Kamerstuk 33240-VI-5

Lijst van vragen en antwoorden inzake het Jaarverslag Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011

Gepubliceerd: 8 juni 2012
Indiener(s): Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33240-VI-5.html
ID: 33240-VI-5

Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 juni 2012

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Justitie over het Jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011 (Kamerstuk 33 240 VI, nr. 1).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De griffier van de commissie, Nava

1

Wat is de stand van zaken met betrekking tot Nederlandse gedetineerden in de Dominicaanse Republiek? Is er al zicht op het tot stand komen van een WOTS-verdrag met Peru? Wanneer zal het WOTS-verdrag met Peru ter goedkeuring aan de Kamer worden voorgelegd? Kan hier spoed achter worden gezet?

Het voorstel tot goedkeuring van het WOTS-Verdrag met betrekking tot Nederlandse gedetineerden in de Dominicaanse Republiek zal naar verwachting dit najaar aan de rijksministerraad kunnen worden aangeboden. De voorlegging aan de Staten-Generaal volgt dan later in dit najaar.

Het voorstel tot goedkeuring van het WOTS-Verdrag met Peru wordt deze maand in de Rijksministerraad behandeld. Na het ingewonnen advies van de Raad van State zal het aan de Staten-Generaal kunnen worden voorgelegd. Dat laatste zal naar verwachting na het zomerreces het geval zijn.

2

Wat wordt precies bedoeld met de constatering dat 41% van de problematische jeugdgroepen is aangepakt? Wat wordt onder «aangepakt» verstaan?

In november 2010 telde Nederland volgens de zogenaamde shortlistinventarisatie problematische jeugdgroepen die door de politie is uitgevoerd, 89 criminele jeugdgroepen. Tot en met oktober 2011 zijn volgens politiegegevens 37 van de 89 criminele jeugdgroepen (41%) aangepakt. Onder die 37 aangepakte criminele jeugdgroepen bevinden zich ook alle zes jeugdbendes die eind 2010 waren geregistreerd.

Aanpakken betekent in dit verband dat er onder bevoegd gezag van de hoofdofficier van justitie en de burgemeester zowel strafrechtelijke als bestuursrechtelijke interventies zijn gepleegd zodat de jeugdgroep zich niet meer als zodanig op straat manifesteert. Interventies zijn gericht op het individu (bijvoorbeeld detentie), op de groep (bijvoorbeeld gebieds- en samenscholingsverbod) en op de omgeving van het individu (bijvoorbeeld opvoedondersteuning ouders).

Over de voortgang van de uitvoering heb ik uw Kamer per brief op 5 april dit jaar geïnformeerd (TK 28 684, nr. 346).

3

Hoe hoog was de pakkans voor high impact delicten voordat die naar 31% steeg? Waaruit blijkt dat de pakkans op high impact delicten is gestegen naar 31%?

In 2009 (het «nuljaar») was de pakkans voor high-impactdelicten 30%. Uit de informatiesystemen van de politie blijkt dat de pakkans naar 31% is gestegen.

4

Hoe hoog is het bedrag dat is afgepakt met het programma «Afpakken»?

Hogere afpakresultaten in het kader van het programma afpakken dat in 2011 is gestart zijn voor het eerst begroot in het jaar 2012. Het jaar 2012 zal als gevolg van dit programma een stijging moeten laten zien van de afpakresultaten met € 5 miljoen. Deze € 5 miljoen komt boven op de voor 2012 begrote afpakresultaten van € 44 miljoen, bestaande uit € 30,8 miljoen aan Pluk ze-opbrengsten en € 13,2 miljoen aan verbeurdverklaringen.

5

Wat moeten worden verstaan onder een realisatie van 30% in de eerste fase van de opsporingsketen ten aanzien van aanpak georganiseerde criminaliteit?

De realisatie van 30% in de eerste fase van de opsporingsketen slaat op het aantal projectmatige opsporingsonderzoeken dat door politie wordt gestart. Dit aantal is zodanig gestegen, dat de inschatting kan worden gemaakt dat inmiddels 30% van de criminele samenwerkingsverbanden wordt aangepakt. Naast de stijging in de eerste fase wordt ook gestreefd naar eenzelfde stijging in de vervolgfase: de vervolging van de subjecten uit de betreffende opsporingsonderzoeken. Voor wat betreft het aantal strafopleggingen naar aanleiding van onderzoeken naar georganiseerde criminaliteit, wordt de realisatie van de doelstelling pas in 2013 verwacht. Het betreffen namelijk langdurige onderzoeken en vervolgingstrajecten, die vaak pas veel later tot strafopleggingen leiden.

6

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de bestijding van bureaucratie («minder regels, meer op straat») bij de politie?

In december 2011 heb ik uw Kamer schriftelijk geïnformeerd over de stand van zaken rond mijn aanval op de bureaucratie. Ik heb daarbij aangegeven dat ik geheel op koers ben om mijn doelstelling te realiseren. Samen met politie en OM werk ik aan een uitgebreid pakket aan maatregelen om het presterend vermogen van de politie te versterken Onderdeel hiervan is een lastenverlichting van 25% op het aandeel administratieve werkzaamheden binnen het takenpakket van politiemensen, hetgeen overeenkomt met een te realiseren productiviteitswinst van 5000 fte. in 2014.

Eind 2012 heb ik daarvan de eerste 1000 fte. gerealiseerd. Ik doe dat onder meer door vereenvoudiging van de werkwijze bij de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden van politie, het beperken van de door de politie aan te leveren verantwoordingsinformatie, gecombineerd met de versterking van het vakmanschap en door aanpassingen in de ICT-ondersteuning. Dit laatste vanzelfsprekend binnen de prioritering van het ICT-aanvalsprogramma van de politie.

7

Wat is de stand van zaken van de pilots die in 2011 zijn gestart om de heterdaadkracht bij de politie te vergroten?

De 5 pilots lopen op dit moment nog. Door middel van een pilot wordt onderzocht of een bepaalde maatregel daadwerkelijk bijdraagt aan het vergroten van de heterdaadkracht.

Leidende thema’s zijn de versterking van de samenwerking met burgers, meer en doelgerichter blauw op straat en een verbeterde informatiepositie. Voorbeelden van concrete maatregelen zijn de toepassing van FoBo (Front-office backoffice) gekoppeld aan real time intelligence (Hollands-Midden).

In de pilotkorpsen wordt gebruik gemaakt van het programma Burgernet. Colleganet is een uitbreiding op dit programma, waarbij politiemensen worden aangesloten en via hun mobiele telefoon (met GPS-locatie) gericht kunnen worden aangestuurd als zij zich in de buurt van een incident bevinden. Binnenkort wordt Colleganet over de andere regio’s uitgerold.

De kwartiermaker van de Nationale Politie wordt gevraagd de effectief gebleken maatregelen in de organisatie mee te nemen en te implementeren.

Wat betreft het systeem LiveView kan ik u melden dat dit zodanig succesvol is dat het nog dit jaar landelijk wordt uitgerold. Door LiveView kunnen de camerabeelden van winkeliers en bedrijven die zijn aangesloten bij een particuliere alarmcentrale (PAC) direct door worden gestuurd naar de meldkamer van de politie. Hierdoor neemt de pakkans voor bijvoorbeeld overvallen toe. Politiemedewerkers kunnen zo meteen zien hoe de situatie is, hoeveel overvallers er zijn, welke wapens zij gebruiken en of er gewonden zijn. Maar het systeem kan ook voor andere calamiteiten worden ingezet, zoals bij brand.

8

Wat is de stand van zaken van het uitgebreide aanvalsprogramma ICT?

Met mijn brieven van 25 april en 9 mei en heb ik uw Kamer geïnformeerd over respectievelijk de voortgang van het aanvalsprogramma IV politie 2011–2014 en de interim functievervulling van de CIO functie (TK 29 628, nr. 312 en 316).

Op dit moment wordt, zoals ik in de brief van 9 mei jl. heb aangegeven, door de interim CIO gewerkt aan de opstelling van een jaarplan voor de uitvoering van het aanvalsprogramma in de tweede helft van het jaar 2012 en het eerste halfjaar van 2013. Voorts wordt een voortgangsrapportage over de afgelopen periode opgesteld die ik, conform eerdere toezegging, vergezeld van een advies van de reviewboard begin juli aan de Tweede Kamer zal doen toekomen.

9

In hoeverre komt de beperking van het opleggen van taakstraffen in strijd met de snelle selectie en afdoening van eenvoudige strafzaken van veel voorkomende criminaliteit (ZSM)?

Bij ZSM wordt veel voorkomende criminaliteit aan de voorkant afgedaan op grond van -onder meer- de Wet OM afdoening. De beperking van het opleggen van taakstraffen heeft betrekking op ernstige zeden – en geweldsmisdrijven en recidive van soortgelijke misdrijven en richt zich niet op eenvoudige strafzaken van veel voorkomende criminaliteit. Deze beperking zal dus niet van invloed zijn op ZSM.

10

Wat is de stand van zaken met de prioritaire handhaving van het kraakverbod?

In die gevallen waarin aangifte wordt gedaan van huisvredebreuk of kraken treedt het Openbaar Ministerie actief op. Overeenkomstig de beleidsbrief van het College van procureurs generaal worden ontruimingen, tenzij optreden niet kan worden uitgesteld, aangekondigd en is er de mogelijkheid voor krakers om een kort geding aan te spannen. Tot op heden staat de rechter de strafrechtelijke ontruiming in vrijwel alle gevallen toe.

11

Wat is de stand van zaken met betrekking tot verbetering van de aanrijtijden van de politie?

Het kabinet zet in op het verbeteren van de aanrijtijden en op een reductie van de administratieve lasten zodat het «blauw meer op straat is». In de herijking van het budgetverdeelsysteem is de opbouw van de sterkte na overleg met de korpsbeheerders beter over de regiokorpsen verdeeld. Per eind 2015 is deze verschuiving helemaal gerealiseerd. Dit komt mede ten goede aan de aanrijtijden op het platteland.

12

Wat is de stand van zaken met de snelle selectie en afdoening van eenvoudige strafzaken van veel voorkomende criminaliteit (ZSM)?

In het voorjaar van 2012 is een vijftal pilots gestart in de regio’s Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Bosch en Den Haag en een pilot betreffende «dronken rijden» bij de Centrale Verwerkingseenheid Openbaar Ministerie (CVOM). Tot en met april 2012 zijn 23 000 zaken via ZSM afgehandeld. Dit betreft 20% van alle te behandelen zaken in betrokken arrondissementen. In de tweede helft van dit jaar wordt ZSM landelijk ingevoerd bij betrokken ketenpartners. De invoering en uitbreiding van de werkwijze loopt door tot eind 2013.

13

Wat is de reden dat het aantal regelingen is toegenomen?

Het aantal genoemde regelingen omvat alle ministeries en beleidsterreinen en het is dan ook niet mogelijk om daar in algemene zin een steekhoudende verklaring voor te geven. Wel merk ik op dat het aantal nieuw vastgestelde regelingen in 2011 minder groot was dan in 2010, maar omdat ook het aantal ingetrokken regelingen minder groot was dan het voorgaande jaar, trad netto toch een toename van het totaal aantal geldende regelingen op.

14

Wat wordt er concreet verstaan onder onnodige regelgeving? Kan een voorbeeld worden genoemd?

Alvorens tot regelgeving wordt overgegaan dient de noodzaak daartoe te zijn vastgesteld. Daarbij moet mede acht worden geslagen op eventuele alternatieven voor regelgeving en andere vormen van overheidsinterventie1. Onnodige regelgeving is regelgeving die niet of niet meer aan deze eis voldoet, bijvoorbeeld omdat het maatschappelijke probleem inmiddels niet meer bestaat of reeds langs andere weg is aangepakt, dan wel omdat er (inmiddels) alternatieven voor regelgeving bestaan om het probleem aan te pakken.

