Gepubliceerd: 2 juli 2013
Indiener(s): Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33400-XVI-153.html
ID: 33400-XVI-153

Nr. 153 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2013

Bijgaand stuur ik u de stand van zaken van de toezeggingen die door mij zijn gedaan aan de Tweede Kamer. Aan veel verzoeken van uw Kamer is inmiddels voldaan. In deze brief informeer ik u over de toezeggingen die om verschillende redenen niet meer voor het zomerreces worden afgehandeld. Ik wil benadrukken dat er sprake is van een toenemend aantal ad-hoc verzoeken uit uw Kamer die een grote druk leggen op het ambtelijk apparaat, dat al door taakstellingen wordt uitgedund. Dat heeft als gevolg dat ik regelmatig niet toekom aan grote, structurele projecten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Tijdens het AO Over de Derde evaluatie Wet Bopz van 2 oktober 2008 en het AO Dwang en Drang GGZ van 1 maart 2012 (Kamerstuk 25 424, nr. 165 en Kamerstuk 30 492, nr. 52) heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken van de nota van wijziging van het wetsvoorstel Wet verplichte Geestelijke Gezondheidszorg. Ik heb u toen toegezegd dat de nota naar aanleiding van het verslag, de nota van wijziging en het nader rapport inzake het wetsvoorstel verplichte ggz naar verwachting voor de zomer van 2013 naar uw Kamer gezonden zouden worden. Inmiddels heb ik het advies van de Raad van State op 7 juni jl ontvangen en wordt er gewerkt aan het opstellen van het nader rapport. Het is niet haalbaar gebleken dit aan uw Kamer toe te sturen voor de aanvang van het zomerreces. Ik streef ernaar de stukken in dan wel kort na afloop van het zomerreces aan u toe te sturen.

In oktober 2012 heb ik u via een brief (Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 15) geïnformeerd over stand van zaken en voortgang van het thematoezicht «ketenzorg voor psychiatrische patiënten met ernstige somatische comorbiditeit» van de IGZ. Toen was de verwachting dat de resultaten van dit onderzoek in het tweede kwartaal van 2013 openbaar gemaakt zullen worden. De IGZ zal dit onderzoek op korte termijn afronden en mij informeren over de resultaten. Ik zal de resultaten vervolgens na ommekomst van de IGZ naar uw Kamer sturen.

Ik heb u tijdens de begrotingsbehandeling eind vorig jaar toegezegd in het voorjaar van 2013 te komen met een actieplan voor de cosmetische sector, waarin verschillende maatregelen zijn opgenomen om de risico’s in de cosmetische sector te verkleinen (Handelingen II, 2012/13, nr. 32, item 2). De wettelijke analyse die aan dit actieplan ten grondslag ligt, was complexer dan gedacht. Ik heb daarnaast een aanvullend onderzoek naar de belangrijkste cosmetische ingrepen en dienstverleners laten uitvoeren. De uitkomsten van beide onderzoeken vormen de basis voor het actieplan en de maatregelen die ik daarin voorstel. Tevens is de afgelopen maanden met verschillende beroeps- en brancheverenigingen binnen de cosmetische sector gesproken over de ontwikkelingen in de sector en hun rol bij het verkleinen van de risico’s. Ik betrek hen waar nodig bij het verder uitwerken, en uiteindelijk realiseren, van de maatregelen. Door dit alles kan ik het actieplan niet eerder dan eind september aan uw Kamer sturen.

In mijn brief aan de Kamer van 30 januari jl. (Kamerstuk 29 477, nr. 224) heb ik toegezegd met een brief te komen over de vergoeding van medicijnen tegen de ziektes Pompe en Fabry. Op dit moment ben ik nog in gesprek met de leveranciers voor geneesmiddelen die gebruikt worden bij Pompe en Fabry. Op de uitkomst ervan wil ik niet vooruitlopen. Daarom kan ik de toezegging om al voor de zomer uitsluitsel te geven, niet nakomen. Ik hoop rond het reces er met de fabrikanten uit te zijn. Zoals ik de Tweede Kamer in het Algemeen Overleg Geneesmiddelen van 6 juni 2013 al aangaf, hoop ik de patiënt zo snel mogelijk duidelijkheid geven over de status van de vergoeding in 2014 e.v., maar ik streef ook naar een goede uitkomst van de gesprekken. Ik verwacht u kort na het reces een brief te kunnen sturen waarin ik u de uitkomsten van de gesprekken uiteenzet en u mijn besluit over de vergoeding van de geneesmiddelen mededeel.

