Gepubliceerd: 18 december 2012
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA)
Onderwerpen: burgerlijk recht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33351-5.html
ID: 33351-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 18 december 2012

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

   

Blz.

     

I.

Algemeen

1

 

1. Inleiding

1

 

2. Het wetsvoorstel op hoofdlijnen

3

 

3. Andere aspecten bij het wetsvoorstel

8

II.

Artikelsgewijs

9

 

Artikel I

9

 

Artikel III

10

 

Evaluatie

10

I. Algemeen

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn tevreden dat het liberale beleid van de regering met dit wetsvoorstel resulteert in gelijke rechten voor transgenders. Het aan eenieder toekomende zelfbeschikkingsrecht wordt hiermee gewaarborgd. Tot grote tevredenheid van deze leden is steriliteit niet langer een vereiste voordat kan worden overgegaan tot wijziging van de vermelding van het geslacht. Deze leden kunnen zich de soms vernederende situaties voorstellen waarmee transgenders worden geconfronteerd wanneer zij een identiteitsbewijs moeten tonen dat nog geen vermelding maakt van het geslacht dat zij inmiddels wel hebben aangenomen of waarnaar zij reeds zijn gaan leven. Voornoemde leden zijn dan ook van mening dat dit wetsvoorstel een aanzienlijke verbetering vormt voor de dagelijkse levensstandaard van transgenders. Wel hebben zij een aantal vragen over de in het wetsvoorstel gekozen uitwerking.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat de bestaande eisen ten aanzien van geslachtsverandering in de akte van geboorte niet meer passen bij de opvattingen zoals die in huidige samenleving bij dit onderwerp gelden. Zij verwelkomen op hoofdlijnen de voorgestelde veranderingen. Deze leden hebben daarover enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en brengen een aantal vragen naar voren.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Dit voorstel sluit aan bij gewijzigde maatschappelijke opvattingen en komt geen moment te vroeg. Veel mensen hebben hier reikhalzend naar uitgekeken. Deze leden hebben over dit voorstel enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zijn het eens met het laten vervallen van de medische voorwaarden voor wettelijke erkenning van de genderidentiteit. Jaarlijks veranderen ongeveer honderd personen fysiek en juridisch van geslacht. De wet stelt daarvoor op dit moment zware voorwaarden, zoals de eis dat betrokkene een volledige geslachtsaanpassende behandeling heeft ondergaan en onherstelbaar onvruchtbaar is gemaakt. Die eis raakt aan het in artikel 11 van de Grondwet verwoorde recht op onaantastbaarheid van het lichaam. Het wetsvoorstel, dat voorstelt deze eis te schrappen, komt tegemoet aan het recht op zelfbeschikking van transgenders. Voor een transseksueel zal de voorgestelde wijziging neerkomen op een vooruitgang, nu hij of zij zonder grote inbreuk op de lichamelijke integriteit aangifte kan doen van zijn of haar overtuiging tot een ander geslacht te behoren.

De aan het woord zijnde leden merken op dat de huidige wettelijke regeling over geslachtsverandering dateert van 1985. Het denken heeft sedertdien een ontwikkeling meegemaakt. Zo komt de sterilisatie-eis voort uit de gedachte dat het huwelijk uitsluitend een band kan zijn tussen een man en een vrouw en de gedachte dat kinderen slechts een man en een vrouw als vader en moeder kunnen hebben. Deze leden hebben over het wetsvoorstel enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met bijzondere interesse kennisgenomen van het voorstel dat de voorwaarden beoogt te vereenvoudigen voor het wijzigen van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte. Daarmee komen de vereisten van onvruchtbaarheid en lichamelijke aanpassing te vervallen en maakt een rechterlijk oordeel geen onderdeel meer uit van de procedure. Tevens is geen gerechtelijke tussenkomst meer vereist voor bijbehorende naamswijzigingen. Deze leden pleiten al geruime tijd voor deze aanpassingen en zijn verheugd dat nu eindelijk een belangrijke stap wordt gezet als het gaat om het zelfbeschikkingsrecht en de emancipatie van transgenders. Nederland sluit zo weer meer aan bij de internationale afspraken inzake transgenderrechten en zet daarmee grotendeels een streep door de huidige inbreuk op de rechten van transgenders, zoals geconstateerd door Human Rights Watch. Deze leden hebben nog wel enkele vragen en opmerkingen over het voorliggende voorstel. Zij verzoeken daarbij om een voortvarende en zorgvuldige beantwoording, zodat wordt bijgedragen aan een spoedige inwerkingtreding van het wetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden willen de regering enkele vragen voorleggen.

