Gepubliceerd: 30 augustus 2013
Indiener(s): Frans Weekers (staatssecretaris financiƫn) (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33714-2.html
ID: 33714-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele wijzigingen aan te brengen in de formele belastingwetgeving om een vereenvoudiging en versnelling van procedures te bewerkstelligen en tegelijkertijd een wettelijk kader te scheppen voor het verplichten van elektronisch berichtenverkeer in het contact met de Belastingdienst;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Vóór artikel 9.1 vervalt «Afdeling 9.1 Heffing bij wege van aanslag».

B

Afdeling 9.2 vervalt.

ARTIKEL II

In de Wet belasting zware motorrijtuigen wordt in artikel 11, vierde lid, «met uitzondering van artikel 8, derde lid, van die wet» vervangen door: met uitzondering van artikel 8, tweede lid, van die wet.

ARTIKEL III

In de Wet bereikbaarheid en mobiliteit wordt in artikel 6, vijfde lid, «Hoofdstuk II van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is, met uitzondering van artikel 8, tweede lid, niet van toepassing» vervangen door: Hoofdstuk II van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is niet van toepassing.

ARTIKEL IV

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. van de voorlopige aanslag of de aanslag, wordt daaronder mede begrepen de aanvulling op de voorlopige aanslag, onderscheidenlijk de aanslag.

2. Aan het vijfde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. hoofdstuk IVB niet van toepassing is op de conserverende voorlopige aanslag en de conserverende aanslag.

B

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

  • 1. In het verkeer tussen belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen en de inspecteur of het bestuur van ´s Rijks belastingen wordt een bericht uitsluitend elektronisch verzonden.

  • 2. Bij ministeriële regeling wordt bepaald op welke wijze het elektronische berichtenverkeer plaatsvindt.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen berichten en groepen van belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen worden aangewezen waarvoor, alsmede omstandigheden worden aangewezen waaronder, het berichtenverkeer kan plaatsvinden langs andere dan de elektronische weg.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 3. De inspecteur bevestigt de ontvangst van de aangifte voor de inkomstenbelasting, erfbelasting of schenkbelasting en deelt daarbij de dag van ontvangst mede. Bij de ontvangst van aangiften voor andere belastingen wordt desgevraagd een ontvangstbevestiging afgegeven. Indien de aangifte langs elektronische weg gedaan is, kan de ontvangstbevestiging langs elektronische weg verzonden worden.

3. Het zesde lid vervalt.

D

Artikel 11, derde en vierde lid, wordt vervangen door:

  • 3. De bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag vervalt door verloop van 15 maanden na de dag van ontvangst van de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, onderscheidenlijk met betrekking tot het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Indien de aangifte voor de inkomstenbelasting is ontvangen vóór 1 april van het kalenderjaar volgend op het tijdvak waarop die aangifte betrekking heeft, vangt de in de eerste volzin genoemde termijn aan op 1 april van dat kalenderjaar.

  • 4. Indien de aangifte niet is ontvangen binnen de door de inspecteur op grond van artikel 9, eerste en tweede lid, gestelde of verlengde termijn, vangt de in het derde lid bedoelde termijn aan op de dag na die waarop de gestelde of verlengde termijn is geëindigd.

  • 5. De aanslag kan op verzoek van de belastingplichtige worden aangevuld binnen de termijn, bedoeld in artikel 22c.

E

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

  • 1. De termijn, bedoeld in artikel 11, derde lid, wordt opgeschort gedurende de termijn waarvoor de belastingplichtige schriftelijk met opschorting heeft ingestemd.

  • 2. De termijn, bedoeld in artikel 11, derde lid, wordt tevens opgeschort met ingang van de dag na die waarop de inspecteur:

    • a. de belastingplichtige op grond van artikel 47 vraagt gegevens en inlichtingen te verstrekken of boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging ter beschikking te stellen, tot de dag waarop de belastingplichtige aan deze vraag heeft voldaan;

    • b. de belastingplichtige mededeelt dat voor het vaststellen van de aanslag redelijkerwijs noodzakelijke informatie aan een buitenlandse instantie is gevraagd, tot de dag waarop deze informatie is ontvangen of verder uitstel niet meer redelijk is.

