Gepubliceerd: 16 november 2012
Indiener(s): Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: recht strafrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33355-6.html
ID: 33355-6

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 16 november 2012

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

ALGEMEEN

1

1.

Inleiding

1

2.

Achtergrond van de richtlijn

3

3.

Inhoud van de richtlijn en voorgestelde implementatie

4

3.1

Doelstelling en reikwijdte van de richtlijn

4

3.2

Het recht op vertolking

4

3.3

Het recht op vertaling van essentiële processtukken

4

3.4

Overige aspecten uit de richtlijn

5

4.

Adviezen

6

5.

Financiële consequenties

7

ARTIKELSGEWIJS

9

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel. Zij onderschrijven de strekking van het wetsvoorstel. Het is een elementair recht van een verdachte in een strafzaak om te begrijpen wat hem ten laste is gelegd en om kennis te kunnen nemen van essentiële processtukken. Deze leden zijn overigens ook van mening dat slachtoffers dit recht ook behoren te hebben. Zij hebben mede daarom enkele vragen en opmerkingen.

Deze leden vragen of slachtoffers van een misdrijf ook recht op vertaling van essentiële processtukken in een voor hun begrijpelijke taal. Zo nee, is de regering bereid om maatregelen te nemen opdat slachtoffers dezelfde toegang hebben tot de processtukken in een voor hen begrijpelijke taal als de verdachte?

Met belangstelling hebben de leden van de PvdA-fractie kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden merken op dat de richtlijn betreffende het recht op informatie in strafprocedures nog niet is geïmplementeerd. Bij gelegenheid van de implementatie van die richtlijn zal de verplichting de verdachte in kennis te stellen van het recht op vertolking en vertaling nader worden uitgewerkt en geïmplementeerd. Als onderhavige richtlijn eerder wordt geïmplementeerd dan de richtlijn betreffende het recht op informatie in strafprocedures, vragen zij in hoeverre en hoe de verdachte dan op de hoogte wordt gesteld van zijn recht op een tolk en vertaling van de relevante stukken. Hoe zit dat in andere landen?

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. De regering geeft in de memorie van toelichting aan dat een minimumniveau in alle lidstaten bijdraagt aan een versterking van het benodigde onderlinge vertrouwen in de rechtspleging van de lidstaten. Deze leden willen graag van de regering weten in hoeverre Nederland zijn wetgeving zal moeten blijven aanpassen om tot het benodigde onderlinge vertrouwen te komen. Is de regering van mening dat om die reden nog meer nationale regelgeving moet worden omgezet zodat uiteindelijk toegewerkt zal worden naar één groot Europees wetboek van strafvordering? Dit is naar hun mening een zeer onwenselijke en verwerpelijke ontwikkeling.

De aan het woord zijnde leden benadrukken tegenstander te blijven van minimumregels voor verdachten die in Europees verband worden opgelegd. Niet alleen omdat Nederland grotendeels al voldoet aan hetgeen de richtlijn voorschrijft, maar vooral omdat het erop lijkt dat de regering, en vooral Europa, er alles aan gelegen is verdachten die de taal niet spreken te pamperen. Zij zien liever een sterkere positie voor het slachtoffer in het strafproces.

De leden van de PVV-fractie vragen waarom niet nadrukkelijk rekening is gehouden met de positie van slachtoffers indien zij betrokken zijn bij een strafproces en te maken krijgen met een verdachte die geen Nederlands spreekt of verstaat. Was is de concrete extra belasting voor het slachtoffer in een dergelijke situatie? Kan het proces voor hen vertraging oplopen vanwege de nieuwe minimumregels vertolking en vertaling?