15

Hoe moeten dan de administratieve lasten van burgers, waarvoor tot en met 2012 een nullijn geldt, in tijd en geld specifiek worden gelezen, nu zij in 2011 1,8% en 5,8% bedragen?

Inderdaad geldt tot en met 2012 een nullijn voor de kabinetsdoelstelling om administratieve lasten voor burgers te reduceren. Maar dat betekent niet dat er feitelijk in deze periode geen reducties plaatsvinden, want het kabinet kijkt altijd naar mogelijkheden om administratieve lasten van wet- en regelgeving terug te dringen. De genoemde percentages zijn behaalde reducties in 2011.

16

Wat zijn precies de kosten voor het instellen van het College voor de rechten van de mens? Verwacht de regering dat de geraamde kosten van het college worden overschreden?

In 2011 is door de Commissie Gelijke Behandeling € 900 000 uitgegeven om de oprichting van het College voor de Rechten van de Mens voor te bereiden. Het overgrote deel van het budget is gespendeerd aan de interne projectorganisatie die de transitie van CGB naar College voor de Rechten van de Mens gestalte moet geven. Er is deskundig personeel ingehuurd, het interne opleidingstraject is bekostigd en communicatiemiddelen om de toekomstige stakeholders van het College voor de Rechten van de Mens al zoveel mogelijk bij het oprichtingsproces te betrekken zijn bekostigd. Ook is een deel van het budget gebruikt voor aanpassingen van de huisvesting zodat voldoende ruimte beschikbaar is voor de voorziene uitbreiding van het personeel.

De verwachting is dat de kosten voor het College Rechten van de mens in 2012 binnen het beschikbare budgettaire kader blijven.

17 en 18

Wat is volgens de regering de meerwaarde van een richtlijn toegang raadsman tot politieverhoor, de richtlijn inzake het Europees onderzoeksbevel en de richtlijn inzake het recht op informatie in het strafproces ten opzichte van bestaande nationale regelgeving op dit gebied? Wat zijn de kosten?

Wat zijn de gevolgen voor Nederland en de Nederlandse wetgeving als bovenstaande Europese richtlijnen van kracht gaan?

Wat betreft de ontwerprichtlijn inzake het recht op toegang tot een raadsman, de richtlijn inzake het recht op informatie in strafprocedures en de ontwerprichtlijn inzake het Europees onderzoeksbevel verwijs ik naar de desbetreffende aan de Tweede Kamer voorgelegde BNC-fiches (TK 22 112, nr. 1234, TK 22 112, nr. 1058 respectievelijk TK 22 112, nr. 1044). In deze fiches is met betrekking tot deze richtlijnen aangegeven hoe de proportionaliteit en subsidiariteit van deze richtlijnen worden beoordeeld (paragraaf 4), welke de financiële gevolgen van deze richtlijnen voor Nederland zijn (paragraaf 5) en welke gevolgen deze richtlijnen hebben voor de Nederlandse wetgeving (paragraaf 6) en voor handhaving en uitvoering (paragraaf 7).

Voorts verwijs ik naar de geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad waarbij de uw Kamer voorafgaand aan elke vergadering van deze Raad over de onderhandelingen met betrekking tot deze en andere richtlijnen wordt ingelicht, en naar hetgeen tussen regering en uw Kamer in de desbetreffende algemeen overleggen is gewisseld over deze richtlijnen.

De richtlijn inzake het recht op informatie in strafprocedures is vastgesteld op 26 april 2012 . Het wetsvoorstel tot implementatie van de richtlijn is inmiddels in voorbereiding genomen. In de memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel zal worden aangegeven op welke wijze de richtlijn in de Nederlandse wetgeving zal worden opgenomen.

19

Hoeveel procent van de regelgeving is afkomstig van de Nederlandse regering en hoeveel komt uit de Europese Unie?

Er bestaat geen permanente registratie hoeveel procent van de Nederlandse regelgeving haar oorsprong in besluiten van de Europese Unie vindt en hoeveel een zuiver nationale oorsprong heeft, bij gebreke van eenvoudig toepasbare, algemeen aanvaarde en zinvolle criteria daarvoor (TK 22 112, nr. 612).

Uit onderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd zijn naar het percentage door de Europese Unie veroorzaakte regelgeving, kwamen getallen variërend van 7% (wetten) tot 15% (overige regelgeving, TK 29 279, nr. 17) of 6% (onderwijsregelgeving) tot 66% (milieuregelgeving, TK 22 112, nr. 487) naar voren, afhankelijk van de definities en de beleidsvelden die werden beoordeeld.

Bij een internationale conferentie in 2009 zijn deze bevindingen vergeleken met soortgelijke onderzoeken in andere landen van de Europese Unie2. Hoewel ook daar werd geconstateerd dat er een grote variatie in percentages per beleidsterrein bestaat, leiden al deze onderzoeken grosso modo toch tot een algemeen gemiddelde in de orde van grootte van 20–30%.

20

In hoeverre zou «no cure, no pay» kunnen bijdragen aan een vermindering van de uitgaven van gesubsidieerde rechtsbijstand?

De mogelijke toepassing van «no cure, no pay» als financieringswijze van rechtsbijstand lijkt beperkt tot zaken waarin de rechtzoekende uitzicht heeft op een schadevergoeding. Het geldbedrag dat eventueel aan de rechtzoekende wordt toegekend vormt bij resultaatgerelateerde beloning doorgaans de bron waaruit de rechtsbijstandverlener zijn vergoeding ontvangt.

In slechts een beperkt deel van de zaken binnen de gesubsidieerde rechtsbijstand wordt door de rechtzoekende een schadevergoeding gevorderd. Van financiering van zaken op basis van «no cure, no pay», als alternatief voor financiering van deze zaken vanuit het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand, zou daarom een naar verhouding bescheiden vermindering van de uitgaven kunnen worden verwacht.

Advocaten mogen thans niet met hun cliënten afspreken dat zij hen op basis van «no cure no pay» bijstaan. De Nederlandse Orde van Advocaten verricht studie naar de mogelijkheid van een experiment met resultaatgerelateerde beloning.

21

Kan er een overzicht worden verstrekt naar type zaken van rechtszaken die hebben geleid tot een toename van het aantal zaken voor de rechtspraak?

De strekking van deze vraag is niet helemaal duidelijk. In navolgend overzicht staat het aantal afgehandelde zaken door de rechtspraak van de afgelopen, onderverdeeld naar de diverse rechtsterreinen. Hiermee wordt zichtbaar op welke terreinen er sprake is van een toename en waar niet.

Gerealiseerde productie rechtspraak
 

2007

2008

2009

2010

2011

totaal

1 725 301

1 827 279

1 934 225

1 959 617

1 806 870

gerechtshoven

         

Civiel

14 709

15 038

16 136

16 661

17 308 

Straf

38 075

36 767

37 612

37 815

 38 789

Belasting

3 300

2 793

3 371

3 657

 4 130

           

rechtbanken

         

Civiel1

262 368

261 299

280 107

288 057

340 531 

Straf

216 017

219 498

217 460

195 955

196 996 

Bestuur (exc;.VK)

49 039

45 457

44 409

46 963

47 668 

Bestuur (VK)

56 816

45 090

45 858

50 739

43 519 

Kanton2

1 052 913

1 168 785

1 258 442

1 288 999

1 083 128 

Belasting

24 606

25 177

23 286

23 221

 27 326

           

bijzondere colleges

         

Centrale Raad van beroep

7 458

7 375

7 544

7 550

 7 475

X Noot
1

Vanaf 2011 worden gezamenlijk gezagsverzoeken (circa 43 000) bij civiel geteld in plaats van bij kanton;

X Noot
2

Vanaf 2011 worden akten en verklaringen bij kanton niet meer meegeteld als product.

22

Wat gaat er gebeuren met de € 1,5 miljoen die de Raad voor de Rechtspraak heeft ontvangen ten behoeve van de implementatie van het wetsvoorstel verhoging griffierechten, indien dit wetsvoorstel geen doorgang zal vinden? Zal de Raad voor de rechtspraak dit bedrag moeten teruggeven? Kan dit bedrag worden ingezet voor de implementatie van de wet Herziening Gerechtelijke Kaart?

De Raad heeft vorig jaar geraamd dat de implementatie van het wetsvoorstel verhoging griffierechten circa € 3 miljoen zou kosten en circa een jaar in beslag zou nemen, dat wil zeggen van juli 2011 tot en met juni 2012. Voor de periode in 2011 is de helft van dit bedrag beschikbaar gesteld. De Raad heeft de implementatie ter hand genomen en heeft dus ook kosten gemaakt. Dit bedrag hoeft dan ook niet worden teruggegeven en kan dus niet worden ingezet voor andere doeleinden.

23

Waarom is een deel van de subsidie voor de Raad voor Rechtsbijstand dat bestemd was voor het jaar 2010 pas uitbetaald in 2011?

De subsidie wordt jaarlijks aan het eind van het jaar vastgesteld. Op dat moment wordt bezien wat het meest geëigende moment is om een eventuele laatste betaling te doen. De laatste betaling over 2010 heeft dientengevolge begin 2011 plaatsgevonden.

24

Wat was het beschikbare budget voor vergoedingsregeling voor de advocaat die een verdachte voorafgaande aan het politieverhoor bijstaat (Salduz consult)? Hoeveel van het beschikbare budget is tot besteding gekomen?

In de begroting 2011 was destijds voor inverzekeringstellingen, waaronder het Salduz consult valt, een beschikbaar budget van € 26,1 miljoen opgenomen. Het aantal toevoegingen (declaraties) is in 2011 opgelopen met 32 269 stuks ten opzichte van de begroting. Deze stijging is met name toe te schrijven aan de extra inspanningen in verband met de bijstand van de advocaten in het kader van het Salduz consult. Salduz-consulten worden niet apart geregistreerd. De totale besteding inzake inverzekeringstellingen inclusief het Salduz consult bedroeg in 2011 € 30,5 miljoen.

25

Hoeveel kost het Juridisch Loket?

De uitgaven voor het Juridisch Loket bedroegen in 2011 € 24 miljoen.

Deze uitgave is opgenomen in de tabel Programma-uitgaven Rechtsbijstand op pagina 29 van het departementaal jaarverslag van VenJ.

26

Zijn er inmiddels (voorlopige) resultaten bekend van de op 1 juli 2011 van kracht geworden algemene maatregel van bestuur diagnose en triage?

Het Juridisch Loket heeft in november 2011 over de eerste bevindingen met diagnose en triage gerapporteerd. Ook heeft het Juridisch Loket in zijn Jaarverslag 2011 aandacht aan diagnose en triage geschonken (zie www.juridischloket.nl/overhetjuridischloket/organisatie/jaarplan). Hieruit blijkt dat het aantal baliecontacten in de periode juli tot en met oktober 2011 sterk is gestegen vergeleken met dezelfde periode in 2010. Bij deze baliecontacten wordt ook vaker dan voorheen doorverwezen naar een advocaat. Hierin is de invloed van diagnose en triage goed zichtbaar. Rechtzoekenden die vóór inwerkingtreding van de AMvB diagnose en triage direct naar een advocaat zouden gaan, komen nu vaker eerst naar het Juridisch Loket. Een deel van hen wordt alsnog doorverwezen naar de advocatuur.

27

Is bekend hoeveel meer zaken buiten de rechter om worden opgelost, doordat een rechtzoekende in eerste instantie langs het Juridisch Loket dient te gaan?

Nee, het is niet bekend hoeveel meer zaken buiten de rechter worden opgelost door de inzet van het Juridisch Loket.

