Gepubliceerd: 2 november 2012
Indiener(s): Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD)
Onderwerpen: internationaal internationale samenwerking ontwikkelingssamenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33467-3.html
ID: 33467-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING *)

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State)

I. INLEIDING EN SAMENVATTING

ALGEMENE INLEIDING

De Midden-Amerikaanse landen Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama, kennen een lange gemeenschappelijke historie en culturele verbondenheid met Europa. Deze overeenkomst, ook wel Associatie Akkoord genoemd, beoogt deze verbondenheid te bestendigen en vergroten. Het feit dat de Caribische delen van het Koninkrijk grenzen aan deze regio maakt dit Associatie Akkoord voor het Koninkrijk bijzonder relevant.

Associatie Akkoorden zijn van groot belang om de Europese relaties met andere delen van de wereld in al hun facetten te ondersteunen. De Europese Unie (EU) heeft zich de laatste jaren nadrukkelijk op Latijns-Amerika gericht, een regio in opkomst op sociaal economisch gebied, waar voor de EU grote mogelijkheden liggen. Zo sloot de EU recent verdragen met Mexico, Chili en het Caribisch gebied. Het vrijhandelsakkoord met Colombia en Peru is uit onderhandeld en zal in de loop van 2012 worden ondertekend en aangeboden ter goedkeuring. Ook de onderhandelingen met Mercosur (Argentinië, Brazilië, Uruguay, Paraguay) zijn na een onderbreking hervat.

Dit Associatie Akkoord met Midden-Amerika is een belangrijke stap in het versterken van de relaties tussen de EU en Latijns-Amerika. De landen in Midden-Amerika zijn klein en tellen samen circa 40 miljoen inwoners. Echter, de landen zijn strategisch gelegen, ook vanwege het Panama kanaal, dat momenteel verbreed wordt. Verwacht wordt dat deze verbreding, die in 2014 zijn beslag moet krijgen, van invloed zal zijn op toekomstige handelsstromen. Ook om deze reden is een aanzienlijk deel van het Associatie Akkoord gewijd aan liberalisering van de handel.

Economisch gaat het in de meeste Midden-Amerikaanse landen goed, hoewel sociale en economische ongelijkheid binnen de landen en binnen de regio nog altijd een groot probleem vormen. Dit uit zich ook op het gebied van veiligheid, waar er sprake is van een grote mate van asymmetrie tussen de zuidelijke staten Costa Rica, Panama en Nicaragua die significant veiliger zijn dan de meer noordelijk gelegen staten. Dit heeft als gevolg een toenemende grensoverschrijdende handel in drugs, mensen en wapens, die een gevaar zijn voor de stabiliteit en integratie van de regio.

Nederland is op veiligheidsgebied erg actief in de regio. Een Nederlands initiatief samen met Costa Rica is het op 10 april 2003 te San José tot stand gekomen

Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende

middelen en psychotrope stoffen over zee en door de lucht in het Caribisch gebied (Trb. 2003, 82). Het Associatie Akkoord tussen de EU en Midden-Amerika zal ervoor zorgen dat de samenwerking tussen het Koninkrijk en Midden-Amerika meer gebieden zal bestrijken dan alleen veiligheid. De relatie tussen de EU en Midden-Amerika zal met dit Associatie Akkoord ook worden versterkt op gebieden zoals economie, armoedebestrijding en regionale integratie.

ASSOCIATIE AKKOORDEN

Een Associatie Akkoord is, evenals een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO), een politieke overeenkomst die door de EU wordt gesloten met derde landen. Associatie Akkoorden bevatten (in tegenstelling tot PSO’s en Raamwerkovereenkomsten) doorgaans ook preferentiële handelsbepalingen. De Associatie Akkoorden zijn gebaseerd op artikel 217 van het op 13 december 2007 in Lissabon tot stand gekomen Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Trb. 2008, 51).

De Associatie Akkoorden hebben een gemengd karakter. De materie die door deze overeenkomsten wordt bestreken, is breder dan de bevoegdheden van de EU, reden waarom ook de EU lidstaten partij dienen te worden. Het doel van deze overeenkomsten is het bieden van een raamwerk voor een politieke dialoog, het ondersteunen van inspanningen op het gebied van democratisering en ontwikkeling en het versoepelen van handel en investeringen tussen de EU en het betreffende land. Een Associatie Akkoord voorziet doorgaans ook in samenwerking op diverse terreinen. Algemene principes die ten grondslag liggen aan Associatie Akkoorden zijn democratie, respect voor mensenrechten en voor de principes van het internationale recht. Hierbij is in het bijzonder de opname van een aantal standaard politieke clausules van belang, op het gebied van mensenrechten, massavernietigingswapens, het Internationaal Strafhof, bestrijding van terrorisme, tegengaan van kleine wapens, terug en overname van migranten en goed bestuur op fiscaal gebied.

Voor wat betreft de handelscomponent van een Associatie Akkoord, dient deze complementair en ondersteunend te zijn aan de multilaterale handelsafspraken in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De Europese Commissie heeft in haar Mededeling Global Europe: competing in the World 1 duidelijk aangegeven dat de akkoorden geen struikelblok, maar een opstap moeten vormen voor de onderhandelingen in multilateraal verband.

GESCHIEDENIS EN TOTSTANDKOMING VAN DE OVEREENKOMST

Vanaf de jaren «80 zijn de betrekkingen tussen de EU en Midden-Amerika geïntensiveerd. Tijdens een ministeriële bijeenkomst in 1984 is de San José Dialogue ingesteld. Dit was de eerste geformaliseerde dialoog van de toen nog Europese Economische Gemeenschap met landen in de Latijns-Amerikaanse regio.

De betrekkingen kregen een contractuele basis via de op 22 februari 1993 te San Salvador tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de republieken Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama (Pb EG L 063 van 12 maart 1999, blz. 39 e.v.). Deze overeenkomst is op 1 maart 1999 in werking getreden.

In 2002 besloten beide partijen de samenwerking verder te verdiepen. De EU en de Midden-Amerikaanse landen spraken af te gaan onderhandelen over een omvattend akkoord over samenwerking en politieke dialoog, inclusief een vrijhandelsverdrag. Dit akkoord zou de kaderovereenkomst vervangen. De onderhandelingen – over samenwerking op een breed aantal terreinen, maar uiteindelijk niet over een vrijhandelsverdrag – resulteerden in de op 15 december 2003 te Rome tot stand gekomen Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republieken Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama, anderzijds (Trb. 2004, 173).2

Tussen 2005 en 2006 werd een gemeenschappelijke evaluatie van de regionale economische integratie in Midden-Amerika uitgevoerd. Tijdens de top tussen de EU, Latijns-Amerika en de landen van het Caribisch gebied, die op 12 en 13 mei 2006 te Wenen plaatsvond, besloten de regeringsleiders van de EU en Midden-Amerika onderhandelingen te starten over een Associatie Akkoord tussen de twee regio's. Dit akkoord zou nu wel een vrijhandelscomponent bevatten. In oktober 2007 gingen de onderhandelingen officieel van start nadat de Europese Raad in april 2007 hiertoe machtiging had verleend.

Tijdens de onderhandelingen heeft zich een aantal opmerkelijke gebeurtenissen voorgedaan, die het onderhandelingsproces niet vergemakkelijkten. Ten eerste stond de erkenning van Abchazië en Zuid-Ossetië door Nicaragua op gespannen voet met de positie van EU lidstaten terzake. In april 2009 had Nicaragua zich ook al tijdelijk uit de onderhandelingen terug getrokken, nadat een voorstel van het land over de instelling van een gezamenlijk kredietfonds op onvoldoende steun kon rekenen. Daarnaast werden in de zomer van 2009 de gesprekken ook nog eens tijdelijk stopgezet in verband met een staatsgreep in Honduras. De onderhandelingen werden begin 2010 weer voortgezet.

Vervolgens verzocht Panama, dat eerder de onderhandelingen al als waarnemer had bijgewoond, formeel toe te treden. De EU gaf haar goedkeuring aan de deelname van Panama op 10 maart 2010. Kort daarop, tijdens de EU-LAC top op 17 en 18 mei 2010 in Madrid, werden de onderhandelingen met succes afgerond (Kamerstukken II 2010/11, 32 502, nr. 2). Na een juridische analyse werd de tekst van de overeenkomst op 22 maart 2011 geparafeerd. Dit is de Kamer medegedeeld in de brief van 18 november 2011 inzake het kabinetsbeleid Latijns-Amerika (Kamerstukken II, 2011/12, 29 653, nr.12).

DOELSTELLINGEN VAN DE OVEREENKOMST

De belangrijkste doelstelling van het Associatie Akkoord is het consolideren en versterken van de betrekkingen tussen de EU en Midden-Amerika door (1) politieke dialoog, (2) samenwerking en (3) handel. Wederzijds (economisch) belang is voor de EU steeds het uitgangspunt geweest, waarbij de EU rekening heeft gehouden met het ontwikkelingsniveau van de betreffende landen.

In de overeenkomst zijn bepalingen opgenomen over:

  • een regelmatige politieke dialoog;

  • eerbiediging van de fundamentele mensenrechten en democratische beginselen; eerbiediging van de rechtsstaat; de non-proliferatie van massavernietigingswapens; deze bepalingen vormen de essentiële elementen van de overeenkomst;

  • bevorderen van duurzame ontwikkeling, goed bestuur en de rechtsstaat;

  • regionale integratie en samenwerking;

  • verbintenissen en samenwerking op het gebied van de beperking van illegale immigratie, terug- en overname, drugs, het witwassen van geld en terrorismebestrijding;

  • sociale en culturele samenwerking;

  • de versterking van de economische samenwerking in de breedste zin van het woord;

  • de geleidelijke totstandkoming van een vrijhandelszone, met inachtneming van de regelgeving in het kader van de WTO;

  • financiële samenwerking om bij te dragen aan de Midden-Amerikaanse inspanningen op het gebied van economische hervorming en ter ondersteuning van de armoedebestrijding.

OPBOUW VAN DE OVEREENKOMST

De overeenkomst begint met een preambule en wordt gevolgd door elf algemene en institutionele bepalingen onder Deel I. Onder Titel I worden de beginselen, doelstellingen en toepassingsgebied van het akkoord uiteengezet, waaronder de essentiële clausule betreffende mensenrechten, democratische beginselen en goed bestuur (artikel 1). Vervolgens wordt in Titel II (artikelen 4–11) het institutioneel kader beschreven, zoals de instelling van een Associatie Raad en diverse subcomités. Deel II (artikelen 12–23) behelst de politieke dialoog en omschrijft de verschillende terreinen waarop deze wordt gevoerd. De belangrijkste artikelen hierin zijn artikel 15, dat de essentiële clausule inzake non-proliferatie van massavernietigingswapen bevat en artikel 23 waarin een financieel mechanisme wordt opgericht. De samenwerking die wordt beschreven onder Deel III (artikelen 24–76) is onderverdeeld in negen titels, waaronder: Titel I – democratie, mensenrechten en goed bestuur (artikelen 29–33), Titel II – Justitie, vrijheid en veiligheid (artikelen 34–40), Titel III – sociale ontwikkeling en sociale cohesie (artikelen 41–48) Titel IV – migratie (artikel 49) en Titel VI Economische en handelsontwikkeling (artikelen 52–71).

Het handelsgedeelte van het Associatie Akkoord (Deel IV van de overeenkomst) begint bij artikel 77 en gaat door tot artikel 352. Deze bepalingen bevatten vrijhandelsafspraken ter bevordering van de bilaterale handelsrelaties in overeenstemming met WTO-beginselen. In Titel I worden de inleidende bepalingen uiteengezet, waarna in Titel II (artikelen 80–157) de bepalingen met betrekking tot de handel in goederen zijn vervat. Titel III (artikelen 158–203) bevat bepalingen ten aanzien van vestiging, handel in diensten en elektronische handel. Titel IV tot en met Titel XIV (artikelen 204–351) gaan over zaken zoals kapitaalverkeer, overheidsopdrachten, intellectueel eigendom, mededinging, regionale integratie en geschillenbeslechting en bemiddelingsmechanisme. Veel van deze onderwerpen worden ook al in Deel II besproken, omdat de EU veel technische assistentie zal toekennen op deze gebieden. Ten slotte worden in Deel V de slotbepalingen beschreven (artikelen 352–363). Hier wordt ook de opschortingsclausule uiteengezet (artikel 355) en de mogelijkheid voor nieuwe leden in de toekomst om toe treden tot de overeenkomst (artikel 359). Als laatste bevat de overeenkomst nog 21 bijlagen, 1 protocol, 11 gezamenlijke verklaringen en 1 unilaterale verklaring van El Salvador.