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het belangrijke recht op een eerlijk proces vraagt dat verdachten in strafzaken op de hoogte zijn van de beschuldiging(en) in een taal die hij/zij begrijpt. Voor het voeren van de verdediging in strafzaken is (kosteloze) vertolking en vertaling dan ook cruciaal. Deze leden hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie zijn herhaaldelijk kritisch geweest over het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in strafzaken in de Europese Unie zonder dat er gezamenlijk adequate afspraken zijn gemaakt over bijvoorbeeld de bescherming van persoonsgegevens of de bescherming van de processuele rechten van verdachten. Te vaak komen deze processuele waarborgen er jaren later achteraan, zoals ook nu het geval is met de richtlijn betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafzaken. De regering stelt dat Nederland in de praktijk grotendeels al voldoet aan hetgeen de richtlijn voorschrijft. Wat is de stand van zaken in andere lidstaten? Daarbij verzoek zij de regering niet alleen in te gaan op de implementatie van de richtlijn, maar ook op de daadwerkelijke (strafrechts)praktijk. Hoe wordt dit in de gaten gehouden? Deze leden wijzen er nog maar eens op dat zij nog steeds verontrustende berichten ontvangen van Nederlandse verdachten in bijvoorbeeld Polen, aan wie het recht op vertolking wordt onthouden. Graag ontvangen zij hierop een reactie.

De aan het woord zijnde leden vragen wat wordt bedoeld met de zin dat Nederland grotendeels al aan de richtlijn voldoet. Op welke onderdelen wordt nog niet voldaan de richtlijn? Tot welke beleidswijzigingen leidt dit wetsvoorstel nu precies?

De leden van de SP-fractie lezen in de toelichting dat de verplichting om de verdachte in kennis te stellen van het recht op vertolking en vertaling in een andere richtlijn wordt geregeld. Pas bij gelegenheid van die implementatie zal de verplichting de verdachte in kennis te stellen van het recht op vertolking en vertaling nader worden uitgewerkt en geïmplementeerd, aldus de regering. Dit bevreemdt deze leden. Waarom kan dit niet meteen worden meegenomen? Is dit belangrijke recht op deze informatie in de praktijk nu reeds verzekerd?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De implementatie van de richtlijn betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures beschouwen zij als een volgende waardevolle stap in de uitwerking van de routekaart ter versterking van de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures en het daarmee van het realiseren van een gelijkwaardig minimumniveau van rechtsbescherming van verdachten binnen de Europese Unie. Dit draagt bij aan het voor een goede strafrechtelijke samenwerking benodigde onderlinge vertrouwen in de rechtspleging van de lidstaten.

Deze leden hebben geconstateerd dat Nederland reeds grotendeels voldoet aan hetgeen de richtlijn voorschrijft. Voor zover dit nog niet het geval is, is de wijze waarop de bepalingen van de richtlijn in het voorliggende wetsvoorstel zijn uitgewerkt in hun ogen afdoende. Zij hebben vooralsnog geen nadere opmerkingen of vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden beschouwen het als een uitgangspunt van de rechtsstaat dat voor een eerlijk proces een verdachte effectief kan deelnemen aan zijn strafproces, begrijpt van welk feit hij wordt verdacht en zich daartegen kan verdedigen. Vanuit die opvatting vinden zij het positief dat binnen de Europese Unie een gelijkwaardig minimumniveau van rechtsbescherming van verdachten wordt gerealiseerd. Over de Nederlandse uitwerking van de richtlijn hebben de leden wel een aantal opmerkingen.

2. Achtergrond van de richtlijn

De leden van de VVD-fractie merken op dat de succesvolle uitvoering van de richtlijn staat en valt met de capaciteit in de onderscheiden lidstaten. Voor Nederland maken deze leden zich geen zorgen. Dat zou wel eens anders kunnen zijn in de nieuwere lidstaten of lidstaten die zware financiele problemen hebben. Kan de regering garanderen dat de richtlijn na implementatie geen dode letter blijft en ook daadwerkelijk tot uitvoering en verbetering van de positie van de verdachte leidt?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering in het historisch overzicht het verloop verhaalt van de besluitvorming om te komen tot afspraken tussen de lidstaten om de rechtsbescherming van verdachten te verbeteren. In eerste instantie zijn de lidstaten niet tot overeenstemming gekomen, later is besloten om de verschillende relevante rechten van verdachten te splitsen en per onderwerp een afzonderlijk instrument op te stellen. De richtlijn is de eerste maatregel van de routekaart. Welke relevante rechten van verdachten worden volgens de routekaart nog meer in Europese wetgeving ondergebracht? Wat is de stand van zaken van deze wetgeving?

