Gepubliceerd: 13 juni 2013
Indiener(s): Anouchka van Miltenburg (VVD)
Onderwerpen: financiƫn organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33609-6.html
ID: 33609-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 13 juni 2013

Het Presidium dankt de fracties voor hun inbreng. Uit de inbreng blijkt hun betrokkenheid bij het functioneren van de organisatie en voorts de bereidheid te denken over het eigen functioneren. Tegelijkertijd maakt de inbreng van de fracties duidelijk dat zij de noodzaak van gezonde overheidsfinanciën herkennen en tevens de gedachte delen dat de Tweede Kamer daaraan moet bijdragen. In de inbreng is echter ook uw zorg, dat het werk van de Tweede Kamer inboet aan kwaliteit als gevolg van deze bezuinigingen helder te destilleren. Het Presidium deelt deze zorg. Het uitgangspunt bij het opstellen van de Raming is immers dat het constitutioneel proces onverkort doorgang moet vinden. Ook de Raming voor 2014 moet gericht zijn op het dienen en mogelijk maken van dit uitgangspunt. Tegelijkertijd moet daarbij een takendiscussie niet uit de weg worden gegaan.

Inhoudsopgave

 
     

I

Begrotingstoelichting

2

     

1.

Inleiding

2

2.

Apparaatskosten

2

3.

Externe inhuur

5

4.

Wachtgelden

6

5.

Ondersteuning

7

6.

Elektronisch stemmen

10

7.

ICT

11

8.

200 jaar Staten-Generaal

12

9.

Beeld en geluid

12

10.

Maatschappelijke stage

13

11.

Diversiteitsbeleid

13

12.

Bedrijfsvoering

13

     

II

Staat van de Tweede Kamer

14

     

13.

Prestatiegegevens

14

14.

De Tweede Kamer als medewetgever

15

15.

De Tweede Kamer als controleur

15

16.

Agendasetting in de Tweede Kamer

17

17.

Verkiezingen en regeerakkoorden

17

18.

De Tweede Kamer en de samenleving

18

I Begrotingstoelichting

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de zijde van het Presidium. Deze leden steunen de afgesproken inspanningsverplichting om te komen tot duidelijke vermindering van kosten. Zij vragen zich hierbij wel af of de in het Presidium afgesproken inspanningsverplichting niet beter een resultaatsverplichting kan worden. Deze leden hebben voorts nog een aantal vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2014 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten. Deze leden hebben nog enkele vragen aan het Presidium.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2014 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten, en «De staat van de Tweede Kamer 2012». Zij hebben hierover enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming voor 2013 en de Staat van de Tweede Kamer die het Presidium aan de Kamer heeft voorgelegd. Wel hebben deze leden daarover nog een aantal vragen.

In antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de resultaatsverplichting antwoordt het Presidium het volgende. De Kamer heeft principieel gekozen voor het begrip inspanningsverplichting. De reden hiervoor ligt in de autonome positie van de Kamer ten opzichte van de regering. De Kamer heeft haar eigen taak als medewetgever en controleur van het door de regering gevoerde beleid. Deze kan door het kabinet nooit eigenerbeweging beperkt worden. De Kamer heeft de aangegane inspanningsverplichtingen tot nu toe ook steeds weten te realiseren

2. Apparaatskosten

De leden van de VVD-fractie zien dat van de totale apparaatskosten nog steeds rond 70% naar de post personeel gaat en dat het aantal formatieplaatsen in acht jaar maar met negen fte is verminderd. Hoe verhoudt zich dit tot de algemene wens tot vermindering van de omvang van de overheid en van publieke organen?

Vorig jaar zijn afspraken gemaakt over bezuinigingen. In de begrotingstoelichting staat dat deze nu worden uitgevoerd. Wat is nu al gerealiseerd en wat gaat in 2014 hier gebeuren?

Deze leden begrijpen dat er op onderdelen of in totaal sprake kan zijn van onderuitputting. Blijft die onderuitputting behouden voor de Kamer in een volgend jaar of gaat het geld terug naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, of per saldo naar het ministerie van Financiën?

Het Presidium antwoordt op vragen van de leden van de VVD-fractie dat in acht jaar tijd (2013 t.o.v. 2005) de formatie met 12 fte’s is afgenomen. Na 2005 is de formatie gegroeid tot een maximale omvang van 592,2 fte’s in 2009. Vanaf 2009 is de formatie teruggebracht met ruim 46 fte’s. Dat is een forse daling en tevens de uitkomst van de door de Kamer aanvaarde inspanningsverplichting uit het kabinet-Balkenende I. Daarbij moet ook nog de kanttekening worden geplaatst dat tegelijkertijd de voormalige Stenografische Dienst en de Griffie voor de Interparlementaire Betrekkingen onderdeel zijn geworden van de organisatie van de Tweede Kamer. Tot 2004, respectievelijk 2011 vielen zij onder een door beide Kamers gevormd bevoegd gezag. De Kamer heeft ervoor gekozen het Bureau Wetgeving, het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven en de Beveiligingsdienst te laten groeien in omvang.

De leden van de VVD-fractie vragen ook welke inspanningsverplichting wordt uitgevoerd. Het Presidium antwoordt dat de gedetailleerde invulling van de inspanningsverplichting terug te vinden is als bijlage bij de Raming 2013. Bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2013 wordt de inspanningsverplichting structureel en meerjarig verwerkt. Dat betreft dus ook 2014 en verder.

De leden van de VVD-fractie vragen voorts wat er gebeurt met de gelden bij een onderuitputting op de begroting. Blijft het geld behouden voor de Kamer voor een volgend jaar of gaat het geld terug naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, of per saldo naar het ministerie van Financiën?

Bij een onderuitputting vloeien de gelden aan het einde van het kalenderjaar automatisch terug naar de schatkist.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het Presidium verwijst naar de taakstelling van het regeerakkoord vanaf 2015, waarvoor ook de Tweede Kamer zich zou moeten inspannen. Zij vragen zich af om welk bedrag het hier gaat.

Het Presidium antwoordt dat dit een taakstelling op de beïnvloedbare onderdelen van de begroting betreft, die oploopt naar 4,4% in 2018. Het bedrag is 2,329 miljoen structureel. Over de precieze invulling van een additionele inspanningsverplichting kan op een later moment worden gesproken, gelet op het feit dat het ingangsjaar hiervoor 2016 is.

In het mogelijk aanvullend bezuinigingspakket voor 2014 is voorzien in een nullijn voor ambtenaren en het afzien van prijsbijstelling. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af op welke wijze hiermee rekening gehouden is in de ramingen. Wat zou het budgettair effect zijn als ook de Tweede Kamer deze taakstelling zou realiseren?

Op de vraag van de PvdA-fractie in hoeverre in de Raming rekening wordt gehouden met het mogelijk aanvullend bezuinigingspakket voor 2014, waarin wordt voorzien in een nullijn voor ambtenaren en afzien van de prijsbijstelling, antwoordt het Presidium dat in een Raming op voorhand geen rekening wordt gehouden met een prijsbijstelling of loonbijstelling. Pas bij Voorjaarsnotatie-mutatie wordt deze al dan niet toegevoegd aan de begroting van de Kamer. Het onthouden van een prijsbijstelling van bijvoorbeeld 2% zal een negatief effect hebben op dat deel van de begroting van dat prijsgevoelig is. Het gaat daarbij om uitgaven voor onderzoek, drukwerk, externe inhuur en materiële uitgaven.

Globaal komt het er op neer dat ongeveer de helft van de begrotingsposten prijsgevoelig is. Bij het fictieve maar niet ondenkbeeldige percentage van 2% zou het gaan om een bedrag van 1,24 miljoen euro.

Het Presidium geeft aan dat qua bezuinigingsmogelijkheden de rek er nu echt uit is.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de bezuinigingen gevolgen hebben voor het budget van 2,4 miljoen euro. voor de net ingestelde parlementaire enquête naar woningbouwcorporaties.

