Kamerstuk 32813-42

Verslag van een algemeen overleg

Kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020

Gepubliceerd: 24 januari 2013
Indiener(s): Paulus Jansen
Onderwerpen: natuur en milieu organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32813-42.html
ID: 32813-42

Nr. 42 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 januari 2013

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft op 18 december 2012 overleg gevoerd met staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu over:

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 4 juli 2012 in reactie op een verzoek inzake de toezending van een advies van de landsadvocaat inzake dubbel tellende biobrandstoffen (32 813, nr. 20);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 8 oktober 2012 ter beantwoording van vragen over het concept-EU-voorstel voor biobrandstoffenbeleid en over de uitvoering van de motie-Leegte c.s. (30 872, nr. 120), en ter aanbieding van wijziging van de agenda (21 501-08, nr. 437);

  • de brief van de Europese Commissie d.d. 17 oktober 2012 met het EU-voorstel Broeikasgasemissies door indirecte veranderingen in landgebruik door biobrandstoffen (ILUC) COM (2012) 595 (Engelstalige versie) (2012Z17578);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 8 december 2011 met de kabinetsvisie inzake de optimale benutting van biomassa (32 357, nr. 33);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 november 2012 ter aanbieding van het fiche Wijziging richtlijn hernieuwbare energie en richtlijn brandstofkwaliteit (22 112, nr. 1515);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 3 december 2012 over het vervoer van hernieuwbare energie (biobrandstoffen) (32 813, nr. 22);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 5 december 2012 ter beantwoording van een vraag van het lid Agnes Mulder, gesteld tijdens de begrotingsbehandeling I en M, over bijstook voor biomassa in kolencentrales (30 196, nr. 188).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Paulus Jansen

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Sneep

Voorzitter: Houwers

Griffier: Vermeer

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Remco Dijkstra, Dik-Faber, Van Gerven, De Graaf, Houwers, Agnes Mulder, Ouwehand, Van Veldhoven en Jan Vos,

en staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 17.40 uur

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg over biobrandstoffen. Het heeft even geduurd voor wij konden beginnen, want in de plenaire zaal vond een VAO over het MIRT plaats waarbij ook de staatssecretaris aanwezig diende te zijn. Ik bedank alle aanwezigen voor hun geduld. Ik heet de staatssecretaris en haar ambtelijke ondersteuning in het bijzonder welkom.

Wij hebben twee uur de tijd. Wij hanteren een spreektijd van vier minuten met één interruptie per persoon in eerste termijn.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik heb aansluitend nog een debat over Buitenlandse Zaken. Als dit debat korter kan duren, zou dat dus heel mooi zijn.

De voorzitter: Ik ga proberen daaraan bij te dragen.

De heer De Graaf (PVV): Voorzitter. Subsidie is een middel om iets wat niet winstgevend is, toch rendabel te laten lijken. Er zijn veel debatten over leefbaarheid en klimaat, hier en in de Haagse raad, die ik op deze manier begin. Er zijn ook subsidies die worden aangewend om uiteindelijk een paradox te bewerkstelligen. Dat zien wij ook bij vooral de eerste generatie biobrandstoffen. Voor de CO2-gelovigen is er een schijnbaar mooi doel dat uiteindelijk nadelig uitwerkt, bijvoorbeeld voor kleinere boeren in Tanzania, zoals we gezien hebben bij het BioShape-debacle. Dit speelt echter ook op andere plekken. Al in 2008 voorspelde mijn collega Barry Madlener, die gelukkig weer terug is in de Kamer, dat het gebruik van biobrandstoffen zou leiden tot voedselschaarste. Sterker nog, VN-vertegenwoordiger Jean Ziegler, die rapporteur was voor het recht op voedsel, noemde biobrandstoffen in 2008 zelfs een misdaad tegen de menselijkheid. Zo ver wil ik niet gaan, maar het is wel duidelijk dat er wat mee aan de hand is. De motie van de heer Madlener op stuk (22 112, nr. 645) werd destijds alleen gesteund door de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. Alle andere partijen geloofden toen nog volledig in de biobrandstoffenbubbel.

Het was natuurlijk een kwestie van tijd voor deze bubbel zou barsten. Ook daarin nam een collega van mij het voortouw. Dat was collega Roland van Vliet, die vorig jaar een motie op stuk (32 357, nr. 24) indiende om de oerbossen te beschermen tegen het vervaardigen van biobrandstoffen. Wat gebeurde er? De motie werd met algemene stemmen aangenomen, oftewel er was een kentering zichtbaar. Het heeft drie, vier jaar geduurd, maar uiteindelijk kwamen alle partijen toch tot inkeer, de PVV voorop. De Kamer deelde de mening dat de uitvoering van het biobrandstoffenbeleid niet verliep zoals iedereen wilde. Daarom is de PVV het ook niet eens met het feit dat dit kabinet wederom als een mak lammetje de EU volgt en nog steeds 5% biobrandstoffen van de eerste generatie accepteert. Sterker nog, het is een schande dat wij hier nog steeds aan meedoen. Hoe rijmt de staatssecretaris dit beleid, waarin de EU met die norm van 5% wordt gevolgd, met het uitvoeren van de motie-Van Vliet? Heeft dit kabinet dan niets geleerd van het verleden?

