Kamerstuk 33173-5

Verslag van een algemeen overleg

Prestaties in de strafrechtketen

Gepubliceerd: 30 juli 2012
Indiener(s): Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: recht strafrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33173-5.html
ID: 33173-5

Nr. 5 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 30 juli 2012

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 5 juli 2012 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 7 februari 2012 bij het onderzoeksrapport «Doorlooptijden in de strafrechtsketen» (29 279, nr. 133);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer met het Algemene Rekenkamerrapport «Prestaties in de strafrechtketen» d.d. 17 februari 2012 (33 173, nr. 1);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer met de lijst van vragen en antwoorden inzake het Algemene Rekenkamerrapport «Prestaties in de strafrechtketen» d.d. 3 mei 2012 (33 173, nr. 4);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 29 februari 2012 met de beleidsreactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer «Prestaties in de strafrechtketen» (33 173, nr. 3);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 16 maart 2012 inzake de toezegging financiering rechtspraak in relatie tot de OM-afdoening, ZSM en capaciteit met de jaarwisseling (29 279, nr. 141);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 29 juni 2012 inzake versterking van de prestaties in de strafrechtketen (29 279, nr. 147).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: De Roon

Griffier: Nava

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Berndsen, Dibi, Gesthuizen, Helder, Recourt, De Roon en Van der Steur,

en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Hierbij open ik het algemeen overleg van de commissie voor Veiligheid en Justitie over prestaties in de strafrechtketen. Ik heet de minister en de woordvoerders welkom en stel een spreektijd van vier minuten voor. Ik sta twee interrupties per fractie toe.

Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Laat ik beginnen met een compliment aan de voorlichters van deze minister. Zij hebben hard gewerkt om deze minister een imago van aanpakken te geven. Het ene na het andere veelbelovende persbericht rolde uit het ministerie. Strenger en harder straffen, dat was het motto. Als we nu na twee jaar de rekening opmaken, is de conclusie even bedroevend als het rapport van de Rekenkamer. Veel woorden, weinig daden. Het is criminaliteitsbestrijding met een persbericht in de hand, want de VVD-verkiezingsbelofte «straf voor iedereen die straf verdient» is niet ingelost. Het rapport van de Rekenkamer liegt er namelijk niet om. De strafrechtketen wordt beschreven als een rommeltje. Veel gewelds- en vermogensmisdrijven liggen op de plank, zaken raken kwijt of verjaren, veel veroordeelde daders lopen gewoon vrij rond. Wat gaat de minister hier concreet aan doen? Het blijkt een moeizame weg om een aangifte bij de politie te laten uitmonden in een vonnis van de strafrechter en de dader dan ook nog de straf te laten ondergaan. Tja, dan kun je wel zwaaien met een voorstel voor minimumstraffen, maar als de dader niet wordt gepakt, laat staan in de cel verdwijnt, dan is het voorstel alleen daarom al zinloos. Is de minister dit met D66 eens?

Ondertussen is een stroom aan extra taken, topprioriteiten, wetten en programma's over de justitiële instanties uitgestort. Minimumstraffen, adolescentenstrafrecht, de nationale politie, een illegalenquotum, een aanvalsplan op jeugdcriminaliteit en overvallen. Dit is een extra belasting voor de ketenpartners, waarvan de effecten zich nog moeten tonen. Vooral het aantal programma's dat binnen de keten draait is niet meer bij te benen. Op ieder probleem dat zich bij Veiligheid en Justitie (V en J) voordoet, wordt een programma losgelaten. Mijn fractie telt er op zijn minst dertien. En dan doet de minister er nog een versterkingsprogramma en een Programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen overheen. Hoeveel capaciteit vragen deze programma's eigenlijk? Kunnen politie en Openbaar Ministerie (OM) er wel effectief mee uit de voeten? Mijn fractie verzoekt de minister voor 1 september een overzicht van alle actieprogramma's op te stellen. Daarin staat wat ze tot nu toe aan resultaat hebben geboekt, hoe deze actieprogramma's onderling samenhangen en in hun totaliteit bijdragen aan betere prestatie van de strafrechtketen.

De minister en het Korpsbeheerdersberaad zeggen zich grotendeels te herkennen in de conclusies van de Rekenkamer. Toch worden geen nieuwe toezeggingen gedaan om knelpunten weg te nemen. Dat roept vragen op over de effectiviteit van maatregelen die reeds in gang zijn gezet. Op welke termijn kunnen we daar resultaten van verwachten? Hoe gaat de minister deze resultaten aan de Kamer inzichtelijk maken?

Laat ik hierbij vooropstellen dat het ei van Columbus niet blauw is. De nationale politie gaat de genoemde knelpunten niet oplossen. Kwaliteit, snelheid en doelmatigheid moeten worden vergroot bij de politie, maar de politie is niet het knelpunt in de strafrechtketen. Dat treft ook het OM, rechtspraak en uitvoerders van straffen, zoals de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Bovendien zal het voor de politie al een uitdaging zijn om tot het gewenste resultaat te komen. Het ei van Columbus is ook niet dat één minister de scepter zwaait over de gehele strafrechtketen. D66 hekelt juist dat één minister de almacht heeft over zowel veiligheid en handhaving als vervolging en rechtspraak, terwijl de macht was gespreid over twee ministeries om de rechtsstatelijke balans te waarborgen. De Rekenkamer doet een aantal aanbevelingen over heldere afspraken tussen politie en OM, en over de afstemming van opsporing en vervolging op de beschikbare capaciteit in de keten. Hierover zijn geen toezeggingen gedaan. Mijn fractie is wel benieuwd wat er op dit punt gebeurt.

Speciale aandacht gaat naar het voorkomen van het overschrijden van fatale termijnen. Voor de politie betekent dit extra aandacht voor de aanlevertermijnen van transacties en boetes, en voor het opsporen en aanhouden van veroordeelden, zo stelt de Rekenkamer. De D66-fractie stelt voor dat een taskforce Fatale termijnen wordt ingesteld. Deze is samengesteld uit OM en politie, en bedoeld om tot een structurele verbetering van de aanlevertermijnen te komen. De rest van mijn betoog bewaar ik voor de tweede termijn.

De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Het is de laatste dag van de Kamer. In die zin is het ook een dag van terugblikken. Immers, als de Kamer weer bijeenkomt dan zijn de verkiezingen geweest. Vermoedelijk is er dan nog geen nieuw kabinet, maar hoe we de problemen oplossen zal voornamelijk afhangen van de nieuwe minister, of dat deze is of iemand anders. Terugblikken is de vraag stellen of Nederland veiliger is. Dat is de grote ambitie van deze minister en dit kabinet. Om te constateren of Nederland veiliger is, moet je niet kijken naar hoeveel wetsvoorstellen in de Kamer zijn behandeld of voorgesteld, maar moet je kijken of de zaakjes op orde zijn of op orde zijn gekomen. Het rapport van de Rekenkamer, dat toch wel het belangrijkste onderwerp van vandaag is, laat zien dat daar nog een groot probleem zit. De organisatie is niet op orde. De afgelopen tien jaar is er, terecht, ongelooflijk veel extra geld in de politie gestopt. Het rendement blijft echter enorm achter. Sterker nog, het is nauwelijks te zien. Dit staat overigens niet in het rapport, maar is in het nieuws geweest. Daarnaast hebben witte boorden nog steeds minder te vrezen dan blauwe boorden.

De conclusies van het rapport sla ik omwille van de tijd over. Ik ga ervan uit dat alle aanwezigen het kennen. In eerste instantie was de reactie van de minister wat relativerend. Het gaat alleen over gewelds- en vermogensmisdrijven. Ik hoor graag van de minister dat dit anders is. 68% van alle misdrijven betreft gewelds- en vermogensmisdrijven. Er zijn een miljoen meldingen. Een miljoen keer gaat iemand naar de politie omdat hem iets is overkomen, waarvan hij wil dat er actie op wordt genomen. Over de term melding kunnen we discussiëren. Van de meldingen komt 5% voor de rechter. Ik realiseer me dat de strafrechtketen een trechter is. Het is onmogelijk alle miljoen zaken daadwerkelijk in een veroordeling of een vrijspraak te laten eindigen. Maar de trechter lijkt op basis van het rapport niet op orde, hij lijkt niet goed te functioneren. Het gaat allereerst mis bij de coördinatie zelf, het inzicht. Hoe kun je een ingewikkeld proces als het justitiële proces goed sturen als je geen zicht hebt op wat er precies gebeurt binnen bijvoorbeeld die politieorganisatie en het OM, en als je die drie of meer partners niet goed op elkaar laat afstemmen? Aan de achterkant zitten immers ook de executieorganisaties. Dan is het weggegooid geld. Dat is jammer. Het lijkt me de hoogste urgentie hebben om dit snel en adequaat aan te pakken. De doelmatigheid en kwaliteit moeten omhoog.

De oplossingen zitten allereerst in het goed managen, goed op orde brengen van de keten, maar het zit ook in waar de schaarse capaciteit en kwaliteit wordt ingezet. Wat de PvdA betreft doen we dat helemaal aan de bodem. De best gekwalificeerde agenten op straat, goed opgeleide technisch gespecialiseerde rechercheurs aan het werk en minder bureaucratie, in een plattere politieorganisatie. Zo Spoedig Mogelijk (ZSM) is een prachtig onderwerp, maar daar moeten we niet alle heil van verwachten. Maar een beperkt aantal zaken kun je heel snel afhandelen. Het rendement wordt er dus maar beperkt mee verhoogd. Het OM kwam met 50% van een groot aantal zaken. Dat is het weggooien van kwaliteit en dat is niet de bedoeling. Als laatste concrete oplossing noem ik dat burgers zelf bepalen waar een deel van het veiligheidsbudget aan besteed moet worden. Op die manier creëer je veel meer draagvlak. Burgers weten heel goed waar bij hen in de wijk en de buurt het probleem zit.

Om Nederland echt veiliger te maken heeft de nieuwe minister een schone taak: niet meer wetgeving, waarvan een groot deel symboolwetgeving, maar gewoon de keten op orde.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Dit algemeen overleg betreft met name het onderzoeksrapport Doorlooptijden in de strafrechtketen van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en het rapport Prestaties in de strafrechtketen van de Algemene Rekenkamer. Uit die rapporten blijkt dat te veel zaken niet worden doorgezet vanwege onvoldoende bewijs, het ontbreken van verdachten en te weinig afstemming tussen de ketenpartners politie, justitie en de rechterlijke macht. In de periode 1 oktober 2009 tot 30 september 2010 zijn ongeveer 1 miljoen meldingen van criminaliteit bij de politie gedaan. Slechts 9% daarvan is doorgestuurd naar het OM. De Algemene Rekenkamer stelt dat de politie te vaak tegen de regels in zaken terzijde legt vanwege capaciteitsproblemen. Hierdoor gaan verdachten vrijuit die opgespoord hadden moeten worden. De PVV wil van de minister weten of het klopt dat deze capaciteitsproblemen mede bestaan uit het feit dat agenten te veel tijd in zaken steken waarvan op voorhand duidelijk is dat ze tot niets zullen leiden. Dat werd tijdens de briefing door de Algemene Rekenkamer opgemerkt.

De minister heeft verbeterprogramma's opgestart. In dit najaar moet duidelijk zijn hoe deze programma's tot resultaat kunnen komen. Met betrekking tot de informatievoorziening tussen de onderdelen van de strafrechtketen wordt de strafrechtmonitor van het WODC uitgebreid met rapportages over de doorlooptijden. Daarnaast geeft de minister in een tijdslijn aan dat in 2015 twee derde van de strafzaken binnen vier weken zal zijn afgedaan. Dat zou een enorme tijdswinst zijn. Voor 2016 geeft de minister aan dat uitval van zaken in de strafrechtketen zal zijn teruggebracht naar aanvaardbare proporties. Daar is de PVV het natuurlijk helemaal mee eens, maar wat zijn aanvaardbare proporties? Zou het streven niet gewoon nul moeten zijn?