De leden van de SGP-fractie hebben met de nodige reserve kennisgenomen van het wetsvoorstel om het eenvoudiger te maken om het geslacht in de geboorteakte te wijzigen. Zij hebben de indruk dat dit wetsvoorstel meer juridische problemen creëert en vragen oproept dan dat het problemen oplost. Ook wordt als gevolg van dit wetsvoorstel naar hun inschatting de eenduidigheid van de begrippen vader en moeder verder aangetast.

2. Het wetsvoorstel op hoofdlijnen

De leden van de VVD-fractie lezen dat het wetsvoorstel voorziet in een bij de aangifte te voegen verklaring van een deskundige, inhoudende dat de overtuiging van de aangever dat hij tot het andere geslacht behoort van blijvende aard is. Deze deskundige dient tot die conclusie te zijn gekomen op basis van in die verklaring te vermelden feiten en omstandigheden. Kan de regering aangeven hoe deze deskundigenverklaring zich verhoudt tot het met dit wetsvoorstel geborgde zelfbeschikkingsrecht? Wordt dit recht niet teveel ingeperkt door de eis van een deskundigenverklaring? Ziet de regering niets in het Argentijnse model, waarin de transgender zijn of haar genderidentiteit eenvoudig zelf bij de ambtenaar van de burgerlijke stand kan wijzigen? De aan het woord zijnde leden maken uit de memorie van toelichting op dat de reden voor het vereisen van een deskundigenverklaring tweeërlei is. Het zou identiteitsfraude zoveel mogelijk voorkomen en voorkomen dat de wijziging van de vermelding van het geslacht voortkomt uit een psychiatrische aandoening. Kan fraude niet ook anderszins worden voorkomen, zoals door middel van vingerafdrukken, irisscans of door andere biometrische kenmerken? Is de regering bereid om dit deskundigenoordeel te laten vallen? Zo nee, is de regering dan bereid om dit deskundigenoordeel te beperken tot een marginale(re) toetsing, zodat de transgender vooral zelf bepaalt wat zijn of haar genderidentiteit is en niet al reeds bij de wijziging van het geslacht in de geboorteakte wordt belast met een medische diagnose en onderzoek naar zijn of haar psychiatrisch welbevinden? Kan de regering aangeven wat op dit moment de wachttijden zijn voordat een deskundige op het terrein van genderdysforie kan worden geraadpleegd? Is het niet mogelijk om de huisarts te belasten met deze deskundigenverklaring? Wat zijn voor de regering de overwegingen om hiervoor wel of niet te kiezen?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat voor een geslachtswijziging in de geboorteakte de blijvende overtuiging van de betrokkene, gestaafd door een verklaring van een deskundige nodig is. Deze leden begrijpen dat dit een deskundige moet zijn die gespecialiseerd is in de problematiek rondom genderdysforie. Hoe kan de ambtenaar van de burgerlijke stand weten of een deskundigenverklaring inderdaad van een specialist in genderdysforie afkomstig is?

Waarom acht de regering een niet-gespecialiseerde psycholoog of psychiater onvoldoende in staat om te beoordelen of de betrokkene een overtuiging van blijvende aard heeft ten aanzien van wijziging van zijn geslacht in de geboorteakte? Hoe groot acht de regering het door haar geschetste risico dat iemand die overtuiging in een opwelling of vanuit een psychische stoornis heeft? Wat zouden de gevolgen zijn indien onverhoopt iemand zijn geslacht in de geboorteakte laat veranderen terwijl later blijkt dat hij of zij daarop bij nader inzien op terug wil komen? Is het mogelijk dat iemand zijn of haar geslacht in de geboorteakte meer dan een keer laat veranderen? Hoe verhoudt de benodigde deskundigenverklaring zich tot het zelfbeschikkingsrecht van de transgender? Hoe verhoudt het vereiste van een deskundigenverklaring zich tot artikel 3 van de Yogyakarta Beginselen, waarin sprake is van dit zelfbeschikkingsrecht, in het algemeen en punt b van dat artikel in het bijzonder?