De PVV wil het liefst dat er helemaal gestopt wordt met biobrandstoffen van de eerste generatie en zeker met de subsidiëring ervan. Met biobrandstoffen van de tweede en derde generatie hebben wij minder moeite, maar ook hiervoor geldt: zolang er maar geen subsidie op zit. Laat het lekker aan de markt over! Ook een organisatie als Oxfam Novib – ik zal die niet snel noemen in een spreektekst van de PVV, maar deze keer wel, en dat is ook weer inkeer – en andere belangenorganisaties stellen dat met veel subsidies en verplichtingen een kunstmatige vraag naar biobrandstoffen is gecreëerd. Is de wereld dan toch andersom aan het draaien? Prachtig. Deelt de staatssecretaris de mening van Oxfam Novib? In hoeverre is de Nederlandse overheid hieraan debet? Hoeveel subsidie gaat er eigenlijk vanuit het Rijk direct of indirect naar biobrandstoffen van de eerste, tweede en derde generatie? En is de staatssecretaris bereid om de subsidies op biobrandstoffen in zijn geheel te stoppen of af te zien van eventuele plannen om daarmee te starten? Het Planbureau voor de Leefomgeving stelt namelijk dat er vanuit ecologisch perspectief veel voor te zeggen is om helemaal geen of slechts zeer beperkt biobrandstoffen in te zetten. De conclusie is dat wij dus jaren bezig zijn geweest met het verkeerde beleid. Het werd door iedereen omarmd, maar nu zegt iedereen dat het anders moet, terwijl wij als PVV in 2008 nog werden uitgelachen. We zullen dat ook wel zien met de EU en met Griekenland; over een paar jaar spreken we elkaar weer.

De voorzitter: Gaat u afronden?

De heer De Graaf (PVV): Ik ben bijna klaar.

Maar wat lezen wij in het regeerakkoord? «Deze «biobased economy» kan een van de pijlers vormen voor groene groei. We willen – met een breed draagvlak in parlement en samenleving – een stabiel en ambitieus beleid voor de lange termijn neerzetten.» Waarom wordt hier opeens een Engelse term gebruikt? Is er geen Nederlandse term voorhanden? En is de staatssecretaris bereid om dit punt opnieuw uit te onderhandelen om te voldoen aan de eerste vraag die ik zojuist stelde?

Ik kom nu echt tot een afronding, voorzitter. Het is nog maar een kort stukje. De PVV is absoluut niet gediend van een wettelijke verplichting op biobrandstoffen. Die zorgt alleen maar voor marktontwrichting. Laat het in hemelsnaam aan de sector. Als biobrandstoffen goedkoper waren geweest dan traditionele, hadden we deze allang massaal aan de pomp getankt.

Helemaal tot slot citeer ik een mooie zin uit Trouw van vorige week: in het dossier van biobrandstoffen komen economie, ecologie en ethiek samen. Aan de ethiek schort het in dezen, vindt de PVV. Wij zijn van mening dat enkele partijen nu net doen alsof hun neus bloedt, alsof 2008 niet bestond en de problemen niet te voorzien waren. We gunnen ze allemaal een hoop hernieuwbare energie in 2013 om tot een nieuw besef te komen en om een taboe te doorbreken: als we subsidies stoppen, loopt er niemand meer achteraan en kan de markt zijn werk doen. Dat scheelt ook weer een hoop oerbossen.

De voorzitter: Dank u. Dat is iets meer tijd geworden dan u zelf had ingeschat, maar het is niet anders.

Ik ben vergeten om aan het begin te melden dat mevrouw Van Tongeren heeft laten weten dat zij andere verplichtingen heeft. Zij is dus niet afwezig uit gebrek aan belangstelling, maar omdat agenda's soms dubbelen, waarvan akte.