KARAKTER VAN DE OVEREENKOMST

Grote delen van het akkoord vallen niet onder de exclusieve competentie van de EU. Delen ervan vallen onder de gezamenlijke bevoegdheden van de EU en de lidstaten en delen behoren tot de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. De artikelen 3 en 4 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) bepalen op welke gebieden de EU exclusief bevoegd is en op welke terreinen de EU en de lidstaten bevoegdheden delen. In de artikelsgewijze toelichting van deze Memorie van Toelichting zal worden aangegeven wanneer er sprake is van een bevoegdheid voor de lidstaten.

BEOORDELING VAN DE OVEREENKOMST

De regering is van mening dat het Associatie Akkoord met Midden-Amerika een gebalanceerde overeenkomst is, die recht doet aan de relatie tussen de EU en Midden-Amerika. De overeenkomst bevat de politieke clausules die de normen en waarden van de EU weerspiegelen. Dat betreft vooral de politieke clausules op het gebied van mensenrechten, democratie en rechtsstaat. De samenwerking tussen de twee regio’s wordt op terreinen van gemeenschappelijk belang versterkt; hierdoor moet een duurzamer en rechtvaardiger ontwikkeling tot stand komen.

Het omvangrijke handelsgedeelte is in eerste instantie asymmetrisch van aard en dient bij te dragen aan armoedebestrijding in Midden-Amerika. Het handelsgedeelte bevat bepalingen over afschaffing van – nu vaak nog hoge – tarieven, opheffing van technische handelsbelemmeringen, liberalisering van de dienstenmarkten, bescherming van geografische aanduidingen uit de EU, openstelling van de markten voor overheidsaanbestedingen, opneming van verbintenissen over de handhaving van arbeids- en milieunormen en het ter beschikking stellen van doeltreffende, snelle procedures voor de beslechting van geschillen.

Door de geleidelijke, maar vergaande liberalisering wordt voldaan aan artikel XXIV van de op 30 oktober 1947 te Genève tot stand gekomen Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (Trb. 1950, 440). Dit artikel bepaalt dat vrijwel de gehele handel binnen een vrijhandelszone geliberaliseerd moet zijn. Het is niet vastgelegd wat precies onder «vrijwel de gehele handel» moet worden verstaan, maar in de praktijk is er overeenstemming dat in een vrijhandelszone binnen een termijn van tien tot twaalf jaar ongeveer 90% van de handel tussen de partijen geliberaliseerd moet zijn. Het onderhavige associatieakkoord voldoet aan dit criterium. Waar de tarieven van de Midden-Amerikaanse landen nu nog uiteenlopen is een schema overeengekomen om deze geleidelijk te uniformeren. Op het gebied van diensten bevat het akkoord goede afspraken over sectoren zoals telecom en financiële diensten. Dat zorgt ervoor dat op den duur dezelfde voorwaarden voor de EU gelden als voor concurrenten uit de regio. De overeenkomst bevat geen apart hoofdstuk over investeringen, omdat de onderhandelingen voor dit akkoord vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon gestart zijn en de EU op dat moment geen bevoegdheid had op het gebied van buitenlandse directe investeringen.

Momenteel profiteren de Midden-Amerikaanse landen nog van het algemeen preferentieel stelsel (APS) van de EU, waaronder extra gunstige bepalingen voor landen die 27 conventies op het terrein van duurzaamheid en goed bestuur ratificeren en implementeren (APS+). Vanaf 2014 zullen de meeste Midden-Amerikaanse landen hier naar verwachting geen gebruik meer van kunnen maken. Met dit Associatie Akkoord zal Midden-Amerika profiteren van een nog betere toegang tot de Europese markt, in het bijzonder voor de belangrijkste landbouwproducten: bananen, suiker, rundvlees en rum. Ook zal de EU bij de inwerkingtreding van de overeenkomst volledige vrijstelling verlenen voor industrie- en visserijproducten die Midden-Amerika als oorsprong hebben. Dit gaat zelfs verder dan APS+, waar sommige landbouwproducten niet onder vallen. (Kamerstukken II 2008/09, nr. 2651).

Dit Associatie Akkoord met Midden-Amerika past goed in het beleid van Nederland, dat zich meer zal gaan richten op de handelsrelatie met de Midden-Amerikaanse landen, getuige ook de opening van een Nederlandse ambassade in Panama vanwege de handels- en investeringsmogelijkheden. Ook de inzet van Nederland om ontwikkelingssamenwerking regionaal te ontplooien sluit aan bij de ambitie van het Associatie Akkoord om regionale integratie te bevorderen. Tijdens de onderhandelingen is goed rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau van de economieën van de Midden-Amerikaanse landen. Ook biedt dit akkoord nieuwe kansen voor Nederlandse bedrijven, bijvoorbeeld in de telecommunicatiesector en de zakelijke dienstverlening. Voor wat betreft de positie van de Caribische delen van het Koninkrijk zal een lichte preferentie-erosie niet te vermijden zijn. Echter, het is waarschijnlijk dat er een toename van de handelsstromen zal plaatsvinden, waar zij baat bij zullen hebben vanwege de hub-functie die de Caribische delen in de regio hebben.

Samenvattend is het akkoord, zoals gezegd, naar het oordeel van de regering een gebalanceerde overeenkomst die goed aansluit bij de ontwikkelingsfase van de Midden-Amerikaanse landen en de relatie met de EU. Met de voorliggende overeenkomst is in belangrijke mate tegemoet gekomen aan de Nederlandse inzet. Het past bij de toekomstige plannen van Nederland in de regio.

OPSCHORTING VAN DE OVEREENKOMST

Op basis van artikel 355 kan het Associatie Akkoord eventueel worden opgeschort. Dit betekent dat partijen (unilaterale) stappen kunnen nemen om het akkoord op te schorten wanneer een afwijking van de overeenkomst plaatsvindt, die niet in overeenstemming is met de algemene regels van het internationale recht of wanneer de essentiële elementen van de overeenkomst worden geschonden. Dat is het geval als niet wordt voldaan aan:

  • de eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en het beginsel van de rechtsstaat (artikel 1);

  • afspraken over de bestrijding van de verspreiding van kern-, chemische en biologische massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, door volledige naleving en nationale tenuitvoerlegging van hun bestaande verplichtingen op grond van de ontwapenings- en non-proliferatieverdragen en – overeenkomsten en andere internationale verplichtingen op dit gebied (artikel 15).

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

PREAMBULE

De preambule bevat, zoals gebruikelijk bij verdragen van de EU met derde landen, een opsomming van intenties en grondslagen die de context vormen van het verdrag. Partijen benadrukken hun gezamenlijke wens om hun banden te versterken, duurzame betrekkingen te ontwikkelen en economische relaties te verdiepen. Specifiek wordt onder meer verwezen naar de verklaring van de top van staatshoofden en regeringsleiders van Latijns-Amerika en het Caribisch gebied en van de EU, vastgesteld in Rio de Janeiro op 29 juni 1999, waarin de wenselijkheid wordt uitgesproken het kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen die betrokken zijn bij het integratieproces in Latijns-Amerika te verbreden, teneinde bij te dragen tot een strategische associatie tussen de twee gebieden. In de preambule wordt daarnaast ook expliciet verwezen naar het belang van eerbiediging van de rechtsstaat en de mensenrechten. Voorts wordt het belang bevestigd dat de partijen hechten aan vrijhandel en aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (Trb. 1994, 235).

DEEL I. ALGEMENE EN INSTITUTIONELE BEPALINGEN

Titel I: Aard en toepassingsgebied van de overeenkomst

Artikel 1

In dit artikel worden de drie beginselen van de associatie vastgesteld. Allereerst wordt herbevestigd dat wordt uitgegaan van eerbiediging van de democratische beginselen, de fundamentele rechten van de mens en het beginsel van de rechtsstaat. Dit is een essentieel element. Een tweede leidend beginsel is de verbintenis om duurzame ontwikkeling te bevorderen, met inachtneming van de millenniumdoelstellingen en een passend evenwicht tussen de economische, sociale en milieuaspecten van duurzame ontwikkeling. Ten derde wordt het belang van goed bestuur en de rechtsstaat bevestigd.

Artikel 2

In het tweede artikel wordt de associatie ingesteld en de doelstelling daarvan ruim omschreven. De acht hoofddoelstellingen zijn:

  • Versterking en consolidatie van de betrekkingen door middel van associatie op basis van drie delen: politieke dialoog (Deel II), samenwerking (Deel III) en handel (Deel IV).

  • Ontwikkeling van een politiek partnerschap op basis van gemeenschappelijke doelstellingen, zoals respect voor democratie, mensenrechten, duurzame ontwikkeling, goed bestuur en de rechtsstaat, en deze ook op het wereldtoneel te bevorderen.

  • Versterking van de regionale samenwerking op gebieden van gemeenschappelijk belang, met als doel duurzamere en rechtvaardigere sociale en economische ontwikkeling.

  • Uitbreiding en diversificatie van de handelsbetrekkingen tussen de partijen, in overeenstemming met de bepalingen van de WTO.

  • Versterking en verdieping van de regionale integratie

  • Versterking van betrekkingen van goed nabuurschap en vreedzame oplossing van geschillen.

  • Op zijn minst behoud, maar bij voorkeur ontwikkeling van het niveau van goed bestuur en bestaande sociale, arbeids- en milieustandaarden.

  • Aanmoediging van meer handel en investeringen, waarbij rekening moet worden gehouden met de speciale en gedifferentieerde behandeling om de structurele ongelijkheden tussen de regio’s te verkleinen.

Artikel 3

In dit artikel wordt beschreven dat geen enkele bepaling in de overeenkomst de soevereiniteit van een van de Midden-Amerikaanse republieken (hierna MA-partijen) ondermijnt.

Artikel 4 tot en met 11

Deze artikelen bevatten bepalingen met betrekking tot de overlegstructuren. De opzet ervan volgt het klassieke model van de traditionele associatieakkoorden tussen de EU en derde landen. Er wordt voorzien in een Associatieraad (artikel 4) op ministerieel niveau die ten minste één keer in de twee jaar bijeenkomt. Aan de Associatieraad wordt algemene supervisie toegekend met betrekking tot de toepassing en uitlegging van de overeenkomst. De besluiten van de Associatieraad zijn bindend voor de partijen. De besluiten en aanbevelingen worden vastgesteld in onderling overleg tussen de partijen. In het geval van de Midden-Amerikaanse landen is voor de vaststelling van besluiten en aanbevelingen consensus vereist. De Associatieraad stelt haar eigen reglement van orde vast.

De Associatieraad wordt bijgestaan door een Associatiecomité (artikel 7), dat op hoog ambtelijk niveau bijeenkomt (rekening houdend met de specifieke kwestie: politieke dialoog, samenwerking of handel). Dit comité wordt belast met de algemene uitvoering van de overeenkomst en heeft beslissingsbevoegdheid in de gevallen waarin deze overeenkomst voorziet of in de gevallen waarin de Associatieraad die bevoegdheid heeft gedelegeerd. Het comité komt normaliter eenmaal per jaar bijeen. Het Associatiecomité kan voor gespecialiseerde onderwerpen subcomités in het leven roepen (artikel 8). Er wordt in ieder geval een subcomité Samenwerking ingesteld, dat toezicht houdt op de uitvoering van deel III van de overeenkomst. Wanneer er een bepaling is tot oprichting van een subcomité, wordt dit vermeld in de artikelsgewijze toelichting (zie artikelen 62, 91, 123, 139 en 274). Het voorzitterschap van de Associatieraad en het Associatiecomité wordt per toerbeurt vervuld door een vertegenwoordiger van de EU-partij en een vertegenwoordiger van een republiek van de MA-partij.

Er wordt ook voorzien in parlementaire samenwerking in de vorm van een Parlementair Associatie comité (artikel 9). Dit comité bestaat uit Leden van het Parlamento Centroamericano (PARLACEN) en leden van het Europees Parlement. Binnen dit comité kunnen zij elkaar ontmoeten, van gedachten wisselen en aanbevelingen doen aan de Associatieraad. Daarnaast wordt er ook een Gemengd Raadgevend Comité opgericht (artikel 10), dat als raadgevend orgaan dient voor de Associatieraad. Dit comité zal de zienswijzen van organisaties uit het maatschappelijke middenveld (academici, sociale en economische partners, NGO’s) naar de Associatieraad communiceren, als ook bijdragen aan de bevordering van de dialoog tussen de organisaties uit de EU en Midden-Amerika.

