Gepubliceerd: 19 februari 2013
Indiener(s): Mariƫtte Hamer (PvdA)
Onderwerpen: natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33441-5.html
ID: 33441-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 19 februari 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt een verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

   

Blz.

     

1.

Algemeen

2

2.

Strekking van het wetsvoorstel

2

3.

Achtergrond decentralisatie investeringsbudget landelijk gebied

3

 

3.1

Provincies aangewezen bestuurslaag gebiedsgericht beleid

3

 

3.2

Het hybride karakter van het huidige stelsel

4

4.

Invulling en betekenis decentralisatie investeringsbudget

5

 

4.1

Juridische en financiële vormgeving decentralisatie

5

 

4.2

Prioriteitsstellingen in verband met bezuinigingen

6

5.

Wijzigingen in de regels over landinrichting

8

 

5.4

Schrappen verplichte rol gebiedscommissie

8

6.

Financiële aspecten, bestuurlijke lasten en administratieve lasten

8

7.

Advies Interprovinciaal Overleg

8

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied. De leden van de VVD-fractie hebben ten aanzien van het wetsvoorstel nog de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen en opmerkingen voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied (decentralisatie investeringsbudget). Deze leden wensen nog enkele vragen te stellen met betrekking tot deze decentralisatie en maken gebruik van de gelegenheid om enkele vragen te stellen over de samenhang met het bestuursakkoord in het licht van de motie Koopmans c.s. (33 000 XIII, nr. 155) en de inzet van de regering omtrent internationale verplichtingen.

De leden van de D66-fractie hebben nog steeds twijfels over de koers die het kabinet inslaat door een voortijdig einde te maken aan de afspraken in het kader van de Wet inrichting landelijk gebied. Zij hebben daarom veel vragen bij de voorgestelde wetswijziging en kunnen op dit moment geen steun uitspreken voor het wetsvoorstel zoals dit is ingediend door de regering.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij steunen de decentralisatie van het natuurbeleid. Zij hebben naar aanleiding van het voorstel nog een vraag.

2. Strekking van het wetsvoorstel

Na het sluiten van het bestuursakkoord heeft de Tweede Kamer nadrukkelijk gevraagd om een bonus / malussysteem met betrekking tot provincies die wel of niet de noodzaak inzagen om de beheerkosten in de hand te houden. Provincies die het bestuursakkoord niet ondertekenden zouden geen bijkomende voordelen moeten krijgen en een weigerachtige houding om in gesprek te blijven over de natuuropgave zou niet moeten worden beloond. In deze paragraaf over de strekking van het wetsvoorstel lezen de leden van de CDA-fractie dat naar voorgaande nadrukkelijk is gekeken bij het opstellen van het wetsvoorstel. In dit verband willen deze leden graag weten wat de huidige stand van zaken is en wat de inzet is van de regering, bijvoorbeeld rondom de positie van Flevoland. Ook willen deze leden weten of de regering geen verplichtingen is aangegaan na 20 oktober 2010 die eventueel gevolgen hebben voor de strekking van dit wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie merken op dat het «akkoord» met de provincies niet door alle provincies gedragen werd. De aan het woord zijnde leden vragen de regering nogmaals te onderbouwen dat bij deze decentralisatie voldaan is aan de letter en de geest van artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet? De leden van de D66-fractie vragen de regering om uiteen te zetten op welke wijze zij de aanbevelingen van de zes rapportages van het Comité van Toezicht over inrichting landelijk gebied en de kwalitatieve terugblik van het Comité van Toezicht betrekt bij de vormgeving van deze wet, alsmede het bijbehorende toekomstige beleid? Deze leden vragen de regering in te gaan op de verhouding van deze wet tot de beoogde Wet natuur en de Omgevingswet?

3. Achtergrond decentralisatie investeringsbudget landelijk gebied

3.1 Provincies aangewezen bestuurslaag gebiedsgericht beleid

De leden van de VVD-fractie kunnen zich volledig vinden in het besluit van de regering om de provincies verantwoordelijk te maken voor het gebiedsgerichte beleid. Het zijn bij uitstek de provincies die op gebiedsniveau een relevante afweging kunnen maken tussen ruimtelijke, economische en natuurbelangen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van het gebied en met de regionale en lokale bijzonderheden.