Kan men in zijn algemeenheid zeggen dat, nu de procedurele rechten van de verdachten nog niet geharmoniseerd zijn, de rechten van verdachten in sommige EU-landen (nog) niet optimaal zijn? Welke landen zullen nog moeten werken aan betere rechtsbescherming van verdachten tot het niveau van deze richtlijn en het niveau dat Nederland hanteert op andere onderdelen? In de richtlijn wordt bepaald dat tijdens de overleveringsprocedure de opgeëiste persoon recht heeft op bijstand van een tolk. Zijn er richtlijnen of kaderbesluiten waarin niets is opgenomen over het recht op bijstand van een tolk, terwijl dat wel wenselijk zou zijn? Zo ja, welke zijn dat? Heeft Nederland hiervoor regels opgesteld?

3. Inhoud van de richtlijn en voorgestelde implementatie

3.1 Doelstelling en reikwijdte van de richtlijn

De leden van de VVD-fractie merken op dat voor een verdachte het kennis nemen van processtukken maar een deel van het strafproces is. Naast de processtukken is het kunnen communiceren met politie en justitie en de advocaat van belang. Kan de regering uiteen zetten op welke wijze aan de op deze gebieden mogelijk optredende taalbarrières wordt tegemoet gekomen? Kan de regering daarbij aandacht schenken aan de vraag waar de grens ligt tussen de verantwoordelijkheid van de (vervolgende) overheid en de eigen verantwoordelijkheid van de verdachte?

3.2 Het recht op vertolking

De leden van de PvdA-fractie constateren dat in de memorie van toelichting wordt gesproken over de tolkentelefoon. Ook al acht de regering het gebruik van de tolkentelefoon niet voor de handliggend, beperkingen om via de telefoon te tolken zijn er niet. Wanneer zou het gebruik van een tolkentelefoon nu al ingezet kunnen worden zonder dat er verlies aan kwaliteit van het tolken ontstaat? Kunnen daar voorbeelden van worden genoemd? De richtlijn wijst erop dat het tolken/vertalen via telefoon slechts dan ingezet mag worden als dit het eerlijke verloop van het proces niet dwarsboomt. De regering is van mening dat niet snel sprake zal zijn van het aantasten van het eerlijke verloop van het proces als de tolk niet lijfelijk aanwezig is. Waarom wordt dan in artikel 2, zesde lid, van de richtlijn expliciet gewezen op de aantasting van een eerlijk verloop van het proces als de tolk via telefoon of videoconferentie zijn werk doet?

3.3 Het recht op vertaling van essentiële processtukken

De leden van de VVD-fractie stellen dat arrtikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) bepaalt dat een verdachte recht heeft onverwijld, in een taal die hij verstaat, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging. In jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is bepaald dat dit recht op onbekostigde vertaling zich uitstrekt tot de dagvaarding en meerdere essentiële processtukken. Het tweede lid van artikel 3 van de richtlijn, dat aan dit wetsvoorstel ten grondslag ligt, somt op wat onder essentiële processtukken wordt verstaan, te weten beslissingen tot vrijheidsbeneming, de tenlastelegging of dagvaarding en vonnissen.