DEEL II. POLITIEKE DIALOOG

Artikel 12 tot en met 23

De artikelen in dit deel voorzien in een politieke dialoog tussen de partijen. De politieke dialoog betreft alle aspecten van wederzijds belang op regionaal dan wel internationaal niveau en vloeit voort uit de wens om de samenwerking tussen de partijen verder te ontwikkelen en te versterken op de volgende gebieden: regionale integratie, de rechtsstaat, goed bestuur (artikel 22), democratie, mensenrechten, bevordering en bescherming van de rechten en fundamentele vrijheden van inheemse volkeren en personen, gelijke kansen en gendergelijkheid, de structuur en oriëntatie van internationale samenwerking, migratie (artikel 19), armoedebestrijding en sociale cohesie, fundamentele arbeidsnormen, bescherming van het milieu en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen (artikel 20), regionale veiligheid en stabiliteit, met inbegrip van de strijd voor de veiligheid van burgers (artikel 21), bestrijding van corruptie, drugs, transnationale georganiseerde misdaad, de handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor (artikel 14), de strijd tegen terrorisme (artikel 16) en het voorkomen en vreedzaam oplossen van conflicten.

De partijen kunnen op elk gewenst moment een extra onderwerp voor politieke dialoog toevoegen.

Artikel 12

In dit artikel worden de doelstellingen van de politieke dialoog beschreven. De dialoog behelst een brede uitwisseling van opvattingen, standpunten en informatie, alsook het bevorderen van gemeenschappelijke waarden in internationale fora.

Artikel 13

In dit artikel worden de internationale en regionale terreinen waarop de politieke dialoog betrekking heeft, vastgelegd.

Artikel 14

In dit artikel wordt ontwapening besproken, waarbij de partijen overeenkomen samen te werken op het gebied van conventionele ontwapening, antipersoneelsmijnen en illegale wapenoverdracht, wapenproductie en wapenhandel.

Artikel 15

In dit artikel wordt naleving van de non-proliferatie van massavernietigingswapens als essentieel element van de overeenkomst beschreven. Tevens komen de partijen overeen samen te werken aan de tenuitvoerlegging van de geldende internationale instrumenten en aan de instelling van een effectief systeem van nationale exportcontroles.

Artikel 16

Hier komen de partijen overeen samen te werken om terrorisme te voorkomen en te bestrijden, in overeenstemming met de internationale mensenrechten, het internationale humanitaire recht en het internationaal vluchtelingenrecht als ook de relevante VN-resoluties, waarbij resolutie 60/288 van de Veiligheidsraad van de VN van 8 september 2006 specifiek wordt vermeld.

Artikel 17

In dit artikel hebben de partijen vastgelegd dat ernstige misdaden waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd, niet ongestraft mogen blijven en dat de vervolging ervan moet worden gewaarborgd. Het Internationaal Strafhof is hiertoe een effectief instrument. Ook komen de partijen overeen samen te werken aan de bevordering van de universele erkenning van het Statuut van Rome.

Artikel 18

In dit artikel komen de partijen overeen internationale inspanningen te ondersteunen ter verwezenlijking van internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelen, zoals de millenniumdoelstellingen en de Consensus van Monterrey, dat wil zeggen de consensus die in 2002 in Mexico overeengekomen is over de financiering van de mondiale ontwikkeling in ontwikkelingslanden.

Artikel 19

In dit artikel bevestigen de partijen het belang dat zij hechten aan gezamenlijke beheersing van de migratiestromen tussen de wederzijdse grondgebieden.

Artikel 20

In dit artikel spreken de partijen af een dialoog op het vlak van plaatselijke en mondiale milieukwesties en duurzame ontwikkeling te bevorderen. Deze dialoog is onder andere gericht op de strijd tegen de bedreiging van klimaatverandering, het behoud van biodiversiteit en de bescherming en het duurzame beheer van bossen.

Artikel 21

In dit artikel spreken de partijen af een dialoog aan te gaan over de veiligheid van burgers.

Artikel 22

In dit artikel verbinden de partijen zich aan gemeenschappelijke en internationaal overeengekomen beginselen van goed fiscaal bestuur.

Artikel 23

In dit artikel komen de partijen overeen te onderhandelen over de instelling van een

Gemeenschappelijk economisch en financieel mechanisme, met inbegrip van de Europese Investeringsbank (EIB) en de Latijns-Amerikaanse Investerings Faciliteit (LAIF). Dit mechanisme dient ter ondersteuning van de armoedebestrijding en ter bevordering van de ontwikkeling en het algemeen welzijn van Midden-Amerika. Om een dergelijk mechanisme te onderzoeken wordt een bi-regionale werkgroep ingesteld.

DEEL III. SAMENWERKING

Artikel 24 tot en met 76

In de artikelen in dit deel worden een aanzienlijk aantal gebieden aangegeven waarop partijen onderlinge samenwerking zullen aangaan. Voor veel van deze gebieden is de uitwisseling van informatie en kennis een belangrijk element, als ook technische assistentie. De uiteindelijke vorm van de samenwerking op verschillende gebieden is afhankelijk van de wijze waarop partijen in de toekomst invulling gaan geven aan de bepalingen in deze artikelen.

Artikel 24

In dit artikel worden de zes doelstellingen van samenwerking genoemd: (1) het bevorderen van vrede en veiligheid, (2) het bijdragen aan het versterken van democratische instellingen, respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden, (3) het bijdragen aan sociale cohesie door middel van verlichting van armoede, ongelijkheid, sociale uitsluiting en alle vormen van discriminatie, (4) het bevorderen van economische groei, (5) het verdiepen van het proces van regionale integratie in Midden-Amerika en (6) het versterken van de productie- en beheerscapaciteit op het gebied van handel en investeringen.

Artikel 25 tot en met 27

In deze artikelen worden de beginselen en de wijze van uitvoering van de samenwerking beschreven. De beginselen voor samenwerking omvatten onder andere dat de samenwerking de betrokkenheid van maatschappelijk middenveld dient te bevorderen, dat deze complementair is aan nationale en regionale inspanningen en dat de samenwerking rekening houdt met verschillende ontwikkelingsniveaus van de landen. Voor de uitvoering van de samenwerkingsactiviteiten worden instrumenten gebruikt, zoals programma’s en projecten voor budgettaire ondersteuning, studies, effectbeoordelingen, statistieken en gegevensbestanden of de uitwisseling van deskundigen. In het bijzonder wordt hier de EIB genoemd. Artikel 27 is de evolutieve clausule: er worden op voorhand geen mogelijkheden voor samenwerking uitgesloten en er is dus de mogelijkheid om de samenwerking uit te breiden.

Artikel 28

De statistische samenwerking die in dit artikel beschreven wordt, heeft als voornaamste doel de gebruikte statistiekmethoden dichter bij elkaar te brengen, zodat op basis van wederzijds erkende grondslagen gebruik kan worden gemaakt van elkaars gegevens.

Titel I: Democratie, mensenrechten en goed bestuur

Artikel 29

In dit artikel spreken de partijen af samen te werken aan verwezenlijking van volledige naleving van universele mensenrechten, fundamentele vrijheden en democratie.

Artikel 30

In dit artikel spreken de partijen af dat de samenwerking op het gebied van goed bestuur moet leiden tot actieve ondersteuning van acties gericht op onder andere respect voor de rechtsstaat, waarborging van de scheiding der machten, onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en bestrijding van corruptie.

Artikel 31

Dit artikel heeft betrekking op de modernisering van staat en openbaar bestuur, waarbij de samenwerking tot doel heeft om de wettelijke en institutionele kaders te verbeteren op basis van reeds beproefde methodes. Goed en transparant bestuur van de publieke middelen, verantwoordingsplicht en decentralisatie van bestuur zijn hier een onderdeel van.

Artikel 32

In dit artikel komen beide partijen overeen dat de samenwerking op het gebied van preventie en oplossing van conflicten een integraal vredesbeleid moet bevorderen.

Artikel 33

Hier spreken de partijen af samen te werken om de rechtsstaat te consolideren en haar instellingen te versterken, met name op het gebied van rechtshandhaving en rechtsbedeling.

Titel II: Justitie, vrijheid en veiligheid

Artikel 34

Om de bescherming van persoonsgegevens te verbeteren en om te werken aan het vrije verkeer van persoonsgegevens tussen de partijen is dit artikel opgenomen. Er moet aan de hoogste internationale normen worden voldaan, zoals is vastgelegd in de «Guidelines for the Regulation of Computerized Personal Data Files,» door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 14 december 1990 en met inachtneming van interne wetgeving.

Artikel 35

De partijen zullen op grond van dit artikel samenwerken om een evenwichtige en geïntegreerde benadering van de illegale drugsproblematiek (productie, handel en gebruik) te garanderen. Deze samenwerking gaat uit van gedeelde verantwoordelijkheid, relevante internationale verdragen en is gericht op coördinatie en uitbreiding van de gezamenlijke inspanningen om het probleem aan te pakken. Ook preventie valt onder dit artikel, bijvoorbeeld ondersteuning van jeugd-preventieprogramma’s en onderwijs binnen en buiten schoolverband.

Artikel 36

In dit artikel wordt bestrijding van witwaspraktijken behandeld. De partijen zijn overeengekomen samen te werken aan het voorkomen van het gebruik van financiële stelsels en ondernemingen voor het witwassen van opbrengsten die voortvloeien uit ernstige misdrijven, illegale drugs en terrorisme.

Artikel 37

De partijen komen overeen samen te werken bij de preventie en bestrijding van georganiseerde en financiële misdaad, als ook een betere veiligheid voor burgers te bewerkstelligen.

Artikel 38

Hier erkennen de partijen het belang van het voorkomen en bestrijden van corruptie in zowel de private als publieke sector. Ze herbevestigen de bezorgdheid over de ernst van de corruptie en de dreigingen die daarvan uitgaan voor de stabiliteit en veiligheid van democratische instellingen.

Artikel 39

In dit artikel wordt de samenwerking van de strijd tegen en handel in illegale handvuurwapens en lichte wapens en de munitie daarvoor uiteengezet.

Artikel 40

Dit artikel verwijst naar artikel 16 (terrorisme) en beschrijft in aanvulling daarop de samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding met volledig respect voor een eerlijke rechtsgang en de mensenrechten. Ook wordt samengewerkt aan de preventie en onderdrukking van terroristische daden door middel van politionele en justitiële samenwerking.

Titel III: Sociale ontwikkeling en sociale cohesie

Artikel 41

In dit artikel erkennen de partijen dat sociale ontwikkeling en economische ontwikkeling hand in hand gaan, en komen daarom overeen dat samenwerking op dit terrein gericht moet zijn op verbetering van de sociale cohesie door vermindering van armoede, onrechtvaardigheid, ongelijkheid en sociale uitsluiting.

Artikel 42

Volgens dit artikel komen de partijen overeen werkgelegenheid en sociale bescherming door middel van acties en programma’s te ondersteunen. Deze zullen onder andere gericht zijn op: het zorgen voor fatsoenlijk werk voor iedereen, het uitbreiden van de dekking van sociale bescherming, respecteren van fundamentele arbeidsnormen zoals door de International Labour Organization (ILO) zijn vastgesteld en het stimuleren van meer werkgelegenheid en ondernemerschap.

Artikel 43

De aandacht in dit artikel gaat uit naar de samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding. De aandacht richt zich in het bijzonder op de toegankelijkheid van het onderwijs voor de meest kwetsbare en gemarginaliseerde groepen van de samenleving. Dit zijn bijvoorbeeld de inheemse volkeren. Bij verbetering van de kwaliteit van het onderwijs gaat de prioriteit uit naar het basisonderwijs.

Artikel 44

Hier maken de partijen afspraken over de volksgezondheid, waarbij samenwerking op het gebied van de ontwikkeling van efficiënte zorgstelsels, competent en toereikend medisch personeel en eerlijke financieringsmechanismen en sociale beschermingsregelingen, centraal staat. Hieronder valt ook coöperatie op het gebied van voedsel- en voedingsveiligheid, de bestrijding van hiv/aids, malaria, tuberculose, knokkelkoorts en andere ziekten.

Artikel 45

De samenwerking in dit artikel heeft betrekking op grotere bescherming en bevordering van de rechten en fundamentele vrijheden van inheemse volkeren. Onder dit artikel vallen ook vrijheden van personen die behoren tot minderheden en etnische groeperingen. Speciale aandacht gaat uit naar armoedevermindering en de strijd tegen ongelijkheid, uitsluiting en discriminatie van deze groepen.

Artikel 46

Op basis van dit artikel werken de partijen samen ten gunste van kwetsbare groepen. Het omvat de bescherming van de mensenrechten en het creëren van gelijke kansen voor deze groepen. Hierbij gaat bijzondere aandacht uit naar onder meer gehandicapten en hun families, kinderen, vrouwen en ouderen.

Artikel 47

De samenwerking in dit artikel dient om de integratie van het genderperspectief en gendergelijkheid te bevorderen, alsook de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen te bewerkstelligen.