Uit de rapportage van het Juridisch Loket van 17 november 2011 blijkt wel dat in de periode juli t/m oktober 2011 het aantal baliecontacten is gestegen met 14 000 ten opzichte van dezelfde periode in 2010 (van 60 033 tot 74 019). Tegelijkertijd blijkt het aantal doorverwijzingen in dezelfde periode met 9 000 gestegen vergeleken met 2010 (10 606 tot 19 688). Dit kan er op duiden dat het Juridisch Loket een groter aantal problemen voor cliënten heeft opgelost. Omdat het Juridisch Loket rechtzoekenden niet bij de rechter bijstaat, mag in dat geval worden aangenomen dat meer zaken zijn opgelost buiten de rechter om. Aan de Raad voor Rechtsbijstand is gevraagd om nader onderzoek te doen naar de effecten van de inzet diagnose en triage bij het Juridisch Loket.

28

Geven de notarissen gehoor aan het advies van het WODC om hun kantoororganisatie aan te passen, meer te innoveren en zich meer te profileren op andere aspecten dan de vastgoedpraktijk? Welke maatregelen stelt de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie voor?

In 2010 en 2011 hebben reeds velen notariskantoren personeel moeten inkrimpen als gevolg van de economische situatie op de vastgoedmarkt en het daaruit vloeiende geringere werkaanbod. Het opnieuw inrichten van een bedrijfsmodel is binnen het notariaat vanwege de benodigde vakkennis niet binnen enkele maanden of een jaar te realiseren. Algemeen leeft binnen het notariaat het besef dat het verdienmodel de komende jaren zal moeten worden aangepast aan de veranderde omstandigheden. Daarbij zullen notarissen zich meer richten op andere rechtsgebieden zoals het personen en familierecht of het ondernemingsrecht.

29

Wat is de verklaring voor het feit dat het slagingspercentage van mediations is gedaald van 60% naar 56%?

Over het algemeen komt uit onderzoek naar voren dat het slagingspercentage van mediations rond de 60% ligt. Jaarlijks kan dit percentage enigszins fluctueren. Er zijn geen specifieke oorzaken bekend op basis waarvan de afname in 2011 verklaard kan worden.

30

Zijn er nog andere verklaringen voor de toename van het aantal toevoegingen mediation, behalve de verhoogde inzet van het Juridisch Loket?

Naast de verhoogde inzet van het Juridisch Loket speelt de lage eigen bijdrage bij mediation mogelijk een rol.

31

Wat is de (mogelijke) oorzaak van een toename van bewerkelijke strafzaken? Hoe wordt gecontroleerd of de aanvraag extra uren voor bewerkelijke strafzaak terecht was?

De bewerkelijkheid lijkt vooral toegenomen in strafzaken waarin de verdachte van zijn vrijheid is beroofd. Het betreft doorgaans zwaardere zaken waarbij voor de verdachte veel op het spel staat. De verdediging maakt in deze zaken eerder gebruik van de processuele mogelijkheden die tot haar beschikking staan. Een aanvraag tot toekenning van extra uren voor een bewerkelijke zaak wordt door de raad voor rechtsbijstand getoetst. Voor een toelichting op de toekenning van extra uren verwijs ik naar de brief aan de Tweede Kamer van 19 februari 2010 ( TK 31 753, nr. 18).

32

Wat is de (mogelijke) oorzaak van de afname van reguliere straftoevoegingen met 11%?

Het aantal reguliere straftoevoegingen in de verantwoording 2011 is de stand van september 2010 tot en met augustus 2011, de periode waar de subsidie betrekking op heeft. De meest recente cijfers (april 2012) laten zien dat het aantal weer rond de 54 000 toevoegingen bedraagt. De daling van 11 % moet gezien worden als een tijdelijke afname van het aantal reguliere straftoevoegingen.

33

Zullen wettelijke maatregelen worden genomen om de volledige digitalisering van gerechtelijke procedures te verplichten?

Nee, dat ben ik niet van plan. Indien ik de Rechtspraak wettelijk zou verplichten gerechtelijke procedures volledig te digitaliseren, betekent dat, dat iedereen verplicht zou worden om digitaal te procederen. Zoals is aangegeven in de Innovatieagenda rechtsbestel, die ik op 31 oktober 2011 aan uw Kamer heb gestuurd, worden burgers niet verplicht om digitaal te procederen. Niet-digitale communicatie blijft mogelijk.

Met de Raad voor de rechtspraak heb ik mij wél tot doel gesteld te bewerkstelligen dat vanaf 2015 alle civiel- en bestuursrechtelijke procedures, waarvoor dat van belang is, digitaal kunnen worden aangebracht door rechtzoekenden en procesvertegenwoordigers. Ik zal wettelijke belemmeringen voor digitalisering en andere obstakels voor de uitvoering van deze doelstelling wegnemen. Het wegnemen van wettelijke belemmeringen impliceert niet een wettelijke verplichting om gerechtelijke procedures volledig te digitaliseren.

34

Wat is het verschil in financiering van de rechtbank en de parketten (Openbaar Ministerie)? Klopt het dat de rechtbank budget krijgt aan de hand van het (afgehandelde) aantal zaken? Hoe zit dat bij het Openbaar Ministerie? Krijgt een rechtbank meer budget als een zaak als «mega» wordt bestempeld? Is dat dan ook het geval bij het Openbaar Ministerie?

De Rechtspraak wordt inderdaad grotendeels – circa voor 95% – bekostigd op basis van het aantal afgehandelde zaken. Indien een zaak als megazaak wordt bestempeld, dan wordt de zaak bekostigd op basis van het aantal uren dat aan deze zaak is gewerkt. De overige zaken worden bekostigd op basis van een van te voren vastgestelde gemiddelde prijs.

Het Openbaar Ministerie als geheel wordt in tegenstelling tot de Raad voor de rechtspraak niet gefinancierd op basis van het aantal en de zwaarte van afgehandelde zaken. Van jaar tot jaar wordt vooraf wel op basis van een inschatting van de ontwikkelingen in overleg met het College van Procureurs-generaal beoordeeld of aanpassing van het budget wenselijk is. Ik ben met het College in overleg over een aanpassing van de financiering die in grote lijnen overeenkomsten heeft met die van de rechtspraak.

35

Is het waar dat door drukte bij de rechtbanken mensen van wie het schuldsaneringtraject (WSNP) zou eindigen op een bepaalde datum, deze periode van schuldsanering door kan lopen omdat de eindzitting nog niet gepland (maar vertraagd) is?

Hoewel het aantal faillissementen en de instroom in de Wsnp het afgelopen jaar zijn gegroeid, heeft mij geen signaal bereikt van dien aard. De gemiddelde doorlooptijd van Wsnp-zaken die in 2011 zijn geëindigd, is lager dan de twee voorgaande jaren. Dit geeft derhalve geen reden om aan te nemen dat schuldsaneringstrajecten langer duren door achterstand of drukte bij de rechterlijke macht (dan wel wegens redenen die buiten de beïnvloedingssfeer van de rechterlijke macht liggen). In 2011 zijn in beginsel Wsnp-zaken die in 2008 zijn ingestroomd, geëindigd. In 2008 is het volume instroom gedaald, hetgeen impliceert dat voor relatief weinig zaken in 2011 een eindzitting diende te worden gepland. Hetzelfde geldt voor de instroom van 2009 (een daling ten opzichte van 2008). Artikel 352 van de Faillissementswet stelt overigens regels voor de termijn waarbinnen de rechtbank de terechtzitting voor beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling dient te behandelen.

36

Waarom wordt de eigen bijdrage van toevoegingen op elk rechtsgebied verhoogd, terwijl de kosten voor reguliere strafzaken, civiele zaken en asielzaken juist zijn afgenomen?

De verhoging van de eigen bijdrage vormt een onderdeel van de invulling van de taakstellingen die op de rechtsbijstand van toepassing zijn. De eigen bijdrage wordt verrekend met de kosten van de toevoeging. De ontwikkeling van het aantal toevoegingen en de gemiddelde kosten per toevoeging bepalen het niveau van de uitgaven. Bij reguliere strafzaken daalt het aantal toevoegingen en de gemiddelde kosten. Bij civiele toevoegingen daalt ook het aantal, maar stijgen de gemiddelde kosten ten opzichte van 2010. Bij asielzaken is sprake van een toename van het aantal toevoegingen, echter de totale uitgaven stijgen slechts in beperkte mate ten opzichte van 2010.

37

Hoe wordt de aanmerkelijk hogere instroom aan strafzaken verklaard?

Jaarlijks blijkt dat de instroom aan strafzaken bij de Hoge Raad moeilijk te voorspellen is. Eind 2011 heeft zich een sterke toename van het aantal ingezonden cassatieberoepschriften voorgedaan. Fluctuaties in de instroom doen zich geregeld voor.

38

Hoe groot is de daling (absoluut en relatief) van de criminaliteit in 2011?

De kans om als burger slachtoffer te worden van een delict is gedaald van 25,4 % in 2010 naar 24,9% in 2011 (bron: Integrale Veiligheidsmonitor). Dat is een relatieve daling met 2%. Dit komt overeen met een vermindering met zo’n 100 000 misdrijven.

39

Waaruit blijkt dat de aanpak van georganiseerde criminaliteit verder verstevigd is? Wat wordt onder die aanpak verstaan?

De versteviging van de aanpak van georganiseerde criminaliteit blijkt onder meer uit de stijging in 2011 van het aantal projectmatige onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden, de focus op het afpakken van crimineel vermogen, de verruiming van mogelijkheden in de wetgeving om crimineel vermogen af te pakken per juli 2011, de versterking van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit door de structurele financiering van de Regionale informatie- en expertise Centra en het verruimen van de mogelijkheden die de Wet Bibob biedt. Georganiseerde criminaliteit moet hard worden aangepakt. Voorop staat dat de aanpak een criminele organisatie daadwerkelijk pijn doet en duurzaam is. Dit kan op verschillende manieren gebeuren: via het strafrecht, het bestuursrecht, civiel recht, fiscaal recht of een combinatie hiervan. Daarom is de samenwerking tussen verschillende overheidsorganisaties bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit ook zo belangrijk. Bij die geïntegreerde aanpak wordt gezamenlijk vooraf bekeken welke interventie in een bepaald geval het meest effectief en efficiënt is en dus daadwerkelijk pijn doet en duurzaam is. Deze aanpak emancipeert: de samenwerking gaat een zelfstandige en volwaardige plaats innemen bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad: het is één van de kerntaken van de betrokken partners. Deze geïntegreerde aanpak wordt de komende tijd verder verstevigd via de samenwerking in de RIEC’s.

40

Hoe komt het dat in 2011 slechts 28,9 miljoen euro aan crimineel vermogen langs strafrechtelijke weg is afgepakt?

In 2011 is in totaal € 44,6 miljoen aan crimineel vermogen langs strafrechtelijke weg afgepakt, € 28,9 miljoen door de inzet van plukze-wetgeving en € 15,7 miljoen door middel van verbeurdverklaring. De doelstelling om in totaal, door middel van de inzet van plukze wetgeving en door verbeurdverklaring, € 43 miljoen af te pakken is daarmee gehaald. Het resultaat staat daarbij voorop en niet het instrument dat daarvoor is gebruikt. De ambitie is dat dit bedrag de komende jaren zal stijgen tot ruim 100 miljoen euro per jaar.