Is de regering op de hoogte van wetgeving over dit onderwerp in Argentinië en welke ervaringen daarmee zijn? Zou de regering de Kamer daarvan op de hoogte willen stellen?

De leden van de PVV-fractie vragen op welke wijze de ambtenaar van de burgerlijke stand de authenticiteit van de deskundigeverklaring kan vaststellen. Brengt dit geen risico’s met zich mee?

Zij vragen de regering nader uiteen te zetten wat dient te worden verstaan onder een overtuiging van blijvende aard. Kan de regering voorts aangeven of hiermee een wijziging van het geslacht in de akte van geboorte na een voorafgaande wijziging van het geslacht in de akte van geboorte is uitgesloten?

De leden van de SP-fractie zijn het eens met het laten vervallen van de zogenoemde sterilisatie-eis, de eis dat de man die voortaan als vrouw in de akte van geboorte wil staan niet meer in staat moet zijn kinderen te verwekken en de vrouw die voortaan als man door het leven wil gaan niet meer in staat moet zijn te bevallen. Ook de eis dat betrokkene lichamelijk aangepast dient te zijn aan het verlangde geslacht vervalt. Voortaan geldt slechts de eis dat het om een overtuiging gaat die als van blijvende aard kan worden beschouwd en dat dit wordt bevestigd door een aan de ambtenaar van de burgerlijke stand overgelegde verklaring van een deskundige. De gang naar de rechter is voortaan niet meer nodig zijn. Het belangrijkste criterium tot het vaststellen van de genderidentiteit is de zelfdiagnose van de betrokkene. Dit is een belangrijke stap vooruit. Dat blijkt ook uit alle positieve reacties van direct betrokken en de geconsulteerden. In de praktijk leeft nog wel zorg over de deskundigen die bij algemene maatregel van bestuur (amvb) zullen worden aangewezen. Hoeveel zullen dit er zijn, hoe worden wachtlijsten voorkomen? Welke deskundigen worden precies aangewezen? Welke formele (betrouwbaarheids)eisen worden gesteld aan deze deskundigenverklaring? Wat zijn de kosten van een dergelijke verklaring, bij benadering? Kan de regering toezeggen de betreffende algemene maatregel van bestuur in overleg met betrokken organisaties op te stellen en hen in ieder geval uitgebreid hierover van gedachten te wisselen? De leden van de SP-fractie merken op dat de komende jaren gebruikt zouden kunnen worden om nader te kijken naar het Argentijnse model, waar een verzoek aan de ambtenaar van de burgerlijke stand volstaat en een deskundigenverklaring niet vereist is, zoals ook het COC en Human Rights Watch voorstellen. Graag ontvangen deze leden een reactie hierop.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering de zorg kan wegnemen van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken over de uitvoerbaarheid op het punt van de afstamming, omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand niet altijd zal kunnen vaststellen of betrokkene van geslacht is verandert.

De leden van de SP-fractie vragen of de voornaamswijziging, die ingevolge voorgesteld artikel 28b, tweede lid, door de ambtenaar van de burgerlijke stand kan plaatsvinden, direct en zonder bijkomende kosten plaats vindt.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om de rol van de deskundige te verduidelijken. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting lijken op dit punt namelijk elk in een andere richting te wijzen. Het voorgestelde artikel 28a bepaalt dat de deskundigenverklaring het oordeel bevat dat de overtuiging van degene op wie de aangifte betrekking heeft, dat hij tot het andere geslacht behoort dan in de akte van geboorte is vermeld, als van blijvende aard is te beschouwen gelet op daarbij te vermelden feiten of omstandigheden. Daaruit vloeit voort dat de rol van de deskundige bestaat uit de bevestiging van de duurzame overtuiging van de genderidentiteit van betrokkene. De deskundige zal daarmee niet alleen tot de overtuiging moeten komen dat verzoeker lijdt aan genderdysforie, maar zal ook moeten uitsluiten dat sprake is van een psychische stoornis. Dat wijst op een medische diagnose, die het thans geldende fysieke medische vereiste van onvruchtbaarheid lijkt te vervangen door een psychisch medisch vereiste. Voornoemde leden lezen in de memorie van toelichting echter dat het belangrijkste criterium tot het vaststellen van de genderidentiteit de zelfdiagnose van betrokkene is. De deskundige bepaalt niet iemands genderidentiteit, die weet immers alleen de aangever zelf. Dat wijst op een marginale toets door de deskundige, een bevestiging van het oordeel van de transgender zelf. Kan de regering op dit punt duidelijkheid verschaffen? Kan zij meer vertellen over de wijze waarop de deskundige tot zijn of haar oordeel zou moeten komen?