De leden van de CDA-fractie merken op dat sommige natuurorganisaties een soort voorkeursbehandeling hadden ten opzichte van andere beheerders. Hierbij denken zij nadrukkelijk aan de terreinbeheerders. Deze leden stellen zich voor dat juist het voorkomen van een voorkeurspositie tot kostenreductie kan leiden. Daarom vragen deze leden hoe het voorliggende wetsvoorstel er voor zorgt dat de gelden zo eerlijk mogelijk worden verdeeld en projecten zo eerlijk mogelijk tot stand komen. Ook wensen deze leden te vernemen hoe het voorliggende wetsvoorstel eraan bijdraagt dat er meer particuliere betrokkenheid komt binnen het natuurbeleid. Kan de regering concreet aangeven op welke wijze er door dit voorstel meer privaat-publieke samenwerking op gang komt? In dit verband vragen deze leden naar concrete voorbeelden van aansturings- en beleidsprikkels voortvloeiend uit dit wetsvoorstel, welke provincies er toe aanzetten om te kiezen voor organisaties die de beste prijs en kwaliteitsverhouding bieden met betrekking tot het beheer van natuurgebieden?

De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen over de verantwoordelijkheid van het Rijk bij het voldoen aan internationale verplichtingen. De regering stelt dat deze verantwoordelijkheid op het nationale niveau blijft liggen. Deze leden vragen de regering op welke wijze de verantwoordelijkheidsverdeling wordt ingevuld richting de provincies. Op welke wijze wordt geregeld dat provincies worden aangesproken indien Nederland niet aan de verplichting voldoet? Zou dit ook financiële consequenties kunnen hebben, zo vragen deze leden.

De decentralisatie van het natuurbeleid ontslaat Nederland ook niet van de verplichting om in internationale gremia te ijveren voor een goed internationaal speelveld. Deze leden willen daarom weten wat de inzet van de regering is om de verplichtingen met betrekking tot natuur in internationale context niet uit de hand te laten lopen. Het kan immers niet zo zijn dat de regering de belangen van een goed natuurbeheer uit het oog verliest nu ze niet langer meer verantwoordelijk is voor de uitvoering. Geldt voor deze inzet ook dat Nederland zich sterk maakt om te zorgen voor meer kwaliteit, in plaats van een grotere kwantiteit? Hoe ziet de regering de verhouding in dit verband tussen ondernemerschap en natuurontwikkeling? Ook vragen deze leden hoe in het voorliggende model de provincies de regering op dit punt kunnen aansturen, opdat Nederland geen verplichtingen aangaat die op regionaal onuitvoerbaar blijken te zijn.

In de memorie van toelichting lezen deze leden dat er nogal wat uitzonderingen worden gemaakt voor die provincies die het akkoord niet hebben ondertekend. Hierdoor lijkt het wetsvoorstel er niet eenvoudiger op te worden. Deze leden willen daarom nadrukkelijk van de regering de garantie hebben dat deze provincies niet op een of andere wijze bevoordeeld worden. Ook willen zij weten wat de inzet van de regering is om alle provincies te betrekken bij het akkoord. Is de regering immers ook niet van mening dat als alle provincies gezamenlijk op zouden trekken de wetgeving aanzienlijk eenvoudiger zou worden, zo vragen deze leden.

3.2 Het hybride karakter van het huidige stelsel

De leden van de VVD-fractie ondersteunen het besluit van de regering om het investeringsbudget landelijk gebied verder te decentraliseren vanwege de huidige ervaringen met het huidige wettelijke stelsel, dat een tamelijk hybride karakter heeft. In de huidige situatie bemoeit het Rijk zich volop met de invulling van het beleid in de regio. De provincies hebben het niet alleen met het Rijk van doen. Zij worden geacht als gebiedsregisseur te opereren en samen met andere overheidslagen tot een adequate inrichting en beheer van het landelijk gebied te komen. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat met de decentralisatie van het investeringsbudget landelijk gebied een stap wordt gezet om de bestuurlijke drukte aan te pakken. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of de decentralisatie voldoende is om de bestuurlijke drukte te verminderen aangezien het Rijk verantwoordelijk blijft voor het behalen van de internationale verplichtingen en de strategische ruimtelijke planning of zijn hiervoor aanvullende maatregelen noodzakelijk?