Het Presidium antwoordt dat de uitgaven voor een parlementaire enquête exogeen worden gefinancierd op basis van de Wet op de parlementaire enquête 2008. Bij voorjaarsnota of najaarsnota worden de benodigde middelen toegevoegd an de begroting van de Tweede Kamer. In deze wet is dit als volgt verwoord:

Artikel 3

  • 1. De Kamer stelt de raming op van de uitgaven, uitgesplitst naar begrotingsjaren, die naar haar oordeel voor een parlementaire enquête nodig zijn, en brengt deze ter kennis van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2. De uitgaven worden verwerkt in de begroting van de Staten-Generaal, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de Comptabiliteitswet 2001.

Bezuinigingen hebben derhalve geen direct effect op de door de Kamer ingestelde parlementaire enquêtes.

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de werkelijke bezetting van het Tweede Kamerpersoneel. Hoe ver is de afname van fte’s gelet op de bezuinigingen die zijn afgesproken?

Het Presidium merkt op dat de werkelijke bezetting en de formele ruimte in fte’s altijd verschillen. De bezetting fluctueert als gevolg van vacatures, vervanging in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof en tijdelijke bezetting in verband met bijvoorbeeld onderzoeken en enquêtes. De bezetting bedroeg op 1 januari 2013 541,21 fte. Binnen de ambtelijke organisatie is geen sprake van structurele overbezetting of onderbezetting. De inspanningsverplichting, voorvloeiend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte I kende voor de Tweede Kamer geen personele aspecten. De overeengekomen inspanningsverplichting had een financieel karakter. Bij de behandeling van de Raming 2013 is een aantal voorstellen voorgelegd. De Kamer heeft daarmee ingestemd. Deze voorstellen hebben uiteindelijk wel personele consequenties. Voor 2013 behelst dit een bedrag van € 221.800 aan personele besparingen.

De leden van de SP-fractie begrijpen de behoefte van de Kamer om met de inspanningsverplichting aan te sluiten bij bezuinigingen die in de rest van de rijksoverheid en de samenleving neerslaan. Zij zijn van mening dat de Kamer dan zelf ook het goede voorbeeld moet geven. Wel willen zij graag opgemerkt hebben dat bezuinigingen niet ten koste mogen gaan van het werk van zowel de Tweede Kamer, als de ondersteunende diensten die bijdragen aan het proces van wetgeving, controle van de regering en de volksvertegenwoordigende taak. De kwaliteit hiervan moet altijd gaan boven de gewenste bezuinigingen. Kan het Presidium aangeven hoe zij deze kwaliteit borgen?

Het Presidium kan de kwaliteit van het werk van de Tweede Kamer niet borgen. De Leden zijn hiervoor zelf verantwoordelijk. De kwaliteit van het werk van de Tweede Kamer wordt bepaald door de inbreng van de Leden in debatten, bij wetgeving en bij overleggen. De ambtelijke organisatie is hierbij ondersteunend.

In «De staat van de Tweede Kamer 2012» lezen de leden van de SP-fractie dat het aantal bezoekers aan de Tweede Kamer nog steeds stijgt. Dat juichen deze leden toe. Dat betekent wel dat de werkdruk van de Kamer toeneemt. Deze leden constateren dat de inspanningsverplichting nog steeds overeind blijft en dat van een uitbreidingsclaim geen sprake is. Zij vragen zich af of het realistisch is om enerzijds te constateren dat de Kamer meer werk krijgt en anderzijds daar niets tegenover te stellen wat betreft personele capaciteit. Wanneer is de rek eruit en wat als de bezoekersaantallen nog verder toenemen, vragen deze leden zich hardop af. Is het Presidium dan bereid te kijken of uitbreiding van capaciteit dan toch niet aan de orde dient te zijn?

Het Presidium is verheugd met de gestegen bezoekersaantallen. Het begeleiden van deze bezoekers brengt veel werk met zich mee, bijvoorbeeld op het terrein van begeleiding en beveiliging. De ambtelijke organisatie heeft hier al op gereageerd. De formatie van de Beveiligingsdienst is de laatste jaren gegroeid. Dit, in combinatie met de introductie van het zogeheten vier-stromenbeleid en de samenwerking met ProDemos, maakt dat er zeker voor de komende drie jaar geen capaciteitsproblemenworden verwacht.

In het kader van de verdere uitvoering van de inspanningsverplichting geeft het Presidium aan dat een takendiscussie onvermijdbaar lijkt. De leden van de CDA-fractie vragen in dit verband of Kamercommissies bij planning van activiteiten (werkbezoeken, hoorzittingen, rondetafel-gesprekken) gebonden aan een budget, hetzij financieel hetzij qua belasting voor de Kamerorganisatie. Verder vragen deze leden of het juist is een takendiscussie te voeren op basis van een financiële taakstelling.

Het Presidium is van mening dat de Kamer zich steeds moet afvragen «doen wij de dingen die wij moeten doen, doen wij de goede dingen en doen wij die goed genoeg?» Het antwoord op deze vragen is een objectief richtsnoer waarmee niet alleen de efficiency verhoogd kan worden maar waarmee ook richting gegeven kan worden aan de invulling van de inspanningsverplichting waarmee de Kamer heeft ingestemd. Op dit moment heeft elke vaste commissie een reisbudget. Voor het maken van werkbezoeken zijn de commissies aan deze budgeten gebonden. Voor de overige commissieactiviteiten is dit tot nu toe niet het geval.

3. Externe inhuur

De kosten van inhuur van personeel zijn met een geraamd bedrag van 6 miljoen nog altijd aanzienlijk en het bedrag voor 2012 was hoger dan geraamd en dan in eerdere jaren. Hoe is dit te verklaren?

Het Presidium verklaart dit als volgt. Met name bij de uitvoering van ICT-projecten heeft de Kamer behoefte aan specialistische kennis. Bij de uitvoering van een project kan gekozen worden tussen uitbesteding of het in dienst nemen van tijdelijk personeel (externe inhuur). Minder externe inhuur leidt echter tot meer materiële uitgaven. Uitbesteding en externe inhuur zijn communicerende vaten en hangen beide samen met de totale uitgaven aan projecten. In 2011 was sprake van een aandeel inhuur op formatie; in 2012 betrof de inhuur voornamelijk specifieke deskundigheid voor de projecten. Daarnaast was er sprake van externe inhuur in verband met de niet-geplande Tweede Kamerverkiezingen.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de externe inhuur voor 2012 deels wordt verklaard door de verkiezingen in 2012. Met welk bedrag gaat de externe inhuur in 2013 en 2014 omlaag?

Het Presidium merkt op dat over de verlaagde uitgaven aan externe inhuur in 2013 en 2014 geen nauwkeurige voorspellingen gedaan kunnen worden. Naar verwachting zullen de uitgaven wel lager zijn dan in 2012, maar vooral bij de uitvoering van ICT-projecten heeft de Kamer behoefte aan specialistische kennis. Daarnaast zijn er wensen van de leden waar de organisatie in wil, dan wel moet voorzien. Met de krimpende begroting is de financiële ruimte voor nieuwe initiatieven overigens beperkt. Met ingang van 2013 is een gewijzigde werkwijze voor de financiering van projecten ingevoerd. Er worden (nog) hogere eisen gesteld aan de beleidsmatige en financiële onderbouwing en tevens verschuift het karakter van het projectenbudget van een inspannings- naar een resultaatverplichting. Deze maatregel is mede genomen om de externe inhuur beheersbaar te houden. Dit moet ook resulteren in beperking van de externe inhuur.