Tijdens het AO EU informele gezondheidsraad van 28 februari jl. heb ik de Kamer toegezegd een brief te sturen over de Europese zwarte lijst en de aanpak van artsen. Door de onderhandelingen over het zorgakkoord moesten helaas een aantal reeds ingeplande bilaterale afspraken afgezegd worden. Nieuwe afspraken worden danwel zijn reeds ingepland. Ik verwacht uw Kamer in of vlak na het zomerreces te kunnen informeren over de uitkomsten hiervan.

Tijdens het wetgevingsdebat over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de orgaandonatie i.v.m. nieuwe medisch-technische ontwikkelingen op 20 maart 2013 (Handelingen II, 2012/13, nr.64) heb ik toegezegd de Kamer voor de zomer te informeren over een mogelijke oplossing voor zzp’ers die geen verzekering hebben en na donatie bij leven arbeidsongeschikt raken en over de uitkomsten van het overleg met verzekeraars inzake het oplossen van belemmeringen rond de vergoeding van medische kosten voor orgaandonoren ten gevolge van donatie bij leven. Om een goede brief aan uw Kamer te kunnen sturen zijn vragen naar de verschillende veldpartijen uitgezet. Aangezien ik nog niet van alle partijen (volledige) informatie heb ontvangen kan ik nog niet voldoen aan deze toezegging. De verwachting is de brief aan uw Kamer na het zomer reces te kunnen sturen.

In het debat van 28 maart 2013 over voormalig neuroloog Jansen Steur (Handelingen II, 2012/13, nr. 68, item 11) heb ik u toegezegd dat ik de brief over de voorstellen om knelpunten in de handhavingspraktijk van de Inspectie voor de Gezondheidszorg op te lossen(tuchtrechtbrief) voor de zomer naar uw Kamer zou sturen. Omdat de zorgvuldige uitwerking van de voorstellen en afstemming met andere partijen tijd kost, stuur ik u de brief deze zomer.

De Motie Van Dijk, (Kamerstuk 28 828, nr. 40), die naar aanleiding van het debat fraude in de zorg van 23 mei 2013 is aangenomen, vraagt om een plan van aanpak van fraude in de zorg per 1 september aanstaande. Het overleg met veldpartijen om tot een plan van aanpak te komen en de afstemming binnen het kabinet vergen tijd, het realiseren van deze motie wordt verder beïnvloed door de zomerperiode. Waarschijnlijk wordt 1 september daarom niet gehaald. Ik zal het plan van aanpak voor Prinsjesdag aan de Tweede Kamer toesturen.

In het AO geneesmiddelen van 6 juni jl. jongstleden heb ik aangeven dat de beantwoording van de vragen van de leden van enkele fracties in het kader van het VSO over het door de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport georganiseerde rondetafelgesprek met betrekking tot de prijsbepaling van geneesmiddelen de Kamer voor de zomer zou toesturen. Tot mijn spijt kan ik niet binnen de gebruikelijke termijn reageren, nog niet alle opgevraagde informatie die nodig is voor het beantwoorden van de vragen is beschikbaar. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk mijn antwoorden doen toekomen.

Op 7 juni heeft de vaste Commissie VWS mij hun verslag van het schriftelijk overleg inzake de proeftuinen en pilots «betere zorg met minder kosten» doen toekomen. Vanwege de samenhang met de ontwikkelingen rond de bekostiging van de huisartsenzorg en integrale zorg, waarover ik de Kamer na de zomer zal informeren, zal ik mijn reactie op de vragen over proeftuinen van de vaste commissie rond dezelfde tijd aan uw Kamer versturen.

In het notaoverleg van 17 juni 2013 over de initiatiefnota van de leden Anne Mulder en Van Veen over patiëntveiligheid (Kamerstuk 33 497, nr. 10) heb ik u toegezegd de beroepsverenigingen te verzoeken een onderzoek in te stellen naar ondermaatse bijscholing. Helaas lukt het niet u voor het zomerreces te informeren of en wanneer een reactie van de beroepsverenigingen verwacht kan worden. Ik spreek de beroepsverenigingen hierover na het zomerreces. En zal uw Kamer hierover informeren.

Tijdens de regeling van werkzaamheden van 25 juni 2013 (Handelingen II 2012/13, nr. 99) is door het lid Van Gerven een dertigleden debat aangevraagd over het bericht dat het VU Medisch Centrum (VUmc) en Eyeworks beboet zijn voor het schenden van het beroepsgeheim. Daarbij is verzocht om een brief waarin onder andere een reactie komt op het rapport van het Openbaar Ministerie over VUmc en Eyeworks inzake het schenden van het beroepsgeheim. Waarbij ook dient te worden ingegaan of degenen die verantwoordelijk zijn voor het schikkingsvoorstel van € 50.000 de boete niet kunnen betalen en of er niet toch een tuchtprocedure tegen de verantwoordelijke artsen kan worden gestart. Ik zal u de desbetreffende brief in de zomer toesturen.