Artikel 48

De samenwerking die in dit artikel wordt besproken heeft betrekking op de jeugd, met als doel de overerving van armoede en marginaliteit te voorkomen.

Titel IV: Migratie

Artikel 49

Per land zal worden bezien wat de specifieke behoeften zijn inzake migratie. De partijen werken samen op vele gebieden van migratie. Zo zal er worden gekeken naar de grondoorzaken van migratie en de ontwikkeling en uitvoering van nationale wetgeving om te voldoen aan het op 28 juli 1951 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Trb. 1951, 131), het op 31 januari 1967 te New York tot stand gekomen Protocol betreffende de status van vluchtelingen (Trb. 1967, 76) en andere internationale verdragen. Ook zal worden samengewerkt op het gebied van de toelatingscriteria, tijdelijke en circulaire migratie (inclusief probleem braindrain), en invoering van een doeltreffend en integraal beleid. Ook wordt bij deze samenwerking afgesproken om immigratie te beheersen, voornamelijk door het repatriëren van onderdanen, waarbij de Midden-Amerikaanse staten zich ertoe verplichten onderdanen die illegaal in de EU verblijven op verzoek en zonder verdere formaliteiten terug te nemen (en vice versa). Ook zullen de partijen zo snel mogelijk een overeenkomst sluiten tot vaststelling van de specifieke verplichtingen voor EU lidstaten en Midden-Amerikaanse landen. Deze overeenkomst betreft ook de terugname van onderdanen van derde landen en staatloze personen.

Titel V: Milieu, natuurrampen en klimaatverandering

Artikel 50 en 51

In artikel 50 spreken de partijen af de kwaliteit van het milieu op plaatselijk, regionaal en mondiaal niveau te beschermen en te verbeteren om zo te komen tot duurzame ontwikkeling in overeenstemming met de Verklaring van Rio van 1992. Concreet moet dit leiden tot een versterking van het milieubeheer, overdracht en gebruik van duurzame technologie en knowhow. Daarnaast kan het milieubewustzijn worden bevorderd door voorlichting te geven. Met artikel 51 wordt samenwerking beoogd met als doel de kwetsbaarheid van de Midden-Amerikaanse regio voor natuurrampen te verminderen.

Titel VI: Economische en handelsontwikkeling 3

Artikel 52 tot en met 58

In deze artikelen wordt samenwerking op een aantal terreinen besproken, die voornamelijk te maken hebben met de toegang tot elkaars markten. Op terreinen zoals mededinging, douanediensten en intellectueel eigendom dienen de Midden-Amerikaanse partijen meer expertise en ervaring te krijgen door ondersteuning van EU zijde. Deze artikelen bespreken deze technische samenwerking voor een aantal beleidsterreinen en uitvoeringsinstanties. Technische samenwerking gaat gepaard met capaciteitsopbouw en opleiding. In deze artikelen wordt dit gedaan op de terreinen van mededinging, douane en handelsbevordering, de overdracht van intellectueel eigendom en technologie, technische handelsbarrières en overheidsopdrachten.

Artikel 59 tot en met 63

Deze artikelen continueren de bovengenoemde technische bijstand op een aantal vlakken, maar dan voor goederen en de handel daarin. Afgesproken wordt technische bijstand te verlenen op het van gebied van visserij en aquacultuur en ambachtelijke en biologische goederen. Daarnaast worden hier samenwerkingen ten aanzien van de voedselveiligheid, sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden, en vraagstukken van dierenwelzijn, ondergebracht. Het Associatiecomité controleert de voortgang van de samenwerking die op het gebied voedselveiligheid wordt opgezet en legt de resultaten van deze controle voor aan het subcomité Sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden. In artikel 63 wordt tot slot technische bijstand afgesproken op het gebied van handel en arbeid en handel en milieu om duurzame ontwikkeling te bewerkstellingen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan assistentie om stimuleringsmaatregelen op te zetten voor milieubescherming en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden.

Artikel 64 tot en met 67

In deze vier artikelen worden industriële samenwerking, samenwerking op het gebied van energie en mijnbouw, en toerisme behandeld. Bij energie en mijnbouw (artikel 65 en 66) wordt de nadruk gelegd op samenwerking ten behoeve van duurzaamheid en het milieu. Bij eerlijk en duurzaam toerisme (artikel 67) wordt de nadruk gelegd op het potentieel voor armoedebestrijding.

Artikel 68

In dit artikel wordt samenwerking op het gebied van alle mogelijke vormen van vervoer geregeld, waarbij wordt geconcentreerd op herstructurering en modernisering van de vervoerssystemen en de bijbehorende infrastructuur.

Artikel 69

Met dit artikel hebben de partijen voor ogen de internationale samenwerking op fiscaal gebied te verbeteren, teneinde het innen van rechtmatige belastingopbrengsten te bevorderen.

Artikel 70 en 71

Deze twee artikelen gaan over het onder steunen van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. In artikel 70 wordt de nadruk gelegd op technische assistentie voor deze bedrijven en aansluiting op markten, waar in artikel 71 de financieringskant wordt besproken, in het bijzonder microkrediet en microfinanciering.

Titel VII: Regionale integratie

Artikel 72 en 73

De partijen komen hier overeen dat de samenwerking op het gebied van regionale integratie in Midden-Amerika op alle vlakken wordt versterkt, in het bijzonder door de ontwikkeling en invoering van een gemeenschappelijke markt, met als doel geleidelijk een economische unie te creëren.

Titel VIII: Culturele en audiovisuele samenwerking

Artikel 74

Dit artikel beoogt de culturele samenwerking te bevorderen door het aanmoedigen van culturele uitwisselingen, het verkeer van artiesten en uitvoerende kunstenaars en de bescherming van cultureel erfgoed. Ook zullen de partijen de interculturele dialoog tussen personen, culturele instellingen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld stimuleren. Daarnaast spreken partijen af de werking van de op 20 oktober 2005 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen (Trb. 2007, 89) te stimuleren door het voeren van overleg over ratificatie en uitvoering van dit Unesco-verdrag. Nederland is op 9 oktober 2009 tot dit verdrag toegetreden. Als laatste komen de partijen overeen samen te werken in de audiovisuele en mediasector (inclusief radio en pers).

Titel IX: Kennismaatschappij

Artikel 75 en 76

Beide partijen erkennen in deze artikelen dat informatie- en communicatietechnologieën onmisbare sectoren zijn in een moderne samenleving en van cruciaal belang voor de economische en sociale ontwikkeling. De samenwerking die in deze artikelen wordt besproken is erop gericht de informatiemaatschappij te bevorderen. Hierbinnen valt ook de ontwikkeling van wetenschappelijke, technologische en innovatieve capaciteiten. Dit wordt getracht te bereiken door wederzijdse participatie van onderzoeksinstellingen en instellingen voor technologische ontwikkeling te bevorderen. Hieronder vallen bijvoorbeeld initiatieven ter bevordering van de deelname aan kaderprogramma’s en aan andere relevante programma’s van de EU.

DEEL IV. HANDEL

Titel I: Inleidende bepalingen

Artikel 77 tot en met 79

In deze titel stellen de partijen een vrijhandelszone in tussen de EU en haar lidstaten enerzijds en Midden-Amerika anderzijds, overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (Trb. 1950, 440; GATT) en artikel V van de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in Diensten (Trb. 1994, 235;GATS), artikel V. Het akkoord over de vrijhandelszone heeft als doel de geleidelijke liberalisering van de handel in goederen en diensten en het doen toenemen van investeringen. Om dit mogelijk te maken zijn in deze artikelen ook als doelstellingen opgenomen: liberalisering van het betalingsverkeer, het openen van de markten voor overheidsopdrachten, de effectieve bescherming van intellectueel eigendomsrecht, het waarborgen van de vrije mededinging, het bevorderen van economische regionale integratie, het instellen van een systeem van geschillenbeslechting, bevorderen van duurzame ontwikkeling en het door samenwerking bijdragen aan de implementatie van het Associatie Akkoord. Daarnaast legt deze titel een aantal algemene definities over het akkoord voor een vrijhandelszone vast.

Titel II: Handel in goederen

Titel II vormt de kern van het handelsdeel van de overeenkomst, omdat hier de voorwaarden worden neergelegd voor de liberalisering van de handel in goederen. Dit is een onmisbaar onderdeel voor het tot stand brengen van een vrijhandelszone. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de afschaffing van douanerechten en het wegnemen van niet-tarifaire belemmeringen.

Hoofdstuk 1: Nationale behandeling en markttoegang voor goederen

Artikel 83 en 84

De partijen schaffen hun douanerechten af op goederen afkomstig uit de andere partijen, overeenkomstig het tempo zoals daarvoor is bepaald in de tariefschema’s in bijlage I van het akkoord. In 10 jaar tijd moeten de tarieven afgebouwd worden. In de eerste 2 jaar 2% per jaar, van jaar 3–6 met 8% per jaar en van jaar 7–10 jaarlijks met 16%.

Artikel 85 tot en met 88

De partijen verplichten zich onder meer tot het principe van «nationale behandeling». Dit wil zeggen dat geïmporteerde en binnenlands geproduceerde goederen gelijk moeten worden behandeld door elk van de partijen. Daarnaast is afgesproken dat alleen onder bepaalde voorwaarden nog invoer – en uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of uitvoerbelastingen mogen worden ingesteld. Verder moeten de vergoedingen en heffingen in verband met de invoer van een goed worden beperkt tot de kosten van verleende diensten.

Artikel 89

Exportsubsidies worden afgeschaft voor landbouwproducten die bestemd zijn voor het grondgebied van de andere partij en die onder het akkoord geheel of gedeeltelijk worden geliberaliseerd.

Artikel 90

Dit artikel verwijst naar de afspraken over samenwerking en technische bijstand met als doel de handel te verbeteren tussen de partijen op het gebied van visserij- en aquacultuurproducten, ambachtelijke goederen en biologische producten genoemd in artikelen 59, 60 en 61 in deel III van de overeenkomst.

Artikel 91

Er wordt een subcomité markttoegang voor goederen opgericht. Hier kunnen partijen kwesties die verband houden met de handel in goederen opbrengen. Ook kan dit comité de voorstellen beoordelen die door de partijen worden gedaan voor het versneld afschaffen van douanerechten.

Hoofdstuk 2: Handelsmaatregelen

Artikel 92 tot en met 98

Deze artikelen bevatten bepalingen over antidumping- en compenserende maatregelen. Van dumping is sprake wanneer een partij tegen een lagere prijs goederen verkoopt op een buitenlandse markt dan op de thuismarkt. Dit is in beginsel niet verboden, mits er geen schade wordt toegebracht aan de industrie van de buitenlandse markt. In dat geval mogen de partijen antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen nemen. De partijen herbevestigen hun rechten en verplichtingen die uit de WTO-akkoorden op dit gebied voortvloeien. Handelsmaatregelen moeten conform de WTO-akkoorden en op een transparante manier worden toegepast. Indien een partij besluit tot het toepassen van een handelsmaatregel dan is zij verplicht om inzicht te geven in de relevante overwegingen die tot het besluit hebben geleid. Voor antidumping- en compenserende maatregelen zijn specifieke procedures voorzien of bestaan alternatieve mechanismen voor het beslechten van geschillen, zoals rechtsvordering in het kader van de WTO. Daarom is er van afgezien dit onderdeel uit te laten maken van de geschillenbeslechtingsregeling van het akkoord.

Artikel 99 tot en met 116

In deze artikelen behouden de partijen wat betreft multilaterale vrijwaringsmaatregelen hun rechten en verplichtingen zoals bepaald in artikel XIX van GATT 1994, de Overeenkomst inzake Vrijwaringsmaatregelen, artikel 5 van de Landbouwovereenkomst en de Overeenkomst inzake Oorsprongsregels (deze akkoorden werden alle gesloten tussen de WTO leden in 1994). Het akkoord verplicht tot transparantie bij het instellen van dergelijke maatregelen. Een multilaterale vrijwaringsmaatregel mag niet tegelijkertijd met andere vrijwaringsmaatregelen op hetzelfde product worden toegepast.

De artikelen over deze multilaterale vrijwaringmaatregelen zijn uitgezonderd van geschillenbeslechting van de overeenkomst.

