Gepubliceerd: 6 juli 2011
Indiener(s): Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: bestuur organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32844-2.html
ID: 32844-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in een aantal wetten op het terrein van infrastructuur en milieu wetstechnische gebreken te herstellen alsmede daarin andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.7a

Na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt, voor zover in een voor dat tijdstip vastgesteld bestemmingsplan, exploitatieplan, inpassingsplan of voorbereidingsbesluit of in een voor dat tijdstip vastgestelde beheersverordening op grond van artikel 3.3, 3.6, eerste lid, onder c, 3.7, derde of vierde lid, 3.26, tweede lid, 3.28, tweede lid, 3.38, derde of vierde lid, 4.1, derde of vijfde lid, 4.2, derde lid, 4.3, derde of vierde lid, 4.4, derde lid, of 6.13, tweede lid, onder e, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde voor dat tijdstip, is bepaald dat een vergunning is vereist of een ontheffing kan worden verleend, onder een zodanige vergunning respectievelijk een zodanige ontheffing een omgevingsvergunning verstaan.

B

In artikel 1.10 wordt na «projectbesluit» ingevoegd: , met dien verstande dat de aanwijzing vijf jaar na dagtekening van dat besluit van rechtswege vervalt.

ARTIKEL II

De Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 9.4.1, eerste lid, en 9.4.2, eerste lid, wordt «artikel 9, derde lid van de Wet voorkeursrecht gemeenten» vervangen door: artikel 9, tweede lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten.

B

In artikel 9.4.4 wordt «artikel 9, vijfde lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten» vervangen door: artikel 9, derde lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten.

ARTIKEL III

In artikel 75, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt «de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde eisen» vervangen door: de ingevolge artikel 71 gestelde eisen.

ARTIKEL IV

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.7, eerste lid, wordt «artikel 2.10, tweede lid,» vervangen door: de artikelen 2.10, tweede lid, en 2.11, tweede lid,.

B

In artikel 2.9a, tweede lid, wordt «dat besluit of de mededeling, bedoeld in artikel 3.12» vervangen door «de mededeling van dat besluit krachtens artikel 3.12, tweede lid, onder b», en wordt «indien het besluit» vervangen door: indien de mededeling.

C

Artikel 2.11, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Indien sprake is van strijd met de regels, bedoeld in het eerste lid, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

D

In artikel 2.20, eerste lid, wordt «een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of e» vervangen door: een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, of in artikel 2.1, eerste lid, onder e, met betrekking tot een inrichting. Aan artikel 2.27, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Bij die maatregel kan worden bepaald dat het aangewezen bestuursorgaan categorieën gevallen kan aanwijzen waarin de verklaring niet is vereist.

F

In artikel 5.2, vierde lid, vervalt «de voorschriften die betrekking hebben op».

ARTIKEL V

Artikel 3, derde lid, eerste volzin, van de Wet ammoniak en veehouderij komt te luiden:

Het eerste lid geldt evenmin voor het weigeren van de omgevingsvergunning op de grond dat door verlening daarvan niet aan artikel 2.14, eerste lid, onder c, onder 1°, van de Wet algemene bepalingen omgevingrecht kan worden voldaan en voor voorschriften die met toepassing van het bepaalde krachtens artikel 2.22, derde lid, van die wet of artikel 1.3c of 8.40 van de Wet milieubeheer worden gesteld om te bereiken dat in de veehouderij ten minste de voor de veehouderij in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.

ARTIKEL VI

Artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onderdeel 6°, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur komt te luiden:

  • 6°. artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van die wet voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, en artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van die wet voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd;.

ARTIKEL VII

De Wet bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

In de aanhef van artikel 12, eerste lid, wordt «artikel 6.1 van de Waterwet» vervangen door: artikel 1.1 van de Waterwet.

B

In artikel 27, tweede lid, wordt «reinigbaarheid» telkens vervangen door: reinigbaarheid en de immobiliseerbaarheid.

C

Artikel 28, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e wordt na «gereinigd» ingevoegd: of geïmmobiliseerd.

2. In onderdeel f wordt na «reinigbaarheid» ingevoegd: of de immobiliseerbaarheid.

D

In artikel 28a, onderdeel a, wordt na «reinigbaarheid» ingevoegd: of de immobiliseerbaarheid.

ARTIKEL VIII

In artikel 5, eerste lid, van de Wet explosieven voor civiel gebruik wordt «wijst een of meer instellingen aan» vervangen door: kan een of meer instellingen aanwijzen.

ARTIKEL IX

De Wet geluidhinder wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «eerste» ingevoegd: en vierde.

