Kamerstuk 33750-VI-11

Aandachtspunten bij artikel 31 van de begroting 2014 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de begroting 2014 Nationale politie

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2014

Gepubliceerd: 4 november 2013
Indiener(s): Stuiveling
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-VI-11.html
ID: 33750-VI-11

Nr. 11 BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2013

Met deze brief ontvangt u enkele aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer bij de begroting 2014 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ).1 Voor de Tweede Kamer is het namelijk van belang inzicht te hebben in de mate waarin de Minister in de begroting informeert over bezuinigingen of intensiveringen en de bijbehorende maatregel(en) en effecten. Goede verantwoording begint immers bij een goede begroting.

De begroting van het Ministerie van VenJ omvat 11.831 miljoen euro aan uitgaven. Daarvan gaat bijna de helft, 5.131 miljoen euro naar de Nationale politie. De Minister heeft de begroting 2014 van de Nationale politie als bijlage bij de begroting van het Ministerie van VenJ 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd. De Minister stelt de begroting van de Nationale politie pas vast nadat de Tweede Kamer zich hierover heeft kunnen uitspreken bij de behandeling van de VenJ-begroting.

Op de totale uitgaven van de Minister van VenJ aan de Nationale politie (beleidsartikel 31 van de VenJ-begroting) heeft de Tweede Kamer budgetrecht, inclusief het recht van amendement. De Tweede Kamer heeft echter geen recht van amendement op de verdeling van de middelen binnen de begroting van de

Nationale politie. De Minister hoeft zich ook niet te verantwoorden over die verdeling.

Op 4 november 2013 vindt een wetgevingsoverleg plaats waarin de Tweede Kamer met de Minister van VenJ in gesprek gaat over de ontwerpbegroting 2014 van de Nationale politie en de openingsbalans van de Nationale politie. Wij vragen aandacht voor artikel 31 van de VenJ-begroting 2014 en de aansluiting hiervan op de begroting van de Nationale politie.

Over de aandachtspunten bij de VenJ-begroting 2014 in brede zin sturen wij u op 14 november 2013 een separate brief. Hierin nemen we volledigheidshalve de punten uit deze brief – eventueel samengevat – ook op.

Informatie over de Nationale politie in VenJ-begroting nog niet volledig, openingsbalans zorgvuldig tot stand gekomen

We constateren dat de Minister van VenJ de informatie over de Nationale politie in zijn begroting 2014 weliswaar verbeterd heeft ten opzichte van de begroting 2013, maar dat deze nog niet volledig is. Zo missen wij:

  • De middelen die de Minister nodig heeft voor de realisatie van de landelijke beleidsprioriteiten van de politie en de daaraan gekoppelde prestaties.

  • Een toelichting van de Minister van VenJ op zijn verantwoordelijkheid en bevoegdheid voor het beheer van de Nationale politie en informatie over het beheer van de Nationale politie.

  • De doelstellingen die de Minister voor ogen heeft met de vorming van de Nationale politie.

Hierdoor kan de Tweede Kamer de Minister nog niet voldoende controleren op het waarmaken van zijn verantwoordelijkheden.

Verder constateren wij dat de openingsbalans van de Nationale politie zorgvuldig tot stand is gekomen.

Geen middelen gekoppeld aan landelijke beleidsprioriteiten politie

In de beleidsagenda en in beleidsartikelen 31 Nationale politie en 33 Veiligheid en criminaliteitsbestrijding heeft de Minister prestaties en streefcijfers opgenomen voor de politie. Dit is een verbetering ten opzichte van 2013. De Minister van VenJ geeft in zijn begroting echter niet aan hoeveel geld hij nodig heeft om zijn beleid (in ieder geval de landelijke beleidsprioriteiten) en de benodigde prestaties te kunnen realiseren. Wij missen hierdoor de samenhang tussen beleid, prestaties en middelen. De begroting 2014 van de Nationale politie geeft deze samenhang ook niet weer.

Geen toelichting op verantwoordelijkheid en bevoegdheid Minister voor beheer Nationale politie

De Minister heeft zijn rol, verantwoordelijkheid en instrumenten opgenomen in beleidsartikel 31 Nationale politie. De verantwoordelijkheid van de Minister dient te zijn afgeleid uit zijn bevoegdheid om aan de voorkant te sturen. Bij de omschrijving van zijn rol gaat hij vooral in op zijn regisserende en kaderstellende rol ten opzichte van de Nationale politie. Zijn verantwoordelijkheid voor het beheer van de Nationale politie wordt nauwelijks toegelicht. Omdat de Minister aangeeft dat de korpschef belast is met de leiding en het beheer van de Nationale politie, blijft hierdoor onduidelijk waarop de Minister voor het beheer aanspreekbaar is en welke informatie hij hierover in zijn begroting moet opnemen.