De heer Remco Dijkstra (VVD): Voorzitter. Voor de VVD staat het doel centraal en niet het middel. Het aandeel duurzame energie is in het regeerakkoord vastgesteld op 16%. Bijmengverplichtingen worden ook genoemd en kunnen een forse bijdrage leveren aan dit doel. De primaire vraag is hoe wij in Nederland omgaan met biobrandstoffen. Wat de VVD betreft gaan wij vol gas met biobrandstof. Wij zien voldoende kansen en voordelen om de beoogde 10% bijmenging van biobrandstoffen bij normale benzine versneld te gaan bereiken, dus in 2016 in plaats van in 2020. De verhoging van het bijmengpercentage kan geschieden met geavanceerde biobrandstoffen, conform de eerdere motie-Leegte c.s. (30 872, nr. 120). Met de subdoelstelling om voor biobrandstoffen van de tweede generatie te kiezen, ontzien wij ook de problematiek rondom voedselgewassen in de derde wereld. Bepaalde groepen maken zich hierover zorgen. Tegen hen zeg ik echter ook dat voedselprijzen al eeuwen fluctueren, is het niet door oorlog of door vraag en aanbod, dan wel door speculatie of simpelweg een slechte oogst. De VVD vindt dat milieu en economie hand in hand kunnen gaan. Wij vinden ook dat technologische innovatie een sleutel is om te komen tot een beter milieubeleid. Laat beide nou net het geval zijn bij biobrandstof.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik heb een vraag over de teelt van biobrandstof en de gevolgen daarvan voor de voedselprijzen. De heer Dijkstra zegt dat de prijzen al eeuwen fluctueren door verschillende oorzaken en dat de teelt van biobrandstof daar ongeveer niets mee te maken heeft. Voor ons is dat nog niet zo helder. Verschillende onderzoeksinstituten zeggen hierover verschillende zaken. Mag ik met de heer Dijkstra vragen of de staatssecretaris een heldere notitie wil wijden aan het effect van biobrandstof op de prijzen? Wij zijn daar wel benieuwd naar. Is de heer Dijkstra dat ook?

De heer Remco Dijkstra (VVD): Die vraag moet u zelf aan de staatssecretaris stellen, maar ik ben wel erg benieuwd naar het antwoord. Voedselprijzen fluctueren al eeuwen en dat heeft diverse oorzaken. Het kan ook gewoon door vraag en aanbod, speculatie en slechte oogsten komen.

De heer Van Gerven (SP): Het is logisch dat de heer Dijkstra de motie-Leegte c.s. omarmt, maar kan hij wat duidelijker zijn? In de motie staat 10%, maar wat moet bijvoorbeeld de verhouding tussen de eerste en de tweede generatie zijn? Hoe ziet de heer Dijkstra dat?

De heer Remco Dijkstra (VVD): Ik kom daar zo op in het tweede deel van mijn betoog. Wij hebben een voorkeur voor de tweede generatie, maar er zijn ook geavanceerde gewassen van de eerste generatie die heel goed inzetbaar zijn en goed kunnen bijdragen om onze doelstellingen te realiseren. Het een sluit het ander dus niet uit. Ik vind dit vooral een technisch verhaal. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris dit exact invult.

De heer Van Gerven (SP): Dat is helemaal geen technisch verhaal, maar een belangrijke principiële kwestie die mevrouw Mulder ook al terecht aanroerde. Er is wel degelijk sprake van het wegconcurreren van bruikbaar voedsel door gewassen van de eerste generatie. De VVD heeft hier natuurlijk uitgebreid over nagedacht. Welk concreet deel van de 10% mag volgens de heer Dijkstra van de eerste generatie zijn?

De heer Remco Dijkstra (VVD): Een percentage geef ik op dit moment niet. Ik zal mijn betoog afmaken en zien of ik de vraag van de heer Van Gerven dan alsnog kan beantwoorden.

Ik geef drie belangrijke argumenten waarom wij voor een ophoging van het bijmengpercentage zijn. Ten eerste worden wij door bijmenging van biobrandstoffen minder afhankelijk van oliesjeiks uit het Midden-Oosten. Ieder vat ruwe olie dat wij niet hoeven te importeren, is winst. Ten tweede bereiken wij door ophoging van het bijmengpercentage relatief makkelijk onze milieudoelstellingen. Dat komt met name door de grote volumes en het gunstige effect daarvan op de verduurzaming van de transportsector. Ten derde, niet onbelangrijk, is er volgens ons geen cent subsidie voor nodig; wij horen graag van de staatssecretaris of dat klopt. Wie kan daar nou op tegen zijn?

De heer De Graaf (PVV): Is de heer Dijkstra op de hoogte van het feit dat je per hectare biobrandstof ook 290 liter dieselolie en 43 kuub aardgas nodig hebt en dat er ook nog negen maanden drogestofproductie aan te pas komt? Je bent dan dus helemaal niet met je milieudoelen aan het werk, maar volgt slaafs een regeerakkoord waarin je door de PvdA in het pak bent genaaid.

De heer Remco Dijkstra (VVD): Een bijzondere vraag. Nee, dat gevoel heb ik niet. De getallen die u noemt, ken ik niet. Ik weet wel dat je heel goed moet kijken naar het CO2-reducerende gehalte van een gewas, het vervoer, de impact op landgebruik en dergelijke. Wij willen niet dat er ontbost wordt om gewassen te gaan telen en die te gaan vervoeren, waardoor wij uiteindelijk een negatieve balans hebben. Het doel moet vooropstaan en dat is een reductie van CO2. De VVD is ervan overtuigd dat biobrandstoffen daarvoor bij uitstek een goed middel zijn.