4. Wachtgelden

De leden van de PvdA-fractie vragen het Presidium om de gevolgen van de versoberingen van de rechtspositie van politieke ambtsdragers op het wachtgeld in kaart te brengen. Zij verzoeken het Presidium – indien mogelijk – de effecten van het beperken van de maximumduur (van zes jaar tot drie jaar en twee maanden), het invoeren van de sollicitatieplicht en het verhogen van de leeftijd voor de voortgezette uitkering te berekenen. Op dit punt vragen de leden van de PvdA-fractie zich ook af hoe het valt te verklaren dat de post «Pensioenen en wachtgelden» (artikel 2, lid 2) op hetzelfde peil wordt geraamd tot 2017 terwijl deze normaliter wordt afgebouwd in de jaren na verkiezingen. Verder zijn de leden van de PvdA-fractie benieuwd naar de ervaringen met de re-integratie-ondersteuning voor gewezen Kamerleden. Zij vragen het Presidium hier nader op in te gaan. Ook zijn zij benieuwd naar de te verwachten budgettaire gevolgen van de wijzigingen in de pensioenwetgeving voor politieke ambtsdragers?

Het Presidium wil hierop het volgende antwoorden. De vraag om de gevolgen van de versoberingen van de rechtspositie van politieke ambtsdragers op het wachtgeld in kaart te brengen, is niet eenvoudig te beantwoorden. Dit omdat een dergelijke berekening heel erg afhankelijk is van individuele omstandigheden. Hierbij moet gedacht worden aan de zittingsduur van het Kamerlid, de dienstjaren in functies voorafgaand aan het Kamerlidmaatschap, de hoogte van de nieuwe inkomsten, leeftijd e.d. Destijds is in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel wel een indicatie gegeven van de maximale besparing die gerealiseerd zou kunnen worden, namelijk 20%. Daarbij is gesteld dat dit effect pas in het vierde jaar na de invoeringsdatum van de nieuwe wetgeving bereikt zou kunnen worden en werd voorts aangetekend dat de daadwerkelijke besparing lager zouden zijn dan deze 20% van de huidige uitkeringslasten, aangezien niet alle huidige APPA gerechtigden nu de maximale uitkeringsduur benutten.

De leden van de PvdA-fractie vragen tevens naar de ervaringen met de re-integratie-ondersteuning voor gewezen Kamerleden. In zijn brief van 18 april 2013 heeft de minister van BZK een «evaluatie sollicitatieplicht politieke ambtsdragers 2012» aan de Voorzitter van de Tweede Kamer gestuurd. In de brief wordt onder meer beschreven dat 42 Kamerleden in 2012 een re-integratietraject zijn ingegaan. 1

De leden van de PvdA-fractie vragen daarnaast naar de verwachte budgettaire gevolgen van wijzigingen in de pensioenwetgeving voor politiek ambtsdragers. De verwachting is dat de budgettaire gevolgen vooralsnog zeer beperkt zullen zijn. De financiële effecten gaan namelijk pas gelden als de pensioenuitkering ingaat. En dan alleen nog maar voor wat betreft de aanspraken die ontstaan na invoering van de nieuwe pensioenwetging.

De begroting voor pensioenen en wachtgelden zijn gebaseerd op een vrij constante vaste factor, namelijk het aantal pensioengerechtigden en een basisaantal wachtgelden. Na verkiezingen loopt het aantal wachtgeldgerechtigden op. Na ongeveer twee jaar bevinden de uitgaven zich weer op het «basisniveau». De Raming gaat uit van het basisniveau en wordt verhoogd in de jaren volgend op Tweede Kamerverkiezingen. De jaren 2013 tot en met 2016 zijn vooralsnog basisjaren.

5. Ondersteuning

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de speerpunten en ook nog de lijst van aandachtspunten, maar zou juist niet ook veel aandacht nodig zijn voor de kerntaak van het parlement, te weten het controleren van de regering? Deelt het Presidium de zorg, dat door de aandacht voor de lijst van speerpunten en aandachtspunten, de aandacht voor de kerntaak zal verminderen? Deze leden vragen zich daarbij af of niet meer zou moeten worden ingezet op instrumenten als het Bureau Wetgeving en het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR)? De verhouding voor de kosten van deze instrumenten en de personele bezetting daarbij, totaal 34 fte zijn laag, zeker afgezet tegen die van bijvoorbeeld informatievoorziening en communicatie, totaal bijna 83 fte. Is het Presidium bereid tot een verschuiving van kosten?

Het Bureau Wetgeving en het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven zijn de laatste jaren, op nadrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer gegroeid. Ook vanuit de griffiecommissies wordt op dit vlak ondersteuning geboden. Denkt u daarbij bijvoorbeeld aan wetgevingsrapporten.

De Tweede Kamer is volksvertegenwoordiging. Zij heeft tot taak de regering te controleren en is medewetgever. Het is van belang dat dit werk transparant en controleerbaar is, zodat de burgers kennis kunnen nemen van wat er gebeurt. Diensten als de Dienst Informatievoorziening en de Dienst Communicatie ondersteunen deze taken door het beheren van websites maar ook door het archiveren en ontsluiten van Kamerstukken. Dit is belangrijk en noodzakelijk werk dat niet simpelweg kan verdwijnen of verschoven kan worden.

De leden van de PvdA-fractie achten Bureau Wetgeving een belangrijke ondersteunende dienst, waardoor de Kamer haar parlementaire controletaak beter kan uitvoeren. Deze leden hebben echter de indruk dat Bureau Wetgeving over een beperkte capaciteit beschikt. De hoge werkdruk zorgt er bijvoorbeeld voor dat het voor Bureau Wetgeving niet of nauwelijks mogelijk is om vooruit te werken. Deze leden vragen zich af hoe het Presidium hier tegenaan kijkt.

Bij de vorige raming vroegen de leden van de SP-fractie aandacht voor de werkdruk bij Bureau Wetgeving. Deze leden constateren dat deze werkdruk nog steeds onverminderd hoog is. Hierdoor worden verzoeken voor amendementen e.d. vaak pas laat opgepakt. Deze leden willen benadrukken dat zij hierover geen verwijten maken aan het adres van het Bureau Wetgeving. De medewerkers doen hun uiterste best om het werk op tijd af te krijgen en de kwaliteit van het werk is prima. Maar het democratische proces in de Kamer komt op deze manier soms wel onder tijdsdruk te staan. Deelt het Presidium deze bevindingen, en welke mogelijke oplossing(en) ziet het hiervoor?

Het Presidium wil hier het volgende antwoorden. Bureau Wetgeving beschikt over 4 fte wetgevingsjuristen. Het bureau is, vooralsnog, tijdelijk tot 1 januari 2016, uitgebreid naar 5 fte. Voorts beschikt Bureau Wetgeving over 1 fte inhoudelijk/administratieve ondersteuning en twee opleidingsplaatsen voor juristen die de tweejarige opleiding aan de Academie voor de Wetgeving volgen.

Op macroniveau zijn de bezetting van het Bureau Wetgeving en de vraag van Kamerleden op elkaar afgestemd. Dit geldt niet voor de werkdruk van de Kamer: topdrukte tijdens reguliere vergaderweken, afgewisseld door rustige recessen. Dit betekent in de praktijk dat verzoeken om ondersteuning vaak pas tijdens reguliere vergaderweken bij het Bureau Wetgeving binnenkomen waardoor dit Bureau er niet aan ontkomt om deze verzoeken te prioriteren aan de hand van de Kameragenda. Een voor de hand liggende oplossing zou dus kunnen zijn dat verzoeken om ondersteuning veel eerder in de tijd worden ingediend waardoor een betere spreiding ontstaat.

Het Presidium geeft aan de leden mee dat het de voorkeur verdient tijdig amendementsverzoeken in te dienen (dit kan immers al vanaf het moment dat een voorstel van wet in handen van een commissie is gesteld, artikel 96, eerste lid, RvO) en een voornemen tot initiatiefwetgeving eveneens tijdig te starten. Het Presidium wijst de leden voorts op de mogelijkheid om, door tussenkomst van Bureau Wetgeving, ondersteuning te verkrijgen bij ambtenaren van de ministeries, zowel bij het opstellen van amendementen als bij het opstellen van initiatiefwetgeving.