Onder bepaalde voorwaarden mogen bilaterale vrijwaringsmaatregelen worden genomen om de eigen producenten te beschermen. Dit kan wanneer door de verlaging of afschaffing van een douanerecht, een product uit een andere partij in zulke grote hoeveelheden wordt ingevoerd dat de binnenlandse producenten van soortgelijke producten hierdoor ernstige schade lijden of dreigen te lijden. De mogelijkheid van het opleggen van een vrijwaringsmaatregel geldt alleen gedurende een overgangsperiode van 10 jaar. Een vrijwaringsmaatregel kan bestaan uit een opschorting van de in het handelsakkoord voorziene verdere verlaging van het douanerecht op het betreffende goed of uit een verhoging van het douanerecht op dat goed. Een bilaterale vrijwaringsmaatregel mag niet langer dan twee jaar worden toegepast. De toepassing kan met hooguit twee jaar worden verlengd. Indien een partij een vrijwaringsmaatregel wil verlengen, moeten de betrokken partijen tot overeenstemming komen over compensatie in de vorm van concessies, die substantieel effect hebben op het handelsverkeer tussen de partijen.

In kritieke omstandigheden hebben de partijen de mogelijkheid om, zonder de zaak eerst voor te leggen aan de Associatieraad, een voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel toe te passen voor de duur van maximaal 200 dagen. De andere partij wordt onmiddellijk ingelicht en de zaak wordt voor onderzoek doorgestuurd naar het Associatiecomité. Er wordt een speciale afspraak gemaakt over ultraperifere regio’s van de EU. Indien door de toename van importen uit één of meer republieken van de MA-partij de economische situatie in één of meer ultraperifere regio’s verslechtert, kan de EU ook vrijwaringsmaatregelen nemen. Voor een eigen onderontwikkelde regio kan de Midden- Amerikaanse partij een dergelijk maatregel niet eenzijdig opleggen, maar moet deze aanvragen in de Associatieraad, die hierover een besluit neemt.

Op eigen initiatief, op voorstel van één of meer lidstaten van de EU of op schriftelijke aanvraag van vertegenwoordigers van de thuisindustrie kan de bevoegde onderzoekende autoriteit een vrijwaringsprocedure inleiden en vervolgens een onderzoek starten. De tegenpartij moet vervolgens zo volledig mogelijk geïnformeerd worden en ook de mogelijkheid geboden worden om, via onder andere hoorzittingen, te reageren op het ten laste gelegde. Dit onderzoek moet binnen twaalf maanden afgerond zijn. Namens de EU is de Europese Commissie de bevoegde onderzoekende autoriteit. De lidstaten hebben geen directe rol en ook geen eigen autoriteit omdat vrijwaring behoort tot de exclusieve competentie van de EU.

Hoofdstuk 3: Douane en handelsbevordering

Artikel 117 tot en met 122

De partijen komen overeen de samenwerking op het gebied van douane en handelsbevordering te versterken. De wetgeving, procedures en overheden moeten voldoen aan de doelstellingen in deze artikelen: een effectieve douanecontrole en het bevorderen van het handelsverkeer. De partijen komen een aantal uitgangspunten overeen om efficiëntie, transparantie en voorspelbaarheid van douaneprocedures en wetgeving op dit gebied te waarborgen. Het akkoord biedt een uitgebreid toetsingskader voor het toepassen van handels- en douanevoorschriften en procedures. Handels- en douanewetgeving dienen te worden gebaseerd op de internationale standaarden. Ook voorzien deze artikelen in een verbetering van douaneprocedures, een vermindering van documentatievereisten en de vereisten voor bezwaar- en beroepsprocedures tegen douanebesluiten.

Artikel 123 en 124

Het subcomité voor Douanezaken, Handelsbevordering en Oorsprongsregels ziet toe op de implementatie en de werking van dit hoofdstuk. Het subcomité dient met name als forum voor overleg en discussie over alle onderwerpen die met de douane te maken hebben om daarmee de doelstellingen van dit hoofdstuk te helpen realiseren.

Hoofdstuk 4: Technische handelsbelemmeringen

Artikel 125 tot en met 130

In deze artikelen worden de doelstellingen (handel in goederen vergemakkelijken en onnodige handelsbelemmeringen uit de weg ruimen), het toepassingsgebied, de definities en de technische voorschriften en normen beschreven ten aanzien van technische handelsbelemmeringen.

Artikel 131

De partijen erkennen dat er een brede verscheidenheid aan mechanismen bestaat, die ervoor zorgt dat resultaten van de door de andere partij verrichte conformiteitsbeoordelingen gemakkelijker worden aanvaard. Partijen verbinden zich ertoe om meer informatie met elkaar hierover uit te wisselen.

Artikel 132

In dit artikel worden afspraken gemaakt over de wijze waarop met name de MA-partij zo min mogelijk last zou kunnen ondervinden van technische eisen die aan producten gesteld worden door de EU, in overeenstemming met artikel 12 van de TBT-Overeenkomst (Technical Barriers to Trade). Dit is een overeenkomst met speciale en differentiële behandeling voor ontwikkelingslanden. Conformiteitsbeoordelingsinstanties van beide partijen kunnen met elkaar samenwerken. Partijen dienen elkaar goed te informeren over de vastgestelde technische eisen, waarbij de EU bij het vaststellen van eisen ook rekening moet houden met de ontwikkelingsbehoefte van Midden-Amerika.

Artikel 133 en 134

In deze twee artikelen worden afspraken gemaakt over het versterken van de samenwerking tussen partijen en tussen nationale en regionale autoriteiten en het verlenen van technische bijstand op het gebied van technische handelsbelemmeringen.

Artikel 135

In artikel 135 spreken de beide partijen af zich te zullen houden aan de verplichting inzake transparantie zoals vastgelegd in de TBT-overeenkomst en de wijze waarop zij elkaar zullen informeren over de introductie van technische voorschriften en daarmee verbonden kennisgevingsprocedures.

Artikel 136

In dit artikel verbinden partijen zich er toe van gedachten te wisselen over markttoezicht en handhavend optreden. Tevens wordt bepaald dat het markttoezicht door bevoegde autoriteiten op onafhankelijke wijze wordt verricht.

Artikel 137

Dit artikel legt afspraken vast over de wijze van het bepalen en de hoogte van vergoedingen bij conformiteitsbeoordelingen.

Artikel 138

In dit artikel worden, in het kader van de relevante bepalingen van de TBT-Overeenkomst, afspraken gemaakt over de voorwaarden waaraan het opleggen van een verplichting tot het aanbrengen van merktekens of etikettering op producten moet voldoen. Een verplichting tot het etiketteren van producten kan alleen worden opgelegd als de informatie op het etiket noodzakelijk is voor de consument, bijvoorbeeld als het product gevaar oplevert voor de gezondheid.

Artikel 139

Het subcomité Technische Handelsbelemmeringen, dat in dit artikel wordt opgericht, ziet toe op de implementatie en de naleving van de artikelen in hoofdstuk 4, artikel 125 tot en met 139.

Hoofdstuk 5: Sanitaire en Fytosanitaire maatregelen

Artikelen 140 tot en met 157

Het doel van deze artikelen is de negatieve gevolgen van sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS-maatregelen) voor de handel tussen de EU en Midden-Amerika te beperken, en tegelijkertijd het leven of de gezondheid van mens, dier of plant te beschermen. Verder is het doel van deze artikelen om de samenwerking tussen partijen op het gebied van dierenwelzijn te versterken. Ook willen de partijen de transparantie vergroten als het gaat om het opstellen van sanitaire en fytosanitaire maatregelen.

De EU en Midden-Amerika bevestigen hun bestaande rechten en verplichtingen ingevolge de WTO SPS-overeenkomst. Tevens erkennen zij de normen, richtsnoeren en aanbevelingen van de World Organisation for Animal Health en de International Plant Protection Convention.

De artikelen voorzien in verplichtingen met betrekking tot transparantie en de uitwisseling van informatie, de gemeenschappelijke ontwikkeling en toepassing van internationale normen. Tevens wordt voorzien in de verplichting tot samenwerking om niet alleen de capaciteiten van een partij ten aanzien van sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden te verbeteren, maar ook om de toegang tot de markt van de andere partij te bevorderen. Artikel 153 biedt de mogelijkheid tot het nemen van noodmaatregelen in geval van ernstig risico voor het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten. Het is de invoerende partij in dat geval toegestaan maatregelen te nemen zonder de andere partij daar van tevoren van op de hoogte te stellen. Wel dient de uitvoerende partij niet later dan één werkdag geïnformeerd te worden.

Ten slotte worden de taken van het op te richten Comité voor Sanitaire en Fytosanitaire maatregelen omschreven. Deze kan onder meer de details van de procedure voor de erkenning van ziekte- of plagenvrije gebieden nader definiëren. Indien zich problemen voordoen bij de toepassing van sanitaire en fytosanitaire maatregelen kunnen partijen dit subcomité met spoed bijeenroepen voor overleg.

Hoofdstuk 6: Uitzonderingen met betrekking tot goederen

Artikel 158

Conform artikel XX van de GATT 1994 en de aantekeningen daarop, biedt dit artikel de partijen de mogelijkheid om maatregelen te treffen die de handel kunnen belemmeren. Partijen mogen ter bescherming van gezondheid of het leven van mensen, dieren en planten of met het oog op de instandhouding van levende en niet-levende niet-duurzame natuurlijke hulpbronnen onder voorwaarden handelsbelemmerende maatregelen treffen.

Titel III: Vestiging, handel in diensten en elektronische handel

Artikel 159 tot en met 203

De artikelen opgenomen onder titel III hebben betrekking op geleidelijke en wederzijdse liberalisering van de handel in diensten, het recht van vestiging en samenwerking op het gebied van elektronische handel. Deze titel bevat ook bepalingen inzake de liberalisering van investeringen en bepalingen die de tijdelijke aanwezigheid van personen voor zakelijke doeleinden regelen.

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 159 tot en met 161

In deze artikelen wordt de reikwijdte van de afspraken vastgelegd en worden verschillende definities nader toegelicht. Zo zijn de afspraken niet van toepassing op overheidsopdrachten of op door een partij verstrekte subsidies (artikel 159, lid 2 en 3). Ook zijn de afspraken uit deze titel uitdrukkelijk niet van toepassing op personen die toegang tot de arbeidsmarkt van een andere partij zoeken of op maatregelen inzake staatsburgerschap, permanent verblijf of werk op permanente basis (artikel 159, lid 5). De artikelen onder deze titel hinderen de partijen niet om maatregelen te nemen om het tijdelijk verblijf van natuurlijke personen te reguleren. Ook hebben de partijen samenwerkingsactiviteiten op het gebied van elektronische handel vastgelegd.

Hoofdstuk 2: Vestiging

Artikel 162 en 163

In deze artikelen zijn de definities en het toepassingsgebied van de afspraken over vestiging vastgelegd. Onder vestiging wordt verstaan: de vestiging van zakelijke of professionele dienstverlening door oprichting, overname of handhaving van een rechtspersoon, of de oprichting van een filiaal op het grondgebied van een partij met het doel een economische activiteit te verrichten. Uitgezonderd van de toepassing zijn maatregelen op het gebied van winning, vervaardiging en verwerking van nucleair materiaal en de productie van of handel in wapens, munitie en oorlogsmaterieel. Eveneens uitgezonderd zijn audiovisuele diensten, nationale cabotage en cabotage over de binnenwateren en luchtvervoersdiensten.

Artikel 164 tot en met 168

In deze artikelen gaan de partijen verbintenissen aan ten aanzien van markttoegang voor vestigingen en investeerders uit de andere partij. Deze verbintenissen en de uitzonderingen zijn per subsector van dienstverlening opgenomen in bijlage X (Lijsten van verbintenissen inzake vestiging). Daarnaast spreken de partijen het principe van nationale behandeling af. Dit wil zeggen dat zij vestigingen en investeerders uit de andere partij niet minder gunstig behandelen dan eigen soortgelijke vestigingen en investeerders. De afspraken staan niet in de weg van gunstiger bepalingen die van toepassing zijn op de bescherming van investeringen, inclusief procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staat. Artikel 167 garandeert de rechten en verplichtingen van investeerders uit de partijen op een gunstigere behandeling indien daar in een bestaande of toekomstige internationale investeringsovereenkomst is voorzien. Ten slotte voorziet artikel 168 in een evaluatie van wetgeving over investeringen, het investeringsklimaat en de onderlinge investeringsstromen.

Hoofdstuk 3: Grensoverschrijdende dienstverlening

Artikelen 169 tot en met 172

Deze artikelen zijn van toepassing op maatregelen van partijen die van invloed zijn op grensoverschrijdende dienstverlening. Uitgezonderd zijn audiovisuele diensten, nationale cabotage in het zeevervoer en binnenlandse en internationale luchtvervoersdiensten en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten. Onder grensoverschrijdende dienstverlening wordt verstaan het verlenen van een dienst vanaf het grondgebied van een partij op het grondgebied van de andere partij (de dienst gaat de grens over) en op het grondgebied van een partij ten behoeve van de gebruiker van de diensten uit de andere partij (consumptie in het buitenland).