De leden van de D66-fractie zijn blij dat zelfbeschikking centraal komt te staan bij de wijziging van de officiële geslachtsaanduiding. In het voorliggende wetsvoorstel is wel opgenomen dat voor de wijziging van het geslacht in de geboorteakte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand een deskundigenverklaring moet worden overlegd die bevestigt dat de overtuiging tot het andere geslacht te behoren blijvend van aard is. Deze leden vragen de regering nader te motiveren waarom zij niet gekozen heeft voor een verzoek zonder deskundigenverklaring. Deze leden hebben vernomen dat hiervan in Argentinië wel sprake is. Zijn er nog meer landen waar dit het geval is? Kan de regering aangeven welke problemen in Argentinië zijn geconstateerd, waardoor zij deze situatie voor Nederland onwenselijk acht? Een van de genoemde argumenten voor een deskundigenoordeel is het zo veel mogelijk uitsluiten van identiteitsfraude. Kan de regering dat nader toelichten? Hoe vaak verwacht de regering dat dit zou kunnen plaatsvinden en tot welke gevolgen zou dit kunnen leiden? Zouden andere unieke kenmerken, zoals vingerafdrukken, dit niet kunnen ondervangen?

Voornoemde leden constateren dat het voorliggende wetsvoorstel beoogt dat de aangifte en de deskundigenverklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand gedurende een nog nader te bepalen periode moeten worden bewaard. Uit het oogpunt van privacy vragen deze leden aan welke termijn de regering denkt. Deelt zij de mening dat deze periode zo kort mogelijk moet zijn?

De leden van de D66-fractie achten het wenselijk dat de door het wetsvoorstel geïntroduceerde deskundigenverklaring zo veel mogelijk recht doet aan het zelfbeschikkingsrecht van de transgender. Deze leden geven de voorkeur aan een toets waarbij het eigen inzicht van de betrokkene centraal staat. Op welke wijze wil de regering de deskundigenverklaring invullen? Kan de regering aangeven welk type deskundige op het gebied van genderdysforie zij hiervoor in gedachten heeft? Deze leden vragen of daarbij ook de mogelijkheid wordt overwogen om maatschappelijk werkers of sociaal-cultureel begeleiders als deskundigen te benoemen. Deze leden maken zich zorgen dat voor de deskundige en de deskundigenverklaring een te zwaar beroep zal worden gedaan op de in Nederland in beperkte mate aanwezige transgenderzorg. Zij hechten er veel waarde aan dat de huidige wet geen zwaardere belasting legt op de transgenderzorg, waar nu al forse wachtlijsten waar te nemen zijn. Deze leden verzoeken om bij de invulling van de in het wetsvoorstel geïntroduceerde deskundigenverklaring ook belangenorganisaties van transgenders te betrekken. Voornoemde leden merken tevens op dat zij het van groot belang achten dat er voor transgenders voldoende keuzevrijheid zal bestaan in het aanbod van deskundigen waartoe zij zich kunnen wenden. Welke kosten verwacht de regering dat er als gevolg van de deskundigenverklaring zullen ontstaan? Zijn die kosten voor rekening van de transgender of de overheid?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe zij deze wetswijziging ziet als oplossing voor het veronderstelde probleem van de wijziging van de vermelding van het geslacht. Kan de regering aangeven waarom zij vindt dat de eisen van lichamelijke aanpassing te ver strekken? Is de blijvende overtuiging die iemand heeft in een verkeerd lichaam te zitten niet een te lastig te handhaven criterium om de wijziging in de akte van geboorte door te voeren?

Gelet op de lastig vast te stellen eisen zijn voornoemde leden benieuwd naar de verhouding tussen deze lastige vaststelling en de uitkomst die transgenders geboden kan worden. Kan de regering aangeven om hoeveel mensen het gaat in deze casus?