Ten slotte wijst het Presidium op de onlangs verlengde Tijdelijke regeling extern onderzoek ten behoeve van initiatiefwetsvoorstellen. Deze regeling maakt het een Kamerlid mogelijk om t.b.v. een initiatiefwetsvoorstel externe bijstand in te zetten. Hier is overigens tot op heden geen gebruik van gemaakt.

De leden van de PvdA-fractie hebben een vraag over de wetgevings-rapporten die worden opgesteld door de Griffies commissies. Zij vragen het Presidium meer inzicht te verschaffen over het gebruik van deze rapporten en de waardering ervan door gebruikers.

Het Presidium verwijst in dezen naar een gebruikersonderzoek uit 2011. Dit onderzoek was het beginpunt van de werkzaamheden van de ambtelijke werkgroep die de vorige jaar vastgestelde invulling van de inspanningsverplichting heeft voorbereid. Uit de interviews bleek dat deze (zo kort mogelijke) attenderingen op bijzonderheden in een wetsvoorstel door de leden gewaardeerd worden en zelfs worden gemist als deze om welke reden dan ook niet worden uitgebracht. Met name de attendering op delegatiebepalingen (waarbij de Kamer afstand doet van mede-regelgevende bevoegdheid) en op afwijkingen van adviezen van de Raad van State worden behulpzaam gevonden. Omdat een wetgevingsrapport niet openbaar is (tenzij een commissie het gehele rapport onderdeel wil laten uitmaken van haar inbreng) laat zich niet (getalsmatig) registeren in hoeverre individuele leden zich bij hun eigen inbreng hebben laten inspireren door een wetgevingsrapport. Het lukt overigens om capaciteitsredenen niet om bij elk wetsvoorstel een rapport uit te brengen.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich in het verlengde daarvan ook af of dergelijke gegevens beschikbaar zijn voor de zogenoemde informatiedossiers die de Dienst Informatievoorziening aanlevert. Deze leden hebben de indruk dat deze dermate kort voorafgaand aan debatten beschikbaar komen dat dit veelal te laat is, gelet op de voorbereiding binnen de fracties.

De leden van de PvdA-fractie vragen voorts naar het gebruik en de waardering van de informatiedossiers van de Dienst Informatievoorziening op Plein2. Het Presidium acht het in dit kader van belang om onderscheid te maken tussen de verschillende soorten informatiedossiers. Er zijn kortlopende dossiers, die worden samengesteld naar aanleiding van de agenda (waaronder dertigledendebatten) en daarna weer verwijderd worden. Daarnaast zijn er langlopende dossiers, die een langere levensduur kennen en steeds aangevuld en ververst worden. Dit is in beide gevallen een geautomatiseerd proces, waarin de documenten in de dossiers automatisch geselecteerd en toegevoegd worden vanuit verschillende interne en externe bronsystemen. De dossiers naar aanleiding van de agenda worden direct aangemaakt nadat een debat geagendeerd is en zijn enkele uren daarna beschikbaar.

Deze kortlopende dossiers worden gemiddeld 130 maal door verschillende Kamerbewoners geraadpleegd ter voorbereiding op het debat in kwestie, met uitschieters naar meer dan 400 voor bijvoorbeeld de Verenigde Vergadering in verband met de Troonswisseling. Tijdens het laatste kwalitatieve onderzoek in 2009 naar de waardering van deze dossiers, werden zij positief gewaardeerd. In een recent onderzoek naar de waardering van de informatievoorziening via het intranet Plein2 werden de informatiedossiers als geheel met een 7,3 gewaardeerd.

In 2013 wordt de waardering van de dossiers opnieuw gemeten in een nieuw gebruikersonderzoek. Dit werd onlangs aangekondigd in de Kamerbode.

Tot slot zijn deze leden benieuwd naar het onderzoek naar de samenvoeging van voorlichting en communicatie. Dit onderzoek is reeds twee jaar geleden gestart, maar de uitkomsten ervan zijn ons nog steeds niet bekend.

Het Presidium merkt op dat het onderzoek naar de taken en bezetting van de Stafdienst Voorlichting en de Dienst Communicatie gestagneerd is door de onverwachte tussentijdse verkiezingen en door het aantreden van een nieuwe Voorzitter en een vernieuwd Presidium. De diensten Voorlichting en Communicatie nemen een strategische positie in binnen de ambtelijke organisatie. Ze werken gezamenlijk aan de positieve beeldvorming van de Kamer bij een breed publiek. Daardoor is de belangstelling voor en de betrokkenheid bij doel en functioneren van beide diensten ook bij de politieke leiding van de Kamer groot.

Inmiddels heeft het Presidium ingestemd met de kernboodschap die beide diensten over het voetlicht dienen te brengen. Daarbij zij opgemerkt dat de taken en doelstellingen van de verschillende diensten nogal verschillend, maar tegelijkertijd aanvullend zijn. De Stafdienst Voorlichting richt zich immers vooral op het geven van voorlichting aan de parlementaire pers en de woordvoering namens de politieke en ambtelijke leiding van de Kamer over actuele aangelegenheden. De Dienst Communicatie geeft voorlichting aan het algemene publiek; verzorgt de interne en corporate communicatie en heeft een educatieve taak met betrekking tot de werkwijze van de Tweede Kamer door de jaren heen. Mede in dat kader is de laatstgenoemde dienst ook verantwoordelijk voor ontwikkeling en beheer van de diverse websites. Het Managementteam oriënteert zich momenteel op de meest gewenste inrichting van beide diensten. En zal daarover na het zomerreces rapporteren aan het Presidium.

De leden van de SP-fractie zijn op de hoogte van de plannen om de Reprografische Dienst samen te voegen met de Postkamer. Zij hebben zich altijd hard gemaakt voor het behoud van eigen diensten, om zo het ondersteunende werk in de Kamer in eigen handen te houden. Kan het Presidium aangeven wat de gevolgen van deze samenvoeging zijn voor de werkzaamheden in de Kamer? Klopt het dat met deze samenvoeging personeel zal verdwijnen? Indien dat het geval is, willen deze leden uitdrukkelijk uitgesproken hebben dat met deze personen fatsoenlijk omgesprongen dient te worden. Waar mogelijk moet vervangend werk gezocht worden en indien dit niet mogelijk is, dient een degelijke financiële compensatie plaats te vinden. Kan het Presidium dit toezeggen?

Het Presidium antwoordt dat de aanleiding voor het samenvoegen van deze afdelingen is de terugloop van het werkaanbod van beide afdelingen als gevolg van de toenemende digitalisering op beide vakgebieden. Zo daalde het aantal prints bij de afdeling reprografie van 13.961.814 in 2006 naar 5.395.929 in 2011. Ook het aantal poststukken kent een daling. Was dit in 2006 nog 8.732 (per dag/week/maand?), in 2012 bedroeg dit aantal 7272, en deze daling zet zich voort. Momenteel wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor beide diensten. Op voorhand is niet aan te geven of er personeel boventallig wordt. Dit is overigens gezien de aanleiding niet uit te sluiten. Mocht dit uiteindelijk het geval blijken te zijn, dan zal hier vanzelfsprekend sociaal aanvaardbaar mee omgegaan worden.

6. Elektronisch stemmen

De leden van de PvdA-fractie hebben een vraag over het voornemen van het Presidium om de mogelijkheid tot het inzetten van elektronisch stemmen te onderzoeken. Zij hebben voorafgaand aan een mogelijk besluit daartoe nog veel vragen. Zo vragen zij zich af of het invoeren van elektronisch stemmen geen aanpassing van wet- en regelgeving vergt. Ook vragen zij zich af welke gevolgen elektronisch stemmen heeft op de praktische werkwijze van de Kamer, onder andere wat betreft mogelijke menselijke fouten bij het stemmen en de vertegenwoordigende rol van Kamerleden buiten de Kamer, in binnen- en buitenland. Deze leden wijzen er dan ook op dat voordat er allerlei onderzoeken worden opgezet, eerst de voors en tegens op een rij moeten worden gezet en er discussie moet worden gevoerd over de wenselijkheid van zo’n mogelijk besluit. Totdat zo’n besluit is genomen dient er volgens deze leden zeer terughoudend te worden omgegaan met het maken van kosten.

In de toelichting op de Raming lezen de leden van de SP-fractie dat de mogelijkheden tot elektronisch stemmen onderzocht gaan worden. Dit kan de werkdruk van de Kamer ontlasten, maar deze leden willen dan wel uitdrukkelijk aangeven dat het voor de transparantie van het democratische proces van belang is dat individuele stemmen van leden zichtbaar zijn en blijven. Zij roepen het Presidium op, dit mee te nemen in de verdere uitwerking. Ook zijn zij erg benieuwd naar de uiteindelijke kosten van een dergelijk project en zij hopen dat het Presidium hier op korte termijn meer inzage in kan geven.

Het Presidium is met de SP-fractie een groot voorstander van het vergroten van de transparantie van de werkzaamheden van de Kamer, dus ook van de besluitvorming. Hierbij kan electronisch stemmen een rol spelen.

Vanzelfsprekend zal de Kamer bij de besluitvorming en uitvoering van elektronisch stemmen worden betrokken, ook voor wat betreft de kosten en dan worden ook de mogelijke wetstechnische aspecten in beeld gebracht Hieraan voorafgaand zal ondermeer onderzocht worden welke consequenties het elektronisch stemmen heeft op de praktijk van de Kamer, de vertegenwoordigende rol van kamerleden buiten de Kamer en of er aanpassing van wet- en regelgeving noodzakelijk is.

7. ICT

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de ICT-lasten de komende jaren fors toenemen. Zij vragen zich af of er bij de verschillende projecten een kritische toets plaatsvindt, waarbij onder andere gekeken wordt naar de daadwerkelijke noodzaak van het project en op wiens verzoek het project wordt uitgevoerd. Deze leden zien graag een nadere uitsplitsing van de ICT-kosten, inclusief aanleiding en nut en noodzaak van de diverse projecten. Het lijkt er nu op dat sommige projecten met dure externe inhuur de budgetten opslokken terwijl veel gevraagde ICT-voorzieningen die het papierloos vergaderen faciliteren en daarmee besparingen kunnen opleveren niet worden ingezet. De leden vragen een reactie op die oproep, die ook vorig jaar al is gedaan.

De fractie van de PvdA vraagt of er bij de verschillende ICT-projecten een kritische toets plaatsvindt naar de noodzaak ervan en op wiens verzoek het project wordt uitgevoerd. Het Presidium antwoordt dat door het Managementteam steeds een kritische afweging gemaakt wordt bij het al dan niet aanvangen van projecten (zowel ICT als andere projecten), waarbij kosten en baten tegen elkaar worden afgewogen. Als instrument wordt daarvoor sinds 2012 de systematiek van de «business case» gebruikt. De afweging gaat daarbij breder dan alleen ICT-projecten: alle projectvoorstellen worden aan de hand van een «businesscase» gewogen. Tevens worden na afronding van grote projecten (zoals Parlis) evaluaties verricht, met als doel het doorvoeren van procesverbeteringen. Het merendeel van de projecten dat momenteel wordt uitgevoerd is randvoorwaardelijk voor het papierloos kunnen werken. Om te zorgen voor een samenhangende informatievoorziening die met behulp van verschillende apparaten (telefoon, tablet, notebook, desktop), op verschillende locaties (binnen en buiten de Kamer) en op verschillende manieren geraadpleegd kan worden (via een app, via een website, en rechtstreeks met het informatiesysteem) is de realisatie van samenhang, kwaliteit, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de data een noodzakelijke voorwaarde. De medio 2013 te lanceren vergader-app is alleen mogelijk doordat de administratieve processen van de Kamer gedigitaliseerd zijn.

In 2012 heeft de Kamer het Strategisch Overleg Informatievoorziening (STOI) vervangen door een driemaandelijks ICT-overleg tussen de ambtelijk fractiesecretarissen en de ambtelijke organisatie, in dit overleg wordt nadrukkelijk bekeken of voorgestelde projecten en wensen van de Kamer overeenkomen met de behoefte van de gebruiker.

Feit blijft dat de totale kosten voor ICT jaar na jaar toenemen. Deze toename wordt niet zozeer veroorzaakt door projectkosten maar door het beheer en onderhoud van de sinds 2000 sterk gegroeide ICT infrastructuur.

8. 200 jaar Staten-Generaal

De leden van de PvdA-fractie lezen dat «200 jaar Staten-Generaal» één van de speerpunten is van het Presidium. Zij zien graag een specifieker programma met begroting geleverd worden dan nu voor dit onderdeel geboden wordt. Juist in deze tijden van crisis en bezuinigingen dienen dergelijke festiviteiten immers sober en gepast te worden opgezet.

De leden van de SP-fractie lezen dat in het kader van het 200-jarig bestaan van de Staten-Generaal nagedacht wordt over diverse activiteiten. Deze leden vinden het ook belangrijk om stil te staan bij dit belangrijke moment in onze parlementaire geschiedenis. Zij roepen wel op om daarbij sober te werk te gaan. Zij vragen zich daarom af of een reizende tentoonstelling over de geschiedenis van de Staten-Generaal langs de provinciehoofdsteden hierin wel past.

De leden van de CDA-fractie verheugen zich nu reeds op de viering van het 200-jarig bestaan van de Staten-Generaal in de huidige vorm in 2015. Een dergelijk eeuwfeest achten zij een goede aanleiding om het werk van de Kamer in brede zin voor het voetlicht te brengen.

Op verzoek van het Presidium werkt het Managementteam aan een voorstel voor de viering en herdenking van 200 jaar Staten-Generaal in de huidige vorm. Daarbij vindt nauwe afstemming plaats met de Eerste Kamer.

Het Presidium ondersteunt de opvatting van de fracties van de PvdA en de SP om daarbij soberheid te betrachten, maar het ziet in het 200-jarig bestaan, met de fractie van het CDA, wel een goede aanleiding om het belang van de parlementaire democratie en de verworvenheden die dat ons land heeft gebracht voor het voetlicht te brengen. Dus meer educatie en minder viering.

Zoals eerder gemeld is er inmiddels opdracht verstrekt aan het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis in Nijmegen om als coördinerend auteur op te treden van een boek over de geschiedenis van de Tweede Kamer. Een soortgelijk boek verscheen eerder toen de Eerste Kamer haar 175-jarig bestaan herdacht. Voorts is er voorzien in een plechtige, maar ook feestelijke zitting van de Staten-Generaal op vrijdag 16 oktober 2015. Op die dag is het precies 200 jaar geleden dat de huidige Staten-Generaal voor het eerst in een verenigde vergadering in Den Haag bijeenkwamen. Over de verdere invulling van het programma verwacht het Presidium de Kamer kort na het aanstaande zomerreces te kunnen informeren. Het Presidium begrijpt de oproep van de leden van de SP-fractie tot een sobere invulling van het herdenkingsprogramma. Het wil er wel op wijzen dat positionering van de provincies in dat programma uiteraard samenhangt met de electorale verbinding van de provincies met de Eerste Kamer.

9. Beeld en geluid

De leden van de CDA-fractie weten dat in de voorgaande jaren fors is geïnvesteerd in het ontsluiten van alle openbare vergaderzalen. Zij vragen, wanneer naar verwachting alle openbare vergaderingen van de Kamer via internet en intranet te volgen zullen zijn. Naar de ervaring van deze leden zijn de beeld- en geluidsverbindingen nog allerminst stabiel.

Het Presidium geeft aan dat vanaf het zomerreces 2012 nieuwe camera’s zijn geïnstalleerd in de Plenaire Zaal, de drie grote commissiezalen, de kleinere zalen op de begane grond en in de Enquêtezaal. Alle openbare vergaderingen worden hiermee automatisch geregisseerd en gestreamd op internet.