De partijen zijn voor grensoverschrijdende dienstverlening verbintenissen aangegaan ten aanzien van markttoegang en nationale behandeling. De specifieke verbintenissen en de uitzonderingen zijn per subsector van dienstverlening opgenomen in bijlage XI (Lijsten van verbintenissen inzake grensoverschrijdende dienstverlening).

Hoofdstuk 4: Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken

Artikel 173 tot en met 176

Deze artikelen voorzien in de mogelijkheid voor bedrijven om personeel in te zetten in vestigingen op het grondgebied van de andere partij (stafpersoneel, waaronder zakelijke bezoekers en binnen de onderneming overgeplaatste personen, en afgestudeerde stagiaires) en de tijdelijke aanwezigheid van verkopers van zakelijke diensten, dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep.

De EU staat toe dat voor de sectoren die geliberaliseerd worden met betrekking tot het recht van vestiging, investeerders uit de verdragspartijen uit Midden-Amerika natuurlijke personen naar hun vestiging overplaatsen, mits die werknemers behoren tot het stafpersoneel of afgestudeerd stagiair zijn. De voorbehouden van de EU op deze toegang staan opgenomen in Bijlage XII (Voorbehouden inzake stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs uit de EU-partij). De duur van het tijdelijke verblijf bedraagt ten hoogste drie jaar voor binnen de onderneming overgeplaatste personen, ten hoogste negentig dagen gedurende een periode van twaalf maanden voor zakelijke bezoekers en ten hoogste een jaar voor afgestudeerde stagiairs. Artikel 8 van de Uitvoeringsregels behorende bij het Delegatie- en uitvoeringsbesluit Wet arbeid vreemdelingen behelst de mogelijkheid voor sleutelpersoneel (personeel in leidinggevende of specialistische functies) en trainees uitzonderingen te maken en de bepalingen over tewerkstelling uit associatieakkoorden toe te passen. Er hoeft voor stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs dus niets te worden gewijzigd.

De verdragspartijen uit Midden-Amerika staan toe dat voor de in Bijlage XIII (Lijst van verbintenissen van de republieken van de MA-partij betreffende stafpersoneel en afgestudeerde stagiaires) genoemde sectoren, investeerders uit de EU natuurlijke personen naar hun vestiging overplaatsen, mits die werknemers behoren tot het stafpersoneel of afgestudeerd stagiair zijn. In deze bijlage staan ook de voorbehouden op deze toegang opgenomen. De duur van het tijdelijke verblijf van stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs bedraagt ten hoogste één jaar, hetgeen kan worden verlengd tot de maximale duur die is toegestaan overeenkomstig de geldende bepalingen in de respectieve wetgeving van de partijen. De duur van het tijdelijke verblijf van zakelijke bezoekers bedraagt ten hoogste negentig dagen in een periode van twaalf maanden.

Ook ten aanzien van verkopers van zakelijke diensten staan de partijen toegang en het tijdelijk verblijf toe voor een periode van ten hoogste negentig dagen gedurende een periode van twaalf maanden. De EU is deze verplichting aangegaan voor alle sectoren die worden geliberaliseerd met betrekking tot het recht van vestiging (Bijlage X) en grensoverschrijdende dienstverlening (Bijlage XI). De verdragspartijen uit Midden-Amerika zijn deze verplichtingen aangegaan voor de in Bijlage XIV (Lijst van verbintenissen van de republieken van de MA-partij inzake verkopers van zakelijke diensten) genoemde sectoren. In deze bijlage staan ook de voorbehouden op deze toegang opgenomen.

In artikel 1 van het Besluit van 23 augustus 1995 ter uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen is incidentele arbeid door verkopers van zakelijke diensten toegestaan  voor arbeid met een maximale duur van vier  weken binnen een tijdbestek van 13 weken. Om aan te sluiten bij de afgesproken periode van ten hoogste negentig dagen gedurende een tijdbestek van twaalf maanden, zal het besluit worden aangepast voor 1 januari 2013.

Verder herbevestigen de partijen hun verplichtingen uit hoofde van GATS voor de toegang en het tijdelijk verblijf van dienstverleners op contractbasis en voor beoefenaren van vrije beroepen.

Hoofdstuk 5: Regelgevingskader

Artikel 177 tot en met 200

De artikelen in dit hoofdstuk bevatten een kader voor de regulering van wederzijdse erkenning en er worden aanvullende afspraken gemaakt over een aantal specifieke sectoren van dienstverlening; computerdiensten, koeriersdiensten, telecommunicatie diensten, financiële diensten en internationale zee-vervoersdiensten.

Afdeling A; Algemene bepalingen

Artikel 177 tot en met 179

Deze artikelen beschrijven het kader voor de regulering van de wederzijdse erkenning van eisen, kwalificaties, vergunningen en andere regelingen die gelden ten aanzien van een dienst of dienstverlener. De EU en Midden-Amerika moedigen de desbetreffende beroepsorganisaties aan om gezamenlijke aanbevelingen over wederzijdse erkenning te ontwikkelen. Verder wordt een mate van transparantie geëist over de criteria en procedures die verband houden met het verlenen van vergunningen aan en de certificering van dienstverleners.

Afdeling B, C, D, E en F: specifieke sectoren

Artikel 180 tot en met 200

In deze artikelen worden afspraken gemaakt over markttoegang voor diensten in verband met computers, koeriersdiensten, telecommunicatiediensten, financiële diensten en internationaal zeevervoer. Het gaat hierbij onder meer over afspraken rondom het afgeven van vergunningen in verband met het toekennen van frequenties en telefoonnummers. Ook waarborgen beide partijen het vertrouwelijke karakter van telecommunicatieverkeer. Verder moet er een wettelijke procedure zijn op basis waarvan een bindend besluit genomen kan worden ten behoeve van het beslechten van telecommunicatiegeschillen. Wat betreft financiële diensten verbinden de EU en verdragspartijen uit Midden-Amerika zich tot het bevorderen van transparantie van regelgeving en wordt onder meer de procedure om informatie in elektronische vorm uit te wisselen, vereenvoudigd. In het internationale zeevervoer passen beide partijen het principe van nationale behandeling en non-discriminatie toe.

Hoofdstuk 6: Elektronische handel

Artikel 201

De partijen erkennen dat de handelsmogelijkheden op het vlak van e-commerce in tal van sectoren toenemen en komen overeen de onderlinge ontwikkeling van e-commerce te bevorderen. Er is afgesproken dat er geen douanerechten worden geheven op leveringen langs elektronische weg.

Artikel 202

De partijen onderhouden een dialoog over regelgevingskwesties in verband met e-commerce onder meer over:

  • erkenning van aan het grote publiek afgegeven certificaten voor elektronische handtekeningen;

  • bevordering van grensoverschrijdende certificeringsdiensten;

  • behandeling van ongevraagde elektronische commerciële communicatie;

  • consumentenbescherming op het gebied van e-commerce; en

  • alle andere kwesties die van belang zijn voor de ontwikkeling van e-commerce.

Hoofdstuk 7: Uitzonderingen

Artikel 203

Dit artikel staat de partijen onder voorwaarden toe maatregelen te nemen in afwijking van de bepalingen in titel III op het gebied van: bescherming van de openbare orde, bescherming van gezondheid van mensen, dieren en planten, in standhouden van niet-duurzame natuurlijke hulpbronnen, bescherming van artistiek, historisch of archeologisch erfgoed, het voorkomen van fraude, bescherming van privacy en veiligheid.

Titel IV: Lopende Betalingen en Kapitaalverkeer

Artikel 204 tot en met 208

Deze artikelen gaan over het vrij verkeer van kapitaal. Partijen zullen betalingen en overboekingen op de lopende rekening van de betalingsbalans toestaan. Partijen zullen directe investeringen -en het terugtrekken daarvan- niet belemmeren. In uitzonderlijke omstandigheden is het de partijen toegestaan om vrijwaringsmaatregelen te nemen. Van een uitzonderlijke omstandigheid is sprake als het kapitaalverkeer ernstige moeilijkheden veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor het monetaire beleid of het wisselkoersbeleid van een verdragspartij. Deze vrijwaringsmaatregelen mogen maximaal voor de duur van een jaar worden toegepast.

Titel V: Overheidsopdrachten

Artikel 209 tot en met 227

Deze artikelen zijn van toepassing op maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten. De bedoeling is om bedrijven in de EU en in Midden-Amerika op een gelijkwaardige basis mee te laten dingen naar overheidsopdrachten van beide partijen.

Artikel 209 en 210

Artikel 209 geeft een inleiding en artikel 210 het toepassingsbereik. Dit is begrensd tot overheidsopdrachten die aan een aantal genoemde voorwaarden moeten voldoen (ook genoemd in aanhangsel 1 (Toepassingsgebied) van bijlage XVI. Volgens artikel 210, vijfde lid, onder b, geldt een drempel van 80 000 Euro voor overheidsopdrachten van centrale overheden voor goederen en diensten. Opdrachten onder deze drempels vallen niet onder het toepassingsbereik. Voorts is in artikel 210, tweede lid, een uitgebreide opsomming gegeven van goederen en diensten die niet onder de bepalingen vallen. Genoemd worden o.a. de aanschaf of verwerving van financiële-, belastingadvies- en managementdiensten voor financiële instellingen. Artikel 210, zesde lid, staat de verdragspartijen toe om maatregelen te nemen die nodig zijn voor de bescherming van openbare zeden, orde of veiligheid, de bescherming van de gezondheid van mensen, dieren en planten, intellectueel eigendom of goederen of diensten geleverd door gehandicapten of gevangeniswerk.

Artikel 211

In artikel 211 is een aantal algemene beginselen op het gebied van overheidsopdrachten opgenomen. Zo komen de partijen overeen om elkaars goederen, diensten en dienstverleners nationale behandeling toe te kennen. Ook zijn bepalingen opgenomen om de transparantie van overheidsopdrachten te waarborgen om belangenconflicten en corruptie te voorkomen. Zo legt de titel de verplichting op om maatregelen inzake overheidsopdrachten en voorgenomen overheidsopdrachten te publiceren.

Artikel 212

Artikel 212 bevat bepalingen over de publicatie van informatie over overheidsopdrachten. In het tweede lid wordt afgesproken dat de MA-partij één toegangspunt op regionaal niveau zal ontwikkelen voor de publicatie van de overheidsopdrachten. De EU zal hierbij technische en financiële steun verlenen.

Artikel 213

Dit artikel regelt de publicatie van berichten van overheidsopdrachten, zowel bericht van aanbesteding als aankondiging van geplande aanbestedingen.

Artikel 214

De partijen verbinden zich in artikel 214 om de voorwaarden die gesteld worden aan het meedingen naar een overheidsopdracht tot een minimum te beperken. Volgens het tweede lid mogen deze voorwaarden slechts tot doel hebben om vast te stellen of een mogelijke leverancier over de juridische en financiële capaciteiten en de commerciële en technische bekwaamheid beschikt om een opdracht uit te voeren.

Artikel 215

Dit artikel beslaat erkenning of registratie van leveranciers. Zo wordt in het vierde lid bepaald dat de partijen een lijst van leveranciers aanhouden, mits geïnteresseerde bedrijven jaarlijks in de gelegenheid worden gesteld om toegelaten te worden tot de lijst van gekwalificeerde dienstverleners.

Artikel 216

In dit artikel is bepaald dat geen oneigenlijk gebruik gemaakt mag worden van het opleggen van technische specificaties die onnodige internationale handelsbelemmeringen veroorzaken.

Artikel 217 tot en met 227

In artikel 217 tot en met 227 wordt in detail afgesproken hoe het proces ten aanzien van overheidsaanbestedingen zal verlopen. Zo worden in artikel 217 de eisen die aan aanbestedingsstukken worden gesteld opgesomd. Verder worden de termijnen besproken waarbinnen geïnteresseerden voor opdrachten zich kunnen melden en in welke gevallen onderhandse aanbestedingen of andere vergelijkbare aanbestedingsprocedures gebruikt kunnen worden. Ten slotte wordt afgesproken om initiatieven tot wederzijdse samenwerking en technische bijstand te bevorderen op het gebied van overheidsopdrachten. Deze samenwerkingsactiviteiten zijn ook opgenomen in deel III, artikel 58.

Titel VI: Intellectueel Eigendom

Artikel 228 tot en met 276

De artikelen onder deze titel hebben als doel het zorgen voor adequate en effectieve bescherming van intellectuele eigendomsrechten, rekening houdend met de economische situatie en de sociale of culturele behoeften van elke partij; de overdracht van technologie tussen beide regio’s bevorderen en stimuleren met als doel een gezonde en levensvatbare technologische basis te creëren in de republieken van Midden Amerika; bevorderen van de technische en financiële samenwerking tussen beide regio’s op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten.