Om tot een vereenvoudigde procedure te komen heeft de regering het wijs geacht om de ambtenaar van de burgerlijke stand te laten beslissen op een verzoek tot wijziging van de geslachtsvermelding in de geboorteakte. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft aan dat het naar haar oordeel beter is om niet de ambtenaar deze bevoegdheid toe te kennen, maar deze bij de rechter te laten, zoals nu het geval is. Het is volgens de Afdeling niet aan de ambtenaar van de burgerlijke stand om een deskundigenverklaring te beoordelen noch de verklaring van de betrokkene te beoordelen. De regering stelt echter dat de beoordeling van de rechter niet nodig is omdat het gaat om de zelfdiagnose van de betrokkene. Kan de regering aangeven waarom zij, nu zij spreekt over zelfdiagnose, buiten de rechter om rekent?

De procedure met betrekking tot deze voorgestelde wijziging is precair en dient zorgvuldig te gebeuren. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen dan ook hoe ambtenaren van de burgerlijke stand op een juiste manier kunnen controleren wie men voor zich heeft. Als het feitelijke geslacht afwijkt van het administratieve geslacht kan er verwarring optreden. Daarop biedt voorgesteld artikel 28 een oplossing. De vrouw die een kind verwekt heeft wordt in de geboorteakte van dat kind als vader aangemerkt, terwijl de man die een kind gebaart heeft als moeder in de geboorteakte van dat kind wordt vermeld. Aansluitend kan op grond van voorgesteld artikel 81,derde lid, Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens degene, wiens geslacht is gewijzigd, het gemeentebestuur verzoeken om gegevens die verwijzen naar zijn vroegere sekse te verwijderen. Dit heeft tot gevolg dat de ambtenaar niet kan weten of de ouder ooit een ander geslacht had. Genoemde leden vragen of dit in de praktijk problemen kan opleveren wat de afstamming betreft. Er zullen namelijk aanvullende stukken moeten worden opgevraagd die betrekking hebben op de geslachtswijziging. Te denken valt aan een doktersverklaring of een afschrift van een rechterlijke uitspraak. Bij het aanvragen van deze stukken kan de geboorteaangifte termijn overschreden kan worden. Hoe denkt de regering deze procedure werkzaam te maken? Graag ontvangend deze leden een reactie hierop.

Voornoemde leden merken op dat het laten vervallen van de oude eisen die gesteld waren om een geslachtverandering administratief door te laten voeren met zich meebrengt dat het nieuwe criterium langdurig de blijvende overtuiging hebben voor ruime interpretatie vatbaar is. Kan de regering ook op dit punt aangeven hoe zij deze procedure werkzaam willen maken? Worden er tijdseisen gesteld aan de duur van langdurig? Hoe kan een blijvende overtuiging getoetst worden?

De leden van de SGP-fractie merken op dat de ambtenaar van de burgerlijke stand volgens de Afdeling advisering van de Raad van State niet zelf een inhoudelijke afweging van de feiten kan maken. Daarom stelt de regering voor om hem volledig af te laten gaan op de deskundigenverklaring. De regering maakt een vergelijking tussen de aangifte van geboorte of overlijden en de mogelijkheid om met hulp van een deskundigenrapport te bewijzen dat iemand een ander geslacht heeft dan wat in zijn of haar geboorteakte staat.

Voornoemde leden vragen of dit verschil niet groter is dan de regering in reactie op het advies van de Afdeling suggereert. Geboorte en overlijden zijn feiten die in principe voor iedereen – ook niet-deskundigen – duidelijk en bewijsbaar zijn. Bij een deskundigenoordeel over het geslacht en de zelfdiagnose van de betrokken persoon is op voorhand veel minder duidelijkheid te geven. Is het niet zo dat over dat deskundigenoordeel veel meer discussie mogelijk is dan over het oordeel of iemand geboren dan wel overleden is? Bestaat er niet toch een risico dat de ambtenaar van de burgerlijke stand in een situatie komt dat hij toch moet vaststellen of het deskundigenoordeel in overeenstemming met de werkelijkheid is? Is het niet denkbaar dat er twee deskundigenrapporten zijn die een van elkaar verschillend eindoordeel geven of die ruimte laten voor twijfel over bijvoorbeeld de duurzaamheid van de overtuiging? Hoe dient de betrokken ambtenaar van de burgerlijke stand hiermee om te gaan?

De aan het woord zijnde leden vragen of de mogelijkheid om het geslacht te wijzigen in de geboorteakte eenmalig is of kan hiervan ook vaker gebruik van worden gemaakt gedurende het leven.