De heer De Graaf (PVV): Jammer dat de heer Dijkstra deze getallen niet kent. Ik raad hem aan om die binnenkort eens tot zich te nemen. Ik constateer wel dat de heer Dijkstra het over CO2-reducerend gewas heeft. Daarmee bevestigt hij namens de VVD dat CO2 plantenvoedsel is. Dat noteer ik graag.

De voorzitter: De heer Dijkstra vervolgt zijn betoog.

De heer Remco Dijkstra (VVD): Prima. Ik ben op de helft.

Ik heb zojuist drie argumenten genoemd. Daarnaast bieden wij zekerheid voor gedane investeringen, met name door een meerjarig consistent en betrouwbaar overheidsbeleid. We stimuleren verdere innovaties. Er komt ook meer onderzoekswerk, met name in universiteiten en bedrijven, die nu ook nauw samenwerken. De voorwaarden voor succes zijn dus aanwezig, net als de basisinfrastructuur. We willen allemaal naar de tweede generatie. Nieuwe investeringen zijn dan ook welkom en versterken bovendien onze economie. Er is nu een «go» van de overheid nodig.

Inmiddels is duidelijk dat de EU zelf ook werkt aan een voorstel met daarbij een subdoelstelling. Hoe dat er precies uit gaat zien, wordt pas in 2015 duidelijk. De staatssecretaris schrijft dat zij daarop wil wachten, maar wachten op de EU is wat ons betreft niet nodig, of het duurt tot sint-juttemis. Subdoelstellingen blijken inmiddels mogelijk. Dat blijkt ook uit een ambtelijke e-mail van de dg Energie. Frankrijk en Duitsland tonen nu al aan dat verhoogde bijmengpercentages mogelijk zijn, dus wat let ons? Ik begreep dat de staatssecretaris van wielertermen houdt. Zij laat geen kansen liggen en conservatisme past haar niet. Zij wil bij de kopgroep horen. Dit is de mogelijkheid om aan te sluiten bij het peloton, maar nu is leiderschap nodig. De staatssecretaris moet voorop gaan rijden, wat zij zo graag wil. Voor de VVD geldt dan ook dat zij de motie-Leegte c.s. (32 813, nr. 4) onverkort dient uit te voeren. Dat betekent niet doorschuiven, maar aanpakken. Met ingang van nieuwjaarsdag hebben wij dan een schonere, hernieuwbare energie als brandstof aan de pomp. Dat lijkt mij een uitstekend voornemen.

De voorzitter: Dank u. Mevrouw Dik-Faber heeft mij verzocht om als volgende het woord te mogen voeren omdat zij hierna een receptieverplichting heeft.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank u en de collega's voor de coulance. Op dit moment nemen Cynthia Ortega, Esmée Wiegman en een aantal beleidsmedewerkers afscheid. Ik vind het fijn om daar nog even naartoe te kunnen gaan.

Ik ga nu over naar de biobrandstoffen, want daarvoor zijn we hier bij elkaar. Ik zal ingaan op drie punten: het bijmengpercentage, duurzaamheidscriteria en groen gas. De ChristenUnie deelt de mening van de staatssecretaris, die wil afzien van een versneld groeipad voor het aandeel biobrandstoffen in het wegverkeer. Het is overduidelijk dat een te snelle toename van de bijmengverplichting leidt tot verdringing in de landbouw en hogere voedselprijzen. Biobrandstoffen kunnen zelfs negatief uitpakken voor biodiversiteit en klimaat. De ChristenUnie wil daarom dat er niet alleen wordt ingezet op biobrandstoffen, natuurlijk vooral van de zogenaamde tweede generatie, om de doelstelling van 10% hernieuwbare brandstof in 2020 te halen. Er moet ook een stevig beleid komen voor het stimuleren van elektrisch rijden, het rijden op groen gas – waarover ik straks nog iets zal zeggen – en vooral besparing. De ChristenUnie gaat ervan uit dat de staatssecretaris haar plannen hiervoor zal opnemen in de routekaart klimaat, die zij begin volgend jaar naar de Kamer zal sturen. In de Richtlijn hernieuwbare energie stelt de Europese Commissie een plafond voor van 5% biobrandstoffen uit voedselgewassen. De ChristenUnie vindt het niet wenselijk dat voedselgewassen worden ingezet als biobrandstof en is het daarom eens met de inzet van Nederland om dit te maximeren op 3%. Wij vragen de staatssecretaris om hieraan stevig vast te houden. Tegelijkertijd vragen wij ons af of wij hiermee de doelstelling van 10% in 2020 wel halen. Die is weer nodig voor de ambitie van 16% duurzame energie in 2020. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Het kabinet zal zich ervoor inzetten om niet alleen de directe, maar ook de indirecte emissies mee te nemen in de broeikasgasprestatie van biobrandstoffen. Daarvoor is het nodig dat de criteria voor indirecte verandering in het landgebruik (indirect land use change, ILUC) worden vastgelegd in Europese richtlijnen. Ook zal de staatssecretaris zich inzetten voor gedifferentieerde, gewasspecifieke ILUC-factoren in Europese richtlijnen. De ChristenUnie is daarover zeer tevreden. Wij vragen de staatssecretaris om aan deze inzet vast te houden en om ook vast te houden aan de invoeringstermijn van 2014. Daarbij moet er ook oog zijn voor de sociale factoren die een rol spelen. Ik noemde al de stijgende voedselprijzen, maar ook valt te denken aan landrechten en arbeidsomstandigheden. De staatssecretaris gaat in haar brief ook in op een subdoelstelling voor de inzet van geavanceerde biobrandstoffen. Deze kunnen alleen worden ingezet als de interne markt niet wordt verstoord. Daarom zouden hierover op Europees niveau afspraken moeten worden gemaakt. In de brief blijft het een beetje bij deze constatering, maar welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris voor die Europese afspraken?