De leden van de CDA-fractie kunnen de beweegreden voor het voorliggende voorstel ondersteunen. Hoewel met de inwerkingtreding van de Wet inrichting landelijk gebied al reeds een belangrijke stap naar decentralisatie was gemaakt, bood dit stelsel nog geen duidelijkheid over de verschillende verantwoordelijkheden. Dat met het voorliggende wetsvoorstel een einde wordt gemaakt aan de hybride constellatie en daarmee hopelijk ook aan de zeer gedetailleerde prestatieafspraken, is voor deze leden dan ook een belangrijke reden om de inzet van de regering te ondersteunen. Niet langer moeten de beleidsplannen, de rapportages of monitoringsystemen centraal staan. Een heldere verantwoordelijkheidsverdeling en eenduidige en eenvoudige verantwoordingslijnen zijn hiervoor noodzakelijk. Het aanwijzen van de provincies als bestuurslaag gebiedsgericht beleid zien deze leden als een grote stap voorwaarts bij het voldoen aan internationale verplichtingen. Tevens zorgt dit ervoor dat het beheer van natuurgebieden zo efficiënt mogelijk wordt ingericht en zo optimaal mogelijk wordt aangesloten bij initiatieven van regionale spelers en andere belanghebbenden. Hierbij moet ook in ogenschouw worden genomen dat provincies met de voorliggende decentralisatie meer werk kunnen maken van het uitdagen van nieuwe en bestaande beheerorganisaties ten behoeve van een hogere kwaliteit bij het ontwikkelen en beheren van natuurgebieden. Een regionale verankering zorgt ook voor een breder draagvlak, zo stellen deze leden ten slotte.

De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat decentralisatie van het investeringsbudget voor het landelijk gebied in principe ook moet betekenen dat provincies de nodige beleidsvrijheid krijgen in de wijze waarop het budget ingezet wordt. De Raad van State legt in haar advies daar de vinger bij. De regering geeft aan dat zij met het bestuursakkoord natuur afspraken heeft gemaakt met de provincies en dat deze afspraken onverkort van toepassing blijven. De ambities uit het regeerakkoord strekken echter verder dan het bestuursakkoord natuur. De leden van de SGP-fractie hebben hierover de volgende vraag: Is het, gelet op de overwegingen van de Raad van State, de intentie van de regering om provincies de nodige beleidsvrijheid te geven ten aanzien van de mate waarin en de wijze waarop de extra nationale ambities voor de Ecologische Hoofdstructuur ingevuld worden?

4. Invulling en betekenis decentralisatie investeringsbudget

4.1 Juridische en financiële vormgeving decentralisatie

De leden van de VVD-fractie lezen dat met ingang van 2014 structureel een bedrag aan het provinciefonds wordt toegevoegd voor de uitvoeringskosten die gepaard gaan met de werkzaamheden van het Faunafonds. Het betreft een bedrag overeenkomend met de gemiddelde uitvoeringskosten die het Faunafonds in de jaren 2007 tot en met 2010 met zich bracht. De leden van de VVD-fractie willen weten hoe hoog het bedrag is dat met ingang van 2014 structureel wordt toegevoegd aan het provinciefonds in het kader van de decentralisatie van het Faunafonds?

De leden van de VVD-fractie lezen dat in het bestuursakkoord is afgesproken dat een finale afrekening plaatsvindt over de tot 1 januari 2011 ter uitvoering van de bestuursovereenkomsten geleverde prestaties. Het totaal uit te keren bedrag komt neer op 2,014 miljard euro. Volgens het bestuursakkoord worden over de afrekening aanvullende afspraken gemaakt tussen het Rijk en de provincies. Het heeft de voorkeur van het Rijk dat de twaalf provincies een gezamenlijk voorstel doen voor de verdeling. Inmiddels zijn er door het Rijk en de twaalf provincies afrondingsovereenkomsten inrichting landelijk gebied gesloten. Kan de regering bevestigen dat met het afsluiten van deze overeenkomsten volledige overeenstemming is bereikt tussen Rijk en provincies over de verdeling van de 2,014 miljard euro? Betekent dit dat hiermee ook een akkoord is bereikt tussen het Rijk en de provincies over de verdeling van de middelen die na afwikkeling van de periode tot en met 2010 resteren voor de jaren 2011, 2012 en 2013, zo vragen deze leden.