De leden van de SGP-fractie merken op dat de deskundigenverklaring in het wetsvoorstel een belangrijke functie heeft. De regering stelt dat daarom slechts een beperkt aantal deskundigen in aanmerking komt voor het opstellen van een verklaring. Kan worden aangegeven hoe de regering de algemene maatregel van bestuur deze groep van deskundigen nader denkt te kunnen specificeren? Betreft het beschermde beroepstitels?

De regering stelt dat het niet zo is dat de deskundige ook vaststelt wat de genderidentiteit van de betrokken persoon is. Voornoemde leden vragen wat de precieze rol en bevoegdheid van de deskundige dan wel is. Hoe kan hij of zij vaststellen of er sprake is van een duurzaam verschil tussen het geslacht en de ervaren identiteit?

De leden van de SGP-fractie vragen of de bevoegdheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand om de voornaam te wijzigen alleen zal bestaan in het geval waarin het geslacht ook daadwerkelijk is veranderd in de geboorteakte en dat voor de overige gevallen alleen een rechterlijke uitspraak volstaat.

Deze leden stellen vervolgens de vraag of het mogelijk is dat een (eerdere) rechterlijke uitspraak over een voornaamswijziging anders luidt dan het in dit wetsvoorstel bedoelde deskundigenoordeel. Heeft dit voor de betrokken ambtenaar de burgerlijke stand betekenis? Hoe dient hij in dat geval te handelen?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering het stellen van de sterilisatie-eis vooral tijdsbepaald vindt. Zij vragen- nog los van de opvatting die men heeft over de mogelijkheid om twee mannen of vrouwen te huwen dan wel als ouders te hebben – of die eis wel daadwerkelijk tijdsbepaald is. Deze leden begrijpen uit de memorie van toelichting dat lichamelijke aanpassing en onvruchtbaarheid niet langer noodzakelijke voorwaarden zijn voor de aanpassing van het geslacht. Betekent dit concreet dat het mogelijk is dat iemand die volgens de gewijzigde geboorteakte man is, toch een kind kan baren dan wel iemand die volgens de gewijzigde geboorteakte vrouw is, toch een kind kan verwekken? Heeft dit niet veel grotere consequenties dan het gegeven of iemand feitelijk twee vaders of twee moeders heeft? Is dit een door de regering beoogd effect? Wat zijn de gevolgen hiervan voor het personen- en familierecht in het algemeen waar bijvoorbeeld concreet over het moederschap of vaderschap wordt gesproken? Is bijvoorbeeld artikel 1:2 BW («het kind waarvan de vrouw zwanger is») ook van toepassing op iemand die volgens de gewijzigde geboorteakte man is?

3. Andere aspecten bij het wetsvoorstel

Het is de leden van de VVD-fractie ter ore gekomen dat er een substantiële groep personen is die zich vrouw noch man voelt en derhalve moeite heeft met iedere vorm van registratie. Kan de regering aangeven of zij voor die groep wat ziet in de invoering van de mogelijkheid tot het onbepaald laten van het geslacht in officiële overheidsdocumenten? Zo ja, binnen welke termijn verwacht de regering met een concreet voorstel te kunnen komen? Kan in dat verband het Australische model als voorbeeld dienen?

De leden van de PvdA-fractie begrijpen en stemmen ermee in dat, vanwege het vervallen van de eis van onvruchtbaarheid en de eis van fysieke aanpassing aan het verlangde geslacht, het zou kunnen voorkomen dat het geslacht zoals dat in de geboorteakte komt te staan, niet per se overeenkomt met het biologische geslacht. Ook delen deze leden de mening dat het aan de betrokkene zelf is om, indien hij of zij medische hulp nodig heeft waarbij het relevant is dat de hulpverlener het biologische geslacht van de betrokkene kent, die informatie met zijn hulpverlener te delen. Wat betekent dit voor het – al dan niet elektronisch – vastleggen van patiëntgegevens?

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat het ook mogelijk moet worden om bijvoorbeeld op onderwijsdiploma’s het gewenste geslacht en eventueel gewijzigde voornaam op te nemen. Betekent dit dat het ook met terugwerkende kracht mogelijk moet zijn om geslacht dan wel voornaam op een diploma te laten veranderen?