Artikel 229, tweede lid (intellectueel eigendom en volksgezondheid) en artikel 258, tweede lid (internationale overeenkomst) vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten.

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 228 tot en met 232

Deze artikelen vormen een aanvulling op en specificatie van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de WTO Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, Trade Related aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS), en uit andere internationale verdragen op het gebied van intellectuele eigendom. De partijen herbevestigen hun rechten en verplichtingen uit hoofde van het Verdrag inzake Biologische Diversiteit (Trb. 1994, 169). Voor de toepassing van deze titel worden onder intellectuele eigendomsrechten verstaan: auteursrechten, met inbegrip van auteursrechten op computerprogramma’s en databanken, en naburige rechten; rechten in verband met octrooien; handelsmerken; handelsnamen; tekeningen en modellen van nijverheid; ontwerpen voor schakelpatronen (topografieën) van geïntegreerde schakelingen; geografische aanduidingen, met inbegrip van oorsprongsbenamingen; plantenrassen; en bescherming van niet openbaar gemaakte informatie. De artikelen bevatten een aantal uitgangspunten voor de bescherming van intellectuele eigendomsrechten. Artikel 229, tweede lid bevat een erkenning van het belang van de op 14 november aangenomen Verklaring van Doha inzake de TRIPS overeenkomst en de volksgezondheid; verder dragen de partijen bij aan de uitvoering en de naleving van het WTO Besluit van 30 augustus 2003 over de uitvoering van punt 6 van de Verklaring van Doha inzake de TRIPS overeenkomst, alsmede het Protocol tot wijziging van de TRIPS overeenkomst dat op 6 december 2005 tot stand kwam (Trb , 2007, 102).

Hoofdstuk 2; Normen betreffende Intellectuele eigendomsrechten

Artikel 233 tot en met 237

Deze artikelen hebben betrekking op auteursrechten en naburige rechten. De artikelen bevatten afspraken over de duur van beschermingstermijnen van auteursrechten op werken van letterkunde en kunst, alsmede de duur van de naburige rechten van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties.

Artikel 238 tot en met 241

Deze artikelen hebben betrekking op handelsmerken. Op grond van artikel 239 dienen de partijen te voorzien in een systeem voor de registratie van handelsmerken, op grond waarvan elk eindbesluit dat door de desbetreffende handelsmerkorganisatie wordt genomen, naar behoren schriftelijk wordt gemotiveerd.

Artikel 242 tot en met 250

Deze artikelen gaan over de bescherming van geografische aanduidingen. De Associatieraad zal tijdens haar eerste bijeenkomst een besluit nemen over de producten die op de lijst van benamingen die voor bescherming moet worden gebruikt. Bijlage XVIII (Lijst van benamingen die voor bescherming als geografische aanduiding op het grondgebied van de partijen moeten worden gebruikt) zal dan ingevuld en geaccordeerd zijn.

Artikel 251 tot en met 257

De EU en Midden-Amerika zullen zich inspannen om de op 2 juli 1999 te Geneve tot stand gekomen Akte van Genève bij de overeenkomst van ’s-Gravenhage betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid (Trb. 2000, 102) na te leven. Verder bevat het hoofdstuk afspraken over de vereisten voor de bescherming van tekeningen en modellen, de duur van bescherming, de ongeldigheid of weigering van registratie en de verhouding tot het auteursrecht.

Artikel 258

In artikel 258 sluiten de partijen zich aan bij het op 28 april 1977 te Boedapest tot stand gekomen Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening (Trb. 1978, 90). De EU zal zich redelijkerwijs inspannen om te voldoen aan het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake het Octrooirecht (Trb. 2001, 120) en de Midden-Amerikaanse landen zullen zich inspannen om dit verdrag te ratificeren of tot het verdrag toe te treden.

Artikel 259

De partijen voorzien in de bescherming van plantenrassen door middel van octrooien, of door een doeltreffend eigen systeem of een combinatie ervan. De partijen mogen voorzien in uitzonderingen op exclusieve kwekersrechten, teneinde landbouwers de mogelijkheid te bieden beschermd, op eigen bedrijf gewonnen zaai- en pootgoed of teeltmateriaal te bewaren, te gebruiken of te ruilen.

Hoofdstuk 3: Handhaving van intellectuele eigendomsrechten

Artikel 260 tot en met 273

Partijen herbevestigen hun rechten en verbintenissen op grond van de TRIPS overeenkomst, en in het bijzonder deel III daarvan, en voorzien in aanvullende maatregelen, procedures en rechtsmiddelen voor de handhaving van de intellectuele eigendomsrechten. Het instrumentarium voor de handhaving van intellectuele eigendomsrechten omvat civiele maatregelen, procedures en rechtsmiddelen en strafrechtelijke handhaving. De laatstgenoemde bepaling houdt o.a. in dat de EU en Midden-Amerika op hun grondgebied zullen voorzien in strafrechtelijke procedures en sancties (met inbegrip van vrijheidsstraffen en/of geldboetes) die ten minste kunnen worden toegepast op opzettelijke inbreuken op merkrechten (namaak) en auteursrechten/naburige rechten (piraterij), die op commerciële schaal zijn gepleegd. In passende gevallen omvatten de mogelijke sancties ook de inbeslagneming, verbeurdverklaring en vernietiging van de inbreuk makende goederen. De strafrechtelijke handhaving van intellectuele eigendomsrechten (artikel 271) valt onder de bevoegdheid van de lidstaten. Overigens hoeft de Nederlandse strafwetgeving naar aanleiding van de bepaling niet aangepast te worden.

Hoofdstuk 4: Institutionele bepalingen

Artikel 274 tot en met 276

Een subcomité voor Intellectuele Eigendom ziet toe op de tenuitvoerlegging van artikel 231 (overdracht van technologie) en afdeling C (beschermde geografische aanduidingen). Het subcomité is ook verantwoordelijk voor de voorstellen van het toevoegen van nieuwe geografische aanduidingen aan de lijst met Beschermde geografische aanduidingen (bijlage XVIII). Daarnaast wordt afgesproken om initiatieven tot wederzijdse samenwerking en technische bijstand, ten aanzien van kwesties met betrekking tot deze titel, te bevorderen.

Titel VII: Handel en Mededinging

Artikel 277 tot en met 283

De partijen erkennen het belang van vrije mededinging en de negatieve effecten, die mededinging verstorende activiteiten kunnen hebben op de werking van het akkoord. Onder mededinging verstorende praktijken worden verstaan: mededinging beperkende afspraken, misbruik van economische machtspositie en concentraties van ondernemingen die de mededinging beperken. De partijen benadrukken dat zij hun wetgeving op het gebied van mededing zullen toepassen. Voor de EU en haar lidstaten zijn dit de artikelen 101, 102 en 106 VWEU en Verordening 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (Pb L 24/1 van 29.01.2004). Voor de republieken van Midden-Amerika: de Midden-Amerikaanse mededingingsverordening die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 25 van het Protocolo al Tratado General de Integración Económica Centroamericana (Protocolo de Guatemala) en artikel 21 van de Convenio Marco para el Establecimiento de la Unión Aduanera Centroamericana (Guatemala, 2007).

Voorts is de verplichting opgenomen om een onafhankelijke mededingingsautoriteit in te stellen voor zover een partij dat nog niet heeft gedaan. De partijen erkennen het belang van samenwerking van hun mededingingsautoriteiten voor de handhaving van hun mededingingswetgeving. Het akkoord staat de verdragspartijen niet in de weg om overeenkomstig nationaal recht monopolies of staatsondernemingen in stand te houden. Deze artikelen bepalen dat de wetgeving op het gebied van mededinging ook van toepassing is op staatsondernemingen en monopolies, voor zover deze uitoefening van de hen opgedragen publieke taken niet verhindert. De partijen erkennen het belang van het bevorderen van technische assistentie om de doelstellingen zoals neergelegd in deze titel te realiseren.

Titel VIII: Handel en duurzame ontwikkeling

Artikel 284 tot en met 302

In deze artikelen herbevestigen de partijen verbondenheid aan duurzame ontwikkeling. Zij verbinden zich om internationale handel te bevorderen op een wijze die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. De doelstellingen van de artikelen onder deze titel zijn, onder andere het verbeteren van de naleving van arbeids- en milieuwetgeving en internationale akkoorden, het versterken van de rol van handelspolitiek bij de bescherming van biodiversiteit en het bevorderen van de publieke betrokkenheid bij deze onderwerpen. De partijen streven ernaar, dat hun wetgeving en beleid voorziet in een hoog beschermingsniveau voor arbeidsomstandigheden en milieu. In deze artikelen herbevestigen de partijen hun verplichtingen ten aanzien van de fundamentele arbeidsstandaarden zoals vastgelegd in de Conventies van de International Labour Organisation (ILO). Hieronder vallen de vrijheid van vereniging en het voeren van collectieve onderhandelingen, uitbannen van iedere vorm van dwangarbeid, de daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid en het uitbannen van discriminatie met betrekking tot werk en beroep.

De partijen verplichten zich er toe om de in artikel 287 genoemde multilaterale milieuakkoorden in hun wetgeving uit te voeren en in praktijk na te leven. Partijen zullen met elkaar samenwerken om de bijdrage van handel aan duurzame ontwikkeling te bevorderen en zo nodig een collaboratieve aanpak daarvoor te ontwikkelen.

Ter bevordering van duurzaam bosbeheer zullen partijen met elkaar samenwerken aan betere handhaving van de boswetgeving, beter bestuur in de bosbouw en de bevordering van de handel in legale en duurzame bosproducten. Daarbij zullen partijen gebruik maken van de Convention on International Trade in Endangered Species (CITES) met betrekking tot bedreigde houtsoorten en vrijwillige partnerschapsovereenkomsten inzake wetshandhaving, bestuur en handel in de bosbouw.

De partijen erkennen de noodzaak van het op verantwoorde wijze beheren van visstanden en het belang om samen te werken om illegale visserij te bestrijden. Partijen zullen het beschermingsniveau waarin de interne milieu- en arbeidswetgeving voorziet, niet verlagen voor het aanmoedigen van handel of investeringen. Daarnaast zullen de partijen gezamenlijk evalueren wat de bijdrage van de activiteiten genoemd in deel IV van deze overeenkomst aan duurzame ontwikkeling is.

Iedere partij wijst een contactpunt binnen zijn eigen overheid aan, dat dient als aanspreekpunt voor de andere partijen voor handels gerelateerde aspecten van duurzame ontwikkeling. De op te richten Raad inzake Handel en Duurzame Ontwikkeling houdt toezicht op de uitvoering van deze artikelen. Deze kan aanbevelingen doen aan het Associatiecomité over de implementatie. Verder voorziet het akkoord in een forum voor dialoog met het maatschappelijke middenveld over de implementatie van de overeenkomst. Het forum komt ten minste één maal per jaar bijeen.

Het akkoord voorziet in procedures voor het geval er sprake is van een verschil van inzicht inzake de toepassing van dit hoofdstuk. In eerste instantie betreft het consultaties op regeringsniveau. Indien deze niet leiden tot een bevredigende oplossing kan worden over gegaan tot instelling van een deskundigenpanel.

Titel IX: Regionale economische integratie

Artikel 303 tot en met 307

In deze artikelen benadrukken de partijen het belang van de regio-tot-regio-dimensie en erkennen de betekenis van regionale economische integratie. Daarom herbevestigen zij hun voornemen om binnen de geldende kaders hun respectieve regionale economische integratieprocessen te versterken en uit te diepen. De partijen erkennen dat regionale economische integratie op het vlak van douaneprocedures, technische voorschriften en sanitaire en fytosanitaire maatregelen van cruciaal belang is voor het vrije verkeer van goederen. Er worden afspraken gemaakt over douaneprocedures, technische handelsbelemmeringen, sanitaire en fytosanitaire maatregelen waarbij rekening gehouden wordt met de verschillende ontwikkelingsniveaus.

Tussen partijen zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop de inhoud van deze titel ten uitvoer gelegd zal worden. De Midden-Amerikaanse partij zal door middel van periodieke voortgangsverslagen en jaarlijkse werkprogramma’s de EU informeren. De verbintenissen van de Midden-Amerikaanse zijde inzake regionale integratie op grond van artikelen onder deze titel vallen buiten het toepassingsbereik van titel X (geschillenbeslechting) van deel IV van deze overeenkomst.