Groen gas is nog relatief duur en blijft daardoor achter in de energiemix. Als ik mij niet vergis, bedraagt het aandeel van groen gas daarin nog geen 1%. Groen gas is echter niet per definitie groen. Ook hiervoor geldt dat kritisch moet worden bekeken of er geen concurrentie is met voedselproductie en of er daadwerkelijk sprake is van klimaatwinst als ook de productie van groen gas wordt meegenomen. Hierbij kan zo veel energie verloren gaan dat het verstandiger is om het biogas lokaal in te zetten, bijvoorbeeld voor stadsverwarming. Er zijn echter wel degelijk kansen voor duurzame inzet van groen gas, geproduceerd uit reststromen. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen het meenemen van groen gas in de bijmengverplichting van 10%? Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft, naar mijn mening terecht, geadviseerd dat het verstandig is om de biobrandstoffen te reserveren voor de vervoersmodaliteiten waarvoor weinig andere brandstofmogelijkheden bestaan. Vooral voor zwaarder vervoer en vervoer op de lange afstand is geen andere duurzame brandstof beschikbaar. Ook daarom zou het stimuleren van groen gas voor met name personenvervoer wellicht een verstandige keuze zijn. Wij horen graag hoe de staatssecretaris dit ziet.

Overigens is de ChristenUnie tegen het subsidiëren van bij- en meestook van biomassa in kolencentrales. Wij hebben daarover een motie ingediend en wij hebben die nog even aangehouden, maar het punt blijft overeind staan. Natuurlijk moeten ook voor deze biomassa strenge duurzaamheidscriteria gelden.

Helaas kan ik de beantwoording niet afwachten, maar ik zal zeker het verslag teruglezen.

De voorzitter: Voordat u weggaat, heeft de staatssecretaris een verduidelijkende vraag.

Staatssecretaris Mansveld: U noemde ergens 3%. Bedoelde u daar 5%? De 3% komt mij namelijk onbekend voor.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik meen in de brief van de staatssecretaris te hebben gelezen dat zij inzet op 3% en dat zij daarmee onder de Europese norm van 5% wil blijven. Dat zou ons een lief ding waard zijn. Ik zie de staatssecretaris schudden, dus ik begrijp dat ik dat verkeerd gelezen heb.

De voorzitter: Dat denkt de staatssecretaris wel. Zij zal dit straks in de beantwoording meenemen. Voor nu is dit punt even verduidelijkt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik zal de brief er nog even op nazien, want ik meende werkelijk dat het die 3% was.

De voorzitter: Dank u. De volgende spreker is de heer Vos.

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. De allereerste dieselmotoren van Rudolf Diesel liepen 125 jaar geleden op pindaolie. Ook Henry Ford gebruikte ethanol als brandstof voor zijn eerste auto's. Haardvuurtjes zijn bijna net zo oud als de mensheid. Inmiddels zijn wij al zo lang geleden overgestapt op aardolie dat wij dit bijna zouden vergeten, maar nu die olie opraakt, is het niet zo vreemd dat wij teruggrijpen op biomassa en biobrandstoffen. Onze olie raakt niet alleen op, maar ook onze mondiale CO2-uitstoot neemt dit jaar weer met 2,3% toe. Dat maakt de aarde tot de kachel van onze Melkweg. Het roer moet dus om. In het regeerakkoord van dit kabinet is een ambitieuze doelstelling geformuleerd: 16% duurzame energie in 2020. Onderdeel daarvan is 10% duurzame energie in het vervoer in 2020. In totaal kan die 10%-doelstelling daarmee significant bijdragen aan onze doelstellingen voor duurzame energie.