De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het aanpassen van het geslacht mogelijke consequenties heeft die wellicht niet direct bekend zijn bij betrokkene, bijvoorbeeld de dosering van medicamenten (andere dosis voor mannen dan voor vrouwen, waar een arts actief op het feitelijke geslacht gewezen dient te worden) en het feit dat de aanpassing van het geslacht mogelijkheden schept voor doorwerking in andere documenten dan de akte van geboorte, zoals diploma’s. Worden betrokkenen hierover actief en zorgvuldig geïnformeerd?

De leden van de D66-fractie stellen vast dat de regering de vraag of doorhaling van de geslachtsaanduiding in de geboorteakte mogelijk moet zijn zonder dat in de akte een nieuwe geslachtsaanduiding wordt opgenomen apart zal bezien. Deze leden vragen de regering of zij bereid is daarbij ook de mogelijkheden te bezien van andere vormen van geslachtsregistratie. In Australië en enkele staten in de Verenigde Staten is het tegenwoordig mogelijk om in officiële documenten het geslacht onbepaald te laten. Ook in Nepal is het voor individuen mogelijk zich niet als man of vrouw te registreren. Deze leden vernemen graag wanneer de regering het onderzoek naar het onbepaald laten van het geslacht denkt te kunnen afronden en welke experts daarbij betrokken worden.

De leden van de D66-fractie constateren dat wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte doorwerkt in andere documenten. Kan de regering toelichten of dit ook van toepassing is op het trouwboekje? Deze leden hebben verschillende signalen ontvangen dat dit in de huidige praktijk tot problemen leidt. Voorts vragen deze leden in hoeverre niet-overheid gerelateerde instellingen verplicht zijn documenten aan te passen.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat deze voorgestelde wijziging ook maatschappelijke consequenties kan hebben. Kan de regering haar visie geven waar het de gevolgen voor topsport betreft?

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 28

De leden van de VVD-fractie merken op dat het wetsvoorstel ziet op personen vanaf zestien jaar. Deze leden hebben vernomen dat ook jongere personen regelmatig al uitvoering geven aan hun wens om conform een andere genderidentiteit te leven. Nu met dit wetsvoorstel terecht de eis vervalt dat een medische behandeling dient te worden ondergaan alvorens kan worden overgegaan tot wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte, vragen zij of de regering geen aanleiding ziet om het minimumleeftijdsvereiste te verlagen. Het COC stelt bijvoorbeeld voor om de minimumleeftijd terug te brengen tot twaalf jaar. Wat vindt de regering daarvan?

De leden van de D66-fractie constateren dat als voorwaarde wordt gesteld dat degene die wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte wenst zestien jaar of ouder dient te zijn. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat veel transgenders al op jonge leeftijd de overtuiging hebben dat het geboortegeslacht niet overeenkomt met de genderidentiteit. Volgens het voorliggende wetsvoorstel moeten zij echter nog geruime tijd in een ander geslacht leven dan in de geboorteakte vermeld staat. Dit kan in het dagelijkse leven bij de sportclub, op de middelbare school of tijdens vakanties tot vervelende situaties leiden. Hoe kijkt de regering aan tegen de mogelijkheid om wijziging van de geslachtsregistratie al mogelijk te maken vanaf de leeftijd van twaalf jaar, in het geval de ouders daarmee instemmen? Is zij bereid dit nader te onderzoeken?

De leden van de ChristenUnie vragen lezen in de memorie toelichting dat het de regering verantwoord lijkt om niet de normale minderjarigheidsleeftijd van achttien jaar aan te houden voor deze wetswijziging. Ook mensen vanaf zestien jaar mogen een verzoek tot wijziging indienen. De regering sluit aan bij het argument dat transgenders al voor hun achttiende levensjaar niet naar hun geboortegeslacht leven. Kan de regering uiteenzetten waarom zij in dit geval een uitzondering wil maken waar het de minderjarigheidsleeftijd betreft.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering voorstelt om als leeftijdsgrens uit te gaan van zestien jaar. Deze leden vragen of het niet vanuit het oogpunt van wetssystematiek beter is om aan te blijven sluiten bij de normale leeftijd waarop mensen meerderjarig worden?