De nieuwe camera-installatie en de audiovisuele infrastructuur hebben een aantal aanloopproblemen gekend. Inmiddels zijn deze problemen grotendeels opgelost en bestaat er doorgaans een stabiele uitzendsituatie.

10. Maatschappelijke stage

De leden van de CDA-fractie hechten er grote waarde aan, dat de Twee-de Kamer ruimte biedt aan vmbo-leerlingen voor een maatschappelijke stage, zoals de Kamer bij motie-Biskop (TK 32 531 nr. 14) heeft gevraagd. Overigens zijn deze leden van mening, dat de website www.puurpolitiek.nl , waarop deze leerlingen verslag doen van hun stage, meer aandacht verdient. Wil het Presidium dat bevorderen?

Het Presidium onderkent ook de waarde van de maatschappelijke stage voor vmbo-leerlingen bij de Tweede Kamer. In 2012 is de Kamer begonnen met een stage voor 25 vmbo-leerlingen, in 2013 is het doel in de de ambtelijke organisatie van de Kamer een stage verzorgen voor 60 leerlingen en in 2014 is het doel om stages aan te bieden aan de beoogde 100 vmbo-leerlingen.

De ondersteuning voor de uitvoering van de maatschappelijke stage wordt vanaf 2013 verzorgd door ProDemos. In 2012 werd nog gewerkt met een andere partij die verantwoordelijk was voor de website puur politiek. Vanaf 2013 verschijnen de filmpjes en verslagen op de website Haagse Tribune. De website is vooral bedoeld om ervoor te zorgen dat veel jongeren op de hoogte geraken van de werkzaamheden van de Tweede Kamer. Dit wordt gestimuleerd door tijdens de maatschappelijke stage ook gebruik te maken van sociale media als twitter en facebook. Deelnemers aan de stage linken door naar de website Haagse Tribune.

11. Diversiteitsbeleid

De leden van de PvdA-fractie lezen dat thans 1% van het Tweede Kamerpersoneel bestaat uit mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. In 2014 wordt reeds invulling gegeven aan vijf procent arbeidsgehandicapten. Betekent dit dat in 2013/2014 circa 25 arbeidsgehandicapten extra aan het werk gaan in de Tweede Kamer? Zo nee, hoe moet dit dan worden verklaard?

Het Presidium antwoordt hierop het volgende. In het Regeerakkoord wordt gesproken over een doelstelling van 5%, die in zes jaar stapsgewijs gerealiseerd moet worden (vanaf 2015). De ambtelijke organisatie is, hierop vooruitlopend, bezig met het inventariseren van de werkzaamheden die mogelijk door arbeidsgehandicapten kunnen worden uitgevoerd. Het Presidium gaat er daarbij van uit dat ook de fracties aan deze doelstelling bijdragen bij het aanstellen van fractiepersoneel.

12. Bedrijfsvoering

De leden van de CDA-fractie constateren dat begrippen als duurzaamheid en energiebesparing in de Raming niet voorkomen. Deze leden gaan ervan uit, dat deze begrippen al zodanig zijn ingeburgerd in de bedrijfsvoering, dat expliciete vermelding daarom achterwege kan blijven. Niettemin vragen deze leden het Presidium om te onderzoeken of er, ondanks het historische karakter van een belangrijk deel van de gebouwen, mogelijkheden zijn voor energiebesparing op verwarming en koeling en door betere inregeling van klimaatinstallaties en verlichting.

Het Presidium antwoordt de leden van de CDA-fractie dat het gebouwdeel Nieuwbouw, als één van de weinigen, beschikt over een energielabel A. Bouwdeel Hotel heeft een energielabel B.

De overige bouwdelen zijn monumentaal en de huidige (monumenten-)wetgeving legt beperkingen op ten aanzien van energiemaatregelen. Bij het inregelen of vervangen van installaties voor verwarming en koeling wordt rekening gehouden met energiereductie. Verlichting wordt waar mogelijk vervangen door LED verlichting. De verlichting in de Plenaire Zaal en in een aantal kroonluchters is deels vervangen door LED verlichting. Op dit moment loopt er een onderzoek naar de vervanging van verlichting in de vergaderzalen. Wanneer de proefopstelling akkoord is bevonden, zullen alle vergaderzalen worden voorzien van LED verlichting.

Verder zijn deze leden van mening, dat onnodig stand-by-verbruik van computers die niet worden uitgeschakeld, kan worden verminderd. Zouden computers die niet worden gebruikt, niet automatisch kunnen worden afgesloten, mits de sessie op een correcte manier wordt afgesloten en opgeslagen? Is de indruk van deze leden juist, dat hiermee een paar duizend kWh per jaar kan worden bespaard?

Het Presidium is van mening dat er inderdaad een besparing kan optreden wanneer computers, die niet worden gebruikt geheel worden afgesloten. Een schatting hiervan is moeilijk te maken, gezien het feit dat het gebruik van PC’s grillig is en zeer individueel bepaald. Gelet op het feit dat Kamerbewoners niet standaard van 09.00 tot 17.00 uur hun computer gebruiken, is het moeilijk om een tijdstip te bepalen waarop de computer automatisch kan worden uitgezet.

II Staat van de Tweede Kamer

13. Prestatiegegevens

De leden van de PvdA-fractie constateren dat van vrijwel alle parlementaire instrumenten door de Kamer meer gebruik wordt gemaakt. Ook lezen zij dat het Presidium het probleem met de dertigledendebatten nuanceert. De leden van de PvdA-fractie verklaren het grote aantal dertigledendebatten dat niet doorgaat met name door het feit dat zij pas na een halfjaar op de agenda komen. De ventielfunctie van het voormalige spoeddebat is verdwenen. Is het instrument spoeddebat/dertigledendebat niet kapotgemaakt door overgebruik, zo vragen de leden van de PvdA-fractie zich af. Ook zien zij graag dat deze onderwerpen worden betrokken bij de volgende parlementaire zelfreflectie.

Het Presidium constateert dat het aantal te houden dertigledendebatten is toegenomen. Het aantal dertigledendebatten op de «wachtlijst» schommelt onverminderd tussen 20 en 25, waarvan inderdaad een gedeelte uiteindelijk wordt ingetrokken. Het onderwerp is dan of reeds elders, bijvoorbeeld in een algemeen overleg, aan de orde gekomen of het onderwerp heeft zijn actualiteit verloren. Naast de volle plenaire agenda wordt de late agendering van dertigledendebatten mede veroorzaakt door het wachten op gevraagde informatie, tijdens of na de aanvraag tot het houden van het dertigledendebat.

14. De Tweede Kamer als medewetgever

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de gemiddelde duur tussen indiening van een wet en besluitvorming daarover in de Tweede Kamer negen maanden bedraagt. Acht het Presidium dit een aanvaardbare termijn? Hoe denkt het Presidium over het hanteren van een doelstelling om deze termijn substantieel terug te brengen? In dit kader krijgen deze leden ook graag meer inzicht in de ontwikkeling van het beslag op de plenaire agenda van de voorbereiding van en verantwoording over Europese ministerraden en Europese toppen, evenals van de spoed- of Dertigledendebatten. Voorts vragen deze leden zich af hoe het Presidium denkt over het houden van meerdere plenaire debatten tegelijkertijd.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het Presidium de gemiddelde behandelingsduur van een wetsvoorstel van negen maanden aanvaardbaar vindt. Het Presidium heeft zowel in 2011 als vorig jaar uitvoerig stilgestaan bij dit gegeven en aangegeven dat er geen reden is om aan te nemen dat in het gehele proces onnodig tijd verloren gaat. Het is een langjarig en stabiel gemiddelde, wat duidt op een bepaalde behoefte van de Kamer en haar commissies om het parlementaire instrumentarium in het wetgevingsproces stelselmatig en zorgvuldig toe te passen (zoals commentaar inwinnen bij deskundigen of belanghebbenden en het houden van hoorzittingen). Het Presidium zou die vrijheid van commissies om dat instrumentarium toe te passen niet op voorhand willen beknotten. Het tempo van afhandeling is een keuze van de commissie. In die negen maanden is bovendien de tijd die de regering nodig heeft om op het verslag (of nader verslag) van een commissie te reageren en eventuele nota’s van wijziging in te dienen, inbegrepen.