Nederland voldoet grotendeels aan de richtlijn. In hoeverre gaat de implementatie van de richtlijn verder dan wat reeds in Nederlandse praktijk en regelgeving geregeld is? Is het recht van verdachten op vertaling van de genoemde essentiële processtukken nog niet geregeld in Nederlandse regelgeving of is het nog niet gebruikelijk om deze stukken te vertalen? In hoeverre worden de rechten van verdachten de facto uitgebreid door implementatie van deze richtlijn?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in principe alle processtukken vertaald worden, tenzij er geen noodzaak toe bestaat. Wie bepaalt in eerste instantie wanneer bepaalde stukken niet relevant (genoeg) zijn en dus niet hoeven worden vertaald? Wordt dit tijdig medegedeeld aan de verdachte zodat verdachte op tijd bezwaar kan maken zonder het geplande proces te verstoren?

Deze leden hebben de indruk dat er geen overeenstemming is over wat moet worden verstaan onder relevante processtukken. De Raad voor de rechtspraak (Rvdr) en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) vinden dat de regering een te beperkte invulling geeft een wat relevante processtukken zijn. Heeft de regering overleg gehad met deze vertegenwoordigers van beroepsgroepen over de invulling van wat relevant is? Zo nee, zou de regering dit willen overwegen? Zo nee, waarom niet?

Uit de toelichting blijkt dat een vertaald afschrift van het vonnis wordt verstrekt als de verdachte heeft gevraagd om het vonnis en niet aanwezig was in de rechtszaal omdat hij niet wist of had kunnen weten wanneer de uitspraak zou plaatsvinden. Kunnen deze leden hieruit opmaken dat verdachten die konden weten wanneer de uitspraak maar toch niet aanwezig zijn, geen recht hebben op een vertaald vonnis? Zo ja, heeft dit geen gevolgen voor de rechten van de verdachte? Verdachte weet immers niet wat de inhoud van het vonnis is en kan daarom verzuimen tijdig in hoger beroep te gaan. Kan de regering hierop reageren?

De leden van de SP-fractie stellen de vraag of het recht op vertaling niet te beperkt wordt vastgelegd, nu er voor is gekozen in beginsel slechts de essentiële processtukken te vertalen. Waarom wordt er niet voor gekozen dit principe om te draaien en in beginsel het hele dossier te vertalen, met uitzondering van de stukken die niet voldoende relevant zijn om te vertalen? Of, zoals de NOvA voorstelt, een plicht voor het Openbaar Ministerie (OM) om in iedere strafzaak tenminste die processtukken te laten vertalen die bij hebben gedragen aan de bewezenverklaring?

De NOvA heeft ook gesteld dat de gehele tenlastelegging essentieel is, maar de regering vindt dat dit ter beoordeling aan het OM is. Welke stukken wel en niet essentieel zijn voor het voeren van de verdediging, kan ter discussie worden gesteld. Hoe worden geschillen hierover beslecht?

De leden van de D66-fractie lezen in het voorstel dat in de Nederlandse uitwerking van artikel 3 van de richtlijn is gekozen voor een standaard beperking van de stukken en gegevens die in aanmerking komen voor vertaling. Deze leden kunnen zich voorstellen dat het in de praktijk per zaak kan verschillen wat wel of geen vertaling behoeft. In welke mate wordt binnen het voorstel ruimte gelaten voor maatwerk?

3.4 Overige aspecten uit de richtlijn

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de ervaring uit de huidige praktijk is met het inzetten van tolken en vertalers. Hebben de ingezette tolken/vertalers voldoende niveau? Hoe vaak gebeurt het dat er een vertaler aanwezig moet zijn in de rechtbank of bij een politieverhoor en dat die niet aanwezig is waardoor de zitting geschorst moet worden of het politieverhoor uitgesteld moet worden?