Het debat over biobrandstoffen is hevig gepolariseerd. Aan de ene kant heb je de biobrandstoffenproducenten. Ik heb ze uitgebreid gesproken en ik heb bewondering voor deze mensen en hun pioniersgeest. Ze vragen terecht aandacht voor een stabiel en voorspelbaar regeringsbeleid voor hun investeringen, voor de risico's die ze hebben gelopen en voor de voordelen van biobrandstoffen: in het algemeen minder CO2-uitstoot, duurzame grondstoffen en innovatie. Aan de andere kant vragen de ngo's, eveneens terecht, aandacht voor de gevolgen van het grootschalig gebruik van biobrandstoffen. Ik heb gesproken met vertegenwoordigers van sojaboeren uit Brazilië, een biobrandstoffenexpert uit Kenia en activisten uit Tanzania. Inmiddels is mij duidelijk geworden dat in die landen grootschalige veranderingen plaatsvinden en dat er schrijnende voorbeelden zijn van de gevolgen van grootschalige landaankoop door grootgrondbezitters die mensenrechten schenden, leugens verkopen en ons klimaat schade toebrengen.

Ondertussen is de terechte vraag aan ons, de volksvertegenwoordiging, welke kant we op moeten met biobrandstoffen. We hebben ze nodig en ze bieden kansen, maar we kunnen onze ogen ook niet sluiten voor de problemen die er spelen. Producenten claimen dat ze biobrandstoffen vooral uit Europa en van arme gronden halen. Uit het impactassessment van de Europese Unie blijkt dat ongeveer een derde van alle biobrandstoffen wordt geïmporteerd. Ik zeg dat mede tegen mijn VVD-collega, die hiernaar vroeg. Bij ongewijzigd beleid zal in 2020 de helft van alle biobrandstoffen worden geïmporteerd, aldus de staatssecretaris in haar antwoord op onze vragen. In het licht van het bovenstaande toont de PvdA-fractie veel begrip voor het feit dat de staatssecretaris afziet van een versneld groeipad voor het aandeel biobrandstoffen in het wegverkeer. De Kamer heeft hier weliswaar voor gepleit, maar alleen op uitdrukkelijke voorwaarde dat dit met duurzame, geavanceerde biobrandstoffen van de tweede generatie zou gebeuren. Tot op heden is daaraan geen goede invulling gegeven. De sector komt over anderhalf jaar met een voorstel. Dat betekent dat we tot die tijd niet willen instemmen met de ophoging.

Tegelijkertijd heeft mijn fractie de ambitie om de ingezette lijn naar een grootschaliger gebruik biobrandstoffen en biomassa door te zetten. Vandaag nog werd een investering bekend van bijna 500 miljoen euro in een grote biomassaraffinaderij van de tweede generatie. Het is precies die tweede generatie biobrandstoffen waarin wij de toekomst zien. Dat brengt mij bij de voorstellen van de Europese Commissie. Bij gebrek aan het goed in kaart kunnen brengen van de indirecte effecten, heeft de Commissie besloten om de eerste generatie te begrenzen tot maximaal 5% in 2020, om de geavanceerde biobrandstoffen te stimuleren en om een drempelwaarde van 60% voor reductie van broeikasgasemissies in te voeren. Het groeipad wordt tegelijkertijd niet verlaagd, zodat de huidige investeringen die in de eerste generatie zijn gedaan, niet worden tenietgedaan. Dit lijken de PvdA-fractie weloverwogen stappen. Samen vormen zij een goede middenweg in het lastige debat. Wij steunen de staatssecretaris dan ook in de steun die zij deze voorstellen op haar beurt geeft.

Als wij de lijn van de staatssecretaris volgen, wat betekent dit dan voor de groei van biobrandstoffen van de eerste generatie in Nederland? In hoeverre kan worden gegarandeerd dat deze duurzaam zijn? Andersom gesteld, is er voldoende capaciteit om de doelstelling van 10% in 2020 te halen en daarbij minstens 5% te halen uit de tweede generatie of uit andere oplossingen, zoals elektrisch vervoer? Overweegt de staatssecretaris in het kader van de controverse rondom de eerste generatie een uitfasering van deze grondstoffen naar 2020?

Wij vragen ons af waarom de staatssecretaris de steun voor ILUC, de indirecte effecten dus, niet wil onderschrijven. Klopt het dat Denemarken en het Verenigd Koninkrijk wel harde doelstellingen op dit terrein willen?

De voorzitter: Gaat u afronden?

De heer Jan Vos (PvdA): ILUC dreigt erg bureaucratisch te worden. Is dit een achterliggende reden? Waarom volgt de staatssecretaris dit niet?