De regering heeft recentelijk een overzicht naar de Kamer gestuurd van beschikbare gelden ten aanzien van de realisatie van de verplichte ILG-projecten. Klopt het dat zo’n 40% van de verplichtingen niet gerealiseerd is? Zo ja, wat is er gebeurd met de daarvoor bestemde gelden? Zijn deze middelen in het bestuursakkoord toegekend aan de provincies? Als dat het geval is, is dat dan met daarbij de verplichting voor de provincies om het geld alsnog in te zetten voor het realiseren van de verplichtingen? Of zijn deze middelen opgenomen in het totaal uit te keren bedrag van 2,014 miljard euro? zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat ten aanzien van de provincies die hebben ingestemd met het vervallen van de ILG-bestuursovereenkomst de middelen niet meer als voorschot op het budget worden verstrekt, maar onderdeel worden van de decentralisatie-uitkering. Provincies die niet hebben ingestemd met het vervallen van de ILG-bestuursovereenkomst ontvangen in beginsel nog wel voorschotten van het investeringsbudget landelijk gebied. Hetzelfde geldt voor het Fonds economische structuurversterkingsprojecten. De leden van de VVD-fractie willen weten waarom in dit specifieke geval een uitzondering gemaakt wordt voor deze groep provincies, terwijl de rest van het wetsvoorstel nagenoeg gewoon op hen van toepassing wordt verklaard ondanks dat ze formeel niet hebben ingestemd met het bestuursakkoord en het vervallen van de ILG-bestuursovereenkomst en evenmin hebben aangegeven aan de uitvoering daarvan te zullen meewerken?

De leden van de CDA-fractie zien ook in deze paragraaf dat er uitzonderingen worden gemaakt voor die provincies die niet hebben ingestemd met het bestuursakkoord. Kan ook hier de regering deze leden geruststellen dat hier niet een oneigenlijke beloning plaatsvindt, zo vragen deze leden bijvoorbeeld met betrekking tot de voorzieningen voor de periode 1 januari 2011 tot 1 januari 2014.

Met betrekking tot de FES projecten willen de leden van de CDA-fractie graag weten om welke projecten dit gaat en of er meer inzicht kan worden gegeven over de vrijval?

De leden van de CDA-fractie lezen dat er overleg plaatsvindt over de vorm van uitkering. In haar advies heeft de Raad van State aangegeven dat een integratie-uitkering de aangewezen vorm is. Deze leden willen daarom vernemen wat de actuele stand van zaken rondom dit overleg is en of de vorm daadwerkelijk wordt omgezet in een integratie-uitkering.

De leden van de CDA-fractie merken op dat er afspraken zijn gemaakt over de uitvoering door Dienst Landelijk Gebied en Dienst Regelingen. Deze leden benadrukken dat het van groot belang is dat de uitvoering aansluit bij de wensen vanuit de provincies. Ook is het van belang dat de regering zorgt voor een nette overdracht. Dit betekent dat zij nog alles in werking dient te zetten, opdat de bedrijfsvoering bij deze diensten efficiënt geschiedt. Deze leden willen daarom weten hoe en op welke wijze de regering heeft gezorgd voor een lastendrukvermindering en een betere aansturing van de Dienst Landelijk Gebied en Dienst Regelingen? Tevens vragen deze leden hoe nu precies wettelijk wordt geregeld dat provincies deze diensten aansturen?

Deze leden merken op dat er nog middelen op de begroting van het ministerie van Economische Zaken blijven staan en dat er uitvoeringsarrangementen worden opgesteld tussen het Rijk en de provincies. Deze leden vragen de regering of deze methode het meest efficiënt is en wat het betekent dat additionele lasten door de provincies worden gedragen. Welke prikkel wordt door het ministerie van Economische Zaken gevoeld om te komen tot een lastendrukvermindering? Hoe wordt voorkomen dat de provincies wel de klachten krijgen over een slechte bedrijfsvoering, maar eigenlijk weinig aan de bedrijfsvoering kunnen veranderen, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie vragen de regering of de drie sets afspraken over de decentralisatie «bestuursakkoord natuur» en de herijkingsoperatie niet minimaal op even precies detailniveau medeverantwoordelijkheid en sturing vanuit het Rijk inhouden als bij het vroegere stelsel van programmering, financiering en verantwoording gekoppeld aan de specifieke uitkering?