Het kabinet investeert daartoe oplopend tot € 20 miljoen vanaf 2013 per jaar in de strafrechtketen. Overigens wordt niet alleen strafrechtelijk afgepakt, maar ook bestuursrechtelijk en civielrechtelijk. De inzet van capaciteit in de strafrechtketen levert daar ook een bijdrage aan. In 2011 is voor ongeveer € 150 miljoen door de FIOD opgespoord crimineel vermogen voor invordering aan de Belastingdienst overgedragen en in bijvoorbeeld de Klimop zaak is voor ruim € 100 miljoen aan strafrechtelijk gelegd beslag overgedragen aan de benadeelde partijen ter compensatie van geleden schade. In het kader van een overheidsbrede aanpak van het afpakken worden met andere ministeries, het Openbaar Ministerie en de politie afspraken gemaakt om de samenwerking te versterken.

41

Hoeveel financieel rechercheurs zijn er in totaal? Kan dit in een overzicht worden gegeven, uitgesplitst naar landelijk, bovenregionaal, regionaal en op wijk/districtsniveau?

Bij benadering werken er momenteel ongeveer 500 fte financieel rechercheurs bij de Nederlandse politie. Bij de FINEC-pilotkorpsen is een FINEC-gelabelde sterkte van 18/1000 fte (er zijn 7 FINEC-pilotregiokorpsen, daarnaast is het KLPD een FINEC-pilotkorps).

Naar de toekomst toe wordt via het programma «Afpakken» gewerkt aan versterking van de overige regiokorpsen van 15/1000 fte FINEC gelabelde capaciteit.

42

Wat kost het om één extra financieel rechercheur aan te stellen?

In het Normkostenonderzoek is gesteld dat het aanstellen van één operationele fte gemiddeld € 108 080,- per jaar kost (zie ook vraag 83).

Alleen met aanvullend onderzoek, dat grote inspanning vergt en aanzienlijke kosten met zich meebrengt, kan dit verbijzonderd worden naar specifieke functies, zoals financieel rechercheur.

43

Hoeveel wordt er geïnvesteerd in de Afpakteams? Hoeveel rechercheurs zijn in deze teams actief? Hoeveel zullen deze Afpakteams naar verwachting op gaan leveren, aan extra afgepakt crimineel vermogen?

Om het afpakken te versterken wordt door het kabinet oplopend tot € 20 miljoen per jaar vanaf 2013 geïnvesteerd in de strafrechtketen. Deze investering moet leiden tot een verhoging van de afpakresultaten met ruim € 60 miljoen euro per jaar vanaf 2018. Daarmee komt de doelstelling voor 2018 op ruim € 100 miljoen per jaar.

Het programma afpakken is in 2011 van start gegaan. Capaciteit bij verschillende diensten, zoals OM, bijzondere opsporingsdiensten, politie, en CJIB wordt uitgebreid. In 2012 is een eerste verhoging van het afpakresultaat begroot. Eind 2012 wordt inzichtelijk met hoeveel capaciteit de diensten in totaal zijn uitgebreid.

44

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek over de inschakeling particuliere forensische instituten?

Het onderzoek is afgerond. Nog voor het zomerreces zal ik u het evaluatierapport toezenden. Tegelijkertijd zal ik uw Kamer mijn standpunt over de toekomstige organisatie van het forensisch onderzoek en de positie die het NFI en particuliere onderzoeksinstituten daarin innemen, doen toekomen.

45

Bestaat het voornemen om het budget voor de pilot particulier forensisch onderzoek te verlengen?

De pilot particulier forensisch onderzoek eindigde in december 2011. Ik heb voor de periode december 2011 tot medio 2012 in totaal € 1 miljoen gereserveerd voor de voortgezette inschakeling van marktpartijen voor forensisch onderzoek.

Ik verwacht voor het zomerreces mijn standpunt aan uw Kamer te kunnen toesturen.

46

Hoe verhoudt zich de opmerking dat er weinig zicht is op wat Automatic NumberPlate Recognition (ANPR) levert tot de brief van 8 mei 2012 aangaande het onderzoek naar de mogelijke meerwaarde van ANPR (Kamerstuk 31 051, nr. 10 )?

Het rapport Hits en Hints (TK 31 051, nr. 10) geeft een goed inzicht in de huidige stand van zaken van het gebruik van ANPR door de politie. Ik stel vast dat de onderzoekers concluderen dat ANPR hits en hints oplevert en daarmee meerwaarde heeft voor de politie, zowel voor de handhaving als voor de opsporing.

Bij schrijven van het departementaal jaarverslag was het onderzoek waarover uw Kamer op 8 mei is geïnformeerd nog niet voor handen.

Het onderzoek rechtvaardigt naar mijn mening de huidige inzet van ANPR. Voor de opsporing ligt de meerwaarde van ANPR (vooralsnog) vooral in het richting geven aan opsporingsonderzoeken. Dit zijn belangrijke conclusies.

Momenteel wordt nog gewerkt aan een uitvoeringskader ten behoeve van de zorgvuldige toepassing van ANPR. Zodra dit gereed is, zal ik uw Kamer hierover informeren.

47

Hoe hoog is de voorraad cold cases?

Eind vorig jaar ging het om circa 1150 zaken.

48

Wat was het beschikbare budget om te zorgen dat slachtoffers beschikken over goede en actuele informatie over de voortgang van dossiers? Hoeveel van het beschikbare budget is tot besteding gekomen?

Voor dit doel was een bedrag beschikbaar van € 2,7 miljoen. Dat was gebaseerd op een raming van daartoe in te zetten personeel en middelen. De werkelijke uitgaven ten laste van dit budget worden niet separaat geregistreerd.

49

Wat was de uitkomst van het inzichtelijk maken van de consequenties van de invoering van alcoholregistratie door de politie bij geweld?

Bij de invoering van alcoholregistratie door de politie bij geweld is van belang dat randvoorwaarden voor het afnemen van alcoholtesten zoals de verplichting tot het meewerken aan test door de verdachte, de beschikbare capaciteit binnen de politie, opleiding, wijze van registreren en inrichting testruimtes goed geregeld zijn. Naar de personele, financiële en technische consequenties van de invoering van alcoholregistratie door de politie bij geweld is uitvoerig onderzoek gedaan. Naast eenmalige kosten zoals voor bijvoorbeeld opleidingen worden de structurele kosten voor de politie geraamd op circa € 2 miljoen.

50

Kan nader worden ingegaan op stelling dat elke burger, elke ondernemer en elk organisatie en overheid een rol kan bijdragen aan de preventie van criminaliteit?

Wanneer het gaat over het verder terugdringen van criminaliteit is niet alleen de overheid aan zet. Zo dient bijvoorbeeld een bewoner te zorgen voor goede sloten tegen woninginbraak, beveiligt een winkelier zijn waar tegen diefstal en bewaakt een ondernemer dat zijn medewerkers geen fraude plegen. De mate waarin personen en organisaties zelf verantwoordelijk zijn voor preventie verschilt afhankelijk van de mate waarin iemand in staat is dat te doen en de aard en omvang van de te voorkomen vorm van criminaliteit. Waar nodig ondersteunt de overheid hierbij, zoals bij het Politiekeurmerk Veilig Wonen of de subsidieregeling Veiligheid Kleine Bedrijven.

51

Hoe komt het dat er minder (verkeers)boetes zijn geïnd dan verwacht?

Het aantal opgelegde (verkeers)boetes loopt de laatste jaren gestaag terug (2009: 11,8 miljoen, 2010: 10,9 miljoen en 2011: 9,7 miljoen).

Uit een WODC-analyse blijkt dat er meerdere oorzaken zijn voor de terugloop van het aantal boetes. Een deel van deze terugloop wordt veroorzaakt door ontwikkelingen waarop het Ministerie geen of nauwelijks invloed kan uitoefenen, waaronder de economische crisis (waardoor er minder verkeer op de weg was) en het soms langdurig buiten werking zijn van trajectcontrolesystemen als gevolg van (on)geplande wegwerkzaamheden. Daarnaast werpt handhaving zijn vruchten af, doordat bestuurders zich meer bewust zijn van de pak- en sanctiekans en zich daardoor beter aan de regels houden. Dit is met name zichtbaar door een lager overtredingspercentage bij trajectcontroles en een daling zaken naar aanleiding van rijden onder invloed van alcohol.

Het aantal opgelegde (verkeers)boetes is ook teruggelopen, omdat de bedrijfszekerheid van de trajectcontrolesystemen is afgenomen, waardoor deze vaker zijn uitgeschakeld en bovendien minder nauwkeurig zijn en daardoor minder beschikkingen opleveren.

52

Hoe wordt de tegenvaller van € 127 miljoen op boeten en transacties opgevangen?

De tegenvaller van € 127 miljoen op de boeten en transacties is als volgt van dekking voorzien:

  • inzet van prijsbijstelling ad € 49 miljoen;

  • taakstellende verlaging van het uitgavenbudget van verschillende VenJ-onderdelen ad € 30 miljoen;

  • de rest van deze tegenvaller ad € 48 miljoen is ingevuld door meevallers op de VenJ-begroting.

53

Welke nieuwe gedragsinterventie voor daders van partnergeweld is ontwikkeld die niet is goedgekeurd door de Erkenningscommissie? Wat was de reden?

Het betrof de gedragsinterventie Partnergeweld, die gericht was op het voorkomen van recidive door plegers van partnergeweld.

Gedragsinterventies worden aan de hand van vastgestelde kwaliteitscriteria beoordeeld op hun potentiële effectiviteit door de onafhankelijke Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. De Erkenningscommissie vond de theoretische onderbouwing van de interventie onvoldoende om voor erkenning in aanmerking te komen. Daarnaast zijn door de Commissie vraagtekens geplaatst bij de effectiviteit van een groepstraining voor deze doelgroep.

54

In hoeverre kunnen rechters in gezagszaken op de hoogte zijn van eventuele eerdere veroordelingen wegens een zedenmisdrijf van de om het eenhoofdig gezagverzoekende ouder?

Als de rechtbank in het kader van een verzoek tot éénhoofdig gezag om een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming vraagt, kunnen rechters middels het raadsrapport op de hoogte worden gebracht van eventuele eerdere veroordelingen wegens een zedenmisdrijf. Wanneer er aanwijzingen voor zijn worden in het kader van een raadsonderzoek namelijk justitiële gegevens opgevraagd.

In het nieuwe Kwaliteitskader wordt opgenomen dat de Raad voor de Kinderbescherming bij een verzoek van een ouder om belast te worden met éénhoofdig gezag standaard justitiële gegevens op zal vragen.

55

Wat was het beschikbare budget van de met ingang van januari 2012 verstrekken van de gratis Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) aan vrijwilligers?

De toezegging van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om de aanvraagkosten voor 100 000 VOG-aanvragen van drie specifieke koepelorganisaties te compenseren is gedaan in november 2011 bij de begrotingsbehandeling van VenJ. Hiertoe heeft er binnen de V&J-begroting een herschikking plaatsgevonden om het voor 2012 benodigde budget van € 2,4 miljoen beschikbaar te maken.

56

Wat zijn de concrete resultaten van het programma Herziening Toezicht Rechtspersonen?

Na inwerkingtreding van de wet op 1 juli 2011 zijn de werkzaamheden van het programma herziening toezicht rechtspersonen beperkt en beheerst begonnen met het onderzoeken van concrete situaties die door Belastingdienst, AFM, DNB, inspectie SZW, NVWA en de politie zijn aangedragen. In 2011 zijn 25 van dergelijk verzoeken voor een risicomelding ontvangen. Van de behandelde verzoeken zijn de resultaten in een risicomelding verstrekt aan de betreffende afnemers. Door de afnemers zijn de risicomeldingen reeds als zeer bruikbaar en daarmee waardevol gekwalificeerd.

57

Hoe is de subsidiëring van de Fraudehelpdesk en het Steunpunt Acquisitiefraude geregeld? Hoeveel subsidie krijgen zij ieder? Welke schade wordt naar schatting door de Fraudehelpdesk en het Steunpunt Acquisitiefraude voorkomen? Kan dit worden onderzocht?

Onder de Stichting Aanpak Financieel Economische Criminaliteit in Nederland (SafeCin) ressorteren zowel de Fraudehelpdesk als het Steunpunt Acquisitiefraude. De in 2011 opgerichte Fraudehelpdesk wordt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie gesubsidieerd. Zowel voor 2011 als voor 2012 is een jaarlijks subsidiebedrag van 500 000 euro vastgesteld.

Het Steunpunt Acquisitiefraude ontvangt geen subsidie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

De Fraudehelpdesk stelt dat het aandeel betalende slachtoffers (burgers en bedrijven die daadwerkelijk zijn overgegaan tot betaling) dat zich meldt neerkomt op een bedrag van € 9,4 miljoen (op basis van 6 769 meldingen over een periode van februari – december 2011).

Voor 2012 is het schadebedrag van januari tot en met 27 mei 2012 ongeveer 9,1 miljoen (op basis van 8 300 vragen/meldingen ).

Opvallend is het beeld dat er meer (potentiële) slachtoffers in beeld komen (het aantal meldingen stijgt), waarvan relatief steeds minder slachtoffers overgaan tot betaling. De ontwikkeling van het aandeel betalende slachtoffers (burgers en bedrijven die daadwerkelijk zijn overgegaan tot betaling) dat zich bij de Fraudehelpdesk meldt kan worden gezien als een indicator van het effect van de Fraudehelpdesk. Een daling van het percentage betalende slachtoffers sinds de oprichting van de helpdesk zou namelijk een aanwijzing kunnen zijn dat de helpdesk fraude heeft helpen voorkomen. Het identificeren van het finale causale effect van de helpdesk wordt belemmerd door de beperkte doorlooptijd van de Fraudehelpdesk, gebrek aan ex ante data over fraudeprevalentie en externe factoren die dit beïnvloeden.

Het Steunpunt Acquisitiefraude stelt dat op de in totaal 10 841 meldingen in 2011 met een totaal betwist «contractbedrag» ad € 4,2 miljoen er slechts € 103 700 door ondernemers ten onrechte is betaald. Hierbij moet vooral worden opgemerkt dat veel slachtoffers, die zich juist niet melden bij het Steunpunt, niet weten dat ze betalen of betaald hebben voor een dienst die nooit of onvoldoende wordt geleverd, waardoor het schadebedrag in werkelijkheid vele malen hoger is.

De cijfers 2012 tot en met heden komen op 10 200 meldingen met een betwist contractbedrag van € 4,8 miljoen, waarvan zover het Steunpunt weet € 113 220 betaald.

58

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de kwantitatieve (tussen) doelstellingen van het aantal aangepakte criminele organisaties?

Doelstelling is dat bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit een verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden wordt gerealiseerd: van 20% in 2009 tot 40% in 2014.

In 2011 is het aantal projectmatige onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden fors gestegen, waarmee een realisatie van 30% is bereikt. Het is op dit moment nog te vroeg om te beoordelen in hoeverre deze stijging van het aantal gestarte onderzoeken zich ook evenredig zal doorvertalen naar opgelegde sancties (strafrechtelijk dan wel anderszins) tegen (leden van) criminele samenwerkingsverbanden. Omdat het hier doorgaans langdurige en complexe onderzoeken betreft zal de doorwerking in de sanctie-oplegging naar verwachting pas in 2013 zichtbaar worden. Naast deze strafopleggingen zullen in de komende jaren ook de (bestuurlijke, fiscale) interventies in het kader van de geïntegreerde aanpak steeds meer gaan bijdragen aan de verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden.

59

Wat is het opvatting over het door banken beperken van pinnen buiten Europa om skimming tegen te gaan?

Uit de praktijk blijkt dat veel van de geldopnames met behulp van namaakpassen plaats vinden buiten Europa.

Om skimmen zoveel mogelijk te voorkomen zijn de betaalpassen van de Rabobank per 1 juni 2012 standaard geblokkeerd voor gebruik buiten Europa. Wil de klant zijn pas wel buiten Europa gebruiken zal hij hiervoor actie moeten nemen naar de bank.

Een aantal andere banken, waaronder ABN AMRO Bank, heeft in de media aangegeven ook deze maatregel te overwegen. Het is uiteraard aan de individuele banken zelf om beveiligingsmaatregelen te treffen voor de klanten waarbij de inzet gericht is op het voorkomen van fraude.

60

Waarom is het aantal telefoontaps opnieuw gestegen? Welke inhoudelijke reden kan daarvoor worden gegeven?

Op 23 mei jl. stuurde ik uw Kamer het WODC-rapport toe over het gebruik van de telefoon- en internettap in de opsporing (TK 30 517, nr. 25). Hieruit blijkt dat het aantal taps in de periode 2008–2010 met bijna 17% daalde. Uit het onderzoek valt daarnaast op te maken dat er vele factoren van invloed zijn op de beslissing om in een opsporingsonderzoek wel of geen gebruik te maken van de telefoontap. Hierdoor is het in zijn algemeenheid moeilijk om uitspraken te doen over de achtergronden van tapstatistieken. Ten tijde van het onderzoek waren de cijfers over 2011 bovendien nog niet voorhanden, waardoor de stijging van het aantal taps ten opzichte van 2010 niet door de onderzoekers kon worden meegenomen. De precieze oorzaken van deze stijging zijn daardoor niet bekend.

61

Wat wordt precies bedoeld met «het mislukkingspercentage daalt»? Hoe hoog is de daling van het mislukkingspercentage?

Van mislukking van toezichten is sprake als het toezicht voortijdig wordt beëindigd doordat voorwaarden niet worden nageleefd of als het toezicht na veroordeling niet tot stand komt doordat de veroordeelde hier niet aan meewerkt. Het percentage succesvol afgeronde toezichten is gestegen van circa 64 procent in 2010 naar 67 procent in 2011. Het percentage mislukte toezichten is gedaald met drie procent.

In die gevallen waarin het toezicht achteraf als mislukt is geclassificeerd, zijn de voorwaarden minder snel overtreden; de gemiddelde duur van deze toezichten is toegenomen van 300 naar 400 dagen.

62

Waarom is er in 2011 ingezet op beleid ten aanzien van meer voorwaardelijke sancties met bijzondere voorwaarden en waarom niet op onvoorwaardelijke sancties?

In wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat een voorwaardelijke sanctie met bijzondere voorwaarden effectiever is dan een onvoorwaardelijke straf alleen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf verhoogt de kans op recidive eerder dan dat het deze verlaagt (IVA Beleidsonderzoek en advies, 2006: 14). Dit speelt met name bij korte onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Een persoonsgerichte aanpak met voorwaardelijke sancties, gericht op de persoon van de dader blijkt daarnaast effectief om de recidivekans te doen afnemen. De regering heeft er daarom voor gekozen een persoonsgerichte aanpak uit te voeren, waarbij de aanpak is afgestemd op de persoon van de dader, de ernst van het delict en het risico voor de samenleving. Het voordeel van voorwaarden die gesteld zijn in het justitiële kader, is dat ze fungeren als stok achter de deur: overtreding van voorwaarden leidt tot omzetting in een onvoorwaardelijke straf (TK 28 684, nr. 119).

63

Welke afspraken zijn precies gemaakt met het Pieter Baan Centrum om de resultaten in 2012 te verbeteren? Zijn deze afspraken mondeling gemaakt of schriftelijk?

Ten aanzien van de wachtlijstproblematiek is schriftelijk afgesproken dat het PBC in 2012 het reguliere aantal rapporten van 226 gaat realiseren. In de zomer van 2011 is een aantal acties in gang gezet (onder andere inzet van free-lance rapporteurs) die van deze productieafspraken een realistische doelstelling maken. De eerste vier maanden van 2012 geven aan dat er geen sprake meer is van lange wachtlijsten.

De ervaring leert dat PBC-onderzoek kort na arrestatie geen productief onderzoek oplevert. De gemiddelde wachttijd bedraagt thans twaalf weken. Dit is een minimale overbruggingsperiode, waarin het justitieel opsporingsonderzoek moet worden afgerond en tevens het klinisch onderzoek door het PBC moet worden voorbereid. Voor de verdachte is deze periode nodig om enigszins afstand te nemen van en te reflecteren op het delict waarvan hij/zij wordt verdacht, wat de resultaten van het PJ-onderzoek ten goede komt.

Ten aanzien van de moeilijk onderzoekbaren geldt dat met het NIFP schriftelijk is afgesproken dat het percentage waarover inhoudelijk geadviseerd kan worden in 2012 verder moet stijgen. Zoals ik u reeds heb laten weten, ligt dat percentage thans op 36. Als dit percentage constant is na de eerste vier maanden van 2012 zal het NIFP/PBC het beleid rondom de moeilijk onderzoekbaren verder aanscherpen. Hierover valt op dit moment nog geen uitspraak te doen.

64

Wat verklaart de enorme daling van het aantal (negatieve) beslissingen ten aanzien van het aantal uitkeringen uit het Schadefonds geweldsmisdrijven (SGM) precies?

Het aantal positieve beslissingen ten opzichte van het totaal aantal beslissingen is afgenomen. Het aantal negatieve beslissingen is juist toegenomen. Het SGM is de aanvragen strenger gaan beoordelen, wat een reden zou kunnen zijn van de toename. Zo is er bijvoorbeeld vaker onderzoek gedaan naar de aannemelijkheid van een geweldsmisdrijf.

65

Hoe komt het dat er minder gedragsbeïnvloedende maatregelen (GBM) zijn opgelegd dan bij de start daarvan zijn geschat?

Op voorhand is niet exact te ramen hoeveel straffen en maatregelen – en hoeveel van welke straf of maatregel – er jaarlijks worden opgelegd. Dat geldt ook voor de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM). In de praktijk blijkt de behoefte aan deze specifieke maatregel kleiner dan vooraf is ingeschat.

In mijn beleidsreactie van 13 maart 2012 op de wetsevaluatie van de Wet gedragbeïnvloeding jeugdigen (TK 33 203, nr. 1) ben ik ingegaan op de doelgroep van de GBM en de plaats die de GBM inneemt in het sanctiepalet voor jeugdigen.

66

Hoe komt het dat de implementatie van het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafketen (LIJ) en Prokid is uitgesteld naar 2012 omdat de financieringskosten en het systeem nog niet aan de eisen voldoen?

LIJ

Het LIJ is een risciotaxatie-instrument dat met ICT wordt ondersteund. Alle partners in de Jeugdstrafrechtketen krijgen met het instrumentarium te maken. De implementatie is uitgesteld omdat de ICT van het LIJ moest worden aangepast en doorontwikkeld. De implementatie is later van start gegaan in 2011 en loopt door in 2012.

Prokid

Het instrument Prokid wordt in de politiesystemen ingebouwd. Door performance problemen bij de ICT van de politie is ook Prokid vertraagd. In het afgelopen jaar is in vier korpsen een pilot uitgevoerd om de relatie te toetsen tussen het in 2011 reeds ingevoerde werkproces en het ondersteuningsinstrument Prokid. Momenteel wordt op basis van de ervaring van de pilot het instrument verbeterd om te voldoen aan de implementatie-eisen, namelijk dat de gebruiker minimale extra administratielasten heeft en dat het ICT-systeem goed functioneert. Zodra deze verbeterslag is doorgevoerd wordt in een vijfde politiekorps het instrument ingevoerd en zodra dit succesvol is wordt het instrument landelijk ingevoerd.

67

Zijn er nog aanvragen ingediend om als vergunninghouder inzake adoptie te worden toegelaten?

Nee.

68

Wanneer kan de Kamer de evaluatie van het Kwaliteitskader vergunninghouders interlandelijke adoptie tegemoet zien?

In het jaarverslag is aangegeven dat de evaluatie van het Kwaliteitskader vergunninghouders interlandelijke adoptie begin 2012 zal worden afgerond.

In het jaarverslag is ook aangegeven dat in 2011 is begonnen met de beleidsdoorlichting interlandelijke adoptie.

Uit deze beleidsdoorlichting, die inmiddels is afgerond (TK 31 265, nr. 41), is onder meer naar voren gekomen dat sprake is van een veranderend profiel van adoptiekinderen. Dat was voor mij aanleiding de evaluatie van het Kwaliteitskader in een breder verband van beleid, wet- en regelgevingaanpassing te plaatsen.

Het resultaat van de evaluatie van het Kwaliteitskader kunt u tegemoet zien bij het voorstel tot wijziging van de Wobka. Tijdens het op 19 april jl. gehouden algemeen overleg met uw Kamer heb ik aangegeven er naar te streven dit wetsvoorstel vóór het eind van dit jaar aan u te kunnen voorleggen.

69

Zijn er al resultaten bekend inzake de verkorting van de doorlooptijd tot in beginsel zes maanden?

Er zijn nog geen resultaten bekend inzake de verkorting van de doorlooptijd tot in beginsel zes maanden in zaken van internationale kinderontvoering. Om de verkorte procedure te kunnen verwezenlijken is per 1 januari 2012 de Uitvoeringswet Internationale Kinderontvoering gewijzigd (TK 32 325). Hierin wordt concentratie van rechtspraak geregeld: alleen de rechtbank Den Haag behandelt de teruggeleidingsprocedures. Tevens is hierin geregeld dat de procesvertegenwoordiging niet meer plaatsvindt door de Centrale autoriteit, maar door de advocatuur. Ten slotte is ook de cassatie beperkt tot cassatie in het belang der wet. Deze wetswijziging zal geëvalueerd worden, waardoor ook zicht zal komen op de doorlooptijden.

70

In hoeveel gevallen heeft de doorlooptijd de grens van zes maanden overschreden? Wat is hier de oorzaak van?

Er zijn nog geen resultaten bekend inzake de verkorting van de doorlooptijd tot in beginsel zes maanden in zaken van internationale kinderontvoering. Zie ook het antwoord op vraag 69.

71

Wat houdt de sluitende aanpak van 12-min verdachten in?

Het beleid ten aanzien van 12-min verdachten behelst onder meer het verbeteren van het inzicht op de aantallen en de ontwikkeling daarin, verbeterde (landelijke en uniforme) registratie door de politie, de bevoegdheid van de burgemeester om in te grijpen in risicovolle situaties, doorgeleiding gegevens van politie naar Bureau Jeugdzorg, ontwikkeling en implementatie Jeugdpreventieteam-methodiek en Ouders van Tegendraadse Jeugd methodiek voor 12-minners. Voorts zijn er maatregelen gericht op financiële aansprakelijkheidstelling van ouders en verruiming van de mogelijkheden tot inzet van kinderbeschermingsmaatregelen in ontwikkeling. Een overzicht van het beleid is opgenomen in de factsheet 12-min (www.wegwijzerjeugdenveiligheid.nl).

72

Kan in juridische zin wel gesproken worden van «verdachten» bij 12-minners?

Artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering geeft aan wie als verdachte kan worden gezien. Het gaat om degene die -vóórdat de vervolging is aangevangen- wordt aangemerkt als degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit (lid 1). Voorts omvat het begrip verdachte degene ten aanzien van wie een vervolging is ingesteld (lid 2). Omdat de grens voor strafrechtelijke aansprakelijkheid bij 12 jaar ligt (zie artikel 77a Wetboek van Strafrecht), kan geen vervolging worden ingesteld. Een 12-minner kan dus niet onder het tweede verdachtebegrip vallen, wel onder de eerstgenoemde omschrijving.

73

Zijn de nieuwe normprijzen die zijn vastgesteld voor de begeleiding en de verzorging voor het voorzien in de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen hoger dan voorgaande jaren? Zo ja, waarom? Hoe hoog zijn deze kosten precies?

Het normbedrag voor begeleiding is voor 2011 hoger vastgesteld. Het normbedrag voor verzorging is voor 2011 lager vastgesteld.

Overzicht kostprijzen

(per pupil per jaar)

2011

2010

Begeleidingskosten

€ 5 841

€ 3 735

Verzorgingskosten

€ 5 083

€ 6 477

De begeleidingskosten bestaan met name uit personeelskosten, apparaatskosten (huisvesting, ICT en dergelijke) en overige kosten. De begeleidingskosten zijn deels variabele en deels vaste kosten.

Verzorgingskosten:

Binnen deze component worden de volgende kostenposten onderscheiden:

  • Schoolkosten, ziektekosten e.d.

  • Leefgelden

  • Overige verzorgingskosten (legesgelden IND, en dergelijke)

De normbedragen zijn gewijzigd op basis van het onderzoek herijking financieringssystematiek Nidos (kostprijsonderzoek) van 2010.

De totale kosten 2011 voor begeleiding en verzorging worden bepaald door het aantal pupillen te vermenigvuldigen met de normprijs.

 

Totaal

Begeleidingskosten

€ 16 997 310

Verzorgingskosten

€ 9 327 305

Totale kosten

€ 26 324 615

74

Wat is de meerwaarde voor Nederland om de Stichting Nidos te blijven subsidiëren?

Nidos wordt gesubsidieerd voor het uitvoeren van haar wettelijke taken. De taken van Nidos zijn in het Burgerlijk Wetboek verankerd.

Volgens artikel 1:245 BW dienen minderjarigen in Nederland onder gezag (ouderlijk gezag of voogdij) te staan. De kinderrechter kan de voorlopige voogdij over een minderjarige door of voor wie een asielaanvraag is ingediend, en in verband daarmee in Nederland verblijft, uitsluitend aan Nidos toewijzen, onverminderd de bevoegdheid een natuurlijke persoon tot voogd te benoemen (artikel 1:241 lid 7 BW).

75

Wat is precies de meerwaarde van het ministerie van Veiligheid en Justitie aan het bijdragen aan de ontwikkeling en instandhouding van de instituties die aan de Europese en internationale rechtsorde verbonden zijn voor Nederland? Wat zijn de kosten?

Als gevolg van de feitelijke en juridische verwevenheid van de nationale rechtsorde enerzijds en de Europese en internationale rechtsorde anderzijds, is het niet mogelijk om de ene te scheiden van de andere. Maatregelen met betrekking tot de aanpak van georganiseerde misdaad bijvoorbeeld kunnen enkel effectief zijn indien zij voldoende aansluiten bij de maatregelen die aan de andere zijde van onze landsgrenzen genomen worden.

Veiligheid en Justitie is daarom dagelijks betrokken bij discussies over en de totstandkoming van Europese en internationale regelgeving. Binnen de Europese Unie is dit specifiek gericht op de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Die inhoudelijke betrokkenheid is niet alleen gericht op de inhoud van beleidsvoorstellen en regelgeving maar ziet ook op het functioneren van instituties die daarbij betrokken zijn, dan wel verantwoordelijk zijn voor de uitvoering of ondersteuning van de uitvoering.

De Europese en internationale dimensie is zo’n essentieel en integraal aspect geworden van het beleidsveld waarvoor VenJ verantwoordelijkheid draagt, dat het niet mogelijk is de activiteiten op dat vlak als af te zonderen acties te zien en uitspraken te doen over de specifieke meerwaarde en kosten daarvan.

76

Waaruit bestaat de actieve bijdrage aan de totstandkoming en aanscherping van verschillende richtlijnen waarover in 2011 akkoord is bereikt? Zijn hier kosten mee gemoeid?

De actieve bijdrage aan de totstandkoming en aanscherping van de verschillende richtlijnen waarover in 2011 akkoord is bereikt bestaat voornamelijk uit de voorbereiding op, afstemming van en deelname aan onderhandelingen door experts van het Ministerie van VenJ uit Den Haag en Brussel. Dit maakt deel uit van hun gewone werkzaamheden en in die zin zijn er (personeels-) kosten mee gemoeid.

77

Hoe verhoudt de voorzichtige daling van de werkachterstanden van het EHRM zich dit tot de stijging van het aantal aanhangige verzoekschriften van Nederland naar 1482 in 2011, terwijl dit in 2010 nog 1334 waren?

Dat de (totale) werkachterstanden van het Hof voorzichtig dalen, hangt samen met de meer efficiënte wijze waarop het Hof kennelijk ongegronde zaken kan afdoen door de inwerkingtreding van Protocol 14. Dit soort zaken kan thans bijvoorbeeld worden afgedaan door een enkelvoudige rechter in plaats van een comité van drie rechters. Het Hof heeft in 2011 ook meer Nederlandse zaken afgedaan dan in het jaar ervoor. In 2011 zijn 485 verzoekschriften niet-ontvankelijk verklaard en/of van de rol geschrapt, ten opzichte van 299 in 2010. Dat het totaal aantal aanhangige verzoekschriften in Nederlandse zaken is gestegen, staat daar los van.

78

Kan een reactie worden gegeven op de jurisprudentie van het EHRM over 2011, in het bijzonder de reden waarom met betrekking tot Nederland zaken niet ontvankelijk zijn verklaard of van de rol geschrapt? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de beantwoording van vragen van zaken die tot en met 31 december 2011 aan de regering zijn gezonden?

Op de vraag naar de reden voor het schrappen van klachten van de rol dan wel het niet-ontvankelijk verklaren van klachten kan geen eenduidig antwoord worden gegeven.

Aan deze beslissingen kan een veelvoud van redenen ten grondslag liggen, waaronder de omstandigheid dat klager zijn klacht inmiddels heeft ingetrokken, het Hof niet bevoegd is van de klacht kennis te nemen, of niet voldaan is aan een of meer formele ontvankelijkheidvereisten als het uitputten van de nationale rechtsmiddelen. Ook wanneer het Hof inhoudelijk tot het oordeel komt dat de klacht kennelijk ongegrond is, kan het ertoe besluiten de klacht niet-ontvankelijk te verklaren. Het Hof motiveert dergelijke beslissingen doorgaans niet, zodat de exacte reden voor de beslissing in een specifieke zaak niet valt na te gaan. Van de zaken die niet-ontvankelijk zijn verklaard en die wel van een motivering zijn voorzien, is een samenvatting opgenomen in de Rapportage uitspraken 2011 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

De vragen die het Hof in 2011 aan de regering heeft gesteld, zijn door de regering beantwoord. Deze antwoorden worden door het Hof betrokken bij de verdere beoordeling van de individuele zaken waarin ze gesteld zijn.

79

Op welke terreinen nemen Kroatië, Roemenie en Bulgarije de meerjarige advisering over de hervorming en versterking van de justitieketen wel of niet over?

Het betreft de volgende terreinen:

  • het versterken van de capaciteiten van het Kroatische Ministerie van Justitie;

  • het versterken van een vakvereniging voor Bulgaarse rechters en het adviseren van Roemeense Justitie over beleid, wetgeving en praktijk rondom mediation.

De Nederlandse adviezen zijn tot op heden allemaal overgenomen. Ofwel in de praktijk ofwel in nieuwe regelgeving.

80

Wat zijn de kosten voor Nederland geweest aan het project gericht op het versterken van een vakvereniging voor Bulgaarse rechters?

Het projectbudget was rond de € 450 000 en maakte deel uit van het budget van het programma voor Maatschappelijke Transitie (Matra) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het project had een looptijd van drie jaar en werd uitgevoerd in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en het Netherlands Helsinki Committee.

81

Welke risico's kent NL-Alert?

De in 2011 uitgevoerde Gateway Review constateerde risico’s in de beveiliging, het ontbreken van een beleidskader en een aantal risico’s in de inrichting van het project voor de uitrol van NL-Alert. Uit de Gateway Review is een aantal aanbevelingen gekomen om deze risico’s te verminderen.

Ik heb de risico’s aangepakt door van april tot en met juli 2011 in drie regio’s NL-Alert te testen en een aantal onderzoeken te doen. Zo heeft TNO de beveiliging doorgelicht en is de werking van de techniek beproefd. Op basis van de resultaten van de testen en de onderzoeken heb ik maatregelen genomen die de in de Gateway Review geconstateerde risico’s hebben weggenomen. Verder heb ik samen met het Veiligheidsberaad een beleidskader, waarin de afspraken over de verantwoordelijkheden en het gebruik van NL-Alert staan, vastgesteld.

82

Wat is het resultaat van de inzet op het verminderen van de aanwezigheid van jihadistische boodschappen op het internet met een strafbare inhoud?

Gebruikmaking van de notice-and-take-down-procedure heeft in 2011 in een tiental gevallen geleid tot verwijdering van jihadistische boodschappen op het internet waarbij sprake was van vermoedelijk strafbare inhoud dan wel inhoud die in strijd was met de gebruiksvoorwaarden. Voor een uitgebreid overzicht van de stand van zaken van jihadisme op het internet verwijs ik u gaarne naar de recente AIVD-publicatie «Het jihadistisch internet, kraamkamer van de hedendaagse jihad» uit februari 2012.

De AIVD constateert in deze publicatie dat de het aantal actieve, Nederlandstalige jihadistische platforms tegenwoordig zeer beperkt is. Hiervoor zijn een aantal redenen te noemen. Ten eerste zijn lokale netwerken in Nederland sinds 2006 flink verzwakt, al tijden weinig actief en kennen zij een beperkte aanwas. Een gecoördineerd preventief en actief terrorismebeleid gericht tegen de (virtuele) activiteiten van Nederlandse jihadisten heeft dit mede mogelijk gemaakt. Het draagvlak voor Nederlandstalige jihadistische platforms is dus flink afgenomen: er zijn nauwelijks producenten om deze platforms op te zetten en de groep Nederlandstalige consumenten is beperkt.

83

Wat kost het om één extra agent aan te stellen?

Deze kosten kunnen verschillen, afhankelijk van onder meer de opleidingsduur. Kosten worden ook op verschillende plekken gemaakt. Met name in de verschillende korpsen en bij de Politieacademie. Deze kosten zijn niet zonder meer terug te rekenen naar één extra agent.

Wel kan een onderbouwde indicatie gegeven worden.

Ten behoeve van de bekostiging van de politie is in 2010 een normkostenonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is u destijds toegezonden (TK 29 628, nr. 211). In dit onderzoek is gesteld dat één operationele fte. gemiddeld € 108 080,- per jaar kost. Dit is inclusief de benodigde ondersteuning, bewapening en ander materieel. Dit onderzoek ligt aan de basis van de bekostiging van de Nederlandse Politie zoals ik dat voor dit moment met de korpsbeheerders heb afgesproken.

84

Wat gaat er gebeuren met de 139 fte dierenpolitie met certificaat, nu in het kader van het Lente-akkoord afgesproken is de dierenpolitie af te schaffen?

Tijdens het algemeen overleg politie in april spraken wij uitvoerig over de dierenpolitie. Ik zei toe in de tweede helft van 2012, mogelijk al in september, uw Kamer te informeren over de dierenpolitie. Bij die gelegenheid informeer ik uw Kamer vanzelfsprekend ook over de reeds opgeleide dierenagenten en wat daar mee in de toekomst gebeurt. We zullen dan de uitkomsten van het Begrotingsakkoord meenemen in de verdere uitwerking in september.

85

Wat gaat er gebeuren met het meldnummer 144, nu in het Lente-akkoord afgesproken is de dierenpolitie af te schaffen?

Tijdens het algemeen overleg politie in april spraken wij uitvoerig over de dierenpolitie. Ik zei toe in de tweede helft van 2012, mogelijk al in september, uw Kamer te informeren over de dierenpolitie. We zullen dan de uitkomsten van het Begrotingsakkoord meenemen in de verdere uitwerking in september. Bij die gelegenheid informeer ik uw Kamer vanzelfsprekend ook over het meldnummer 144.

86

Waaruit bestaan de meerjarige verplichtingen die het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de verplichtingen verklaren?

Het verplichtingenbudget is verhoogd vanwege verplichtingen die zijn aangegaan bij de Junicirculaire en Decembercirculaire 2011, waarvan de kaseffecten in 2012 vallen.

87

Kunnen de personeelskosten voor de politie uitgesplitst worden op leidinggevenden, executieven en beleidsmakers? Hoeveel managers zijn er werkzaam bij de politie op het totale personeelsbestand?

De gerealiseerde personeelskosten kunnen niet uitgesplitst worden naar leidinggevenden, executieven en beleidsmakers. Deze indeling is onbekend in de kostenverantwoording van het politiepersoneel. Alleen met een gerichte inventarisatie, die veel inspanning vergt en aanzienlijke kosten met zich meebrengt, kan de gewenste uitsplitsing worden gemaakt. Het onderscheid tussen executief en administratief, technisch personeel is wel te maken, maar wordt weinig meer gebruikt. Doorgaans wordt gewerkt met het onderscheid tussen operationeel en niet-operationeel politiepersoneel.

Het begrip «manager» komt niet voor in het landelijke functiehuis van de politie. Voor de beantwoording van deze vraag heb ik het begrip manager als «leidinggevende» geïnterpreteerd. Dit is een breed begrip.

Per 31 december 2011 zijn er op een personeelsbestand van in totaal 63 235 fte’s circa 5900 fte’s werkzaam als leidinggevende. Binnen dit aantal vallen ook alle Groepschefs en Unithoofden in de primaire uitvoering, de leidinggevenden in de bedrijfsvoering en bijvoorbeeld de korpsleiding.

Het is mijn ambitie om bij de politie sterk in te zetten op het reduceren van het aantal leidinggevenden en de overhead.

88

Wat zijn de gevolgen van het onder repressief toezicht vallen van een aantal korpsen voor de invoering van de nationale politie?

Zolang een politieregio een evenwichtig en verantwoord financieel beleid voert, wat in belangrijke mate kan worden afgeleid uit de begroting en de jaarrekening, behoeft de begroting van die politieregio geen goedkeuring en kan worden volstaan met repressief toezicht. Voor 2012 hadden alle korpsen een evenwicht of overschot begroot op niveau van resultaat uit normale bedrijfsvoering en aldus werden alle korpsen onder repressief toezicht gesteld (TK 29 628, nr. 260).

Gezien de betekenis van repressief toezicht en het feit dat het toezicht jaarlijks werd bepaald, heeft de invoering van de nationale politie geen gevolgen.

In het nieuwe stelsel is geen sprake van begrotingstoezicht. De voorgestelde politiewet bevat de bepaling dat de Minister de begroting vaststelt. Daarmee neemt hij bij de vaststelling van de begroting volledige verantwoordelijkheid voor de begroting van de nationale politie. Dit betekent dat er geen sprake meer zal zijn van instellen van preventief of repressief toezicht.

89

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de regionalisering van de brandweer? Welke regio’s zijn al volledig geregionaliseerd en welke blijven achter?

In 11 veiligheidsregio’s is de brandweer volledig geregionaliseerd, te weten: Kennemerland, Amsterdam-Amstelland, Gooi en Vechtstreek, Utrecht, Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond, Zeeland, Flevoland, Midden- en West-Brabant, Brabant-Noord en Zuid-Limburg. In de 14 overige veiligheidsregio’s is de brandweer nog niet volledig geregionaliseerd.

Thans ligt een voorstel tot wijziging van de Wet veiligheidsregio’s bij de Eerste Kamer, waarin is opgenomen dat de regionalisering van de brandweer op 1 januari 2014 dient te zijn gerealiseerd.

90

Gaan de diverse pilots in het land met variabele voertuigbezetting allemaal geëvalueerd worden?

De veiligheidsregio's zijn in de afgelopen periode opgeroepen om alle pilots met variabele voertuigbezetting aan te melden bij de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR), die bezig is met een landelijk parapluproject waarin alle pilots worden gemonitord. Op basis van de informatie uit de pilots worden aanbevelingen geformuleerd.

Onder andere op basis van de uitkomsten van de rapportage van de NVBR zal het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (WODC) een meerjarig wetenschappelijk onderzoek starten met als doel te komen tot een afwegingskader (meetinstrument) voor de inzet van variabele voertuigbezetting. Het WODC is bezig met de formulering van de precieze onderzoeksopdracht hiervoor. Een dergelijk instrument kan in de toekomst gebruik worden voor evaluaties.

91

Wanneer zijn het onderzoek en de aanbevelingen voor variabele voertuigbezetting te verwachten?

Ik verwacht dat het onderzoek en de aanbevelingen uiterlijk juli 2012 beschikbaar komen.

92

Hoeveel geld is er in 2011 via het gemeentefonds aan de gemeenten uitgekeerd voor het uitvoeren van brandweertaken?

In 2011 is voor brandweer- en rampbestrijdingstaken een bedrag van circa € 1,1 miljard uitgekeerd aan gemeenten via het gemeentefonds.

93

Hoeveel geld is er in 2011 door de veiligheidsregio’s bij elkaar opgeteld uitgegeven aan de brandweer?

Dit cijfer is voor 2011 niet beschikbaar. In 2010 is hier onderzoek naar gedaan. Voor 2010 kan een bedrag van tussen de € 400 en € 500 miljoen worden aangehouden voor de uitgaven van de veiligheidsregio’s aan de brandweer. In dit bedrag zijn afzonderlijke uitgaven van gemeenten voor de brandweer niet meegenomen.

De ruime marge is noodzakelijk, omdat de kosten van alleen de brandweer bij de veiligheidsregio's niet inzichtelijk zijn. De veiligheidsregio's verrichten ook marktactiviteiten. Ook de GHOR maakt onderdeel uit van de uitgaven van de veiligheidsregio’s. Een andere belangrijke factor is het proces van regionalisering van de brandweer dat momenteel bij de 25 regio’s geleidelijk verloopt en dat uiterlijk 1 januari 2014 zijn beslag moet hebben gekregen. Daardoor verschuiven de uitgaven voor de brandweer van het gemeentelijk naar het regionaal niveau. Om deze en andere redenen kan het gevraagde bedrag in deze jaren (zonder nader extern onderzoek) slechts globaal worden benaderd.

94

Kunnen de personeelskosten voor de brandweer uitgesplitst worden op leidinggevenden, executieven en beleidsmakers?

Uitsplitsingen in de personeelskosten voor de brandweer in de genoemde categorieën zijn niet beschikbaar op landelijk niveau.

95

Wanneer zal de evaluatie van de Voetbalwet bij de Tweede Kamer worden ingediend?

De evaluatie van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast wordt, voorzien van een beleidsreactie, nog voor het zomerreces aan uw Kamer verzonden.

96

Waarom zit de daling van de productie vooral bij de relatief goedkope producten kanton en vreemdelingenkamers?

De uitstroom vreemdelingenkamers volgt de instroom. Aangezien de asielinstroom ten opzichte van voorgaande jaren gedaald is, is ook de uitstroom beroepen gedaald. De uitstroom bij kantonzaken volgt de instroom en die instroom is afgenomen. Zo nam het aantal verstekzaken (vooral incassozaken) sterk af.

97

Hoeveel van de door de vreemdelingenkamers afgedane zaken betroffen herhaalde asielaanvragen en reguliere aanvragen die zijn gedaan na afwijzing van een asielaanvraag?

Bij de vreemdelingenkamers wordt niet geregistreerd of een beroep wordt ingediend naar aanleiding van eerste of herhaalde aanvraag. Voor specifieke vragen over de samenstelling van de asielprocedure verwijs ik naar de half jaarlijkse rapportage vreemdelingenketen van het Ministerie van BZK.

98

Wat is de specifieke reden van de afname van de productie bij de gerechtshoven sectie strafrecht?

De strekking van deze vraag is niet helemaal duidelijk.

Zoals uit het navolgend overzicht blijkt is het aantal afgehandelde zaken in de strafsector van de hoven is in 2011 licht gestegen ten opzichte van de jaren daarvoor.

Gerealiseerde productie rechtspraak
 

2009

2010

2011

totaal

1 934 225

1 959 617

1 806 870

gerechtshoven

     

Civiel

16 136

16 661

17 308 

Straf

37 612

37 815

 38 789

Belasting

3 371

3 657

 4 130

       

rechtbanken

     

Civiel

280 107

288 057

340 531 

Straf

217 460

195 955

196 996 

Bestuur (exc;.VK)

44 409

46 963

47 668 

Bestuur (VK)

45 858

50 739

43 519 

Kanton

1 258 442

1 288 999

1 083 128 

Belasting

23 286

23 221

 27 326

       

bijzondere colleges

     

Centrale Raad van beroep

7 544

7 550

 7 475

99

Kan specifiek worden aangegeven waarom de streefwaardes voor de doorlooptijden van rechtszaken bij de verschillende sectoren niet zijn gehaald?

100

Hoe wordt verklaard dat in relatief veel sectoren binnen onder andere de rechtbanken en de gerechtshoven de doorlooptijden niet boven de 75% uitkomen?

Doorlooptijden van rechtszaken zijn slechts ten dele te beïnvloeden door de rechter of de rechtspraak.

  • Bij enkele proceduretypen (verstekzaken, EK-strafzaken in hoger beroep, rijksbelastingzaken 1e aanleg en hoger beroep) blijkt de huidige doorlooptijdnormering niet haalbaar, vanwege bestaande regels of gedrag van procespartijen. In de normering voor 2012 zal daarmee rekening worden gehouden.

  • Het ingrijpen op het werkproces en/of het procesreglement, zoals nu gebeurt of reeds heeft plaatsgevonden, (zie bijvoorbeeld bij bestuursrechtelijke zaken en civielrechtelijke zaken in hoger beroep) vergt tijd en de effecten daarvan zijn ook pas op langere termijn zichtbaar.

In het jaarverslag van de Rechtspraak dat binnenkort aan uw Kamer wordt aangeboden, wordt meer gedetailleerd ingegaan op de doorlooptijden van de afzonderlijke proceduretypen.

101

Wat is de gemiddelde doorlooptijd bij de Hoge Raad? Wat is de doelstelling?

De gemiddelde doorlooptijd is als volgt:

Gemiddelde doorlooptijd in kalenderdagen
 

2009

2010

2011

Civiele sector

Rolzaken

418

529

587

Rekestzaken

283

388

450

 

85

107

107

Strafsector

     

Rolzaken

534

525

459

Beschikkingen

484

525

416

Herzieningen

392

369

342

       

Belastingsector

     

Belastingzaken

662

451

420

CRvB-zaken

429

350

259

De Hoge Raad heeft zich tot doel gesteld zaken gemiddeld binnen één kalenderjaar te behandelen.

102

Op grond waarvan is de verwachting dat de posten debiteuren die bij Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) in beheer zijn zullen worden voldaan?

Het reguliere inning- en incassoproces biedt het CJIB voldoende mogelijkheden om het saldo in 2012 te verlagen. Doorgaans wordt ruim 95% van de WAHV-sancties binnen 1 jaar geïnd.

103

Wat is de reden dat de bedragen «advocaten rechtspraak»van meer dan negen miljoen euro in 2010 is gedaald naar meer dan vijf miljoen in 2011?

Een balans geeft inzicht in de stand van balansposten op een bepaalde peildatum, over het algemeen per 31 december. Op 31 december 2011 is voor een aantal balansposten een hogere vordering zichtbaar dan ten opzichte van 31 december 2010. Omdat het hier een momentopname betreft, valt het binnen de verwachting dat standen afwijken ten opzichte van dezelfde peildatum een jaar geleden.

104

Wat zijn de opbrengsten uit arbeid in detentie van de afgelopen jaren? Wat zijn de (netto) kosten van arbeid in detentie de afgelopen jaren?

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de gerealiseerde arbeids-opbrengsten van derden in de afgelopen jaren.

bedragen x € 1 mln.

2007

2008

2009

2010

2011

Arbeidsopbrengsten van derden

20,3

19,5

15,5

14,7

13,8

Bron: jaarrekeningen DJI.

De daling in de arbeidsopbrengsten van derden is enerzijds het gevolg van de dalende bezetting van het gevangeniswezen in de betreffende periode en anderzijds het gevolg van de economische tegenwind, waardoor minder commerciële opdrachten door derden aan de arbeidsbedrijven zijn verstrekt.

In de volgende tabel wordt inzicht gegeven in de materiële kosten van de arbeid van justitiabelen. Hierin zijn ook begrepen de kosten die betrekking hebben op interne arbeid, bijvoorbeeld de arbeidsvergoeding voor gedetineerden in verband met schoonmaakwerkzaamheden in de Penitentiaire Inrichting. De personele kosten (bijvoorbeeld de kosten van arbeidspersoneel) zijn niet begrepen in onderstaande bedragen.

bedragen x € 1 mln.

2007

2008

2009

2010

2011

Materiële kosten van arbeid

19,9

18,1

16,7

17,5

16,2

Bron: jaarrekeningen DJI.

105

Wat wordt bedoeld met «hogere productie in het gevangeniswezen»?

Het woord «productie» heeft betrekking op het aantal intramurale plaatsen. In de oorspronkelijke begroting 2011 waren 11 727 intramurale plaatsen in het gevangeniswezen geraamd. In verband met de hogere behoefte aan intramurale sanctiecapaciteit zijn 12 152 plaatsen gerealiseerd.

106

Wat zijn de oorzaken van de afname van het aantal opleggingen tbs met bevel tot verpleging?

Het WODC heeft onderzocht wat de oorzaken zijn van de daling van de opleggingen Tbs met dwangverpleging (zie TK 29 452, nr. 138). De daling lijkt een gecombineerd effect van:

  • het afnemend aantal delicten met een bovengemiddelde kans op Tbs (onder andere ernstige geweldsdelicten en seksuele geweldsdelicten);

  • het toenemend aantal verdachten dat niet meewerkt aan een Pro Justitia onderzoek (PJ-onderzoek);

  • het minder vaak adviseren van Tbs in Pro Justitia-rapportages;

  • het mogelijk vaker kiezen voor de Psychiatrisch Ziekenhuismaatregel (PZ-maatregel) in plaats van de Tbs-maatregel.

107

Wat is de capaciteit van Nederlandse gevangenissen? Hoeveel procent daarvan is ingevuld? Worden potentiële gedetineerden heengezonden wegens plaatsgebrek?

In 2011 zijn in het gevangeniswezen 12 152 intramurale plaatsen gerealiseerd, waarvan 479 reserveplaatsen. Het bezettingspercentage van de direct inzetbare capaciteit is in 2011 uitgekomen op 91,1%. Er hebben geen heenzendingen wegens plaatsgebrek plaatsgevonden.

108

Hoe komt het dat er slechts vijf Tbs-plaatsen zijn gerealiseerd terwijl er oorspronkelijk 73 plaatsen waren begroot?

De vraag heeft betrekking op de gerealiseerde Tbs-reserveplaatsen. In verband met de krimp van de operationele Tbs-capaciteit gold in 2011 voor het eerst een capacitaire taakstelling voor reservecapaciteit (73 plaatsen). Omdat het enige tijd heeft geduurd om met het Tbs-veld overeenstemming te bereiken over het realiseren van reservecapaciteit, is het gemiddeld aantal gerealiseerde reserveplaatsen (de gemiddelde productie) in 2011 uitgekomen op 5 plaatsen.

Naar verwachting zal de capacitaire taakstelling voor de Tbs-reservecapaciteit in 2012 (101 plaatsen) wel volledig worden gerealiseerd.

109, 110 en 111

Kan er, aanvullend op het overzicht op blz 173, een lijst worden gegeven conform bijlage topinkomens met personen die meer dan 100% van het ministersalaris verdienen?

Hoeveel personen verdienen meer dan 100% van het ministersalaris?

Wat is het totaalbedrag aan uitgaven die boven de 100% van het ministersalaris wordt uitgegeven?

In de praktijk blijkt de term «salaris» niet eenduidig gedefinieerd. Daarom is door de wetgever in de WOPT nadrukkelijk gekozen om een uniform begrip in te hanteren, namelijk «het gemiddeld belastbaar loon van een minister ». Dit bedroeg in 2011 € 193 000,-. In de memorie van toelichting op de WOPT is in punt 7 «uitvoeringsaspecten» uitvoerig toegelicht waarom deze keuze gemaakt is. Het overzicht op pagina 173 van het jaarverslag is gebaseerd op deze, in de WOPT bewust gemaakte, keuze voor definitie van «het ministersalaris».

De lijst op pagina 173 is dus de lijst van bij VenJ werkzame personen die in 2011 meer «salaris» hebben ontvangen dan de minister, 5 in totaal met een totaal belastbaar loon van € 1 153 102,-.

112

Waarom zijn er een AG en een korpschef KLPD die zoveel verdienen? Welke rechtvaardiging is daarvoor?

Hoofdadvocaat-Generaal

Betrokkene was Hoofdadvocaat-Generaal bij het Openbaar Ministerie (OM). Hij is per 1 september 2011 als Raadsheer benoemd bij het gerechtshof in Arnhem.

Zijn vertrek bij het OM had betrekking op de versmalling van de topstructuur binnen het OM, waardoor het aantal functies van Hoofdadvocaat-Generaal zijn gereduceerd.

Het salaris van betrokkene in zijn nieuwe functie als Raadsheer bij het gerechtshof is lager gewaardeerd dan zijn salaris als Hoofdadvocaat-Generaal bij het OM. Tegen deze achtergrond heeft het OM betrokkene in 2011 eenmalig een salarissuppletie toegekend.

Het OM heeft de schijn van afhankelijkheid voorkomen door de salarissuppletie in één keer af te kopen en ook in één keer over te maken aan betrokkene. Immers het kan niet zo zijn dat een Raadsheer in dienst bij een gerechtshof gedurende zijn actieve periode een maandelijkse salarissuppletie krijgt van het OM.

Het salaris van betrokkene in 2011, gecombineerd met de éénmalige toekenning van de salarissuppletie, heeft derhalve geleid tot een éénmalige overschrijding van de WOPT-norm in 2011.

Het bovenstaande ligt in lijn met het geldende sociaal frankerend beleid.

Korpschef KLPD

Zoals in het overzicht is gemeld berust dit op een afspraak tussen de toenmalige Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, waarbij de toenmalige arbeidsmarktomstandigheden een rol hebben gespeeld.

113

Waarom zijn er drie mensen met een torenhoge ontslagvergoeding vertrokken?

Het betreft hier medewerkers die, geconfronteerd met een dreigende overtolligheid in het kader van de reorganisaties binnen VenJ, alsmede de realisatie van de taakstelling, de rijksdienst hebben verlaten met gebruikmaking van de faciliteiten van het Sociaal Flankerend beleid.