Het Presidium interpreteert de vraag van deze leden naar de mogelijkheid van het houden van meer plenaire debatten tegelijk zó, dat het wachten voor de behandeling van een wetsvoorstel op ruimte in de plenaire agenda door deze leden wordt beschouwd als een mogelijk belangrijke oorzaak van het tijdsverloop van negen maanden. Het Presidium wijst er echter nogmaals op, dat het gemiddelde tijdsverloop een langjarig gegeven is, dat niet beïnvloed lijkt te worden door (recente) veranderingen als dertigledendebatten (14 in 2012), of de hoeveelheid Europa-debatten (5 in 2012). Het Presidium verwijst naar tabel 2 in de Staat, waaruit blijkt dat, na de VAO’s en VSO’s ofwel de zgn. tweeminutendebatten (202 in 2012, waarvan er overigens slechts 20 betrekking hadden op Europa), de meeste debatten nog altijd gaan over wetsvoorstellen (109 in 2012). Het Presidium wijst er verder op da het wetgevingsoverleg maar ook andere vormen van commissie-overleg goede manieren zijn om de plenaire agenda te «ontlasten» en dat dit ook geen minder aansprekende manieren zijn, zeker nu van vrijwel alle commissievergaderingen een woordelijk verslag wordt gemaakt en ze alle te volgen zijn met geluid én beeld. Het Presidium wil nogmaals onder de aandacht van deze Leden brengen dat ook al wordt van sommige parlementaire instrumenten meer gebruik gemaakt, er maar één plenaire zaal is en dat juist de commissiezalen om overbelasting van deze plenaire zaal te voorkomen, hierin ondersteuning kunnen bieden.

15. De Tweede Kamer als controleur

Het Presidium stelt, naar de mening van de leden van de CDA-fractie, terecht, dat de ontsluiting en verwerking van de toenemende hoeveel-heid informatie die de Kamer ontvangt, zowel door de leden zelf als door de organisatie, capaciteit vergt, die niet onbeperkt beschikbaar is. In dit verband vragen de leden van de CDA-fractie om ook kritisch te kijken naar de gebruikersvriendelijkheid van informatiesystemen zoals Parlis. In antwoord op vragen van de CDA-fractie over de Raming 2012 meldde het Presidium, dat de gebruikersvriendelijkheid van de ontwerpen aan een professionele «usabilitytest» is onderworpen en dat op grond van de uitkomst daarvan aanpassingen zijn verricht. Deze leden hebben de indruk dat degene die een dergelijk antwoord concipieert, zelf geen gebruiker is van de bedoelde systemen.

Ten aanzien van Parlis constateert het Presidium dat vanaf de introductie een dialoog gaande is met de gebruikers over verhoging van de gebruikersvriendelijkheid. Het beschikbare budget en de personele middelen worden echter geheel ingezet voor noodzakelijke technische upgrades en voorts voor de implementatie voor Parlisinformatie naar de websites en de nieuwe Vergaderapp.

Het Presidium constateert dat usability-testen in een vroeg stadium van een project lastig blijven, maar zeer noodzakelijk zijn. Bureau Informatisering en Projecten zal de inzet van usability-testen in de standaard projectmanagementmethode van de Tweede Kamer incorporeren. Het Presidium zegt toe deze testen te laten agenderen in het driemaandelijks ICT-overleg tussen het MT en de ambtelijk secretarissen.

In algemene zin constateren de leden van de CDA-fractie, dat de behoefte van de Kamer aan informatieanalyse en -duiding in de toekomst alleen maar verder zal toenemen. Het verzamelen van informatie wordt in grote mate door Kamerleden en eigen staf zelf gedaan. Veel fracties hebben echter geen specifieke expertise in huis voor complexe onderwerpen, zoals begrotingen, terwijl complexe onderwerpen steeds meer eigen analyse van de Kamer vergen. Deze leden herinneren eraan, dat een van de doelstellingen van de parlementaire zelfreflectie juist was de eigen informatiepositie van de Kamer te versterken om de afhankelijkheid van departementen te verminderen. Deze leden vragen het Presidium dan ook te onderzoeken welke eisen een stevige en moderne controlerol stelt aan de organisatie van de Kamer. De leden van de CDA-fractie hebben de indruk, dat de organisatie van de Kamer nog te zeer gericht is op het verzamelen van informatie en te weinig op het analyseren van informatie. Naar de mening van deze leden zijn binnen het beschikbare budget eenvoudig keuzes te maken die noch uitbreiding vergen, noch een grote personele verschuiving. Ten slotte vragen deze leden het Presidium een visie te ontwikkelen op de versterking van de informatiepositie van de Kamer op langere termijn, waarbij grotere organisatorische verschuivingen wellicht noodzakelijk zijn. Deze leden zijn van mening, dat juist op dit gebied een externe, objectieve doorlichting van de organisatie van de Kamer noodzakelijk is.

Het Presidium herkent de zorg die de leden van de CDA-fractie uitspreken en herkent een behoefte aan een sterk en deskundig parlement. Het Presidium wil benadrukken dat er in de afgelopen jaren al veel is geïnvesteerd in het versterken van de informatiepositie. Twee belangrijke ontwikkelingen moeten hierbij benoemd worden. Dat is de oprichting en de gestage groei van het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven dat er bij uitstek op is gericht de informatiepositie van de Tweede Kamer te vergroten en te voorzien in specifieke expertise bijvoorbeeld op het terrein van begrotingen. Daarnaast is een van de uitkomsten van de parlementaire zelfreflectie, dat de fracties samen in staat zijn gesteld, 75 fte extra aan te stellen. Dit moet hebben bijgedragen aan het versterken van de informatiepositie. Het Presidium deelt niet de opvatting dat de organisatie nog te zeer is gericht op het verzamelen van informatie. Het verzamelen, het archiveren en ontsluiten van de door de Tweede Kamer gegenereerde informatie is onderdeel van de rol van de volksvertegenwoordiging en zal altijd moeten gebeuren. Het Presidium staat wel op het standpunt dat de organisatie van de Tweede Kamer altijd moet blijven zoeken naar mogelijkheden voor verbetering en vergroting van de efficiency. Ook op het terrein van de informatievoorziening.

16. Agendasetting in de Tweede Kamer

In de Staat van de Tweede Kamer lezen de leden van de VVD-fractie dat de commissie voor de Rijksuitgaven de hele procedure rond selectie van onderzoeksonderwerpen wil evalueren. Deze leden steunen deze gedachte, daarbij vragen ze zich ook af of de Kamer zichzelf niet te veel met onderzoeken belast en sommige onderzoekscommissies daardoor erg klein zijn wat betreft bezetting met leden en ook soms het onderwerp van onderzoek klein is. Kan dit worden meegenomen in de evaluatie?

Het Presidium antwoordt de leden van de VVD-fractie dat bij brief van 7 maart 2013 aan de commissie voor de Rijksuitgaven is gevraagd, de evaluatie ter hand te nemen, indachtig de signalen en de aandachtspunten die de commissie zelf bij brief van 5 februari 2013 bij het Presidium onder de aandacht heeft gebracht. De vragen die de leden van de VVD-fractie stellen passen in de aanpak die de commissie voorstaat. Het Presidium zal de naar voren gebrachte vragen gebruiken bij de toetsing van het voorstel van de commissie voor de Rijksuitgaven voor de feitelijke uitvoering van de evaluatie.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat het Presidium de parlementaire zelfreflectie extern wil laten evalueren. Deze leden vragen zich af of alleen extern toetsen nu de juiste weg is. De kern van zelfreflectie is dat het door de Kamer zelf ter hand wordt genomen. Alleen de Kamerleden zelf kunnen immers het gebruik van de parlementaire instrumenten inperken. Bij een evaluatie daarvan moeten volgens de leden van de PvdA-fractie de Kamerleden zelf nadrukkelijk een stevige rol krijgen.