4.2. Prioriteitstellingen in verband met bezuinigingen

In het regeerakkoord zijn nieuwe afspraken gemaakt ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur. De regering is momenteel in gesprek met de provincies om deze afspraken nader uit te werken. De leden van de VVD-fractie hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. De in het bestuursakkoord afgesproken ontwikkelopgave van 17.000 ha verwerving en 40.000 ha inrichting zou gedekt worden door de inzet van de beschikbare categorieën van het grond-voor-grond principe. Kan de regering aangeven hoe zij wil omgaan met het grond-voor-grond-principe? Houdt zij vast aan de oorspronkelijke afspraken uit het natuurakkoord of worden deze gronden ook deels ingezet voor de aanleg van nieuwe natuur? Wat de leden van de VVD-fractie betreft kunnen deze gronden alleen worden ingezet voor nieuwe natuurgebieden als ze bijdragen aan het behalen van de internationale doelstellingen.

Ter beperking van de zogenoemde planologische schaduwwerking was in het bestuursakkoord natuur afgesproken dat de herijkte ecologische hoofdstructuur op 1 juli 2013 door de provincies zou zijn begrensd in een provinciale verordening. De leden van de VVD-fractie willen vasthouden aan deze datum. Er is voor alle betrokkenen, zoals ondernemers en natuurorganisatie, snel duidelijkheid gewenst over hoe de Ecologische Hoofdstructuur planologisch geregeld gaat worden. Is de regering bereid toe te zeggen dat de termijn niet wordt opgeschoven, zo vragen deze leden.

In het bestuursakkoord natuur is aangegeven dat voor een aantal beleidsonderwerpen niet langer sprake zal zijn van een rijksopgave. De leden van de PvdA-fractie wijzen de regering op een zorgelijke ontwikkeling ten gevolge van deze uitwerking. Met name de decentralisatie van de schaapskudderegeling en de regeling Langeafstandswandelpaden heeft ertoe geleid dat elke provincie zijn eigen regeling heeft ontworpen. Dit is een wat betreft de leden van de PvdA-fractie een onwenselijke ontwikkeling. De aanvragers krijgen immers per provincie te maken met verschillende regimes, subsidiebedragen en aanvraagprocedures. De decentralisatie van een regeling zorgt in feite voor twaalf nieuwe regelingen. Dit levert hiaten en gemiste kansen op die kunnen ontstaan bij provinciegrens-overschrijdende activiteiten en belangen, zoals bij een wandelpadenproject in het Waddengebied waar één provincie dwars is gaan liggen.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om zich in te zetten voor het niet onnodig ingewikkeld maken van deze regelingen als het gaat om provinciegrensoverschrijdende activiteiten en belangen op aandachtsgebieden zoals landschap, natuur, beleving in brede zin, cultuurhistorie, erfgoed en om te bevorderen dat in alle provincies deze regels eenduidig en eenvoudig uit te voeren zijn. Deze leden zijn van mening dat deze decentralisatie vereist dat bij provinciegrensoverschrijdende zaken zoals schaapskuddes en lange afstand wandelpaden eenduidige en eenvoudige regels worden geëist voor alle provincies en dit dan vervolgens te contracteren met het Interprovinciaal Overleg.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of het uiteindelijk niet beter zou zijn om dit soort relatief kleine regelingen landelijk aan te sturen en te financieren, opdat onnodige democratie en rompslomp door twaalf verschillende regelingen voorkomen wordt.

De leden van de CDA-fractie vragen gelet op de middelen die conform het bestuursakkoord natuur worden overgedragen naar de inzet van het Rijk met betrekking tot de internationale eisen. Is het Rijk gecommitteerd om ervoor te zorgen dat deze eisen niet de spankracht van de provincies overstijgen, zo vragen deze leden.