2. In het vierde lid vervalt « in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen».

B

Artikel 87b, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. een wijziging van de intensiteit, de verkeerssnelheid of een combinatie van beide in het toekomstig maatgevende jaar van door Onze Minister te bepalen categorieën spoorvoertuigen op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten als gevolg waarvan de geluidemissie van de betreffende spoorgedeelten of de combinatie daarvan onafgerond niet meer dan 1,0 dB toeneemt ten opzichte van de gemiddelde geluidemissie, bepaald volgens bij ministeriële regeling te stellen regels, van de drie jaren voorafgaand aan de wijziging;

2. Onderdeel b vervalt.

3. De onderdelen c tot en met e worden geletterd tot b tot en met d.

C

Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 111, derde lid» vervangen door: artikel 111, tweede lid.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Met betrekking tot gevallen, die aan Onze Minister zijn gemeld op grond van artikel 88, eerste lid, zoals dat luidde voor 1 januari 2007, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gegeven omtrent de aard van de maatregelen die in aanmerking komen en de omstandigheden waaronder dit het geval is, alsmede omtrent de opzet en het tijdstip van vaststelling van een programma.

ARTIKEL X

Artikel 2, tweede lid, van de Wet geurhinder en veehouderij komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor het weigeren van de omgevingsvergunning op de grond dat door verlening daarvan niet aan artikel 2.14, eerste lid, onder c, onder 1°, van de Wet algemene bepalingen omgevingrecht kan worden voldaan en voor voorschriften die met toepassing van het bepaalde krachtens artikel 2.22, derde lid, van die wet of artikel 1.3c of 8.40 van de Wet milieubeheer worden gesteld om te bereiken dat in de veehouderij ten minste de voor de veehouderij in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.

ARTIKEL XI

In artikel 13, eerste lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden vervalt «artikel 10b, tweede lid, en».

ARTIKEL XII

De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.3c, eerste lid, vervalt de komma na «voorschriften».

B

In artikel 5.16, tweede lid, onderdeel g, wordt onder vernummering van onderdeel 2° tot onderdeel 3°, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 2°. activiteiten die op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder i, van die wet, bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, voor zover die activiteiten plaatsvinden binnen een inrichting en voor zover dat bij die maatregel is bepaald;

C

Artikel 7.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. «7.7 tot met 7.12» wordt vervangen door: 7.7 tot en met 7.12.

2. Na «dit hoofdstuk» wordt ingevoegd: en de daarop berustende bepalingen.

D

In artikel 7.1a wordt na «Dit hoofdstuk» ingevoegd: en de daarop berustende bepalingen.

E

Artikel 9.2.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «betreffende» ingevoegd: het ter zake bevoegde gezag,.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De vergunning kan slechts worden geweigerd in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu, alsmede indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt.

3. In het vijfde lid wordt aan het slot, onder vervanging van een punt door een komma, toegevoegd: alsmede indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt.

4. In het zesde lid wordt na «vergunning» ingevoegd: in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu.

5. In het zevende lid wordt aan het slot, onder vervanging van de punt door een komma, toegevoegd: tenzij uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt.

F

In artikel 13.1, eerste lid, wordt «beschikkingen krachtens de in het tweede lid genoemde wetten» vervangen door: beschikkingen krachtens deze wet en van beschikkingen krachtens de in het tweede lid genoemde wetten.

G

In artikel 21.6, zesde lid, wordt «onder vermelding van de korte inhoud» vervangen door: onder korte vermelding van de inhoud.

H

In hoofdstuk 8 wordt het opschrift «Titel 8.4. Regels met betrekking tot plaatsing van stortplaatsen op een lijst» vervangen door: Paragraaf 8.3.

ARTIKEL XIII

In artikel 1a, onderdeel 1°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer «17.4 eerste lid, 17.12, eerste lid, 17.13, eerste lid, 17.19, vijfde lid 17.5b, 17.5c, tweede lid, en 17.5d in verbinding met 17.5b en 17.5c, tweede lid,» vervangen door: 17.4, eerste lid, 17.12, eerste lid, 17.13, eerste lid, 17.5b, 17.5c, tweede lid, en 17.5d in verbinding met 17.5b en 17.5c, tweede lid, en 17.19, vijfde lid,.

ARTIKEL XIV

De Wet ruimtelijke ordening wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6.1, tweede lid, onder f, wordt «artikel 2.10, eerste lid, onder f, artikel 2.11, derde lid,» vervangen door: artikel 2.10, eerste lid, onder c, 2.11, eerste lid,.

B

In artikel 6.13, tweede lid, onder d, wordt «de artikelen 3.1, eerste lid, en 3.10, derde lid,» vervangen door: artikel 3.1, eerste lid, en artikel 2.22, zesde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

C

Artikel 6.21, tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen het verschuldigde bedrag, bedoeld in het eerste lid, bij dwangbevel invorderen.

D

Artikel 8.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder h, wordt «vastgesteld» vervangen door: bekendgemaakt.

2. In het vijfde lid wordt «de in het desbetreffende besluit opgenomen gronden» vervangen door: in het desbetreffende besluit opgenomen gronden.

ARTIKEL XV

De Wet voorkeursrecht gemeenten wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 2 en 6, tweede lid, wordt «10 tot en met 24, 26 en 27» vervangen door: 10 tot en met 15, 24 en 26.