Artikel 28c

De leden van de SP-fractie merken op dat in artikel 1:28c, derde lid, staat dat bij de betrokkene die na wijziging van het geslacht een kind verwerkt of baart voor de toepassing van titel 11 (afstamming) wordt uitgegaan van het geslacht dat betrokkene vóór de wijziging had. Enerzijds begrijpen voornoemde leden deze keuze vanuit juridisch en wet systematisch oogpunt, anderzijds leidt dit tot de vreemde situatie dat de aanduiding van de afstammingsrelatie (vader of moeder) niet strookt met de feitelijke situatie. Met name voor het kind kan dat lastig zijn. Wat is de reactie van de regering hierop? Ook de Raad voor de rechtspraak wijst op het probleem van de identiteitsvorming van het kind. Wat is de reactie van de regering op de voorgestelde oplossing, namelijk het introduceren van het begrip ouder?

De leden van de CDA-fractie hebben een vraag over het voorgestelde artikel 28c, derde lid. Daar wordt een nadere regeling getroffen voor de situatie waarin een vrouw geworden man toch een kind baart of een man geworden vrouw toch een kind verwekt. Die situatie kan voorkomen omdat de absolute eis van onvruchtbaarheid komt te vervallen. Het wetsvoorstel stelt voor uit te gaan van het geslacht dat de desbetreffende persoon vóór de wijziging van de geboorteakte had. De aan het woord zijnde leden merken op dat het gevolg is dat degene die een vrouw is geworden, toch als man in de geboorteakte van het kind komt te staan of dat degene die man is geworden, toch als vrouw wordt vermeld in de geboorteakte van het kind. De Raad voor de rechtspraak merkt op dat dit problematisch kan zijn voor de identiteitsvorming van het kind. Kan de regering hier nader op ingaan? De Raad

suggereert aan te sluiten bij een beslissing van het Hof in Leeuwarden (LJN BO8039) en duid de betreffende persoon als ouder aan te duiden. Kan de regering duidelijk maken waarom zij deze suggestie niet heeft gevolgd?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering stelt dat de man geworden vrouw die een kind baart als moeder dient te worden aangemerkt. Deze leden begrijpen de logica van dit voorstel niet. Wat is de consequentie hiervan? Betekent dit concreet dat de persoon die volgens zijn gewijzigde geboorteakte man is, op het moment van baren als vrouw wordt gezien? Levert dit juridisch, praktisch en psychologisch voor het desbetreffende kind en de betrokken persoon geen onoverkomelijke bezwaren op? Versterkt de wetgever op deze wijze niet het gegeven dat juridisch gezien iemand tegelijkertijd man en vrouw kan zijn?

Artikel III

De leden van de VVD-fractie maken uit de memorie van toelichting op dat de gevolgen van de wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte, voor zover zij zaken betreffen waarop boek 1 van het BW ziet, zich met ingang van de wijziging voltrekken en niet met terugwerkende kracht. Kan de regering aangeven waarom hiervoor is gekozen? Is deze oplossing in het belang van kinderen? Zo ja, kan de regering aangeven of dit belang ook anderszins kan worden behartigd? Is het belang van het feit dat een kind van rechtswege een moeder heeft, zoals zij lezen in de memorie van toelichting, vooral vanuit internationaal oogpunt ingegeven of volgt dat uit boek 1 van het BW? Indien het laatste het geval is, is de regering dan voornemens om te komen tot een situatie dat in dit soort gevallen ook kan worden aanvaard dat een kind reeds vanaf de geboorte twee vaders heeft?

Evaluatie

De leden van de VVD-fractie kunnen zich voorstellen dat een evaluatie van de deskundigenverklaring en het minimumleeftijdsvereiste, gelet op de consternatie bij Transgender Netwerk Nederland, het COC en Human Right Watch, een meerwaarde kan hebben. Wat vindt de regering hiervan en welke evaluatietermijn heeft zij voor ogen?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering bereid is om in de wet een evaluatiebepaling op te nemen om binnen een termijn van vijf jaar de werking van deze wet onder ander te bezien op het vereiste van een deskundigenverklaring versus het zelfbeschikkingsrecht van de transgender.

De leden van de SP-fractie vragen of het niet goed zou zijn deze wet te evalueren enkele jaren na inwerkingtreding, waarbij ook de leeftijdsgrens, de uitwerking van het zelfbeschikkingsrecht in de praktijk en het belang van het kind waar het gaat om het afstammingsrecht kan worden bekeken.

De leden van de D66-fractie vragen of de regering bereid is de werking en het belang van de deskundigenverklaring vijf jaar na inwerkingtreding van de wet te evalueren.

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

Adjunct-griffier van de commissie, Hessing-Puts