Betrekken alle betrokkenen (zoals rechtbanken, officieren van justitie, politieagenten) tolken en vertalers uit het register? Zo nee, wie niet en waarom is dat? Als niet alle tolken en vertalers worden betrokken uit het register kan dat betekenen dat er ongelijkheid bestaat tussen de behandeling van de verschillende juridische tolken en vertalers? Zo nee, waarom niet? Kan de regering bevestigen dat soms gebruik wordt gemaakt van bureaus die als bemiddelaar optreden tussen bijvoorbeeld politie en tolken/vertalers? Waarom worden deze bureaus ingezet? Als gebruik wordt gemaakt van tussenpersonen of bemiddelaars, kunnen de leden van de PvdA-fractie niet aan de indruk ontkomen dat dit ten koste gaat van de vergoeding van de tolken en vertalers, want wie vergoedt anders de bemiddelingskosten van deze bureaus. Kan de regering dat bevestigen? Wat vindt de regering van deze handelswijze van bijvoorbeeld de politie?

Als er wel een afname plicht bestaat, op welke manier wordt gecontroleerd dat iedereen zich aan deze plicht houdt. Houden bemiddelingsbureau zich ook aan deze afname plicht? Zo nee, hoe kan dat? Hoe kan worden bewerkstelligd dat zij zich wel aan deze afspraak houden. Als de tolken en vertalers niet uit het register komen, wie zijn dan de tolken en vertalers die de bemiddelingsbureaus leveren? Hoe is de kwaliteit van deze niet geregistreerde tolken en vertalers.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat het niveau is van de in het register opgenomen tolken en vertalers. Zijn het allen gediplomeerde tolken en vertalers? Zo nee, kan met zekerheid gezegd worden dat de niet-gediplomeerde tolken en vertalers wel het kwaliteitsniveau van de gediplomeerde collega’s? Bestaat er een kwaliteitstoets voor bestaande en nieuwe tolken en vertalers? Zo nee, waarom wordt niet getoetst op kwaliteit?

De leden van de SP-fractie zijn bezorgd over de kwaliteit van de tolk- en vertaaldiensten, niet in de laatste plaats vanwege de (Europese) aanbesteding. De kwaliteit en de beloning voor tolken en vertalers staan onder druk. Is de regering alsnog bereid om deze categorie diensten, voor zover zij betrekking heeft op zaken welke tot wettelijke taken van de overheid behoren, zoals een adequate rechtsgang, uit te sluiten van openbare aanbesteding? Zo nee, waarom niet?

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat moet worden toegezien op de kwaliteit van gerechtstolken en jurdische vertalers. De kwaliteit van de vertaling is immers van directe invloed op de informatie die de verdachte heeft en maakt zo onderdeel uit van een eerlijk proces. Hoe wordt de opmerking van de vereniging van gerechtstolken en jurdische vertalers, dat het Nederlandse register van beëdigde tolken en vertalers in huidige vorm niet voldoet aan het vereiste in artikel 5, tweede lid, van de Europese richtlijn en moet worden opgeschoond en nader geclassificeerd, beoordeeld? Zal het register tegen het licht worden gehouden alvorens het voorstel van kracht wordt?

4. Adviezen

De leden van de VVD-fractie constateren dat het OM in zijn advies heeft voorgesteld om het recht op vertaling van bepaalde essentiële processtukken te beperken tot personen die de Nederlandse taal niet verstaan. De regering heeft dit advies ter zijde geschoven en spreekt liever van personen die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen, omdat deze terminologie beter zou aansluiten bij de reeds vigerende Nederlandse regelgeving.

Is er enkel sprake van een verschil in terminologie of is de kring van personen die recht hebben op vertaling bij de ene terminologie groter dan bij de andere? Als het zo is dat de kring kleiner is in de terminologie zoals voorgesteld door het OM, valt die terminologie dan nog wel binnen de beleidsruimte voor de implementatie van de richtlijn? De leden van de VVD-fractie zouden niet graag zien dat vanwege een taalkundige interpretatieverschil het OM wordt gedwongen (kostbare) vertalingen te laten vervaardigen ten behoeve van verdachten die dat niet echt nodig hebben. Kan de regering deze zorg wegnemen?