B

Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In geval van onherroepelijke vernietiging in beroep van het in artikel 3, eerste lid, bedoelde bestemmingsplan of inpassingsplan, geldt de in artikel 3 bedoelde aanwijzing tot een jaar na de datum van de vernietiging als zijnde in overeenstemming met de eisen gesteld in artikel 3, eerste lid, behoudens eerdere intrekking door burgemeester en wethouders.

C

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt de komma na «bestemmingsplan» vervangen door: of.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien artikel 8, derde lid, van toepassing is, vervalt het besluit tot aanwijzing, bedoeld in artikel 3, van rechtswege na afloop van de in het derde lid van artikel 8 genoemde termijn, tenzij voor dat tijdstip voor de in de aanwijzing begrepen gronden een bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld, dat voldoet aan de in artikel 3, eerste lid, gestelde eisen. In dat geval vervalt het besluit tot aanwijzing van rechtswege tien jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan onderscheidenlijk inpassingsplan.

D

Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De artikelen 6, derde lid, 7 tot en met 15, 24 en 26 zijn van overeenkomstige toepassing.

2. In het derde, vijfde en zesde lid vervalt «en 16 tot en met» en wordt na «12» een komma geplaatst.

E

In artikel 9b wordt in het eerste en tweede lid »11 tot en met 21» vervangen door: 11 tot en met 15.

F

In artikel 9c vervalt de zinsnede «, tenzij de intrekking het gevolg is van het na een vernietiging van het bestemmingsplan, respectievelijk inpassingsplan niet langer voldoen aan de eisen, gesteld in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat een aldus verlengd voorkeursrecht vervalt als niet binnen een jaar een bestemmingsplan is vastgesteld op grondslag waarvan de aanwijzing kan plaatsvinden».

G

Artikel 10, tweede lid, onderdeel f, komt te luiden:

  • f. een overeenkomst, betrekking hebbende op gronden die zijn aangewezen bij een besluit als bedoeld in artikel 5 of 6 dan wel artikel 9a, eerste of tweede lid, in samenhang met artikel 5 of 6, gesloten met een pachter aan wie ten aanzien van deze gronden ten tijde van de inwerkingtreding van dit besluit een voorkeursrecht toekwam als bedoeld in artikel 378 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

H

In artikel 25, eerste en tweede lid, wordt «10 tot en met 24» vervangen door: 10 tot en met 15, 24.

ARTIKEL XVI

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob) (32 676) tot wet wordt verheven en artikel I, onderdeel A, onderdeel 2, onderdeel b, van die wet eerder in werking treedt dan artikel VI van deze wet, vervalt artikel VI van deze wet.

ARTIKEL XVII

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob) (32 676) tot wet wordt verheven en die wet in werking treedt op of na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel VI van deze wet, vervalt artikel I, onderdeel A, onderdeel 2, onderdeel b, van die wet en wordt onderdeel c van onderdeel 2 geletterd onderdeel b.

ARTIKEL XVIII

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob) (32 676) tot wet wordt verheven en artikel IV van die wet eerder in werking treedt dan artikel XII, onderdeel E, van deze wet, komt artikel XII, onderdeel E, van deze wet te luiden:

E

Artikel 9.2.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «betreffende» ingevoegd: het ter zake bevoegde gezag,.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De vergunning kan slechts worden geweigerd:

    • a. in het belang van de bescherming gezondheid van de mens en van het milieu;

    • b. indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt, of

    • c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, indien dat bij de maatregel is bepaald.

3. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Onverminderd artikel 5.19, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan een vergunning worden ingetrokken:

    • a. indien de handeling aanmerkelijk gevaar oplevert voor de gezondheid van de mens of voor het milieu en wijziging of aanvulling van de aan de vergunning verbonden voorschriften redelijkerwijs geen oplossing kan bieden;

    • b. indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt, of

    • c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur indien dat bij de maatregel is bepaald.

4. In het zevende lid wordt na «vergunning» ingevoegd: in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu.

5. In het achtste lid wordt aan het slot, onder vervanging van de punt door een komma, toegevoegd: tenzij uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt.

ARTIKEL XIX

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob) (32 676) tot wet wordt verheven en artikel IV van die wet in werking treedt op of na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel E, van deze wet, komt artikel IV, van die wet te luiden:

ARTIKEL IV

Artikel 9.2.2.3 van de Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De vergunning kan slechts worden geweigerd:

    • a. in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu;

    • b. indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt, of

    • c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, indien dat bij de maatregel is bepaald.

2. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot en met achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Voordat toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, aanhef en onder b, of het zesde lid, aanhef en onder b, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.

3. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 6. Onverminderd artikel 5.19, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan een vergunning worden ingetrokken:

    • a. indien de handeling aanmerkelijk gevaar oplevert voor de gezondheid van de mens of voor het milieu en wijziging of aanvulling van de aan de vergunning verbonden voorschriften redelijkerwijs geen oplossing kan bieden;

    • b. indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt, of

    • c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, indien dat bij de maatregel is bepaald.

ARTIKEL XX

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. De artikelen I, onderdeel A, en IV, onderdeel E, werken terug tot en met 1 oktober 2010.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,