Over de berechting concludeert de Algemene Rekenkamer dat de doorlooptijden binnen de strafrechtketen veel te lang zijn. Ook de prestaties in die keten kunnen beter. De PVV wil dan ook dat daar verandering in komt, en steunt de ingezette maatregelen van dit kabinet. Dit is voor de PVV niet genoeg. Naast beter registeren wat er met de ingekomen zaken gebeurt, zou de PVV ook graag zien dat wordt gemonitord hoeveel geld aan de ingezette maatregelen wordt uitgegeven en wat het resultaat of de invloed van dat beleid zal zijn. Doet het niet waar het voor is ingezet, dan moet het worden gestopt. Het gaat om geld van de hardwerkende belastingbetaler. Is de minister bereid inzichtelijk te maken wat de aangekondigde maatregelen kosten, en of het doet waarvoor het wordt ingezet?

De PVV is voor de landelijke uitrol van het zogenoemde ZSM-project, maar niet ten koste van eventuele slachtoffers. Zal de minister ervoor zorgen dat de positie van het slachtoffer in een betreffende zaak niet zal verslechteren door de versnelde afdoening van een strafzaak?

Daarnaast wil mijn fractie met betrekking tot het aangekondigde wetsvoorstel Herziening dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden graag van de minister weten of er een wettelijke grond in het Wetboek van Strafvordering zal komen voor het gebruik van camerabeelden en foto's van verdachten bij de opsporing. Reden voor deze vraag is dat er inmiddels rechterlijke uitspraken zijn waarbij een veroordeelde strafvermindering heeft gekregen vanwege de schending van diens privacy door het gebruik van camerabeelden of foto's. Om een einde te maken aan het lichter straffen vanwege het schenden van de privacy zou daar een wettelijke grondslag voor gecreëerd moeten worden. De PVV stelt voor om in titel IVa van het Wetboek van Strafvordering, Bijzondere opsporingsbevoegdheden, een artikel op te nemen waarbij dit opsporingsmiddel is zijn toegestaan. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

De Raad voor de rechtspraak laat in een brief weten dat overschrijding van de redelijke termijn in de praktijk gelukkig nauwelijks voorkomt. Waar dit wel is gebeurd, heeft dit tot een beperkte strafvermindering geleid. Daar heeft de PVV al eerder vragen over gesteld, maar uit het antwoord daarop bleek dat niet kon worden aangegeven hoe vaak er jaarlijks sprake is van overschrijding, waardoor strafvermindering volgt, omdat dit niet wordt geregistreerd.

Strafvermindering en ook beperkte strafvermindering vanwege een termijnoverschrijding is wat ons betreft onacceptabel. Is de minister bereid te registreren hoe vaak dit voorkomt?

Verder wil de PVV graag van de minister weten hoe hij ervoor gaat zorgen dat er geen politiesepot komt zonder mandaat van het OM. Ook dat is een punt dat de Algemene Rekenkamer heeft opgemerkt. Dit komt vooral voor bij veelvoorkomende criminaliteit. Dit is wettelijk gezien niet toegestaan en volstrekt ongewenst. Mijn laatste punt bewaar ik voor de tweede termijn.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Het was schrikken, dat rapport van de Algemene Rekenkamer in februari. Keiharde conclusies. Slechts één op twintig meldingen bij de politie leidt tot een veroordeling. Veel gewelds- en vermogensmisdrijven blijven op de plank liggen. Schijnbaar kansrijke zaken kosten te veel tijd en worden door capaciteitsgebrek niet opgepakt. De samenwerking tussen OM, politie en rechterlijke macht laat te wensen over. Bij de organisaties zelf is daarover ook veel zorg. Door allerlei omstandigheden krijgen daders van misdrijven dus niet de straf die ze verdienen. Dat is niet wat de VVD had beloofd voor de vorige verkiezingen. Dit is een van de laatste debatten die deze commissie voert met deze minister. Misschien is een afrekendebat een te groot woord, want ik vind eigenlijk dat we maar heel weinig hebben waarop we de minister kunnen afrekenen. De twee stoere mannen die op Justitie aantraden – zo heb ik ze wel eens genoemd in de eerste begroting die we met minister Opstelten en staatssecretaris Teeven behandelden – hebben relatief weinig boeven gevangen in vergelijking tot alle plannen en wetsvoorstellen die zijn gelanceerd. De slachtoffers waar deze VVD-minister voor zegt op te komen, staan vaak nog in de kou, net als voor zijn aantreden. Het is misschien zelfs nog wel wat kouder. Ik vind dat wel een beetje te vergelijken met die cel waar de partijgenoot van mevrouw Helder de kachel maar niet warm wil stoken.

De heer Van der Steur (VVD): Afrekenen is altijd goed. Dat moet ook worden gedaan, zeker op basis van cijfers. Is mevrouw Gesthuizen ervan doordrongen en op de hoogte dat dit rapport ziet op de periode voordat deze minister aantrad? Kent ze de cijfers dat 70% van de beloftes van deze minister zijn waargemaakt? En kent zij de cijfers dat op alle speerpunten de pakkans is gestegen? Daar hebben wij eerder over gedebatteerd en ze heeft niet gezegd dat ze niet kloppen. Het aantal daders dat is opgepakt is gestegen. We praten daarom nu zelfs over een cellentekort, voor het eerst in de geschiedenis.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Er zijn heel veel vragen gesteld. In de afgelopen jaren zijn alle uitdagingen waarvoor we stonden en alle problemen die deze samenleving kent, in mijn ogen door het afbraakbeleid en de tweedeling die door de VVD nog verder in het zadel is geholpen alleen maar groter geworden. Ik vind het jammer dat we zoveel tijd hebben moeten verdoen met het steeds weet debatteren over kansloze wetsvoorstellen, zoals de dat rond de griffierechten, maar ook over steeds weer zwaarder straffen, strenger straffen, verbieden van taakrecht, taakstraffen, het steeds terechtwijzen van rechters waarvan door de coalitie werd beweerd dat ze veel te slappe straffen oplegden. Ik had het veel prettiger gevonden als deze bewindspersonen aan het werk waren gegaan om de problemen op te lossen waarvan politie, OM en rechtspraak zeggen dat ze er tegen aanlopen. Nee, ik vind niet dat we deze bewindspersonen niets kunnen verwijten, en zeker niet richting de VVD. Volgens mij zijn er veel vaker VVD-bewindspersonen op Justitie geweest, dus ook op dat terrein had de VVD meer verantwoordelijkheid moeten nemen.

De heer Van der Steur (VVD): Ik hoor geen enkele inhoudelijke reactie op de cijfers en feiten die ik heb genoemd. Collega Gesthuizen heeft daar in het verleden geen kritiek op geuit, omdat het vaststaande feiten zijn. Er zijn meer daders gepakt, de pakkans is gestegen. 70% van de beloftes is ingelost. Ik hoor ook niet wat collega Gesthuizen in de afgelopen tijd voor geweldige voorstellen heeft gedaan die dit kabinet niet heeft opgepakt. Als er verbeteringen denkbaar zijn, ken ik deze minister als iemand die als een van de eersten zal zeggen dat hij die meeneemt.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Nu moet ik toch een beetje lachen. Ik geef de heer Van der Steur graag onze slachtoffernotitie. Die hebben we gisteren gepubliceerd. Daar had hij via de website van RTL al kennis van kunnen nemen. Ik hoef toch geen lijstje op te noemen van rapporten die we de afgelopen periode hebben geschreven, met steeds onze voorstellen heel concreet achterin. Ik noem acquisitiefraude, faillissementsfraude en gevangenispersoneel. De SP heeft iedere keer juist veel voorstellen gedaan. Ik heb net nog een amendement ingediend over het terugbrengen van betalingstermijnen van 60 naar 30 dagen. De heer Van der Steur heeft tegengestemd. Op het gebied van V en J doet de SP niet anders dan voorstellen onder de aandacht van de VVD brengen. Men heeft erg weinig trek om daarop in te gaan door de eigen agenda.

In de slachtoffernotitie staan tal van suggesties van de SP, bijvoorbeeld het standaard overwegen van een gebiedsverbod bij daders van gewelds- en zedenmisdrijven en het verruimen van de mogelijkheden voor slachtoffers om zich te laten bijstaan door een advocaat. Dat is, zonder dat veel mensen daar erg in hebben gehad, door dit kabinet heel fijntjes een stukje teruggeschroefd. Mensen die nu met een enkele missende tand zitten, een lichte hersenschudding of niet al te ernstig psychisch letsel, hoeven zich voortaan niet meer te laten bijstaan door een advocaat.

Niet de strafmaat doet ertoe, maar de pakkans. Wat heb je aan minimumstraffen als maar 5% van de meldingen leidt tot een veroordeling? Een boef raakt niet onder de indruk van twintig jaar gevangenisstraf die hij niet hoeft uit te zitten. Dat is mijn kritiek op de bewindspersonen. Wat is er wel gebeurd? De samenleving is de stuipen op het lijf gejaagd met de verhoging van de griffierechten om 240 miljoen te bezuinigen. Nu blijkt dat het onzalige plan totaal niet is besproken met de professionals in de sector zelf. Ik vind dat ontzettend jammer. In mijn ogen hadden de mensen met wie er samengewerkt moet worden in het OM, maar zeker ook in de rechtspraak, deze minister en staatssecretaris aan allerlei goede tips kunnen helpen. Ze hadden kunnen zeggen dat er niet op deze manier bezuinigd moet worden, maar andere manieren kunnen aandragen. Ze hadden met intelligentere alternatieven kunnen komen, bijvoorbeeld met IT-oplossingen, met digitalisering, met betere samenwerking in de strafrechtketen. Daar is helemaal niet naar gevraagd. Ik vind dat geen manier van met elkaar omgaan, en hoor daar graag een reactie op van de minister.

De minister noemt alles van groot belang. Alles is topprioriteit. Dit heeft tot gevolg dat niets meer prioriteit heeft. Dat constateert ook de Rekenkamer. Er komen alleen maar prioriteiten bij en er valt niets af, zonder uitbreiding van capaciteit. De politie neemt heel veel zaken niet in behandeling wegens capaciteitsgebrek en ze klaagt daarover steen en been. Bij een aangifte bij de politie wordt alles ingevoerd in de computer. Voor een aangifte van een woninginbraak zijn ze zo twee uur bezig met het noteren van feiten en omstandigheden over alle ontvreemde goederen. Per gestolen kettinkje ben je minimaal zeven muisklikken en vier tekstvelden verder. Het is een systeem waar werkelijk iedere agent in de praktijk van gruwt. Ik geef één voorbeeld van een waargebeurd verhaal. Een agent zegt tegen een persoon die aangifte komt doen: «Anders kunt u misschien even een wandelingetje maken door de stad en over een halfuur terugkomen. Met dit verschrikkelijke systeem duurt het namelijk wel even.» Als alles is ingevoerd door de politie wordt het geprint, naar het OM gestuurd en daar gaat men alles weer inscannen. Dit is toch ongelooflijk?

In plaats van steeds met nieuwe wetten te komen te komen voor strenger straffen was ik er blij mee geweest als de minister deze problemen serieus had aangepakt. Hoe kan het dat de systemen van de politie nog steeds piepen en kraken, en dat ze niet zijn aangesloten op die van OM en rechters? Welke stappen zijn concreet gezet en wanneer is dit geregeld?