De leden van de PVV-fractie willen graag weten waarom de regering geen gehoor heeft gegeven aan het voorstel van het OM om de kring van personen die recht hebben op vertaling te beperken tot personen die de Nederlandse taal niet verstaan in plaats van niet of onvoldoende beheersen. Zij vragen of in dat geval de begrootte meerkosten niet meer beperkt zouden zijn. Deze leden merken op dat zij het enige argument van de regering om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande terminologie van de Nederlandse regelgeving mager acht. Hierbij vragen zij of met een dergelijke brede interpretatie het aantal gevallen wat gebruik maakt van het recht op vertolking of vertaling niet steeds verder op zal lopen. Heeft de regering bij de berekening van de meerkosten hiermee rekening gehouden?

De leden van de SP-fractie lezen dat de richtlijn en het wetsvoorstel geen betrekking hebben op bestuurlijke boetes, omdat de richtlijn slechts betrekking heeft op «criminal proceedings» en niet op het ruimere begrip «criminal charge», waar de bestuurlijke boete wel onder valt. Betekent dit nu dat de stukken rondom een (forse) bestuurlijke boete niet vertaald worden of dat dit niet gebeurt in het kader van het voorliggende wetsvoorstel? Hoe zit het met strafbeschikkingen, waar de Nederlandse Verenging voor Rechtspraak (NVvR) uitdrukkelijk aandacht voor vraagt? Is ook hier in de praktijk verzekerd dat de betrokkene weet waar het over gaat en wat zijn/haar rechten zijn?

Deze leden vinden het een goede ontwikkeling dat het belang van in strafrecht gespecialiseerde gerechtstolken en juridische vertalers steeds meer wordt onderkend. Ook de Raad voor de Rechtsbijstand (RvR) wijst op mogelijke tijdwinst. Op welke termijn zal de situatie ontstaan dat er voldoende tolken en vertalers in het register staan vermeld met dit specialisme?

De reactie van de regering op de zorgen van de SIGV vinden de leden van de SP-fractie iets te gemakkelijk: omdat dit nu eenmaal historisch zo gegroeid is, bestaat het register niet louter uit gespecialiseerde tolken en vertalers. Graag ontvangen deze leden een inhoudelijke reactie op de wens van de SIGV om het register op te schonen, de specialisaties «gerechtstolk» en «juridisch vertaler» duidelijk te maken en hier in strafrechtsprocedures gebruik van te maken.

5. Financiële consequenties

De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat het Besluit tarieven in strafzaken (Btis) al sinds 1981 dezelfde tarieven stelt voor tolken en vertalen. Klopt dat? Is de regering van mening dat deze tarieven na ruim dertig jaar wel eens verhoogd mogen worden? Is de regering bereid de tarieven te verhogen of hierover in gesprek te treden met de beroepsgroep?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering een historisch overzicht te geven van de ontwikkeling van de tolken en vertalers en hun vergoeding, de jaarlijkse indexering enz. Wil de regering daarbij tevens betrekken de vergoedingen van andere kosten, zoals voorrijkosten en hoe de vergoeding daarvan geregeld is? Krijgen alle tolken/vertalers dezelfde vergoeding ongeacht de taal? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PVV-fractie merken op dat er bij de berekeningen vanuit wordt gegaan dat in 10% van de strafzaken sprake is van een verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst. Hierbij is uitgegaan van cijfers zoals opgenomen in het WODC-rapport Criminaliteit en rechtshandhaving 2010. Deze leden willen graag weten hoe de regering tot deze berekening is gekomen en hoe hoog dit percentage is als wordt uitgegaan van het rapport Criminaliteit en rechtshandhaving 2011.

Verder willen deze leden graag van de regering weten wat de meest voorkomende vreemde talen zijn waarvoor een tolk wordt gevraagd.

