Kamerstuk 33187-18

Amendement van het lid Van Meenen op grond waarvan opleidingen zelf de verhoudingen tussen het aantal begeleide onderwijsuren en het aantal klokuren voor beroepspraktijkvorming kunnen vaststellen

Dossier: Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs

Gepubliceerd: 5 februari 2013
Indiener(s): Paul van Meenen (D66)
Onderwerpen: beroepsonderwijs onderwijs en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33187-18.html
ID: 33187-18
Wijzigingen: 33187-21

Nr. 18 AMENDEMENT VAN HET LID VAN MEENEN

Ontvangen 5 februari 2013

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel A, onder 2, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder l vervalt:, derde lid.

2. Onder m vervalt:, vierde lid.

II

In artikel I, onderdeel C, onder 2, vervallen «artikel 7.2.7, eerste lid niet in acht behoeft te worden genomen voor wat betreft de eisen met betrekking tot voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming», «, tweede tot en met achtste lid,» en de tweede volzin.

III

In artikel I, onderdeel P, wordt artikel 7.2.7, als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde lid vervalt.

3. In het vijfde lid vervallen «, bedoeld in het derde en vierde lid,» en: en bestaat uitsluitend uit begeleide onderwijsuren en beroepspraktijkvorming.

4. Het zesde lid vervalt.

5. Het zevende lid vervalt.

6. Het achtste lid vervalt.

IV

Artikel I, onderdeel R, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 vervalt:, met vermelding van het aantal begeleide onderwijsuren als bedoeld in artikel 7.2.7 per programmaonderdeel per studiejaar en het aantal klokuren beroepspraktijkvorming per studiejaar,.

2. Onderdeel 2 komt te luiden:

  • 2. In het derde lid vervallen «voltijdse» en:, derde lid.

V

In artikel I, onderdeel BB1, vervalt: indien dit minder uren als bedoeld in artikel 7.2.7, derde of vierde lid, omvat.

VI

In artikel I, onderdeel EE, vervallen in artikel 12.4a.2, eerste lid, de zinsnede «dat elk studiejaar ten minste 850 klokuren omvat, waarvan ten minste 200 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren voor de beroepspraktijkvorming» en de tweede tot en met vierde volzin.

VII

In artikel IV wordt na de aanhef ingevoegd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, vervalt in de begripsomschrijving van «beroepsonderwijs» de zinsnede:, derde lid.

B

VIII

Na artikel IV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IVA. WIJZIGING VAN DE WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

In artikel 1.1, eerste lid, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten vervalt in de begripsomschrijving van «beroepsonderwijs» de zinsnede:, derde lid.

IX

Artikel V, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving «beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg» vervalt:, derde lid.

2. In de begripsomschrijving «beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg» vervalt:, vierde lid.

X

In artikel V, onderdeel C, onder 2, vervallen de zinsneden: «artikel 7.2.6, eerste lid, niet in acht behoeft te worden genomen voor wat betreft de eisen met betrekking tot voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming en» en:, tweede tot en met achtste lid,.

XI

In artikel V, onderdeel L, wordt artikel 7.2.6, als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde lid vervalt.

3. In het vijfde lid vervalt «, bedoeld in het derde en vierde lid,» en: en bestaat uitsluitend uit begeleide onderwijsuren en beroepspraktijkvorming.

4. Het zesde lid vervalt.

5. Het zevende lid vervalt.

6. Het achtste lid vervalt.

XII

In artikel VII, wordt na «in de begripsomschrijving» ingevoegd: van «beroepsonderwijs», onder a, «artikel 7.2.6, derde lid» vervangen door «artikel 7.2.6» en wordt in de begripsomschrijving.

Toelichting

Dit amendement regelt dat opleidingen zelf de verhouding tussen het aantal begeleide onderwijsuren en het aantal klokuren voor beroepspraktijkvorming in het onderwijsprogramma kunnen vaststellen. Onderwijsinstellingen kunnen volgens de indiener namelijk zelf het beste bepalen hoe het onderwijsprogramma dient te worden ingevuld, en welke mix van werkvormen daarvoor nodig is. Voor vaststelling van het onderwijsprogramma dient de onderwijsinstelling verantwoording af te leggen aan de medezeggenschapsorganen, die daarop instemmingsrecht hebben. De medezeggenschaporganen zijn immers degene die het beste zicht hebben op invulling van opleidingen en bijbehorend onderwijsprogramma. Kwaliteit van de opleiding wordt daarbij gewaarborgd op basis van de voorgestelde kwaliteitseisen studenttevredenheid, tevredenheid van het afnemend veld en studiesucces. De inspectie houdt hierop haar reguliere toezicht, dat zij ingevolge de WOT uitoefent.

Van Meenen