De aanbeveling van de Rekenkamer is dat de minister de Kamer periodiek informeert over de gewenste en ongewenste prestaties in de strafrechtketen in relatie tot de beschikbare capaciteit. De minister weigert dit. Waarom? Het idee van ZSM, zo snel, slim, selectief, simpel, samen en samenlevingsgericht mogelijk, staat mij aan. Mij bereiken echter verontrustende signalen. De bedoeling was snel een officier van justitie bij de zaak te betrekken. In de praktijk is dit soms een veel minder ervaren hulpofficier. Hoe zit het met de rechtsbijstand? Iemand gaat snel akkoord met de transactie en staat weer buiten. Er wordt onvoldoende nagedacht over wat is gebeurd, of het wel eerlijk is gegaan en wat de consequenties zijn.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Eind februari presenteerde de Algemene Rekenkamer het onderzoeksrapport Prestaties in de strafrechtketen. Het moet me allereerst van het hart dat die rapporten van de Algemene Rekenkamer, zoals onlangs ten aanzien van de jeugdzorg, ontzettend waardevol zijn. Dit rapport bevestigde wat veel criminologen allang weten. De strafrechtspleging is al jaren een soort afvalrace. Lang niet alles wat bij politie en OM bekend raakt, leidt tot iets. Er is vooral beleid ontwikkeld voor sepots en transacties, in plaats van mensen het gevoel te geven dat aangiftes serieus worden genomen en worden afgehandeld. Wat nieuw is, is de wetenschap dat niemand in de strafrechtsketen precies weet hoeveel gewelds- en vermogensmisdrijven tegen de regels in blijven liggen of niet worden behandeld. Ook is niet bekend hoeveel en wat voor zaken het OM voor nader onderzoek naar de politie terugstuurt, en wat er met die zaken gebeurt. Vaak worden gevangenisstraffen niet uitgezeten en geldboetes niet geïncasseerd. Door deze gebrekkige informatie is sturing bijna niet mogelijk. De administratie van politie en OM sluit niet op elkaar aan, waardoor het OM soms meer zaken van de politie ontvangt dan volgens de politie zijn aangeleverd. Hoofdconclusie is dat gebrek aan sturing leidt tot ondoelmatigheid en rechtsongelijkheid. De conclusie die ik daaraan verbind is dat mensen die met onveiligheid te maken krijgen uiteindelijk niet precies weten wat er gebeurt met hun aangiftes. Dit is misschien wel een van de belangrijkste voorwaarden van veiligheidszorg.

De Kamer is er om het beleid te verbeteren. Op 29 juni hebben we een brief van de minister gekregen. Dat is rijkelijk laat wat mij betreft, want de Algemene Rekenkamer kwam al eind februari met het rapport. Dat is vooral iets wat vanuit de rijksoverheid wordt geïmplementeerd. GroenLinks heeft behoefte aan een plan van OM en politie. Ik sluit me aan bij het voorstel van de heer Recourt. Ook burgers moeten medeverantwoordelijk worden gemaakt voor de veiligheid in hun omgeving. Dat is een trend. In de toekomst zullen burgers steeds meer verantwoordelijkheid krijgen. Ze zullen moeten worden ingezet voor zorg, onderwijs, kinderopvang en ook veiligheid. Ik zie graag in samenwerking met OM en politie iets meer van de rol die burgers kunnen spelen in hoe dit wordt aangepakt.

Toch ook een terugblik. Ik wil mevrouw Berndsen bijvallen, met een enorm groot compliment voor de persvoorlichters van dit departement. Het loopt misschien een beetje uit de hand met de persvoorlichters in Den Haag. Wat hebben zij overuren gedraaid, met het ene na het andere persbericht. Vaak werd datzelfde persbericht een paar maanden later weer opgestuurd. Ik ben er soms jaloers op hoe goed dat is gegaan.

Dan pak ik de veiligheidsparagraaf uit het regeer- en gedoogakkoord erbij om te kijken wat er concreet is gebeurd met de voornemens. Dat is bijna niks. Mevrouw Gesthuizen zei het heel mooi. Alles was prioriteit, waardoor niets meer prioriteit werd. Misschien moet ik een rijtje langslopen. GroenLinks is dolgelukkig dat veel van die plannen niet zijn gelukt. Ik noem de griffierechten. De VVD kan aan alles een prijskaartje hangen, zelfs aan toegang tot het recht. Dit is niet gelukt. Minimumstraffen: ook dit is gelukkig niet gelukt. Adolescentenstrafrecht: niet gelukt. Nationale politie: nog steeds niet gelukt. 150 zedenrechercheurs om kinderporno beter te bestrijden: nog steeds niet gelukt. De dierenpolitie, waar zolang zoveel over is gedebatteerd en gegrapt: niet meer gelukt. De aanrijtijden van de politie zouden worden verbeterd: niet gelukt. Slachtoffers, zoals mevrouw Gesthuizen al zei: niet gelukt. Het enige dat een beetje is gelukt, is het om zeep helpen van het gedoogbeleid rond softdrugs. Dat was redelijk succesvol. Het bizarre is dat de wietpas ertoe leidt dat Nederland onveiliger wordt. De politie moet nog meer tijd besteden aan wereldvreemde voorstellen van dit kabinet. Ik hoor graag van de minister wat volgens hem is gelukt. Dit was toch een van de grote prioriteiten van de VVD en van dit kabinet? Straks gaat de minister in de campagne weer roepen dat veiligheid een prioriteit wordt. Ik hoop dat hij er dan wel bij zegt dat van de beloften die zijn gemaakt bijna niets is terechtgekomen. GroenLinks juicht dit op een aantal punten zeer toe.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik heb mij niet voorbereid op het eerste verkiezingsdebat dat wij vandaag zouden voeren. Ik wil het namelijk graag hebben over het uitstekende rapport van de Rekenkamer, Prestaties in de strafrechtketen. Waarom moeten we het daarover hebben? Het rapport is niet alleen een goed onderzoek. Het laat zien dat het mogelijk is om deugdelijk onderzoek te doen naar de vraag wat er in de veiligheidsketen met aangiftes, sepots en onduidelijke sepots en de tocht van dossiers door de diverse onderdelen speelt. Daarvoor wil ik de Rekenkamer de complimenten maken. Daarmee is dit rapport een belangrijke nulmeting voor wat we anders willen en wat anders moet. Ik denk dat het terecht is dat collega Dibi zojuist begon met een compliment aan de Rekenkamer voor het goede werk dat hij wederom heeft gedaan. Daar sluit ik mij zeer graag bij aan, omdat uiteindelijk het adagium van onze Nobelprijswinnaar Kamerlingh Onnes moet blijven gelden: door meten tot weten. Dat is ook waar het hier om gaat.

Het is vervolgens een beetje merkwaardig om, in het kader van de verkiezingsretoriek, deze minister te verwijten dat dit rapport er ligt. Hem kan toch weinig verwijt gemaakt worden voor het feit dat er een rapport wordt afgesloten ongeveer op de dag dat hij in dienst treedt. Zijn eerste zin was: «Er moet zo snel mogelijk een nationale politie komen om de versnippering in dat deel van de strafrechtketen te beëindigen. We moeten zo snel mogelijk doorgaan met zaken als het verbeteren van de digitalisering van het strafproces, en we moeten naar een herziening van de gerechtelijke kaart.» Je kunt nauwelijks zeggen dat de minister die de afgelopen twee jaar heeft gevochten voor juist die onderdelen, niet onmiddellijk plannen heeft gelanceerd en daadkrachtig is geweest. Dat betekent overigens ook dat collega Gesthuizen gelijk heeft als zij zegt dat zowel in het civiele als in het strafproces de digitalisering van die processen dringend noodzakelijk is. Dat geldt natuurlijk ook voor de politie. Ze sluit zich daarmee aan bij een betoog dat ik sinds mijn aantreden als Kamerlid al hou.

De heer Dibi (GroenLinks): De heer Van der Steur noemt heel wat voorstellen die nog niet geëffectueerd zijn. Ze zijn er nog niet, kunnen niet op een meerderheid rekenen in de Tweede of Eerste Kamer of zijn gewoon in de prullenbak verdwenen. Ik heb net de veiligheidsparagraaf genoemd uit het regeer- en gedoogakkoord, waar ook de handtekening van de heer Van der Steur onder staat. Kan de heer Van der Steur drie belangrijke successen noemen op het gebied van veiligheid?

De heer Van der Steur (VVD): Het lastige van het noemen van belangrijke successen is dat het niet in alle gevallen belangrijke successen zijn waar de heer Dibi het mee eens is. Ik vind het ook een beetje merkwaardig dat je een minister die twee jaar de gelegenheid heeft gehad om het gedoog- en regeerakkoord uit te voeren, nu verwijt dat hij er niet in geslaagd is om alles door de Eerste Kamer te loodsen. In deze parlementaire democratie komt namelijk een heel groot deel van de wetsvoorstellen helemaal niet bij de Eerste Kamer. Ik noem als voorbeeld de tien initiatiefwetsvoorstellen van collega Van Gent van GroenLinks. Daarvan heeft geen enkele het tot de Eerste Kamer gered, omdat daar kennelijk de afgelopen tien jaar de tijd voor heeft ontbroken. Het is een beetje merkwaardig om te zeggen dat dit een verwijt is dat aan deze minister kleeft. Spits, een blad dat toch niet bepaald bekend staat als pro-Opstelten, constateert dat 70% van de beloftes van zowel minister Opstelten als staatssecretaris Teeven is ingewilligd. Dat die voor een deel nog bij de Eerste Kamer liggen, is juist. Volgende week zullen er ongetwijfeld nog een heleboel worden ingelost.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik krijg geen drie successen uit de veiligheidsparagraaf. Ook als ik het er niet mee eens ben, vraag ik de VVD om aan te geven op welke uitgevoerde voornemens de partij trots is. Als het niet met drie lukt, geef dan één groot succes. Waar is de heer Van der Steur trots op als het gaat om geëffectueerd beleid op het gebied van veiligheid? Wat heeft Nederland veiliger gemaakt?

De heer Van der Steur (VVD): Als de heer Dibi dat zo graag wil, begin ik met het door hem zo verfoeide voorstel van de wietpas. Ja, dat is de reactie die ik al had voorspeld. Daarom is het op zichzelf nooit zo nuttig om in te gaan op vragen van collega Dibi.

In Maastricht hebben ze op dit moment een achteruitgang in parkeerboetes van 30%. Daarmee is alleen al op dat gebied Maastricht een stukje veiliger geworden. Het geeft aan dat een groot deel van het drugstoerisme, dat we in Nederland toch niet willen hebben, is uitgebleven. Ik praat over de verhoging van de prostitutieleeftijd, ik praat over de betere registratie van prostituees, ik praat over de afschaffing van verjaringen. Dat verzoek heb ik in 2010 gedaan. Het is inmiddels ingewilligd. Ik praat bijvoorbeeld over het afschaffen van taakstraffen bij ernstige zedendelicten. Dit zijn allemaal herzieningen ten voordele. Herziening ten nadele is de invoering van de nationale politie en een herziening van de gerechtelijke kaart. Dat zijn niet drie voorbeelden, dat zijn zeer veel voorbeelden van concrete wetsvoorstellen die door dit kabinet door de Tweede Kamer zijn geloodst. Een deel daarvan wacht nog op de Eerste Kamer. Dat is logisch na twee jaar. Als je GroenLinks bent, moet je er heel trots op zijn dat dit kabinet dit voor elkaar heeft gekregen. Het is grotendeels met steun van GroenLinks gelukt, waarvoor ik collega Dibi bijzonder hartelijk dankzeg. Ik zal zijn steun in de komende jaren zeker missen, als de kiezer zo onverstandig is om hem niet weer aan ons terug te geven in deze zaal.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik vind dat de heer Van der Steur wel een erg grote broek aantrekt. Ik heb hier een lijstje met aangenomen wetsvoorstellen in de Eerste Kamer. Het zijn vooral hamerstukken en technische wijzigingen. Er zit geen enkele wet bij die te maken heeft met het streng, strenger, strengst van dit kabinet. Hij noemt de nationale politie, maar daarover moet nog gestemd worden in de Eerste Kamer. Overigens gaat dat ook niet zonder slag of stoot. De veegwet die eraan komt is parlementair buitengewoon onjuist. De wetten die te maken hebben met adolescentenstrafrecht, minimumstrafrecht en de nationale politie hebben de eindstreep niet gehaald. En dit zijn juist de wetten waar dit kabinet ten faveure van de slachtoffers mee naar buiten is gekomen.

De heer Van der Steur (VVD): Het wordt wel vrolijker. Dat is maar goed ook, want het wordt vandaag een lange dag. Het is interessant om te zien dat je hier komt als minister en als vertegenwoordiger van een van de coalitiepartijen, en dat je vervolgens door partijen die er alles aan gedaan hebben om alle voorstellen die je voorstelt de grond in te boren, verweten wordt dat het wat langer duurt om die voorstellen door de Tweede en Eerste Kamer te loodsen. Iedereen weet dat het volstrekt logisch en gebruikelijk is dat een voorstel er langer over doet dan twee jaar om door de Eerste Kamer te komen. Het is een volkomen onterecht verwijt, en bovendien heel vreemd. Als D66 alle steun had gegeven aan al die belangrijke voorstellen en als vervolgens de minister ze niet door de Eerste Kamer had gekregen, dan zou ik zeggen dat die minister een ontzettende oelewapper is dat hij daar niet in is geslaagd. Het zijn juist de fracties van D66, SP, GroenLinks en in sommige gevallen de PvdA en zeker ook de PVV, die de demissionaire status heeft weten te veroorzaken, die zorgen dat we niet de tijd krijgen om het er allemaal doorheen te krijgen. We hebben er alles aan gedaan om het onmogelijk te maken en constateren dan dat de minister niet alles is gelukt. Op die manier kan ik ook politiek bedrijven.

Mevrouw Berndsen (D66): Maar mijn fractie is niet degene geweest die met zo’n grote mond iedere keer naar buiten treedt en met persberichten aankondigt dat er wetswijzigingen en wetsvoorstellen gedaan zullen worden, met iedere keer een andere invalshoek in het persbericht waardoor het leek alsof er nieuwe stoere wetsvoorstellen zouden komen. Nu moet de heer Van der Steur de zaak niet op zijn kop zetten. Wij willen die minimumstraffen niet, dat klopt. Wij willen dat adolescentenstrafrecht niet, dat klopt. Ik ben ontzettend blij dat die de eindstreep in de Eerste Kamer nog niet hebben gehaald. Laten we hopen dat een volgend kabinet ze gewoon terugtrekt en dat er dus helemaal niets meer van komt.

De heer Van der Steur (VVD): Ik moet daar vreselijk om glimlachen, want als er nou één partij is die in het verleden alle persvoorlichters dagelijks heeft geïnformeerd over de grote kroonjuwelen is het D66. Ik doel op de gekozen burgemeester, de gekozen minister-president en de staatsrechtelijke herziening van Nederland. D66 heeft vervolgens die kroonjuwelen in de prullenbak gegooid, omdat het electoraal gezien beter uitkwam. Nu verwijt deze partij de VVD en deze minister dat hij er in twee jaar tijd niet in geslaagd is om de overige 30% van zijn 100% beloftes aan de kiezer waar te maken. Daar heeft D66 op een aantal onderwerpen felle oppositie tegen gevoerd, niet alleen in de Tweede maar ook in de Eerste Kamer. Als we zo met elkaar omgaan, wordt de wereld heel boeiend.

Ik vind het ongelooflijk belangrijk dat de minister ons vandaag toezegt dat wij op het gebied van de strafrechtketen doorgaan met de monitoring. Op dat punt vind ik het prettig als de minister nader uitlegt waarom hij niet van plan was of lijkt te zijn om de aanbeveling van de Rekenkamer over te nemen. Het is goed voor het parlementaire proces om op deze lijn door te gaan, dat we precies weten welke verbeteringen worden gerealiseerd in de strafrechtketen. Ik sluit me dan ook niet aan bij collega Gesthuizen, die bezwaren maakte tegen het ZSM-project. Dit valt volledig buiten de orde van dit debat, want het ZSM-project zelf is ontstaan na het onderzoek van de strafrechtketen. Ik zou het een heel goed idee vinden om het in de toekomst wel mee te nemen. De VVD-fractie is er een groot voorstander van. Daarvoor geldt wel dat de betrokkenheid van de advocatuur essentieel is. Als de minister hiertoe de behoefte voelt, mag hij hierop reageren. Dringend noodzakelijk is het vanwege de scope van dit debat absoluut niet.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik had daarstraks al even willen aansluiten in het rijtje om de heer Van der Steur het nodige te vragen. Ik wil hem in eerste instantie voorhouden dat hoewel hij niet wist dat de verkiezingsdebatten al waren begonnen, hij zelf ook wel aardig die indruk wekt. Ik heb één vraag aan hem. De heer Van der Steur stelt namelijk dat de pakkans omhoog is gegaan. Dat is op niets gebaseerd, behalve dan op het feit dat de cellen voller zitten. Daarvan hebben we in het vorige debat met staatssecretaris Teeven, bij het algemeen overleg over het gevangeniswezen, geconstateerd dat dit geen enkel bewijs is voor het feit dat de pakkans omhoog is gegaan. Ik vraag de heer Van der Steur wat hem, wat de VVD-fractie bezielde, om nu, terwijl hij zich geconfronteerd zag met tal van uitdagingen, met tal van problemen, gewelds- en vermogensmisdrijven die op de plank blijven liggen, schijnbaar kansrijke zaken die door capaciteitsgebrek niet worden afgerond, de samenwerking tussen politie, OM en rechterlijke macht te wensen over laat, juist in te zetten op wetten om criminelen zwaarder te straffen?

De heer Van der Steur (VVD): Ik moet werkelijk zeggen dat dit debat, en deze dag, voor mij een memorabele wending krijgt. Volgens de SP-fractie is het feit dat we binnenkort een cellentekort hebben niet het gevolg van de pakkans. Dat kan maar één ding betekenen: gevangenen wandelen zelfstandig, zonder inmenging van politie en justitie, de gevangenis binnen, om daar rustig te gaan zitten. Dat is de gekste conclusie die ik ooit heb gehoord. De enige manier waarop je het cellentekort kunt laten ontstaan, is door meer criminelen op te pakken, die langer op te sluiten en daarmee te zorgen dat de samenleving veiliger wordt. Als mevrouw Gesthuizen vraagt waarop het standpunt is gebaseerd dat de pakkans is gestegen, verwijs ik naar de rapportages die de minister naar de Kamer heeft gestuurd. Deze rapportages zijn gebaseerd op onderzoek van het WODC. Moeten we daar wat aan afdoen? Ik zou het niet weten. Wat mij betreft niet, ik heb het WODC evenals de Algemene Rekenkamer ervaren als zeer betrouwbare wetenschappelijke instanties. Zij komen niet zomaar tot conclusies, en al helemaal niet om ministers en staatssecretarissen een plezier te doen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): De heer Van der Steur zal ongetwijfeld een alfa zijn, maar ik houd hem een simpele vergelijking voor.

Stel: x maal y = 4. Dan zegt de heer Van der Steur: dus y = 2. Dat kan niet, als we niet weten wat de andere variabele is. Ik durf de stelling aan dat door het onzalige beleid van dit kabinet, waardoor zoveel mensen net over het randje van de afgrond zijn geduwd, door een ontzettend slechte aanpak van de huidige crisis, door asociaal beleid, de criminaliteit in ons land is gestegen. Dat heeft niets met pakkans te maken. Dat heeft te maken met een verergering van de criminaliteit in ons land.

De heer Van der Steur (VVD): Ik vind collega Gesthuizen, die toch bekendstaat als vermaard beeldend kunstenaar, op dit punt niet bepaald zeer overtuigend. Het WODC heeft vastgesteld dat de criminaliteit de afgelopen twee jaar is gedaald. Het WODC heeft vastgesteld dat de onveiligheidsgevoelens in de samenleving de afgelopen twee jaar ook zijn gedaald. Dit is een belangrijke graadmeter voor hoe de samenleving aankijkt tegen wat er in Nederland gebeurt. Ze zijn nog niet zoveel gedaald als we zouden willen, maar er is in ieder geval een duidelijke daling. Dat is iets anders dan er gebeurde in de jaren daarvoor.

De heer Recourt (PvdA): Dan ook nog maar een duit in het zakje van mijn kant, maar dan helemaal aan het eind van de strafrechtketen. Als alle organisatieproblemen omzeild zijn en de rechter heeft een gevangenisstraf uitgesproken, dan blijkt dat 16% van de gevallen zijn straf nooit uit hoeft te zitten. Dat is één op de zes of zeven veroordeelde gevangenisgestraften. Dat is onbegrijpelijk. Het lijkt me dat je als minister als eerste zegt dat dit niet kan en dit gaat oplossen. Ik begrijp dat de heer Van der Steur de minister een beetje moet afdekken. Dat doet hij met verve, maar kunnen we constateren dat hier alle prioriteit op ingezet moet worden?

De heer Van der Steur (VVD): Collega Recourt weet dit als geen ander. Daarom stel ik de vraag zeer op prijs. Het stelt mij in de gelegenheid de woorden van staatssecretaris Teeven letterlijk te herhalen. Het is uiteraard onacceptabel dat mensen die door de rechter zijn veroordeeld, langer rondlopen. Daarom willen wij dat zij worden opgepakt, net als dat we willen dat veel andere criminelen worden opgepakt. Dat is de lijn die we de afgelopen twee jaar hebben ingezet. Het is jammer dat we het debat dat de heer Recourt over dit onderwerp heeft aangevraagd, nog niet hebben gevoerd. Dat had hij op alle steun van onze kant kunnen rekenen, maar vast ook op een gewillig oor bij staatssecretaris Teeven.

Ik rond af. We hebben het nog steeds over het rapport van de Algemene Rekenkamer. Dat zou je bijna vergeten als je dit debat volgt. Ik stel voor dat de minister kort aangeeft welke specifieke maatregelen hij zal nemen in de problematische situatie van een demissionair ministerschap om de aanbevelingen van de Rekenkamer uit te voeren en de door de Rekenkamer geconstateerde problemen zo snel mogelijk te verhelpen. Voor de VVD-fractie is de vorming van de nationale politie daar een belangrijk onderdeel van. Dit geldt ook voor de herziening van de gerechtelijke kaart. Het feit dat de veiligheidsketen eindelijk is ondergebracht in één ministerie, is hier ook een zeer belangrijk onderdeel van. Dat is anders dan wat collega Berndsen zonet heeft gezegd. Als er één probleem aan te wijzen is voor hetgeen de Rekenkamer heeft vastgesteld, is het wel het gebrek aan communicatie in de afgelopen jaren, tussen de politie aan de ene kant en het OM en de rechterlijke macht aan de andere. Als dat alleen al het positieve beeld zou zijn wat de nationale politie weet te realiseren, met het feit dat we nu één ministerie van V en J hebben, dan hebben we daar de veiligheid in Nederland een grote positieve impuls mee gegeven. Deze minister kan buitengewoon trots zijn op het compliment dat hij van collega Dibi kreeg over zijn persvoorlichting. Met name het citaat dat collega Dibi jaloers is op de voorlichters van deze minister zal ik nooit vergeten. Als dat uit de mond van collega Dibi komt, heb je het echt goed gedaan.

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank voor de interventies. Ze waren soms heel scherp, maar daar houd ik van. Het zijn niet allemaal onderwerpen die het hart van de zaak raken, maar dat moet ook kunnen. Het rapport van de Algemene Rekenkamer over de strafrechtketen heb ik destijds als een geschenk ontvangen uit handen van de heer Vendrik. Dat heb ik benadrukt. Het is een nulmeting, want het gaat over de periode tot een maand voordat ik aantrad. Dat zegt niets over mijn voorgangers, maar het gaf mij een mooie impuls om te zeggen dat het systeem niet goed in elkaar zat. Ik heb daar meteen in februari twee brieven over gestuurd. Ik heb aangekondigd dat ik er strak op ga sturen en dat ik dat een fantastische uitdaging vind. Het is cruciaal dat dit gebeurt, We moeten resultaten laten zien. Ik zeg erbij dat het geen eenvoudige zaak is die op korte termijn tot successen zal leiden. Het is een proces dat 30, 40 jaar zo is gelopen. Het is nu tegen het licht gehouden. De prestaties van de strafrechtketen moeten omhoog. Ze moeten sneller, beter, met minder uitval door betere processen en meer ruimte voor professionaliteit.