Het is de bedoeling van het Presidium (zoals al bij het aanbieden van de eerste Staat is uitgesproken) dat externen (lees: vertegenwoordigers van wetenschappelijke disciplines als politicologie en rechtsgeleerdheid) eerst aangeven wat op basis van meerjarige kengetallen objectief te zeggen is over het functioneren van de Kamer en verschuivingen daarin. Het is vervolgens de Kamer zelf die een debat moet voeren met zichzelf (de zelfreflectie) over de wenselijkheid of onwenselijkheid van bepaalde aspecten van dat functioneren. Daar komt bij dat niet louter de door de Kamer geleverde kengetallen de basis zullen vormen voor de externe analyse, maar ook inhoudelijke studies naar bijvoorbeeld de onderwerpen van schriftelijke en mondelinge vragen of van dertigledendebatten en de bronsoorten die Kamerleden daarbij gebruiken. Met name deze inhoudelijke studies kunnen beter door externen worden uitgevoerd, omdat bijvoorbeeld het classificeren van een onderwerp als maatschappelijk relevant of juist niet relevant al tot politieke controverse kan leiden. Maar deze leden kunnen gerust zijn: het laatste woord in de evaluatie van de Staat van de Kamer is aan de Kamerleden zelf.

17. Verkiezingen en regeerakkoorden

Met het Presidium constateren de leden van de CDA-fractie, dat in 2012, net zoals in 2010, het overgrote deel van de aanhangige zaken (tussen de 80% en 90%) gewoon in behandeling is gebleven, toen het kabinet demissionair geworden was. Hoe verklaart het Presidium, dat de buitenwereld het tegenovergestelde lijkt te denken, zo vragen de leden van de CDA-fractie. En op welke wijze werkt het Presidium aan bijstelling van deze beeldvorming?

De leden van de CDA-fractie vragen of het Presidium hun indruk deelt dat de «buitenwereld» denkt dat het Kamerwerk tot stilstand komt in een verkiezings- en formatieperiode en zo ja, wat het daartegen wil ondernemen. Juist het presenteren van kengetallen hierover (waaruit dus inderdaad het tegendeel blijkt) is de enige zuivere manier om feiten van fictie te scheiden. Een positief effect van het feit dat in korte tijd in de jaarlijkse Staat al twee keer op een verkiezingsjaar kon worden teruggeblikt, is dat al twee keer op juist het doorgaan van een groot aantal processen kon worden gewezen. Wellicht zou ook een bijdrage aan een correcte beeldvorming kunnen zijn, dat het Presidium, direct na het proces van controversieel verklaren, in een afsluitende concluderende brief ook meldt hoeveel wetsvoorstellen en beleidsbrieven er níet controversieel verklaard zijn. Vermoedelijk speelt echter ook een rol dat in een verkiezingstijd de Kamerleden in hun openbare optreden veel accent leggen op juist de onderwerpen op de Kameragenda die als controversieel zijn aangemerkt, waardoor het lijkt alsof er niets meer van betekenis op die agenda kan staan.

18. De Tweede Kamer en de samenleving

De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag meer informatie over de wijze waarop de doelstelling van de Tweede Kamer/ProDemos om iedere jongere voor zijn of haar achttiende verjaardag op het Binnenhof te ontvangen gerealiseerd gaat worden (ca. 200.000 per jaar). Zij vragen zich af welke additionele kosten/aanpassingen hieraan verbonden zijn voor de Tweede Kamer.

Het Presidium antwoordt dat de Tweede Kamer en ProDemos intensief samenwerken om het aantal bezoekers dat in het Tweede Kamergebouw wordt rondgeleid, structureel te verhogen. Streefcijfer op termijn is 175.000 bezoekers. Inmiddels worden er dit jaar in samenwerking 125.000 scholieren en relaties rondgeleid, 100.000 door ProDemos (scholieren) en 25.000 door de Kamer (gasten en groepen van bijvoorbeeld griffies en commissies, Presidium, MT, ministeries en opleidingsinstituten). Hierbij zijn de gasten en groepen die de fracties rondleiden niet meegerekend.

Het Presidium kan de PvdA-fractie melden dat het aantal bezoekers geen extra kosten met zich brengt wat betreft energiekosten, verlichting en temperatuur.

De leden van de CDA-fractie constateren, dat steeds meer mensen televisie-uitzendingen niet meer rechtstreeks bekijken, maar via faciliteiten als Uitzending Gemist. Worden die kijkers meegeteld in de kijkcijfers? Verder vragen deze leden of er ook kijkcijfers bekend zijn van het digitale kanaal Politiek 24? Ook daar worden Kamerdebatten toch live uitgezonden? Ten slotte vragen deze leden, of Kamerdebatten nog rechtstreeks te volgen zijn via de radio (via de kabel).

Het Presidium heeft in de vorige Staat aangekondigd dat in de nagestreefde transparantie van het parlementaire proces in 2012 een enorme stap zou worden gezet doordat vrijwel alle in Parlis opgeslagen informatie dan via de website van de Tweede Kamer benaderbaar zou zijn voor derden. Helaas is in dat project vertraging ontstaan en zal die situatie eerst medio 2013 bereikt worden, waarmee dan alle parlementaire informatie voor de samenleving toegankelijk zal zijn, tenzij die een vertrouwelijk karakter heeft. Toegankelijkheid alleen is onvoldoende, de toegang zal ook gebruikersvriendelijk moeten zijn. In dit verband verwijzen de leden van de CDA-fractie naar de website van de Eerste Kamer, die de beschikbare informatie overzichtelijker presenteert dan de Tweede Kamer. Deze leden vragen het Presidium uitdrukkelijk aandacht voor dit aspect van toegankelijkheid. Onlangs sprak de Kamer met de minister van BZK over de toegankelijkheid van websites van de overheid. Deze leden vragen, in hoeverre de website van de Tweede Kamer zelf voldoet aan de webrichtlijnen.

Het Presidium antwoordt de leden van de CDA-fractie dat de bezoekcijfers van faciliteiten zoals Uitzending Gemist niet worden meegerekend in de kijkcijfers. Cijfers van Politiek 24 zijn ook niet bekend. Het (inmiddels digitale) signaal van de Kamerdebatten (de oude «draadomroep») wordt door de Tweede Kamer nog steeds aangeboden Dit radiosignaal wordt door een aantal kabelexploitanten doorgegeven waarmee 90% van de huishoudens over dit signaal beschikt.

Het Presidium heeft zowel de toegankelijkheid als het gebruikersgemak van websites hoog in het vaandel staan. Daarom wordt de website van de Tweede Kamer met enige regelmaat onderworpen aan zogeheten usability-onderzoek door een externe, onafhankelijke partij. De huidige website van de Tweede Kamer voldoet momenteel aan 80% van de webrichtlijnen (versie 1), de nieuwe website wordt getoetst aan de nieuwe versie van de webrichtlijnen (versie 2) en daarop aangepast. Overigens maakt het feit dat de Tweede Kamer videobeelden doorgeeft die niet zijn ondertiteld het lastig om aan de webrichtlijnen te voldoen. Naar aanleiding van een opmerking daarover van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninksrijksrelaties tijdens een algemeen overleg, gehouden op 3 april 2013, over gebruik ICT-mogelijkheden door de overheid (26 643, nr 276), heeft de Voorzitter op 25 april 2013 de minister schriftelijk gesuggereerd daarvoor aanvullende middelen beschikbaar te stellen.

De Voorzitter, Van Miltenburg

De Griffier, Biesheuvel-Vermeijden