Gegeven de verantwoordelijkheid van de Minister van VenJ voor het beheer van de Nationale politie, verwachten wij dat de Minister de risico’s voor het beheer en de gevolgen die daaruit voortvloeien voor de vorming van de Nationale politie of de realisatie van de landelijke prioriteiten voor de politie, aan de Tweede Kamer kenbaar maakt. Zo valt op dat de korpschef in de begroting van de Nationale politie aangeeft dat de personele reorganisatie en de uitvoering van het Bijgestelde Aanvalsprogramma ICT vertraagd zijn. Dit heeft gevolgen voor het realiseren van de (doelen van de) Nationale politie en zal mogelijk leiden tot maatregelen in 2014 om binnen de budgettaire kaders te kunnen blijven. De Minister gaat in zijn begroting niet in op deze risico’s en de gevolgen daarvan.

De regelgeving voor de governance van de Nationale politie, ten behoeve van de interne en de externe sturing, is op dit moment onderhanden bij het ministerie.

Ontbrekende doelstellingen voor vorming van de Nationale politie

De Minister heeft evenals in 2013 in zijn begroting de doelstellingen van de vorming van de Nationale politie nog niet helder en toetsbaar weergegeven. De Minister heeft wel drie voorwaarden benoemd, waarlangs hij de voortgang van de vorming volgt: vorming vindt plaats binnen de vastgestelde budgettaire kaders, de operationele doelsterkte van de politie blijft 49.500 fte en de politie levert de afgesproken prestaties.

Openingsbalans Nationale politie zorgvuldig tot stand gekomen

Op 22 juli 2013 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) de openingsbalans van de Nationale politie naar de Tweede Kamer gestuurd.2 De Minister schrijft in de aanbiedingsbrief dat hij de openingsbalans heeft vastgesteld. De balans is voorzien van een goedkeurende controleverklaring van een externe accountant. Wij constateren dat de openingsbalans van de Nationale politie zorgvuldig tot stand is gekomen.

Reactie Minister

Op 24 oktober 2013 heeft de Minister van VenJ gereageerd op een conceptversie van deze brief. De volledige reactie is te lezen op www.rekenkamer.nl . Hieronder gaan we in op drie onderdelen van zijn reactie bij artikel 31:

  • De Minister geeft aan dat beleid, prestaties en middelen niet een op een vallen te koppelen, vanwege de bekostigingssystematiek van de Nationale politie. In het jaarverslag van het Ministerie van VenJ en van de Nationale politie zal hij ingaan op de realisatie van de landelijke doelstellingen.

  • De Minister van VenJ zegt toe dat hij voor de VenJ-begroting 2015 beziet of hij de belangrijkste ontwikkelingen van en risico’s voor het beheer en de bedrijfsvoering van de Nationale politie kan opnemen. De Minister reageert hiermee op onze opmerking dat nu onvoldoende duidelijk is welke informatie over het beheer in de begroting opgenomen moet worden.

  • De Minister geeft aan dat de hoofddoelen van de Nationale politie in de diverse stukken bij de parlementaire behandeling van de Politiewet 2012 zijn geformuleerd. Hieraan wordt in de uitvoering op verschillende manieren concreet uitvoering gegeven. De Minister informeert de Tweede Kamer halfjaarlijks over de feitelijke inrichting van de Nationale politie.

Nawoord Algemene Rekenkamer

Wij realiseren ons dat er sprake is van een groeipad om een nieuwe begrotings- en verantwoordingscyclus voor de Nationale politie vorm te geven en het geheel daarvan tegelijkertijd goed in te bedden in de «klassieke» begrotings- en verantwoordingscyclus van het begrotingshoofdstuk van het Ministerie van VenJ.

De door ons aangedragen aandachtspunten illustreren dat er nog een aantal kwesties speelt. Overwogen zou bijvoorbeeld kunnen worden de koppeling tussen beleid (waaronder de landelijke prioriteiten), prestaties en middelen wel op te nemen in het volgende beheersplan Nationale politie. Om ook de Tweede Kamer hierin inzicht te bieden zou dit beheersplan tezamen met de begroting Nationale politie aangeboden kunnen worden, een en ander als bijlage bij de Begroting 2015 van het Ministerie van VenJ.

Tot slot

Een brief met dezelfde inhoud sturen we vandaag ter informatie naar de Minister van VenJ.

Wij gaan graag met u in gesprek over de door ons geconstateerde aandachts-punten bij artikel 31 van de begroting 2014 en de daarbij behorende stukken van de Nationale politie.

Algemene Rekenkamer

drs. C.C.M. Vendrik, wnd. president

dr. Ellen M.A. van Schoten RA, secretaris