Daarom is het goed dat dit kabinet ervoor heeft gezorgd dat er één minister met één staatssecretaris op één departement over de gehele keten gaat. Dat is belangrijk. Ik heb een stevige regie op de keten ingesteld. Die regie moet de verbetermaatregelen, die inmiddels in gang zijn gezet, tijdig realiseren. De maatregelen moeten elkaar versterken. Een van de doelstellingen is dat in 2015 twee derde van de standaardzaken binnen vier weken wordt afgedaan. Dat zijn processen die we al hadden ingezet. Daar hebben we al eerder over gesproken.

Mijn microfoon doet raar. Ik denk dat het een ICT-probleem is. Bij dat onderwerp was ik net aangekomen. Zo zien de commissieleden hoe snel ik heb geleerd in de afgelopen ruim anderhalf jaar. De informatievoorziening moet sterk worden verbeterd. Dat geldt per sector, dus politie, OM, rechterlijke macht en executie, maar ook in de monitor. Hiervoor is onder meer de strafrechtmonitor van het WODC ontwikkeld. Die is begin 2012 voor het eerst verschenen en wordt nu uitgebreid met doorlooptijden. Daarnaast wordt de informatievoorziening binnen en tussen de ketenpartners op verschillende manieren ingrijpend verbeterd. Ik ben het met de Algemene Rekenkamer eens dat er te veel uitval van zaken is. Voor alles is een verklaring. Ik weet als oud-burgemeester in twee van de G4-steden dat een aangifte, of een melding, niet altijd leidt tot een vervolg. Dat ontken ik niet, maar we moeten het transparant maken. Ik wil weten waar het om gaat.

Er zijn fouten en knelpunten in de ketenprocessen. In 2016 moet die uitval tot aanvaardbare proporties zijn teruggebracht. Hoewel nu al maatregelen worden uitgewerkt die uitval moeten terugdringen, wil ik weten wat er nog meer kan worden gedaan. Concreet aanvullend onderzoek moet dit duidelijk maken. Ik zou willen dat degene die nu al weet wat er precies moet gebeuren, eerder was opgestaan. Ik weet dat dus nog niet. De grootste deskundigen weten het nu ook nog niet precies. Op topniveau is binnen alle sectoren een structuur ingericht om mensen bij elkaar te krijgen en die informatie op peil te krijgen.

Het is niet gering om na 75 jaar een herziening in de organisatie van de rechtspraak, de gerechtelijke kaart, voor elkaar te krijgen. Het OM en de vorming van de nationale politie zijn daar ook aan gekoppeld. Deze ontwikkelingen zijn voorwaarde om tot een versterking van de strafrechtketen te komen. Dat is nu de mening van ongeveer heel Nederland.

De veranderingen leiden tot robuustere organisaties, die beter samenwerken, die meer ruimte bieden voor professionaliteit. Ze leiden kortom tot fundamenteel betere prestaties. Zoals de Kamerleden in mijn brief hebben kunnen lezen, wordt een aantal stevige, concrete verbetermaatregelen voorbereid. Deze maatregelen dekken de keten af en zullen tussen nu en eind 2016 tot een beter functionerende keten moeten leiden. Mij is te kort de tijd gegund om dit te kunnen afmaken. Ik vind het heel prettig dat de Kamer mij in demissionaire status de gelegenheid heeft geboden om hier goed mee verder te gaan. Een paar concrete punten die in dit verband al zijn bereikt noem ik wel. De staatssecretaris en ik hebben ruim 50 wetsvoorstellen door de Tweede Kamer geloodst. Er zijn er ongeveer 25 die we door de Eerste Kamer hebben geloodst. Die ga ik niet allemaal doornemen. Ik ga ook niet aangeven wat er nog bij de Eerste Kamer ligt. Dat zou niet getuigen van respect voor de Eerste Kamer, en ik heb juist veel respect voor de senaat.

Ik heb eerder al met de politie concrete afspraken gemaakt over meer opheldering en doorgeleiding van misdrijven die burgers hard raken. Dat is een verandering ten opzichte van het verleden. Dit heb ik beschreven in de beleidsbrief bij de begroting. De prioriteiten zijn eigenlijk nooit veranderd. Wat prioriteit is, noem ik telkens gewoon prioriteit. De Kamer vindt het misschien vervelend dat ik steeds hetzelfde zeg, maar het is van belang om de prioriteiten ook daadwerkelijk te realiseren. Daarbij gaat het om de overvallen, de high impact crimes, straatroven, geweldsdelicten, criminele jeugdbendes en georganiseerde misdaadgroepen. Ik heb daar aan de voorkant van de keten focus in aangebracht. Keuzes maken is nodig. Het ophelderingspercentage bij overvallen is fors gestegen, van 23% naar 30%. Over de jeugdcriminaliteit en de jeugdoverlast komt vandaag nog een brief naar de Kamer. Ik herinner me dat debat ook nog. Op het brede front is met gevalideerde cijfers duidelijk dat het de goede kant opgaat. Het is nog niet goed genoeg, maar gaat wel de goede kant op. In 2011 zijn 20% meer misdaadgroepen aangepakt dan in 2009. Daarbij gaat het om zware zaken als mensenhandel, drugscriminaliteit, witwassen. Dit jaar moet vergeleken met 2009 het aantal aangepakte groepen zijn verdubbeld.

Het presterend vermogen van de politie gaat omhoog door vermindering van uitval. Ik zou het prettig vinden als dit door de Kamer ook wordt onderkend. Dat geeft een steun in de rug, niet voor mij maar voor de politie die ongelooflijk goed bezig is op dit terrein. Ik heb gisteren een werkbezoek gebracht aan de politie Friesland. Op dit punt leveren zij goed. Ze hebben goede mensen, die ook voor een platte organisatie zijn. De administratieve lasten moeten voor de mensen die het werk doen naar beneden, binnen het vermogen dat de organisatie heeft. Die vermindering van de administratieve lasten met 25% in 2015 en de versterking van het vakmanschap, de professionaliteit van de politieman of -vrouw, is een van mijn drijfveren om op deze stoel te zitten. Dit jaar wordt de eerste lastenreductie van 5% gehaald. Als ik langer had gezeten, was het meer geworden. Deze vermindering is goed voor de strafrechtketen.

Veel aandacht is nodig voor de kwaliteit van het proces-verbaal. Daaraan wordt meer aandacht besteed aan het politieonderwijs. Daarnaast voert de politie nu het ICT-systeem SUM-IT in. Het opmaken van een proces-verbaal wordt hiermee eenvoudiger en minder foutgevoelig. SUM-IT zorgt bij het invoeren van informatie dat direct dossiervorming plaatsvindt. In 2013 is dit systeem geheel uitgerold.

Veelvoorkomende criminaliteit wordt vanaf 2013 snel, passend, professioneel en efficiënt aangepakt. Het OM heeft vorige week bekend gemaakt dat daarvoor de landelijke ZSM-werkwijze wordt ingevoerd. Hiermee is met succes gestart in vijf steden. Ik ben in bijna al die steden geweest. Wel speelt het punt van rechtsbijstand. In Utrecht is dit bijvoorbeeld door een convenant met de advocatuur goed geregeld. Terstond is ook rechtsbijstand aanwezig, waardoor de heterdaadkracht wordt versterkt. We zullen dit in oktober, voordat het landelijk wordt ingevoerd, aan een scherpe evaluatie onderwerpen. Dat staat ook in mijn brief. Ik verwacht dat het een succes wordt en dat we het zorgvuldig kunnen uitrollen. Plegers van eenvoudige diefstallen, vandalen en verkeersovertreders worden na aanhouding snel bestraft.

De heer Recourt (PvdA): Ik heb een vraag over dit onderwerp. Ik dank de minister voor het antwoord. Het is een goed initiatief, want daardoor kan het volume van snelle veroordelingen wellicht toenemen. Het komt de kwaliteit ten goede als het snel kan, maar het moet wel zorgvuldig. Het OM kwam vorige week met de ambitie dat 50% van die wat kleinere gevallen via ZSM moet worden afgedaan. Ik hoor de minister die ambitie niet overnemen. Deelt hij met mij de zorg dat slachtoffers wel hun vordering, hun schade moeten kunnen verhalen? Dat is heel lastig in twee dagen, als het gaat om het inzetten van reclassering, om het begeleiden van de advocaat. Dit zijn allemaal elementen, waarbij ZSM een mooi middel is, maar geen wondermiddel dat enorme aantallen extra zal opleveren.

Minister Opstelten: Ik deel natuurlijk de doelstelling van het OM. Die kwam niet voor niets naar voren. Ik had op dat moment de vreugde om de ministerraad voor te zitten, dus ik had ook de persconferentie. Ik kreeg toen de vraag of ik het ermee eens was. Dat heb ik natuurlijk beaamd, het is de uitvoering van wat ik zelf heb bedacht. De Kamerleden zijn er ongetwijfeld al geweest, maar als je er op bezoek gaat zie je dat de reclassering aan boord zit, om die kant van de beslissing van ZSM ook te borgen. Het is een belangrijk punt, dat niet verloren mag gaan in de snelheid. De totale keten doet mee in die zaken. Ik ben in Rotterdam geweest. Het is telkens weer iets anders, daarom is het goed dat zo'n pilot in elke stad plaatsvindt. We volgen het goed. Ik heb dat in de bijlage bij mijn brief ook aangegeven. Er wordt geëvalueerd, en daarna zetten we de stap naar landelijke uitrol. Het bericht van het OM is ambitieus, maar daar houd ik van.

De heer Recourt (PvdA): Als ik de minister goed versta dan vindt hij het een mooi middel, waarbij de kwaliteit voorop moet staan. Als dat klopt zijn we het eens en wacht ik de evaluatie af.

Minister Opstelten: Het is snelheid én kwaliteit, absoluut.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik wil de minister vragen naar de andere kant, naar de dader. Advocaten geven aan dat het lastig is om bij ZSM-zaken tot een goed verweer te komen. Zij hebben daartegen nogal wat bezwaren. Kan de minister vertellen of hij ook met hen overlegt, en hoe dat op dit moment loopt?

Minister Opstelten: Die bezwaren ken ik niet, dat moet ik eerlijk zeggen. Die zijn nieuw voor mij. Bij de werkbezoeken heb ik met hen gesproken en waren ze enthousiast. Het is altijd een piketdienst, dat je 24 uur per dag beschikbaar bent. Dat kan een probleem zijn. Dat heb ik gisteren ook in Friesland besproken. Het is overigens toevallig dat ik daar was, het heeft niets met mevrouw Berndsen te maken. Integendeel, als ik wist dat we dit debat zo hadden was ik morgen pas gegaan. Het komt me nu niet slecht uit. We zullen het natuurlijk gaan bekijken. Het komt in de evaluatie zeker aan bod. Alle krachten moeten gebundeld worden. ZSM betekent beschikbaarheid van de mensen, het inzetten van capaciteit. Zorgvuldigheid is geboden, anders is het van korte duur. Dit is niet zomaar iets proberen, dit gaan we langdurig en structureel voorzetten. Het is een belangrijk onderdeel om de strafrechtketen te versterken. Tot en met mei 2012 zijn in vijf arrondissementen al 23 000 zaken via de ZSM-werkwijze afgerond. Dat is 20% van alle zaken. We hebben dus al een basis om beleid op te formuleren, hard te maken en door te zetten. De resultaten zijn positief. Er zijn minder administratieve lasten, minder oplopende stapels dossiers door de kortere doorlooptijden en meer betrokkenheid van medewerkers. Ook betrokken burgers lijken zich er goed in te kunnen vinden. Dat is weer goed voor het vertrouwen in de overheid. Meer dan de helft van de eenvoudige zaken moet zo kunnen worden afgedaan. Daarmee wordt een belangrijke stap gezet naar mijn doel voor 2015. Dan wordt twee derde van de standaardzaken binnen vier weken afgedaan. Dat is een grote, zware en scherpe ambitie, maar het kan en het moet. Dat is iets waarop ik kan worden afgerekend.