De leden van de PVV fractie merken op dat de kosten van vertolking en vertaling gedurende het strafproces steeds voor rekening komen van de lidstaten, aldus artikel 4 van de richtlijn. De regering heeft eerder aangegeven niet onwelwillend te staan tegenover het vragen van een eigen bijdrage in strafzaken waarin ambtshalve een advocaat wordt toegevoegd. De regering heeft een onderzoek ingesteld waaruit duidelijk moet worden op welke wijze een eigen bijdrage in ambtshalve strafzaken kan worden opgelegd. Deze leden willen graag van de regering weten of zij de uitkomsten van dit onderzoek wil meenemen bij de implementatie van bovenstaande richtlijn.

Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten waarom de regering bij het voorgenoemde wetsvoorstel niet meer op de eigen verantwoordelijkheid van verdachten wijst indien zij met de Nederlandse overheid worden geconfronteerd, aangezien Nederland al voor het grootste gedeelte voldoet aan wat de richtlijn voorschrijft.

De leden van de PVV fractie merken op dat de regering wil dat meer documenten zullen moeten worden vertaald dan nu in Nederland gebruikelijk is.

In het voorstel heeft een verdachte ook recht op tolkenbijstand wanneer zijn raadsman niet de taal spreekt die de verdachte verstaat. In dat geval wordt het inschakelen van een tolk door de staat vergoed. Maar betekent dit dat de raadsman alleen professionele (geregistreerde en beëdigde) tolken mag inschakelen of kunnen ook andere dan professionele tolken om een vergoeding vragen? Een en ander is de leden van de PVV-fractie niet duidelijk.

De aan het woord zijnde leden willen graag een goede onderbouwing voor de stelling van de regering dat bovengenoemd wetsvoorstel geen gevolgen heeft voor de administratieve lasten van burgers, bedrijven en overheid.

De leden van de SP-fractie roepen naar aanleiding van de passage over de automatische vertaalsoftware de Kamervragen in herinnering over het moeten laten gaan van een verdachte door fouten in de vertaling van de dagvaarding door het gebruik van «Google translate», waarbij het woord (proces)stukken (vanuit het Russisch) als «stukjes kaas» werd vertaald.1 Vertalen blijft altijd mensenwerk. Graag krijgen deze leden de toezegging dat ook indien er gebruik wordt gemaakt van gestandaardiseerde tekstblokken of zelfs vertaalsoftware de kwaliteit hier niet onder zal leiden.

De leden van de D66-fractie constateren dat het vertalen van essentiële processtukken extra kosten met zich meebrengt. Zowel het OM als de Rvdr signaleren dat de kosten hoger zullen oplopen dan in het voorstel reeds voorzien. Deze leden vragen in hoeverre deze kosten kunnen worden opgevangen binnen het budget voor gerechtskosten, zoals dat door het OM wordt beheerd en voor komende periode is voorzien. Zijn er kostenbesparingen door middel van bijvoorbeeld videconferenties en gespecialiseerde gerechtstolken voorzien?

De aan het woord zijnde leden vragen of wordt voorzien in tijdige beschikbaarheid van vertalingen. In welke mate moet ten aanzien van de werklast van de rechtspraak rekening worden gehouden met ontijdige beschikbaarheid van vertalingen waardoor procedures vertraagd kunnen raken?

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Onderdeel A (artikel 23)

De leden van de D66-fractie lezen in het voorstel een uitzondering op tolkenbijstand «voor zover het belang van het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad.» Zoals ook door de Afdeling advisering van de Raad van State verwoord, bevat de richtlijn geen mogelijkheid tot het maken van een dergelijke uitzondering tijdens alle zittingen. Deze leden kunnen zich niet voorstellen dat bij implementatie van de richtlijn een verschil in toegang tot informatie zou kunnen ontstaan tussen verdachten die de Nederlandse taal machtig zijn en verdachten die tolkenbijstand behoeven. Deze leden vragen dan ook in hoeverre hier sprake zal zijn van een verschil in behandeling tussen Nederlandstalige verdachten en anderstalige verdachten.

De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon

De griffier van de commissie, Nava