  • 3. De opschorting van de termijn, bedoeld in artikel 11, derde lid, eindigt uiterlijk 6 maanden na de dag waarop de inspecteur een vraag als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, heeft gesteld. Indien de inspecteur binnen 6 maanden na het stellen van een vraag als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, een beschikking als bedoeld in artikel 52a neemt, eindigt de termijn van opschorting op de dag van bekendmaking van die beschikking.

F

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

  • 1. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat ten onrechte geen of te weinig belasting is geheven, kan de inspecteur de niet of te weinig geheven belasting navorderen. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige wist of behoorde te weten dat ten onrechte geen of te weinig belasting is geheven.

  • 2. De bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag op grond van het eerste lid vervalt door verloop van 3 jaar na de dag van ontvangst van de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, onderscheidenlijk met betrekking tot het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Artikel 11, derde lid, tweede volzin, en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Navordering kan plaatsvinden in alle gevallen waarin de belastingplichtige te kwader trouw is.

  • 4. De bevoegdheid tot navorderen op grond van het derde lid vervalt door verloop van 12 jaar na de dag van ontvangst van de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, onderscheidenlijk met betrekking tot het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Artikel 11, derde lid, tweede volzin, en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De inspecteur de navorderingsaanslag op grond van het vierde lid vast binnen 2 jaar nadat hij voldoende aanwijzingen heeft dat ten onrechte geen of te weinig belasting is geheven, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die nopen tot een langere termijn.

  • 6. De in het tweede en het vierde lid bedoelde termijn wordt verlengd met de duur van de termijn van opschorting, bedoeld in artikel 12.

G

Na artikel 16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17

  • 1. Navordering kan mede plaatsvinden indien ten onrechte geen of te weinig belasting is geheven ten gevolge van een fout of verstoring in de systemen van gegevensverwerking van de Belastingdienst, een fout of verstoring in van derden afkomstige informatie daaronder begrepen, waardoor massaal aanslagen onjuist worden vastgesteld.

  • 2. De bevoegdheid tot navorderen op grond van het eerste lid vervalt door verloop van 6 maanden na de dagtekening van de aanslag.

H

Artikel 21d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt na onderdeel a, onder verlettering van de onderdelen b tot en met d tot onderdelen c tot en met e, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. een verzoek om herziening is gedaan;.

2. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «de onderdelen a en d» vervangen door: de onderdelen a en e.

3. In het tweede lid wordt na onderdeel a, onder verlettering van de onderdelen b tot en met d tot onderdelen c tot en met e, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. na de afhandeling van het verzoek om herziening;.

I

In artikel 21j, tweede en derde lid, wordt «of verzoekschrift om» telkens vervangen door:, een verzoek om herziening van of een verzoekschrift om.

J

Artikel 21ja vervalt.

K

Na artikel 21k wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IVB HERZIENING OP VERZOEK VAN DE BELASTINGPLICHTIGE

Artikel 22

Onder herziening wordt verstaan: het aanvullen van de aanslag of van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting, schenkbelasting of erfbelasting.

Artikel 22a

  • 1. De inspecteur kan op verzoek van de belastingplichtige herzien.

  • 2. De inspecteur neemt een beslissing om een verzoek om herziening geheel of gedeeltelijk af te wijzen bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 3. Met instemming van de belastingplichtige kan de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag zonder voorafgaand verzoek om herziening een voor bezwaar vatbare beschikking nemen.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop een verzoek om herziening wordt gedaan.

  • 5. De inspecteur kan zijn beslissingen op meerdere verzoeken om herziening verenigen in één beschikking.

  • 6. Paragraaf 4.1.3.2. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de beschikking van de inspecteur naar aanleiding van een verzoek om herziening.

Artikel 22b

  • 1. De termijn voor herziening van een voorlopige aanslag vangt aan op de dag van de dagtekening van die voorlopige aanslag.

  • 2. De termijn voor herziening van een voorlopige aanslag eindigt op de dag van dagtekening van de aanslag waarmee de voorlopige aanslag wordt verrekend.

Artikel 22c

  • 1. De termijn voor herziening van de aanslag vangt aan op de dag van ontvangst van de aangifte.

  • 2. De termijn voor herziening van de aanslag eindigt 18 maanden na de dag waarop de aangifte is ontvangen. Artikel 11, derde lid, tweede volzin, en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde termijn wordt verlengd met de duur van de termijn van opschorting, bedoeld in artikel 12.

  • 4. Indien de belastingplichtige binnen 8 weken voor het einde van de in het tweede lid bedoelde termijn een verzoek om herziening doet, wordt de termijn met 8 weken verlengd.

Artikel 22d

Indien de belastingplichtige na de aangifte een verzoek om herziening doet, kan de inspecteur met het verzoek rekening houden bij het vaststellen van de voorlopige aanslag of aanslag met betrekking tot het tijdvak of het tijdstip waarop de aangifte betrekking heeft dan wel het verzoek aanmerken als verzoek om herziening van de voorlopige aanslag of aanslag.

Artikel 22e

In afwijking van de artikelen 22b en 22c eindigt de termijn voor herziening zodra:

  • a. de voorlopige aanslag of aanslag onderwerp wordt van een bezwaar- of beroepsprocedure;

  • b. de inspecteur een navorderingsaanslag vaststelt.

Artikel 22f

Indien de grondslag van een beschikking dezelfde is als of samenhangt met de grondslag van de aanslag of een voorlopige aanslag inkomstenbelasting, schenkbelasting of erfbelasting, wijzigt de inspecteur uit eigen beweging die beschikking bij herziening van die aanslag of voorlopige aanslag.

L

Artikel 24a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid komen te luiden:

  • 2. Voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden de beschikking tot oplegging van een bestuurlijke boete als bedoeld in de artikelen 67a tot en met 67e, de beschikking belastingrente, bedoeld in hoofdstuk VA, de beschikking revisierente, bedoeld in artikel 30i, de beschikking tot vaststelling van het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de beschikking verliesvaststelling, bedoeld in artikel 3.151 van de Wet inkomstenbelasting 2001, indien deze beschikkingen op het aanslagbiljet zijn vermeld, geacht deel uit te maken van de belastingaanslag.

  • 3. Indien de grondslag van een beschikking dezelfde is als of samenhangt met de grondslag van de aanslag of van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting, schenkbelasting of erfbelasting, kan het bezwaar en beroep tegen deze beschikking geen betrekking hebben op die grondslag.

2. Het vierde lid vervalt.

M

In artikel 26, eerste lid, onderdeel a, wordt «de in artikel 15 voorgeschreven verrekening» vervangen door: de in artikel 15 voorgeschreven verrekening en daarvan uitgesloten de aanslag en voorlopige aanslag inkomstenbelasting, schenkbelasting of erfbelasting.

N

Artikel 30fe komt te luiden:

Artikel 30fe

  • 1. Indien een aanslag inkomstenbelasting na het verstrijken van een periode van 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven wordt herzien, vindt renteberekening plaats overeenkomstig de renteberekening bij herziening van een voorlopige aanslag, bedoeld in artikel 30fb.

  • 2. Indien met betrekking tot de vennootschapsbelasting na het verstrijken van een periode van 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven naar aanleiding van een bezwaarschrift of een daaropvolgende gerechtelijke procedure een aanslag wordt verminderd of vernietigd, wordt geen rente vergoed. Ingeval ter zake van de verminderde of vernietigde aanslag eerder belastingrente in rekening is gebracht, wordt deze rente verminderd overeenkomstig de herziening van een voorlopige aanslag, bedoeld in artikel 30fb, tweede en derde lid.

  • 3. Indien met betrekking tot de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting naar aanleiding van een bezwaarschrift of een daaropvolgende gerechtelijke procedure een navorderingsaanslag wordt verminderd of wordt vernietigd, dan wel een aanslag of navorderingsaanslag ambtshalve wordt verminderd, wordt geen rente vergoed. Ingeval ter zake van de verminderde of vernietigde aanslag of navorderingsaanslag eerder belastingrente in rekening is gebracht, wordt deze rente verminderd overeenkomstig de herziening van een voorlopige aanslag, bedoeld in artikel 30fb, tweede en derde lid.

  • 4. Dit artikel vindt geen toepassing bij een herziening of vermindering van een aanslag of navorderingsaanslag die voortvloeit uit een verrekening van een verlies van een volgend jaar.