De gang naar de rechter blijft natuurlijk open. Dat weten we allemaal. Ook daar gaat het sneller en beter. Eenvoudige zaken die niet via de ZSM-werkwijze kunnen worden afgedaan, complexe strafzaken die nu nog ruim een jaar duren, en beroepszaken gaan vanaf dit najaar sneller. De rechterlijke macht, het OM en de reclasseringsorganisaties werken in een groeiend aantal regio's aan de verbetering van de werkprocessen. Het sneller verwerken van vonnissen door het OM en de rechtspraak is daarvan een belangrijk onderdeel. Dit laatste sluit aan op de verbetering in de fase van tenuitvoerlegging.

Voor veel verbeteringen is digitale samenwerking een belangrijke ondersteuning. We kennen allemaal de knelpunten in de ICT van de politie. We hebben daar zwaar over gedebatteerd. Daar heb ik een goed gevoel bij, zowel richting de Kamer als richting de politie. Uit het debat met de Kamer is een Rekenkamerrapport voortgekomen. Dat rapport heeft geconcludeerd dat er een ICT-aanvalsprogramma is. We hebben de aanbevelingen overgenomen. Ik rapporteer binnenkort aan de Kamer over de stand van zaken. Daarbij moeten scherpe beslissingen worden genomen. In het verleden heeft het daaraan ontbroken. Wapenfeit in dit proces is dat ik met brede steun van de Kamer de aap van de ICT op mijn schouder heb genomen. Het is immers niet alleen wetgeving waarop een minister wordt afgerekend. Ik loop daarin risico's, maar het is een noodzakelijke positie voor een minister van V en J.

De politieke partijen hebben van de Raad voor de rechtspraak een brief gekregen over wat men vindt dat in de toekomst moet gebeuren. Die brief is natuurlijk in goede samenwerking met ons geschreven. Wij vinden ook dat digitalisering van en betere informatievoorziening in de rechtspraak noodzakelijk is. Men stelt dit voor en gaat dit doen. Dat is een goed wapenfeit.

De ICT-systemen van de ketenorganisatie, en in het bijzonder die van de politie, moeten gereed worden gemaakt. Dat is een complex proces, dat verantwoorde stappen vraagt. De Kamer hoort van mij dus niet dat dit even snel wordt geregeld. Integendeel, dit najaar komt meer zicht op wat en wanneer de komende jaren mogelijk is. De al gestarte invoering van SUM-IT bij de politie is daarin een goede zaak.

Hiermee zijn veel feiten en punten die de commissie heeft aangegeven behandeld. Ik kom daarop terug, ik heb de handschoen opgepakt. Er is een krachtige regie ingericht, de informatievoorziening wordt verbeterd. Een aantal stevige maatregelen wordt uitgerold. De eerste resultaten zijn er.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik heb nog twee concrete vragen aan de minister. De eerste betreft het project ZSM. Daaraan heeft de minister best wat woorden gewijd, maar ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag. Hoe kijkt hij naar de inzet van de hulpofficier van justitie? Wij steunen de minister in het ZSM-project. Het moet snel kunnen als het nodig is, maar dan moet het wel heel goed gebeuren. Het is net als met een auto. Hoe sneller we gaan, hoe secuurder we moeten sturen. Hoe zit dit met de inzet van minder ervaren hulpofficieren?

Minister Opstelten: Dat zullen we bij de evaluatie meenemen. Ik heb dit niet gezien bij de bezoeken waarbij ik ZSM heb zien functioneren in Utrecht en Rotterdam. Het is niet als probleem benoemd. Ik neem het mee in de evaluatie. Ook deze feiten moeten in beeld komen. Alle indicaties staan op groen, anders had de heer Bolhaar dit nooit zo naar buiten gebracht. Het is geen blinde ambitie om dit voor elkaar te krijgen, maar het is een zorgvuldig afgewogen standpunt.

Mevrouw Berndsen (D66): Om een misverstand te voorkomen, volgens mij gaat het niet over hulpofficieren maar om politieparketsecretarissen. Zij hebben nadrukkelijk een andere positie, omdat zij vanuit het OM bij de politiekorpsen gedetacheerd werken. Ik wil de minister vragen dit aspect met name mee te nemen bij de balans in verantwoordelijkheden.

Minister Opstelten: Dat zeg ik toe.

De VVD vroeg of ik de Kamer wil informeren over de prestaties in relatie tot de capaciteit. Het aantal zaken en de hiervoor beschikbare opsporingscapaciteit zullen altijd op gespannen voet staan. In de praktijk worden daarom keuzes in het opsporingsproces gemaakt, afhankelijk van onder meer de aard en de omvang van het aantal zaken en de gestelde prioriteiten. Aangezien zowel de beschikbare capaciteit als het aanbod en de soort zaken continu wisselt, is het niet mogelijk een overzicht te geven per aangegeven prioriteit. We hebben de landelijke prioriteiten geformuleerd. Het OM heeft zich daarop gericht. Er wordt periodiek gerapporteerd over de resultaten. Conform afspraak is dat soms halfjaarlijks en soms jaarlijks, bijvoorbeeld in jaarverslagen. Ik zou het daar bij willen laten. Zowel de politie als het OM is tevreden dat we deze prioriteiten consistent vasthouden en er niet van afwijken. Natuurlijk vindt hier en daar een bijstelling plaats. Over de aanpak van kinderporno is bijvoorbeeld een duidelijke afspraak met de Kamer gemaakt. De capaciteit die daar is toegezegd komt er en zal er blijven. Daar sta ik voor. Als er meer nodig is, zal dat noodzakelijkerwijs ook gebeuren. Prioriteiten krijgen wat nodig is om de resultaten te halen. Daarbij hebben alle deskundigen mij gevraagd om niet in te zetten op nog meer, maar te doen wat is afgesproken. Anders blijft er onrust in de organisatie. Dat is niet goed. Ik hoop dat mevrouw Berndsen, met haar kritische kanttekeningen die ik respecteer, het wel goed vindt dat we langs de ordelijke rapportagelijnen presteren. Anders houdt het iedereen van het werk. Laten we proberen de prioriteiten te halen, de boeven te vangen en de pakkans te vergroten.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik heb dit met name genoemd omdat het een opmerking is in het rapport van de Algemene Rekenkamer. Daarin staat: «Uit de diverse gesprekken die we over de projecten gevoerd hebben, werd duidelijk dat een totaaloverzicht van de lopende projecten en de samenhang daartussen niet gegeven kon worden.» Dat vind ik een ernstige opmerking. Een tweede punt is dat de minister zelf heeft aangegeven dat hij voor de zomer met een brief komt over de voortgang van de verschillende trajecten in het versterken van de informatiepositie van en de regie over de strafrechtketen.

Minister Opstelten: Dat heb ik ook gedaan in de brief die ik heb gestuurd. Daar is ontzettend hard aan gewerkt. Ik verwijs naar de bijlagen bij die brief. Het gaat om de kwaliteit en gedegenheid van de informatie. In oktober kom ik met een verdere concretisering in de geest van de opmerking van mevrouw Berndsen. Daar werkt iedereen met man en macht aan. Dat zeg ik toe – ik wil alles graag veel sneller – maar ik moet wel realistisch zijn in wat kan. Het gaat erom dat de Kamer dan nieuwe informatie krijgt. Deze concretisering is geheel in lijn met de interne organisatorische maatregelen. Dit is de scherpe ambitie die we hebben.

Mevrouw Gesthuizen vraagt wanneer de systemen van politie en rechtspraak in de informatievoorziening op elkaar worden aangesloten. Ik heb daar in grote lijnen over gesproken. De oplossing voor de door de Algemene Rekenkamer beschreven knelpunten in de strafrechtketen ligt niet in het op elkaar aansluiten van de bestaande systemen. Ik kies bij de versterking van de prestaties in de strafrechtketen de aanpak van een betere registratie en sturing op de overdrachtsmomenten, de koppelmomenten. Ook wordt het digitale dossier gerealiseerd. Wat de Raad voor de rechtspraak zegt spoort hiermee in de tijd. Het gaat om de koppelmomenten. Die werken nu onvoldoende. Daar moeten we op sturen. Ik zet in op een stap-voor-stapbenadering. In oktober krijgt de Kamer hier meer concrete informatie over.

De heer Recourt (PvdA): Ik begrijp dat de minister met koppelmomenten bedoelt het moment dat een zaak van de politie naar het OM gaat, en van het OM naar de zittende magistratuur. Dat is een belangrijke inzet, maar is dat voldoende? Uit het rapport van de Rekenkamer blijkt immers dat de politie onderzoeken doet die later niet opgepakt worden door het OM, omdat er onvoldoende bewijs is of omdat zij andere prioriteiten hebben. Is het niet veel verstandiger om niet alleen op het koppelmoment te verbeteren, maar juist wat meer aan het begin van de politieketen te bezien wat de politie gaat doen? Dan is niet al dat werk voor niets, want dat demotiveert en is zonde.

Minister Opstelten: Vanzelfsprekend. Ik vind dat we daar een eind zijn gevorderd. Daarbij hebben we de focus op de prioriteiten. Het gezag bepaalt wat de politie doet, en verder niemand. Het gezag wordt gevormd door de burgemeesters en het OM. Daarom is het belangrijk dat we de prioriteiten van onderaf opbouwen. Dat is de winst van de afgelopen periode. Het OM werkt heel gefocust aan de prioriteiten. Dat weet de politie ook. Daardoor krijgen we cijfers van de politie en het OM, bijvoorbeeld over jeugdoverlast. Dat is nog wennen, want soms zijn er verschillen, maar we laten zien waar het naar toe gaat. Met dat punt van de heer Recourt ben ik het totaal eens.

Mevrouw Helder vroeg of cameratoezicht in het Wetboek van Strafvordering kan worden opgenomen. Het wetsvoorstel hiervoor gaat dit jaar nog in consultatie. Daarin wordt ook dit punt meegenomen. Laten we niet op de formeel afgesproken voorbereiding vooruitlopen.

In het verbeteren van de aangifte zijn stappen gezet. Momenteel onderzoeken politie en OM de knelpunten bij aangifte, om te komen tot een effectief en efficiënt aangifteproces. De rol van het OM hierin is gericht op een uniforme werkwijze, het versterken van de kwaliteit van het aangifteproces en het voorkomen van onnodige uitstroom. Daarin zijn behoorlijke stappen gezet. Vanaf 2011 kunnen burgers en ondernemers via ten minste vier kanalen melding of aangifte doen: aan de balie, via de telefoon, via internet en op locatie.

Over de rechtsbijstand van verdachten heb ik gesproken bij ZSM. Dit punt nemen we mee in de evaluatie.

Over de betrokkenheid van burgers spraken de heren Dibi en Recourt. We hebben allemaal onze eigen ervaringen, bijvoorbeeld met Burgernet. Daarin is een ongelooflijke ontwikkeling te zien. Ik ben er gepassioneerd enthousiast over. Ik begrijp niet dat er nog gemeenten zijn die niet zijn aangesloten, terwijl het niet veel kost. Dat zag ik gisteren in Friesland ook. Allerlei media kunnen worden ingezet in het opsporingsproces om burgers erbij te betrekken en verantwoordelijk te maken. Ik sta hier vierkant achter. Een punt van de laatste tijd is dat we ook het bestuur er meer bij betrekken. Er is geen scheiding der geesten meer. Bij de opsporing en prioriteitsstelling van OM-zaken krijgt het bestuur het volle pond.

De heer Recourt (PvdA): Ik ben het eens met de minister, maar mijn voorstel was nog verder strekkend. In bijvoorbeeld de gemeente Eindhoven wordt een deel van budget beschikbaar gesteld aan burgers. Burgers bepalen wat het probleem in de wijk is waarvoor zij een oplossing willen. Een deel van het veiligheidsbudget gaat zo naar de prioriteitsstelling van de burgers zelf. Zij weten immers het beste wat het veiligheidsprobleem in hun wijk.

Minister Opstelten: Ik begrijp dat budget niet zozeer. Er kunnen instrumenten zijn waarbij de burgers zijn betrokken, Burgernet is daar een voorbeeld van. Er komen er meer aan. Dat zal budgettaire consequenties hebben voor de overheid. Er zijn gemeenten en steden die hun prioriteiten laten bepalen in wijkvergaderingen. Ik vind niet dat je vervolgens aan die wijk een budget hoeft te geven, want die burgers bepalen al de prioriteit van de politie. Dat is al een impuls. Dit zijn ontwikkelingen waar ik zelf erg voor ben, dus we gaan het volgen. Ik wil bestuurders er zeer in stimuleren, maar uiteindelijk moet het gezag bepalen wat de politie doet. Zo is het in de wet geregeld. Het gezag maakt afspraken met de burgers over hetgeen wel en niet gaat gebeuren.

De heer Recourt (PvdA): Dan weet ik niet of we helemaal op dezelfde lijn zitten. De minister wil het laatste woord bij het gezag houden. Ik denk dat in een lokale democratie de burgers voor hun eigen wijk, dorp of stad kunnen zeggen waar een deel van het budget aan wordt besteed, ook als de officier van justitie andere prioriteiten heeft. Voor een groot deel zitten we op één lijn. Bij een volgend kabinet moeten we kijken hoe we dit kunnen realiseren.

Minister Opstelten: Hoe ik het dan ga doen, ja. Ik mag een beetje ondeugend zijn, zeker op deze laatste dag. Dat doen de commissieleden ook.

Wat ga ik doen aan al die daders die niet worden gepakt? Ik heb zeven maatregelen genoemd. De ingezette programma's zijn altijd afgeleid van de prioriteiten. Die zijn gericht op betere prestaties. We hebben afgesproken dat we per oktober goed, duidelijk en heel concreet zullen aangeven wat er gebeurt en hoe dit tot effect heeft dat de strafrechtketen beter loopt. Dat heeft als effect dat het ophelderingspercentage omhoog gaat. Dat heeft effect in de strafrechtpleging en de uitvoering daarvan.

Capaciteitsproblemen door tijdsbesteding aan zinloze zaken is een probleem van alle eeuwen. Er zal altijd tijd worden gestoken in uiteindelijk zinloos blijkende zaken. Ik geef maximale steun aan de professionaliteit van de politie. Het is de kunst in de tijd hun professionaliteit de ruimte te geven, vertrouwen te geven, te kijken naar opleidingen en werkklimaat. De overdreven bureaucratische ballast moet weg. Ik denk niet dat hierdoor capaciteitsproblemen zijn ontstaan, maar het komt voor.

De ZSM-methode is wel besproken met de ketenpartners, maar kennelijk is er een signaal dat dit niet is gebeurd. Dat neem ik ter harte. Mevrouw Gesthuizen zei dat het raar is dat het niet is besproken.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat was mijn opmerking over de griffierechten.

Minister Opstelten: U hebt gelijk. Ik zal niet ter discussie stellen wat de Kamer controversieel heeft verklaard. Ik ga hier niet op in.

De strafmaat wordt al in de gehele keten geregistreerd. Dit geeft aan of de straffen voldoende hoog zijn. Meer registraties lijken mij niet nodig en geven bureaucratische lasten. Dit punt zullen we wel meenemen in de evaluatie om te bezien of het een probleem is. Ik heb de indruk dat registratie plaatsvindt. In de totale strafrechtketen moet dit goed worden georganiseerd en geregeld.

Mevrouw Helder (PVV): Er wordt niet geregistreerd. De minister heeft dit zelf in antwoord op mijn vragen bevestigd. Als ik nu hoor dat er wel wordt geregistreerd en dat we het niet dubbel gaan doen, klopt een van beide antwoorden niet. Als er niet wordt geregistreerd, hoor ik hier de toezegging dat er wel geregistreerd gaat worden. Het mag niet zo zijn dat dit leidt tot strafvermindering. Deze toezegging wil ik graag bevestigd hebben. We moeten registreren en zorgen dat er geen strafvermindering meer door kan ontstaan.

Minister Opstelten: Ik begrijp het punt. Het wordt geregistreerd. De strafmaat wordt reeds in de gehele keten geregistreerd. Dit is een misverstand. Dat moeten we dan verduidelijken.

Mevrouw Helder (PVV): Ik kan niet duidelijker zijn dan ik in eerste termijn ben geweest. In de brief van de Raad voor de rechtspraak staat dat termijnoverschrijding nauwelijks voorkomt. Op een vraag naar aanleiding van een concrete situatie kreeg ik als antwoord dat er niet kan worden aangegeven hoe vaak jaarlijks sprake is van overschrijding waardoor strafvermindering volgt, omdat dit niet wordt geregistreerd. Daar is geen woord Grieks, Frans of Cypriotisch bij. Er wordt niet geregistreerd. Ik krijg graag de toezegging dat er wel geregistreerd gaat worden. Dan kunnen we bezien of het inderdaad nauwelijks voorkomt.

Minister Opstelten: Ik wil dit heel precies doen. We zullen het in de rapportage van oktober meenemen. Mijn indruk was dat het wordt geregistreerd. Ik ga dit precies na. Ik wil in de geest van mevrouw Helder gaan werken en ga dit zo insteken.

Over de ZSM zijn bijna alle vragen behandeld. Slachtofferhulp speelt daarbij een rol, reclassering speelt daarbij een rol. Zij moeten meedraaien. Dat zullen we meenemen.

De tenuitvoerlegging is een belangrijk punt. De heer Recourt vroeg of ik het met hem eens ben dat de uitval van veroordelingen topprioriteit moet hebben. Dat heeft het ook. Ik zeg dit in de geest van de staatssecretaris. Met het programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB) is de staatssecretaris al vroeg in zijn ambtsperiode gestart met het vergroten van het zicht op de uitval in de executiefase. Ik heb een brief meegekregen van 21 oktober 2011. De regie, de feitelijke uitvoering van straffen, nemen we strategisch en operationeel stevig ter hand. Het CJIB gaat de coördinatie op de uitvoering van straffen doen. 100% zicht op zaken en veroordeelden is daarbij het doel. Het verandertraject start nu.

De maatregelen die in het verleden zijn ingezet om ervoor te zorgen dat veroordeelden hun straf ondergaan, zullen onverminderd worden voortgezet. Daarnaast neem ik extra maatregelen. Ik ga het administratieve proces zoals het betekenen van vonnissen verbeteren, zodat een groter aantal zaken onherroepelijk wordt en sneller met tenuitvoerlegging van een straf kan worden gestart. Met de komst van een administratie- en informatiecentrum in de executieketen bij het CJIB zal het zicht op zaken en personen verbeteren, omdat dit op één centraal punt is belegd. Ook worden maatregelen genomen om de opsporing door de politie ten behoeve van de executie nog meer te bevorderen aan de hand van de prestatienorm van de politie. Daarnaast wordt met een kwaliteitsslag in de opsporingsactiviteiten gestreefd naar het versterken van de grip op de instroom en uitstroom van zaken uit het Opsporingsregister (OPS). Waar mogelijk en effectief wordt het zogenaamde vlottende deel van het OPS, wat er korter dan drie jaar in zit, opgeschoond. Ik verwacht dat deze maatregelen op termijn effect sorteren, zodat minder veroordeelden vrij rond lopen.

Dit is wat ik wil zeggen naar aanleiding van de vragen en opmerkingen uit de eerste termijn. De staatssecretaris en ikzelf hebben met enige trots ons werk gedaan, vaak met veel steun van en na scherpe debatten met de Kamer. We hebben goed kunnen functioneren. Naar vermogen hebben we een aantal stevige dingen neergezet en resultaten geboekt. Ik vind het te ver gaan alles te benoemen. Wij hebben bovenop de dossiers zittend met scherpe doelstellingen het nodige gedaan.

De voorzitter: Gezien de tijd stel ik voor de tweede termijn een spreektijd van twee minuten voor. Ik zal geen interrupties toe staan.

De heer Dibi (GroenLinks): Een klein punt van orde voorzitter. Ik had één interruptie opgespaard voor de tweede termijn. Ik heb de minister niet geïnterrumpeerd. Ik zou daar alsnog graag gebruik van willen maken.

De voorzitter: Zodra de minister aan het woord komt, zal ik weer interrupties toestaan.

Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording en ik gun hem van harte het goede gevoel dat hij heeft bij zijn werk tot op heden. Het is prettig dat hij dit heeft, want het zijn zware tijden voor hem. Desalniettemin blijven wij het op een aantal punten fundamenteel met elkaar oneens. Dat is niet erg. Ik ben blij met de toezegging van de brief over de samenhang tussen de projecten, want ik maak me daar veel zorgen om. Ik hoor vanuit de praktijk dat de hoeveelheid projecten en de druk die daarop staat een zware belasting is voor de politieorganisatie. Die samenhang is erg belangrijk. Heldere afspraken tussen OM en politie over de afstemming tussen opsporing en vervolging en de beschikbare capaciteit blijft een kwetsbare zaak. Als je de ketensamenwerking echt goed op orde wilt krijgen, is ICT randvoorwaardelijk erg belangrijk. Bij de politie wordt er nu wel aan gewerkt, maar het blijft zo dat het Geïntegreerd Processysteem Strafrecht (GPS) bij het OM en de Basisvoorziening Opsporing (BVO) en Basisvoorziening Handhaving (BVH) van de politie niet compatible zijn. Als je die twee systemen niet op elkaar aansluit, blijf je onder andere met alle papieren dossiers zitten. De systemen communiceren heel slecht met elkaar. Ik wil de minister vragen wanneer hij denkt dat dit kwetsbare onderdeel in de samenwerking op orde kan zijn.

De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Doen wat werkt, dat is het motto dat ik al een poosje voer. Daar gaat eigenlijk dit gehele debat over. De justitiële keten is een trechter, waar je aan de bovenkant heel veel strafbare feiten ingooit. Aan de onderkant komen er dan aanzienlijk minder vonnissen, waaronder vrijspraken maar meest veroordelingen, uit. Dat is logisch. Maar de trechter is lek. Er zitten gaten in en wat eruit komt aan vonnissen wordt deels verspeeld. Dat is het beeld dat het Rekenkamerrapport oproept. Gelukkig hoorden we de minister een heel aantal maatregelen noemen die in ieder geval in de toekomst moeten leiden tot het dichten van de lekken. De trechter functioneert dan weer zoals die moet functioneren, en liefst nog wat beter. Dit gaan we afwachten. Het is goed dat daarop prioriteit wordt ingezet, in plaats van op wetgeving die voor een groot deel op symboliek is gebaseerd. Ik ben blij dat we van dat traject af zijn en dat de keten wordt aangepakt. Ik wacht de brief van oktober af. Ik blijf de minister aansporen te doen wat werkt.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik heb er twee over. In 2016 heeft de minister aangegeven dat de uitval van zaken in de strafrechtketen moet zijn teruggebracht naar aanvaardbare proporties. Zou het streven niet gewoon nul moeten zijn? Ik heb ook gevraagd of de minister bereid is inzichtelijk te maken wat de aangekondigde maatregelen kosten en of ze doen wat ze zouden moeten doen. Ik maak nog even gebruik van de gelegenheid om een sneer terug te leggen bij een collega, die zei dat dit geen verkiezingsdebat is en vervolgens de PVV weer even over de bühne trok. De heer Van der Steur die altijd zo goed weet hoe het met mediation gaat, gaat dan in één keer niet meer uit van het principe «waar drie vechten, hebben drie schuld». Dan wordt gezegd dat de PVV is weggelopen. Dat kan gebeuren als er geen oor is voor redelijke argumenten, dat je niet de burger in Nederland moet pakken, maar dat je de bureaucraten in Brussel eens een toontje lager moet laten zingen. Dat het verkiezingsretoriek van de heer Van der Steur was, haal ik ook uit het feit dat het ophelderingspercentage niet is gestegen maar juist gedaald met 1%. Dat staat in een ander rapport van het WODC. Het is van 25% naar 24% gegaan. Laat ik afsluiten met een positief woord voor de minister. Ik heb als goed Kamerlid en goed lid van een gedoogfractie een lijstje bijgehouden van hetgeen gerealiseerd is. Ik noem twee punten die ook door de Eerste Kamer zijn gegaan. Het gaat niet alleen om veiligheid, maar ook om rechtvaardigheid. Inmiddels is het DNA-verwantschapsonderzoek in het Wetboek van Strafvordering opgenomen. Uit de actualiteit meld ik dat dit wordt gebruikt om hopelijk de zaak-Marianne Vaatstra op te lossen. Ook de aanpassing Wet schadefonds geweldsmisdrijven heeft voor de slachtoffers met rechtvaardigheid te maken.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik zou graag mijn interruptie gebruiken.

