Gepubliceerd: 18 januari 2012
Indiener(s): Jan van Bochove (SGP)
Onderwerpen: beroepsonderwijs onderwijs en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33096-4.html
ID: 33096-4

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 18 januari 2012

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

         

I.

ALGEMEEN

1

         
 

1.

Inleiding

1

   

1.1.

Achtergrond

2

   

1.2.

Doel

2

   

1.3.

Nieuw Handelsregister (NHR)

3

 

2.

Consultatie

3

 

3.

Administratieve lasten

3

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de invoering van een locatiecode in het beroepsonderwijs. Het aantal voortijdig schoolverlaters is één van de grootste problemen in het Nederlandse onderwijs. Schoolverlaten begint nogal eens met eerst één of meerdere dagen spijbelen en daarna structureler verzuim. Daarom is het van groot belang dat schooluitval voorkomen wordt en dat de leerplicht wordt nageleefd. De genoemde leden zien aanleiding tot het stellen van vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij menen dat de bestrijding van voortijdig schoolverlaten nog altijd veel aandacht verdient en constateren dat vroegtijdige signalering van schoolverzuim een noodzakelijke voorwaarde daarvoor vormt. Juist in het mbo gaat er op dit punt teveel mis, ook bij mbo’ers die nog leerplichtig zijn, en dit wetsvoorstel kan de gemeenten helpen om de leerplicht te handhaven en spijbelaars te begeleiden.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. De leden onderschrijven de noodzaak van het bestrijden van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. De leden kunnen zich vinden in de wetswijziging. De leden zien geen aanleiding tot het stellen van vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met genoegen kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Het voorkomen en bestrijden van relatief verzuim (spijbelen) en schooluitval is terecht een speerpunt van dit kabinet. Jongeren die zonder diploma de school verlaten hebben immers een veel grotere kans op werkloosheid en komen ook vaker dan gemiddeld op het criminele pad.

1.1. Achtergrond

De leden van de CDA-fractie constateren dat bij de plenaire behandeling van de wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer het toevoegen van niet-bekostigd onderwijs aan de systematiek van het persoonsgebonden nummer en het basisregister onderwijs2 door het lid Biskop vragen zijn gesteld over het al dan niet meetellen van jongeren als voortijdig schoolverlater op basis van inschrijving dan wel op basis van het bekostigd zijn en veronderstelde verschillen tussen bekostigde en niet-bekostigde instellingen. De leden zien beantwoording van die vragen nog graag tegemoet en vragen tevens in hoeverre het gesignaleerde onderscheid ook relevant is voor dit wetsvoorstel.

1.2. Doel

De leden van de VVD-fractie constateren dat met dit wetsvoorstel de locatiecode van de opleiding die een leerling volgt, wordt geregistreerd in het Basisregister Onderwijs (BRON). Het doel is het contact tussen leerplichtambtenaar en de begeleider van een potentiële voortijdig schoolverlater makkelijker te maken. De leden vragen of er signalen zijn dat een gebrekkig contact leidt, of heeft geleid, tot een onvoldoende aanpak van voortijdige schooluitval. Zo ja, hoe groot is dit probleem? Een telefoongesprek met één van de 71 hoofdlocaties in het middelbaar beroepsonderwijs dat wordt doorgeschakeld naar de betreffende locatie en begeleider lijkt geen significante drempel op te werpen, zo stellen genoemde leden. Voorts wordt de zogenoemde CREBO-code3 (opleidingscode) reeds geregistreerd. Voorkomen moet worden dat het toevoegen van de locatiecode tot een extra administratieve last leidt zonder duidelijk effect en die daarmee – hoe klein die dan ook moge zijn – tot onnodige bureaucratie leidt.

De leden van de CDA-fractie constateren dat in de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat in het overgrote deel van de gevallen de begeleider van de leerling werkzaam zal zijn op de geregistreerde locatie. De leden vragen wat het belang is van de locatie van de begeleider? Deze kan immers werkzaam zijn op meerdere locaties? En waarom is de locatie van de begeleider relevant als het gaat om het verzuim van de leerling? Aanvullend vragen de leden in hoeverre het invoeren van een locatiecode ook behulpzaam kan zijn bij het aansluiten van jeugdzorg bij het onderwijs. Te vaak hebben de leden moeten constateren dat bij het ontstaan van problemen op school vanwege een problematische thuissituatie of persoonlijke situatie van de leerling het lang duurt voordat jeugdzorg effectief wordt ingeschakeld. Welke rol kan het invoeren van de locatiecode hierbij spelen, zo vragen de leden.

1.3. Nieuw Handelsregister (NHR)

De leden van de CDA-fractie constateren dat de aanpak van het schoolverzuim voor een belangrijk deel op het terrein van de gemeente ligt en daarbij is het van belang dat de gemeente weet waar een leerling zich bevindt. In dat laatste voorziet dit wetsvoorstel. Daarvoor is, zo blijkt uit het wetsvoorstel, een combinatie nodig van de CREBO-code (opleidingscode) en NHR-nummer (vestigingsnummer in het handelsregister van de Kamer van Koophandel). Is er, zo vragen de leden, geen enkelvoudige code denkbaar, waarbij vestigingen van mbo-instellingen kunnen worden geïdentificeerd? En zijn er geen andere informatiebehoeften, waarbij de locatie als zodanig een rol speelt (bijvoorbeeld bij het registreren van incidenten of bij bekostiging), zo vragen de leden.

2. Consultatie

De leden van de VVD-fractie constateren dat in de memorie van toelichting de regering stelt dat de Vereniging Nederland Gemeenten (VNG), alsmede de vier grootste gemeenten en de vereniging van leerplichtambtenaren akkoord zijn met het wetsvoorstel. Maar, zo vragen de leden, zijn genoemde partijen overtuigd van de meerwaarde van het toevoegen van een locatiecode in het BRON en hebben zij verzocht om toevoeging van de locatiecode? De MBO-Raad is, zo blijkt uit de memorie van toelichting, sceptisch over de meerwaarde. Kan de regering toelichten wat de kritiek van de MBO-Raad is die zij heeft geuit tegenover het ministerie, zo vragen genoemde leden? En wat is de repliek van de zijde van het ministerie op de door de MBO-raad geventileerde kritiek geweest, zo vragen de leden.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe de VNG en Ingrado (Landelijke brancheorganisatie voor leerplicht en voortijdig schoolverlaten) de meerwaarde van dit wetsvoorstel benoemen? Heeft de regering de MBO-Raad ook weten te overtuigen dat de administratieve lastenverzwaring voor instellingen zeer beperkt is? Zo nee, welke overwegingen brengen zij dan tegen de kostenberekening van de regering in, zo vragen de leden.

3. Administratieve lasten

De leden van de CDA-fractie constateren dat bij de consultatie de MBO-raad heeft opgemerkt dat het wetsvoorstel zal leiden tot extra administratieve lasten en de raad heeft daarbij zorgen geuit over die lasten. De leden vragen of bij de consultatie de in de memorie van toelichting genoemde bedragen zijn gebruikt als zijnde de extra administratieve lasten of heeft de MBO-raad tijdens de consultatie zelf andere of meer administratieve lasten aangegeven; en zo dat laatste het geval was, hoeveel lasten gaf de MBO-raad dan aan, zo vragen deze leden.