O

Artikel 30g wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Bij herziening van een aanslag of voorlopige aanslag vindt renteberekening plaats overeenkomstig de renteberekening bij herziening van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting, bedoeld in artikel 30fb.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «een belastingaanslag» vervangen door: een navorderingsaanslag.

P

Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen wordt een onjuiste belastingaanslag door de inspecteur ambtshalve verminderd.

2. Na het eerste lid worden, onder vernummering van het tweede lid tot vijfde lid, drie leden ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien de belastingplichtige verzoekt om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting, schenkbelasting of erfbelasting, is hij gehouden bij zijn verzoek feiten of omstandigheden te vermelden, die hem redelijkerwijs zijn gebleken of die zijn veranderd na het einde van de herzieningstermijn, bedoeld in artikel 22c. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan de inspecteur het verzoek zonder nadere motivering afwijzen.

  • 3. Indien de grondslag van een beschikking dezelfde is als of samenhangt met de grondslag van de voorlopige aanslag of van de aanslag inkomstenbelasting, schenkbelasting of erfbelasting, vermindert de inspecteur die beschikking uit eigen beweging indien die grondslag in bezwaar of beroep of ambtshalve wordt verminderd.

  • 4. Indien de belastingplichtige een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting, schenkbelasting of erfbelasting heeft gedaan en dat verzoek geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen, beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking.

ARTIKEL V

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, tweede lid, onderdeel c, wordt «vaststelling van» vervangen door: vaststelling of aanvulling van.

B

In artikel 3 wordt na het tweede lid, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De onrechtmatigheid van de invordering van een belastingaanslag kan niet zijn gegrond op de stelling dat de belastingaanslag op de voet van hoofdstuk IVB van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is of wordt herzien.

C

Na artikel 7a wordt in hoofdstuk I een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7b

  • 1. In het verkeer tussen belastingschuldigen en de directeur, de ontvanger of de belastingdeurwaarder wordt een bericht uitsluitend elektronisch verzonden.

  • 2. Bij ministeriële regeling wordt bepaald op welke wijze het elektronische berichtenverkeer plaatsvindt.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen berichten en groepen van belastingschuldigen worden aangewezen waarvoor, alsmede omstandigheden worden aangewezen waaronder, het berichtenverkeer kan plaatsvinden langs andere dan de elektronische weg.

D

Artikel 8, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De ontvanger maakt de belastingaanslag bekend door verzending of uitreiking van het door de inspecteur voor de belastingschuldige opgemaakte aanslagbiljet.

E

In artikel 9, elfde lid, wordt «een bezwaar- of beroepschrift» vervangen door: een verzoek om herziening of een bezwaar- of beroepschrift.

ARTIKEL VI

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 13 wordt in de eerste paragraaf van hoofdstuk 2 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

  • 1. In het verkeer tussen belanghebbenden en de Belastingdienst/Toeslagen wordt een bericht uitsluitend elektronisch verzonden.

  • 2. Bij ministeriële regeling wordt bepaald op welke wijze het elektronische berichtenverkeer plaatsvindt.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen berichten en groepen van belanghebbenden worden aangewezen waarvoor, alsmede omstandigheden worden aangewezen waaronder, het berichtenverkeer kan plaatsvinden langs andere dan de elektronische weg.

B

Artikel 19, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt «binnen 9 maanden nadat de laatste in dit kader van belang zijnde aangifte inkomstenbelasting is ingediend, of, indien dat eerder is, binnen acht weken na de vaststelling van de laatste in dit kader van belang zijnde aanslag» vervangen door: binnen zes maanden na de vaststelling van de laatste in dit kader van belang zijnde aanslag.

2. De tweede volzin vervalt.

3. In de laatste volzin wordt «derde volzin» vervangen door: tweede volzin.

ARTIKEL VII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Bij het koninklijke besluit, bedoeld in de eerste volzin, kan tevens worden bepaald dat een of meer wijzigingen in deze wet eerst van toepassing zijn op voorlopige aanslagen en aanslagen die betrekking hebben op tijdvakken of tijdstippen gelegen na een bepaalde datum of die zijn vastgesteld na een bepaalde datum.

ARTIKEL VIII

Deze wet wordt aangehaald als: Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,