De voorzitter: Nee, ik sta in deze termijn geen interrupties toe.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik ben bewust terughoudend met interrupties omgegaan.

De voorzitter: U vervalt in herhaling, ik heb gezegd dat er in deze termijn geen interrupties zijn. Als de minister aan het woord komt, krijgt u de gelegenheid interrupties te plegen. Voor de rest moet u reageren op wat een ander zegt in uw eigen termijn.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik wil een vraag stellen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik ben niet heel opgelucht door de beantwoording van de minister. Dat komt doordat de minister erg veel woorden nodig heeft om aan te kondigen dat hij het in de toekomst allemaal gaat regelen. Veel van de zaken worden vooruitgeschoven. Ik was eerlijk gezegd verbaasd toen hij begon met de opmerking dat hij de heer Vendrik en de Rekenkamer bijzonder dankbaar is voor dit rapport. Als ik pag. 37 van het rapport lees en kijk wat er aan toezeggingen wordt gedaan naar aanleiding van de aanbevelingen, dan is dat een beetje schraal. Ik snap dat niet. Er staat overal «geen toezegging». Op een aantal punten zegt de minister dat hij er al mee bezig is en dat het op de manier waarop hij het gaat aanpakken een stukje beter wordt. Ik snap dat niet. Ik herhaal dus in ieder geval mijn vraag uit de eerste termijn: een van de aanbevelingen van de Rekenkamer is dat de minister de Kamer periodiek informeert over de gewenste en ongewenste prestaties in de strafrechtketen, in relatie tot beschikbare capaciteit, zodat voor de samenleving helder is wat in redelijkheid verwacht mag worden van en gerealiseerd is door de verschillende ketenpartners. Dat is eerlijk gezegd ook het minste dat ik van deze minister verwacht. Ik hoorde hem brommen dat hij dit doet, dus ik ben heel benieuwd hoe hij in tweede termijn wederom verrast door te zeggen dat hij die aanbeveling van de Rekenkamer wel overneemt en wel met toezeggingen komt. We hebben gediscussieerd over wat er precies aan de hand is met de pakkans. Ik heb van deze minister geen bewijzen gehoord dat de pakkans hier in Nederland gigantisch is toegenomen. Ik blijf bij mijn stelling dat het feit dat gevangenissen voller zitten geen reden is om zomaar te veronderstellen dat de pakkans omhoog gaat.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Dank aan de minister voor zijn beantwoording. Ik wacht de brief die de minister heeft toegezegd af. Ik heb geen verdere vragen, behalve dat dit onderwerp voor de GroenLinks-fractie veel belangrijker is dan de hogere straffen waar we veel tijd aan verdoen. Ik vroeg net of ik een interruptie mocht plegen bij een collega. Het valt me op dat de voorzitter het debat wel vaker moeilijk maakt. Ik verwacht dat een voorzitter ruimte schept voor een debat, tenzij er dringende argumenten zijn om dit niet te doen. Die heb ik niet gehoord. Dit is misschien wel een van de laatste debatten op dit onderwerp.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik ben de minister dankbaar voor de reactie die hij gegeven heeft. Het is interessant dat zoveel vragen worden gesteld, en dat vervolgens het verwijt komt dat die beantwoord worden en dat de minister daar zorgvuldig in wil zijn. Ik heb daar alle begrip voor, het is goed dat de minister zaken verheldert. Ik hoorde hem net brommen dat hij van plan is de Kamer te informeren over de voortgang van de aanpak. Eén ding is zeker. Alle partijen willen dat het voor de Rekenkamer niet meer mogelijk is om op enige termijn een soortgelijk onderzoek te doen en te laten zien dat er geen of te weinig verbetering is opgetreden in de samenwerking tussen de diverse ketens. Ik heb het gevoel dat de minister, niet alleen vandaag maar in de afgelopen twee jaar, op alle juiste manieren en juiste momenten de juiste beleidsinzet heeft getoond. Het is jammer dat hem niet de gelegenheid is gegeven dit in een volledige termijn tot volle wasdom te laten komen. Ik heb er alle vertrouwen in dat na de komende verkiezingen de gelegenheid voor deze minister zal bestaan die goede lijn voort te zetten. Ik sluit mij geheel aan bij de opmerking van collega Helder, dat het DNA-verwantschapsonderzoek en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven twee belangrijke wetsvoorstellen zijn die Nederland inderdaad een stuk vooruit hebben geholpen, niet in de laatste plaats dankzij mijn amendement over de hardheidsclausule. Ik heb nog een vraag en een opmerking. Kan de minister bevestigen dat hij in de komende maanden ook zal kijken naar de afstemming tussen de financieringsmethodiek van het OM op die van de rechterlijke macht? Daar zit volgens de brief van de Raad voor de rechtspraak een probleempunt. Dit hoeft niet vandaag beantwoord te worden, maar het is wel belangrijk dat de minister aangeeft dat hij dit op het netvlies heeft. Ik wil de minister danken voor de samenwerking in de afgelopen twee jaar. Ik heb het als bijzonder eervol ervaren om mijn eerste twee jaar als Kamerlid te mogen functioneren als controlerend orgaan voor deze minister en zijn staatssecretaris.

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank voor de reacties van de kant van de Kamer in tweede termijn. De samenhang is zeer belangrijk. Dat zegt de Rekenkamer ook, en ik onderschrijf al zijn aanbevelingen. Ik zal daarover nauwgezet rapporteren. Ook als het kwetsbaar is, is dat steeds mijn streven: rapporteren om er scherp over te debatteren. Dat is goed voor de instituten waar wij over gaan en dat is goed en noodzakelijk in het verkeer tussen het kabinet en de Kamer. Het gaat steeds om de samenhang. Die is nog niet goed genoeg, dat is de kern van het verhaal.

ICT is randvoorwaardelijk. Het is een complex proces dat verantwoorde stappen vraagt. Dit najaar komt er meer zicht op wat en wanneer de komende jaren mogelijk is. De invoering van SUM-IT is al gestart. Ik zal dit meenemen in de oktoberbrief, met heel concrete posities die voor iedereen herkenbaar zijn.

Ik heb weinig toe te voegen aan het betoog van de heer Recourt. Het is een kwestie van een trechter, met hier en daar wat lekjes. De verbinding is hier en daar niet goed. Het is meer dan onderhoud, dit vraagt een keiharde sturing van degenen die verantwoordelijkheid dragen voor dit proces. Dat keihard sturen en verantwoordelijkheid nemen is ook een taak van de bewindspersoon die er op dat moment zit. Ik hoop dat ik de heer Recourt heb overtuigd van het punt dat ik het niet bagatelliseer. Daar was ik eigenlijk het meest van onder de indruk. Degenen die mij kennen weten dat dit volstrekt anders is. Dat is in ieder geval een vrucht van dit debat.

Voor de aanvaardbare proporties ga ik nu geen percentage invullen. Er zal altijd uitval zijn. Pas als men inzicht heeft in deze uitval en de concrete doelstellingen duidelijk zijn, wordt dit benoemd. Ik kom niet in de verleiding dit nu al te doen. In oktober zal meer duidelijk zijn. Mijn mensen zeggen dat het lijkt alsof ik met mevrouw Helder heb gesproken. Dit is namelijk de vraag die ik intern continu stel. Ik wil concrete doelen hebben. Ik wil dat zichtbaar wordt wat er wanneer klaar moet zijn. Die doelen hebben we nog niet. Dit jaar wordt hier nader onderzoek naar gedaan. De invulling daarvan is er nog niet. In 2016 moet iedereen zeggen dat het aanvaardbaar is zoals het dan gaat. We zullen nooit tevreden zijn, want nul is altijd de doelstelling. Dus ook al gaan we enorm vooruit, dan zijn we nog niet tevreden.

We kijken goed naar de financieringssystematiek en de kosten. De bekostigingssystematiek van het OM wordt herzien. De kritiek van de Raad voor de rechtspraak wordt meegenomen. Het onderzoek naar output-, input- en budgetfinanciering loopt. Ik wil niet zeggen dat ik de methodiek ga veranderen, maar ik wil precies weten wat alles kost. Als we dingen kunnen schrappen, moeten we dat doen.

Ik ben het geheel eens met mevrouw Berndsen. Het is absoluut mijn focus dat het geen projectencarrousel mag zijn. Steeds moet zichtbaar zijn waarom een project past in de centrale doelstelling. Als het niet meer past, moeten we het schrappen. Het is gauw een projectencarrousel, want iedereen is enthousiast. Dan sturen we op het project, maar niet op de totaliteit. Ik stuur op de totaliteit. Alles wat daarin helpt krijgt de ruimte. Wat er niet in helpt wordt gesaneerd. Dat is de lijn.

De rapportage die mevrouw Gesthuizen vraagt komt er: periodiek, transparant, open. In oktober komt de eerste.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Hoe vaak is periodiek volgens de minister? Gaat hij of zijn opvolger steeds heel consequent in op de goede en minder goede punten, de gewenste en de ongewenste prestaties in de strafrechtketen, in relatie tot de beschikbare capaciteit? Zo is niet alleen voor de Kamer, maar ook voor de samenleving helder wat in redelijkheid verwacht mag worden van de verschillende ketenpartners. Dit stelt de Rekenkamer ook zo voor.

Minister Opstelten: Het antwoord is ja. We hebben immers niets aan alleen maar mooiweerverhalen. Ik houd nu ook geen mooi weerverhaal. Dat bewaar ik voor later. Dit is een kwetsbaar punt. De goede en de slechte kanten komen daarin aan bod. We zijn er nog niet, we moeten een meerjarige oplossing hebben. De toezegging is dat dit in de rapportage komt.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Aan welke termijn denkt de minister hierbij?

Minister Opstelten: Ik denk aan oktober. Ik zal nadenken over wat zinvol is en in welke periodiciteit. Het wordt een schema, dat twee keer per jaar verschijnt. Dat is voor de mensen ook prettig om te weten.

Ik dank de heer Van der Steur voor zijn bijdrage. De voortgang en de financieringsproblematiek heb ik al aangegeven.

De heer Van der Steur (VVD): Ik heb goed geluisterd naar wat de minister heeft gezegd over de financieringsproblematiek, maar het gaat hier vooral over de koppeling tussen het OM en de rechterlijke macht. Daar zit verschil in. Als de minister dit in de toekomst gaat meenemen, is dat voor de VVD-fractie voldoende.

Minister Opstelten: Ik heb dat net al gezegd, ik ben het daar totaal mee eens. Ik zal het gaarne doen.

Ik dank de voorzitter voor een naar mijn mening buitengewoon vruchtbaar en voor mij inspirerend overleg in deze commissie. Het heeft mij altijd aangescherpt. We zijn het niet in alle dingen met elkaar eens, maar dat is maar goed ook voor de samenleving en de democratie. We hebben niet geschroomd dat tegen elkaar te zeggen en dat vond ik heel plezierig. Ik wil de voorzitter daar dank voor zeggen.

De voorzitter: Ik heb de volgende toezegging genoteerd:

  • De minister zal de Kamer in oktober een brief sturen over een verdere concretisering van de samenhang van de diverse projecten, zoals die door mevrouw Berndsen is genoemd. In die rapportage zal specifiek worden ingegaan op het registreren van strafvermindering wegens termijnoverschrijding, zoals door mevrouw Helder aan de orde is gesteld.

Ik dank de leden voor hun inbreng, de minister voor de beantwoording, het publiek voor de belangstelling en ik sluit dit overleg.