Deze leden willen ook weten hoe en op welke wijze provincies binnen hun taakveld alsnog kunnen kiezen voor meer kwantiteit in plaats van kwaliteit? Dit vragen deze leden met het oog op mogelijke toekomstige hogere beheerlasten, die mogelijkerwijs wel voor Nederland internationaal verplichtend zijn, en claims op de overheid. Hoe zorgt de regering ervoor dat bedrijven en ondernemers weten waar ze aan toe zijn?

Deze leden wensen graag te vernemen of er afspraken zijn over de evaluatie in 2016. Zij wensen graag inzicht in de aard van deze evaluatie.

De leden van de CDA-fractie wensen te benadrukken dat de monitoringssystematiek zo eenvoudig mogelijk dient te zijn. Er is immers geen bijzondere verticale toezichtsrelatie en extra eisen aan monitoring betekent ook een zwaardere last bij de provincies en uitvoerders.

De leden van de D66-fractie vragen de regering aan te geven of zij, door de bezuiniging op de inrichting landelijk gebied vooruit te laten lopen op de wetswijziging, niet buiten de formele regels is getreden? Deze leden vragen de regering per jaar van de oorspronkelijk voorziene ILG-periode (2007–2013) aan te geven wat per provincie de aanvankelijk afgesproken geraamde uitgaven waren en de werkelijk beschikbare casu quo uitgegeven middelen zijn gebleken?

De leden van de D66-fractie vragen de regering of zonder wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied de korting op de ILG-middelen juridisch houdbaar is, indien deze wordt aangevochten bij de bestuursrechter?

De leden van de D66-fractie vragen de regering wat de genoemde verdeelsleutel zal worden, wat daarvan de juridische status is en wanneer de provincies komen met het gezamenlijke voorstel over allocatie van de resterende middelen?

Deze leden verbazen zich over de opmerking dat voor 2011 geen sprake van verantwoording zou zijn over de besteding van de middelen. Waarom heeft de regering hiervoor gekozen, zo vragen deze leden.

5. Wijzigingen in de regels over landinrichting

5.4 Schrappen verplichte rol gebiedscommissie

De leden van de VVD-fractie ondersteunen het standpunt van de regering volledig om de verplichte rol van de gebiedscommissie te schrappen. De leden van de VVD-fractie zijn geen voorstander van wettelijke adviesverplichtingen, die stroperige besluitvorming in de hand kunnen werken en leiden tot bestuurlijke lasten. De provincies zijn prima zelf in staat om te bepalen of het horen van een gebiedscommissie voor een bepaald traject wel of niet zinvol is.

6. Financiële aspecten, bestuurlijke lasten en administratieve lasten

De leden van de CDA-fractie vragen de regering in verband met de administratieve lasten wat de stand van zaken is rondom de vereenvoudiging van subsidieregelingen en administratieve lasten? Zij merken op dat als de decentralisatie tot meerdere toetsingskaders zou leiden het niet tot een vereenvoudiging komt en willen van de regering weten of er nagedacht is over een eenduidig kader voor subsidieverlening?

De leden van de D66-fractie vragen de regering of inmiddels meer duidelijkheid is over de vraag of inderdaad integratie-uitkeringen in plaats van decentralisatie-uitkeringen moeten worden ingezet?

De leden van de D66-fractie vragen de regering of het budgetrecht van de Kamer niet beperkt wordt door de middelen via het provinciefonds en dus de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te laten lopen, gelet op het feit dat de politieke verantwoording via het ministerie van Economische Zaken verloopt?

Zij vragen de regering of de uiteenzetting van de te decentraliseren taken geactualiseerd kan worden naar aanleiding van de nieuw beschikbare middelen in het kader van het Lenteakkoord?

7. Advies Interprovinciaal Overleg

De leden van de D66-fractie vragen de regering of er naast het Interprovinciaal Overleg ook aan andere partijen de mogelijkheid geboden is om te reageren op het wetsvoorstel, bijvoorbeeld via een consultatie waar maatschappelijke organisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan zouden kunnen deelnemen? Zo nee, is de regering hier alsnog toe bereid?

De voorzitter van de vaste commissie, Hamer

De adjunct-griffier van de vaste commissie, Van Bree