Op korte termijn komt er een rapportage van de Europese Commissie over de sociale gevolgen van het biobrandstoffenbeleid. Wanneer kunnen wij deze precies verwachten?

Ik heb nog enkele vragen. Hoe staat de staatssecretaris tegenover groen gas? Wij kennen geen techniekneutrale fiscale bevoordeling van de desbetreffende voertuigen en willen al langere tijd een bijmengverplichting voor groen gas. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan?

Het zou de producenten van biobrandstoffen sieren als zij hun productieketens 100% transparant maken, in samenwerking met de ngo's. Dat voorkomt dat wij de staatssecretaris moeten vragen om in te grijpen in de ketentransparantie. Ik daag ngo's en biobrandstoffenproducenten in ons aller belang uit om samen te werken en om de realiteit te zien en die inzichtelijk te maken voor beleidsmakers en de politiek. Alleen zo kunnen wij samen vooruit om de bewoners van onze aarde een alternatief te bieden voor fossiele energie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Biobrandstoffen zijn een goedkope manier om jezelf een groen imago aan te meten. Dat kan gelden voor een bedrijf, maar ook voor een kabinet dat zichzelf graag als groen wil positioneren. Het heeft er alle schijn van dat het een tamelijk rechtse hobby is. Zon, wind en water leveren iedere dag genoeg energie voor de hele wereldbevolking. Investeringen moeten erop gericht zijn om dit potentieel te benutten.

De heer Remco Dijkstra (VVD): Mevrouw Ouwehand noemt het een rechtse hobby als iets geen geld kost. Is iets wat wel geld kost, zoals windmolens, dan een linkse hobby?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Nee hoor. Ik heb gezegd dat het er alle schijn van heeft dat het een rechtse hobby is. Ik heb het nog niet gehad over geld en de kosten van windmolens. De heer Dijkstra weet vast ook wel dat de vormen van energie die zijn partij graag steunt, tamelijk hard aan het subsidie-infuus liggen, zoals mestvergisters, om maar even wat te noemen.

De heer Remco Dijkstra (VVD): Een aanvullende vraag: deelt mevrouw Ouwehand mijn mening dat de doelstelling van 16% die in het regeerakkoord staat, een mooi doel is en dat het de voorkeur heeft om dit op de meest effectieve en efficiënte manier te bereiken, liefst ook op een manier die de belastingbetaler zo min mogelijk kost? Deelt zij die mening?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Nee, want 16% is te weinig. Het moet 20% zijn. Bovendien moet die 20% ook echt duurzaam zijn. Het heeft geen zin om voortdurend te roepen dat dit duurzame energie zal zijn, terwijl wij de feiten op tafel hebben liggen. De heer Dijkstra kent ze vast ook. Niet alle biobrandstoffen zijn duurzaam. De bezwaren tegen biobrandstoffen zitten bijvoorbeeld in de effecten op het milieu en de oerbossen. Soms bewerkstelligt het gebruik van biobrandstoffen helemaal geen CO2-reductie, maar zorgt het voor een grotere uitstoot. Die bezwaren zijn al vaker geuit in deze Kamer en ze zijn nog niet zodanig door het kabinet weerlegd dat wij er vertrouwen in kunnen hebben dat het daadwerkelijk om duurzame energie gaat.

Hier hoort natuurlijk ook bij dat wij onze energievraag verminderen. Je kunt niet blijven zeggen dat wij minder schadelijke energie moeten gebruiken, terwijl je de vraag intussen laat stijgen. Je moet keuzes maken en zeggen dat de toch al schaarse landbouwgrond niet mag worden ingezet voor onze auto- en vliegreisjes. Het meestoken van biomassa in kolencentrales levert gewoon zwarte stroom op, het is niet anders. Het goede nieuws, waarvoor SP en PvdA complimenten verdienen, is dat vandaag is gerealiseerd dat er vanaf 2024 in Nederland geen nertsenlijkjes meer beschikbaar komen om bussen op te laten rijden in Gelderland. Dat kan dan alleen nog met resten van varkens, kippen, kalfjes en koeien. Dit wordt ook allemaal groene stroom genoemd, ten onrechte. Het valt onder duurzame biomassa. Ik zal het hier een andere keer met minister Kamp over hebben, want ik heb van de staatssecretaris begrepen dat zij hier niet over gaat.

De Partij voor de Dieren heeft eerder een motie ingediend om het bijmengplichtpercentage niet te verhogen. Ik hoop dat de staatssecretaris een en ander vandaag wil toezeggen, zodat eenzelfde motie niet nogmaals nodig is.