Titel X: Geschillenbeslechting

Artikel 308 tot en met 328

Deze artikelen bevatten de procedures voor het beslechten van geschillen over interpretatie en toepassing van deel IV, het handelscomponent van het Associatie Akkoord. De artikelen voorzien in een consultatieprocedure tussen de verdragspartijen en een panelprocedure, voor het geval consultatie niet tot een bevredigende oplossing van het geschil leidt. Het panel bestaat uit drie arbiters. Deze worden gekozen van de lijst van personen die door het Associatiecomité zal worden opgesteld. Indien er geen gehoor wordt gegeven aan de uitspraak van het arbitragepanel binnen de daarvoor gestelde tijd, kan er schadevergoeding toegekend worden of kunnen de handelsvoordelen worden opgeschort. Het arbitragepanel zal de bepalingen die onder het toepassingsbereik van deze titel tot geschillenbeslechting vallen, interpreteren in overeenstemming met de gebruikelijke regels voor de interpretatie van het internationale publiekrecht. In deze titel zijn verder afspraken gemaakt over amicus curiae stukken en de relatie tot WTO-verplichtingen.

Titel XI: Bemiddelingsmechanisme voor niet-tarifaire maatregelen

Artikel 329 tot en met 337

Naast het mechanisme voor het beslechten van geschillen bevat het handelsdeel ook een bemiddelingsmechanisme. Partijen kunnen dit gebruiken om met behulp van een bemiddelaar tot een onderling overeengekomen oplossing te komen van markttoegangskwesties, die het gevolg zijn van niet-tarifaire maatregelen voor goederen. De bemiddelaar wordt in onderlinge overeenstemming aangewezen of door loting vastgesteld. Deze zal 60 dagen na zijn aanstelling een advies verstrekken en een oplossing voorstellen. Het is niet zijn taak om een uitspraak te doen over de conformiteit of over de legitimiteit van de met de maatregel beoogde beleidsdoelstellingen. Het advies en de voorstellen van de bemiddelaar zijn niet bindend. De bemiddelingsprocedure laat de mogelijkheid van partijen om gebruik te maken van geschillenbeslechting onverlet. Deze titel bevat voorts algemene bepalingen m.b.t. tenuitvoerlegging van een wederzijds overeengekomen oplossing, de relatie met titel X inzake geschillenbeslechting, de bevoegdheid om in onderling overleg termijnen te wijzigen , hoe om te gaan met vertrouwelijke informatie en vaststelling van de kosten van de bemiddelingsprocedure en de verdeling daarvan over de partijen.

Titel XII: Transparantie en administratieve procedures

Artikel 338 tot en met 344

Deze artikelen bevatten bepalingen om te waarborgen, dat de maatregelen en de beslissingen, die partijen in het kader van de naleving van het akkoord nemen, transparant zijn. De partijen zijn verplicht om wetten, rechterlijke en administratieve uitspraken openbaar te maken. Er is een aantal voorwaarden opgenomen waaraan administratieve procedures van de verdragspartijen moeten voldoen. De betrokken personen moeten tijdig op de hoogte worden gesteld wanneer een procedure wordt gestart, met daarbij een beschrijving van de aard van de procedure, een verklaring van de bevoegde rechterlijke instantie en een algemene beschrijving van de in geding zijnde onderwerpen. Vertrouwelijke informatie, waarvan de openbaarmaking de rechtshandhaving zou belemmeren, hoeft niet openbaar te worden gemaakt.

De partijen moeten voorzien in een mogelijkheid om in bezwaar te gaan tegen overheidsbesluiten en de gelegenheid krijgen om hun standpunt toe te lichten. Daarnaast moet een beslissing voldoende gemotiveerd zijn en moet er de mogelijkheid zijn om in beroep te gaan. De partijen verzekeren de transparantie van subsidies op het gebied van de handel in goederen. De partijen zullen iedere twee jaar rapporteren over de aard en de omvang van deze subsidies.

Titel XIII: Specifieke taken van ingestelde instanties

Artikelen 345 tot en met 348

Deze artikelen beschrijven de samenstelling en de specifieke taken van de verschillende instanties, die opgericht zijn met het doel om toezicht te houden op het functioneren en de uitvoering van het handelsgedeelte van de overeenkomst. Het betreft hier de Associatieraad, een Associatiecomité en een aantal subcomités.

De Associatieraad zal wat betreft het handelsdeel bestaan uit vertegenwoordigers op ministerieel niveau van de EU-partij enerzijds en uit ministers van handel van elk van de republieken van Midden-Amerika. De Associatieraad kan besluiten nemen over zaken zoals het versneld afschaffen van douanerechten en het toevoegen van goederen op de lijst van te verlagen tarieven. Ook kan zij wijzigingen aanbrengen in de bijlagen betreffende «producten van oorsprong», overheidsopdrachten, beschermde geografische aanduidingen, sanitaire en fytosanitaire afspraken en in de subcomités.

Titel XIV: Uitzonderingen

Artikel 349 tot en met 351

Als een partij ernstige problemen heeft op het gebied van de betalingsbalans, kan zij handelsbeperkende maatregelen nemen, mits deze van beperkte duur zijn en in overeenstemming met de voorwaarden zoals opgenomen in het WTO Akkoord. Het Associatiecomité zal onmiddellijk onderzoek doen naar de betalingsbalans van de partij, die een dergelijke beperkende maatregel neemt. De conclusie van het onderzoek zal gebaseerd zijn op de beoordeling van de betalingsbalans en de buitenlandse financiële positie door het Internationaal Monetair Fonds. De handelscomponent kan niet worden uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of handhaven van maatregelen ter voorkoming van belastingontwijking of fraude.

DEEL V. SLOTBEPALINGEN

Artikel 352 tot en met 363

Dit deel bevat een aantal slotbepalingen over de toepassing van de overeenkomst. Zo wordt nog eens aangegeven wie er partij zijn bij de overeenkomst, het territoriaal toepassingsgebied en op welke onderwerpsgebieden de Midden-Amerikaanse landen gezamenlijk op treden en op welke individueel. In het kader van de regionale integratie verbinden de Midden-Amerikaanse staten zich ertoe geleidelijk op meer gebieden en onderwerpen gezamenlijk op te treden. De Associatieraad stelt een besluit vast waarin de omvang van die gebieden nauwkeurig wordt omschreven.

Daarnaast zijn in dit deel onder meer artikelen opgenomen over de inwerkingtreding, de voorlopige toepassing van deel IV van de overeenkomst tussen de EU en de MA-partijen, de duur van overeenkomst (onbepaalde tijd), nakomen van de verplichtingen, uitzonderingen, en toekomstige ontwikkelingen, zoals toetreding van nieuwe lidstaten van de EU en Midden-Amerikaanse landen tot de overeenkomst.

Artikel 355 bevat de opschortingsclausule. In geval van schending van het akkoord kunnen de partijen, met inachtneming van bepaalde procedurele vereisten, passende maatregelen treffen. In geval van een wezenlijke inbreuk op de overeenkomst, dat wil zeggen een inbreuk die niet in overeenstemming is met internationaal recht of een schending van de essentiële elementen, kunnen door de andere partij met onmiddellijke ingang passende maatregelen worden genomen. In ultimo kan dat leiden tot opschorting van het akkoord.

BIJLAGEN, PROTOCOL EN GEZAMENLIJKE VERKLARINGEN

De Bijlagen en het Protocol vormen een integrerend onderdeel van de overeenkomst. De Bijlagen zijn van uitvoerende aard. Wijzigingen van de Bijlagen behoeven, als en voor zover het de competentie van de lidstaten betreft, op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring.

Het Protocol is van uitvoerende aard. Wijzigingen ervan behoeven, als en voor zover het de competentie van de lidstaten betreft, op grond van artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, behoudens het bepaalde in artikel 8 van die Rijkswet.

Er zijn 12 verklaringen, waarvan 10 gezamenlijk van beide partijen, 1 van alle EU lidstaten en 1 unilateraal verklaring van El Salvador. Alleen de gezamenlijke verklaring betreffende Turkije is nader toegelicht.

Bijlage I- Afschaffing van douanerechten

Deze bijlage bevat een gedetailleerde uitwerking inclusief liberaliseringsschema’s van de afspraken over het (geleidelijk) opheffen van douanerechten.

Bijlage II – Producten van oorsprong

Deze bijlage geeft de definities van het begrip «producten van oorsprong» en methoden van administratieve samenwerking.

Bijlage III- Douaneaangelegenheden

In deze bijlage worden wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden verdiept, als ook de handelwijze bij administratieve fouten. Ook worden de bevoegde autoriteiten van de EU en Midden-Amerikaanse zijde beschreven. In deze bijlage is ook een overzicht van contactpunten en websites per contractpartij opgenomen.

Bijlage IV – Bijzondere bepalingen inzake administratieve samenwerking

In deze bijlage worden bijzondere bepalingen voor administratieve samenwerking voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de preferentiële behandeling uiteengezet.

Bijlage V – Handelwijze bij administratieve fouten

Bijlage VI – Bevoegde autoriteiten

Deze bijlage beschrijft de bevoegde autoriteiten bij hoofdstuk 5 van titel II van deel IV van de overeenkomst.

Bijlage VII- Voorschriften en bepalingen betreffende de erkenning van inrichtingen voor producten van dierlijke oorsprong

Deze bijlage hoort bij bij hoofdstuk 5 van titel II van deel IV van de overeenkomst.

Bijlage VIII – Richtsnoeren voor de uitvoering van verificaties

Bijlage IX – Contactpunten en websites

Bijlage X – Lijsten van verbintenissen inzake vestiging

Deze bijlage bevat gedetailleerde lijsten van verbintenissen inzake vestiging (zoals bedoeld in artikel 166 van deel IV).

Bijlage XI – Lijsten van verbintenissen inzake grensoverschrijdende dienstverlening

Deze bijlage bevat gedetailleerde lijsten van verbintenissen inzake grensoverschrijdende dienstverlening (zoals bedoeld in artikel 172 van deel IV van de overeenkomst)

Bijlage XII – Voorbehouden inzake stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs

Deze bijlage bevat gedetailleerde voorbehouden inzake stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs uit de EU-partij (zoals bedoeld in artikel 174 van deel IV van de overeenkomst).

Bijlage XIII – Lijsten van verbintenissen van de republieken van de MA-partij betreffende stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs

Deze bijlage bevat een gedetailleerde lijst met economische activiteiten, dienstensectoren en – subsectoren waarvoor verbintenissen zijn aangegaan uit hoofde van artikel 174, lid 2, van de overeenkomst, alsmede de toepasselijke voorbehouden en voorwaarden voor stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs.

Bijlage XIV- Lijsten van verbintenissen van de republieken van de MA-partij inzake verkopers van zakelijke diensten

Deze bijlage bevat een gedetailleerde lijst waarvoor verbintenissen zijn aangegaan uit hoofde van artikel 175, lid 2, van de overeenkomst, alsmede de toepasselijke voorbehouden en voorwaarden voor verkopers van zakelijke diensten

Bijlage XV – Informatiepunten

Deze bijlage bevat de informatiepunten bij artikel 178 van deel IV van de overeenkomst.

Bijlage XVI – Overheidsopdrachten

Deze bijlage betreft een uitwerking van de procedures rondom overheidsopdrachten en lijsten van centrale-overheidsdiensten.

Bijlage XVII – Lijst van benamingen die voor bescherming als geografische aanduiding op het grondgebied van de partijen moeten worden gebruikt.

Bijlage XIX – Lijst van producten bedoeld in artikel 306, lid 4

Bijlage XX – Lijst van Midden-Amerikaanse technische voorschriften (rtca) die worden geharmoniseerd

Bijlage XXI – Subcomités

Protocol betreffende culturele samenwerking

Dit Protocol biedt het kader voor de versterking van de culturele samenwerking en het uitwisselen van culturele activiteiten, goederen en diensten. Het protocol bepaalt onder andere dat de verdragspartijen ernaar zullen streven de opbouw van culturele industrieën te faciliteren en het verblijf van artiesten, kunstenaars en andere culturele beroepsbeoefenaars zoveel mogelijk te bevorderen.

Gezamenlijke Verklaring betreffende Turkije

Turkije is overeenkomstig de douane-unie met de EU verplicht om het gemeenschappelijke douanetarief van de EU over te nemen, inclusief de uit dit Associatie Akkoord voortvloeiende tariefpreferenties voor producten van oorsprong uit Midden-Amerika. Turkije wil met Midden-Amerika een overeenkomst onderhandelen om wederzijds voordeel te bereiken. Midden-Amerika verklaart dat het met Turkije in onderhandeling zal treden.

III. KONINKRIJKSPOSITIE

De overeenkomst zal wat betreft het Koninkrijk alleen voor het Europese deel van Nederland gelden. Omdat het Caribisch deel van Nederland niet onder de EU-verdragen valt, strekt de reikwijdte van deze overeenkomst zich niet uit tot dit deel van Nederland.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

*) Het in het opschrift genoemde Tractatenblad, 2012, nr.163 is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer