Gepubliceerd: 16 mei 2012
Indiener(s): Janneke Snijder-Hazelhoff (VVD)
Onderwerpen: economie transport
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33229-5.html
ID: 33229-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 16 mei 2012

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgenomen implementatiewijze door het kabinet en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen en het maken van opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen en het maken van opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel. Niettemin hebben zij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het genoemde wetsvoorstel en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde wetsvoorstel en hebben nog een een vraag.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde wetsvoorstel en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen.

Inhoud van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie constateren dat het wetsvoorstel dient om een minimumniveau van consumentrechten vast te leggen voor de zee- en binnenvaart. Een soortgelijke verordening op het gebied van luchtvaart (Verordening 261/2004 inzake passagiersrechten) heeft tot nogal wat beroering geleid vanwege een groot verschil van interpretatie tussen betrokken partijen. Voor het oplossen van dit conflict is uiteindelijk een beroep gedaan op het Europese Hof van Justitie (het «Sturgeon-arrest»). De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk lering te trekken uit deze ontwikkeling en hebben daarom de volgende vragen. Is de regering er voldoende van overtuigd dat de rechten voor de consument in dit wetsvoorstel voldoende helder zijn neergelegd? Is de regering van mening dat het wetsvoorstel dusdanig ruimte laat voor interpretatie van de consumentenrechten, dat tussen consument en aanbieder conflicten kunnen ontstaan?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de wenst bestaat om de wet op 18 december 2012 in werking te laten treden. Enkele zeevervoerders en terminals beschikken nog niet over een toegankelijk klachtenbehandelingmechanisme. De leden vragen of de regering signalen heeft ontvangen dat de deadline niet haalbaar is voor deze partijen?

De leden van de CDA-fractie verwelkomen een betere rechtsbescherming voor passagiers in de zee- en binnenvaartsector. De wet voorziet in een minimumniveau, waarbij het reders en terminalexploitanten vrij staat het beschermingsniveau te verhogen. Genoemde leden lezen dat de regering ter voorbereiding op het wetsvoorstel reders heeft geconsulteerd. Is tijdens deze consultatieronde de rechtsbescherming van passagiers aan de orde geweest? Zo ja, valt te verwachten dat reders het minimum beschermingsniveau zullen aanvullen? Zo ja, op welke onderdelen?

De leden van de CDA-fractie willen weten of de rechtsbescherming die door deze wetswijziging wordt geboden aan passagiers in de zee- en binnenvaartsector qua niveau vergelijkbaar is met de bescherming die wordt geboden aan reizigers in de luchtvaartsector of aan treinreizigers. Zo nee, wat zijn de verschillen?

De leden van de CDA-fractie herkennen in de opsomming van de rechten van passagiers de Europese oorsprong van de regelgeving. De bijzondere aandacht voor mensen met een handicap en/of beperkte mobiliteit maar ook het verbod op het bevoordelen of achterstellen van reizigers op basis van nationaliteit wordt door deze leden in het bijzonder verwelkomd. De opsomming van rechten roept ook een vraag op. Passagiers hebben recht op een vervoersbewijs en ook recht op informatie met betrekking tot de reis en de voorwaarden en rechten die hierbij gelden. Impliceert dit recht dat die informatie in meer dan (minimaal) één taal, bijvoorbeeld één van de werktalen van de EU wordt aangeboden? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie lezen verder in de memorie van toelichting dat als passagiers door annulering of vertraging een aansluitende vervoersdienst missen, de vervoerder redelijke inspanningen moet leveren om de passagiers van een andere aansluiting op de hoogte te brengen. De leden vragen zich af wat bedoeld wordt met «redelijke inspanningen». Kan de regering dat toelichten? Wat houdt in dit geval op de hoogte brengen in? Moet de vervoerder zorg dragen voor een andere aansluiting of dient hij passagiers alleen te informeren over andere aansluitingen? Graag een reactie van de regering.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de toezichthouder niet als beroepsinstantie optreedt voor individuele klachten, terwijl de verordening dit mogelijk maakt. Kan de regering aangeven waarom dit niet bij de publiekrechtelijke taak van de toezichthouder past? Ziet de regering een andere manier om deze optie toch mogelijk te maken?

De leden van de fractie van D66 lezen dat de overheidskosten beperkt blijven tot de toezichts- en handhavingstaak van de Inspectie Leefomgeving en Transport, maar dat deze in zullen worden gepast binnen de bestaande capaciteit. Kunnen de leden hieruit concluderen dat de kosten minimaal zijn en dat er praktisch geen inspanningen nodig zullen zijn, of zijn er andere taken waar nu op bezuinigd zal worden?

De voorzitter van de commissie, Snijder-Hazelhoff

De griffier van de commissie, Sneep