ervaringen kan, in overeenstemming met het WODC-onderzoek, volgens Sektesignaal vastgesteld worden dat de problematiek in omvang wellicht beperkt is maar dat de ervaringen van veel bellers uiterst schrijnend en indringend zijn. Bij de misstanden die naar voren kwamen was tot 1 september 2013 met name sprake van financiële misstanden (19%) en van sociale isolatie (16%). Het merendeel (62%) van de zaken die in de meldingen naar voren kwam was nog geen jaar oud, 15% was ouder dan vijf jaar. In 48% van de gevallen is een luisterend oor geboden en in de overige gevallen is advies uitgebracht met betrekking tot exit-counseling (16%) en is geadviseerd of hulp geboden bij het doen van aangiften of melding bij bijvoorbeeld de IGZ (9%), zoals ook aangegeven in bijlage 1. Daar zijn ook de resterende cijfers te vinden.

Kijkend naar de toekomst stel ik vast dat de vertrouwenslijn Sektesignaal op dit moment in een duidelijke behoefte voorziet en dat het belangrijk is dat zij de komende tijd haar bekendheid vergroot en haar netwerk uitbreidt. Het is van belang dat Sektesignaal in contact komt met de beroepsgroepen in de zorg om te bespreken hoe de kennis bij professionals vergroot kan worden en hoe in de nabije toekomst tot een netwerk gekomen kan worden om melders zo snel mogelijk gericht toe te leiden naar deskundige opvang. Ook zal met Sektesignaal worden gewerkt aan verbetering van de toeleiding naar bijvoorbeeld FIOD, Bureaus Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie zal daarbij helpen. Voor de politie zal de kennis van Sektesignaal conform het advies van de onderzoekers opgenomen worden op Politie Kennis Net. Bij de politie wordt bovendien reeds gebruik gemaakt van de reguliere kanalen van Meld Misdaad Anoniem om meldingen toe te delen aan deskundigen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Bijlage 1 Nadere gegevens van Sektesignaal