Ik zal nu ingaan op de impact van biobrandstoffen op het recht op voedsel. Olivier De Schutter, speciaal rapporteur voor het recht op voedsel van de Verenigde Naties, heeft een onderzoek ingesteld. Zijn conclusies zijn zeer zorgwekkend. Biobrandstoffen verhogen de vraag naar grondstoffen aanzienlijk en zijn daarom van grote invloed op voedselprijzen, zowel op de internationale markten als op de binnenlandse markten van de netto voedselimporterende landen. Dat werkt met name door voor lage inkomens in landen met weinig middelen om de bevolking af te schermen tegen prijsvolatiliteit. Een andere conclusie is dat er grote problemen bestaan met betrekking tot de lokale voedselzekerheid in landen die een steeds groter deel van hun landbouwgrond gebruiken voor de productie van energiegewassen. Naarmate meer land en water worden toegekend aan deze gewassen, neemt de concurrentie voor de toegang tot deze middelen toe, met nadelige gevolgen voor de productie van voedsel voor de lokale gemeenschap. Gewassen voor brandstof worden in de regel geproduceerd door grote agrarische producenten of door multinationals die grond bezitten of huren in ontwikkelingslanden. Zelden zijn kleinschalige boeren bij de productie betrokken. Zij zijn ook niet in staat om te profiteren van verhoging van de prijs als gevolg van de toegenomen vraag naar de grondstoffen. Dat komt door slechte toegang tot markten of simpelweg doordat de lokale prijzen niet meestijgen met de wereldprijs.

De rapporteur heeft ook bekeken of de productie van biobrandstoffen van invloed is op landgrabbing. Hij zegt dat energiegewassen een aanzienlijke aanjager zijn in de algemene trend van grootschalige verwerving of huur van landbouwgrond. Waarschijnlijk is tussen een kwart en een derde van de totale landgrabbing het gevolg van de teelt van biobrandstoffen. De rapporteur heeft gekeken naar de verschillende aanpakken die er zijn om de duurzaamheid van biobrandstoffen te waarborgen. De meest verontrustende conclusie is dat de huidige duurzaamheidscriteria onvoldoende zijn – of ze bestaan helemaal niet – om de belangen van kleine boeren en lokale voedselzekerheid te waarborgen.

De staatssecretaris zegt dat zij zich wil inspannen voor duurzaamheidscriteria, in elk geval op Europees niveau. Wellicht volgen er ook nog nationale maatregelen. De staatssecretaris geeft daarmee te kennen dat zij de zorgen over de biobrandstoffen deelt en dat waardeer ik, maar ik lees in haar brieven te weinig terug over de impact van biobrandstoffen op het recht op voedsel. Ik stel dan ook voor dat zij, voordat zij aan de slag gaat met de duurzaamheidscriteria, een gesprek heeft met de speciaal rapporteur voor het recht op voedsel. Ik denk dat hij onmisbare input kan leveren voor eisen die gesteld moeten worden aan biobrandstoffen, zodat ons beleid hier niet ten koste gaat van de voedselzekerheid in het zuiden.

De voorzitter: U rondt af.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik rond af met een aanvullende suggestie. Ik denk dat het een goed idee is als de staatssecretaris de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ook uitnodigt voor dat gesprek, juist omdat wij zo'n groot deel van de biomassa die wij hier gebruiken, importeren uit ontwikkelingslanden en omdat wij weten dat de gevolgen voor die landen heel groot zijn. Ik hoor graag of zij daartoe bereid is.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Dit is een beetje back to the future, zoals net al werd gezegd: van een biobased economy naar een biobased economy. In 2050 moet alle energie duurzaam zijn. Iedere kilometer met auto, trein, schip of vliegtuig moet dan even schoon zijn als de fiets of de benenwagen. De eerste poging was het bijmengen van biobrandstoffen bij benzine, maar de klassieke biobrandstoffen hebben ook een keerzijde. Ze drukken landbouw voor voedsel weg en leiden indirect tot uitstoot van CO2. Daarom wil de Europese Commissie de koers nu bijsturen, wat ons betreft terecht. Wij maken ons al langer zorgen over de eerste generatie biobrandstoffen. In 2011 nam de Kamer dan ook een motie van mij aan om in 2020 minstens de helft uit echt duurzame alternatieven te halen. De Commissie doet nu een aardige stap in die richting, maar wij hebben nog wel wat vragen over de uitwerking, hoewel wij blij zijn dat de Commissie zo'n stap zet.

Wij zien drie grote blinde vlekken. Ik zal daar kort op ingaan. De eerste blinde vlek is dat biobrandstoffen wel op duurzaamheid worden gewogen, maar biomassa niet. Lopen wij daarmee niet het risico dat wat niet meer in de tank mag, straks wel onder de SDE-plusregeling gesubsidieerd in de kolencentrale eindigt? De tweede blinde vlek is dat biobrandstoffen wel op CO2 worden gewogen, maar gewone brandstoffen niet. Wij hebben al vaker de discussie gehad over onder andere teerzandolie. Lopen wij daarmee niet het risico dat wij sturen op het middel in plaats van een doel en dat wij heel veel tijd en moeite steken in 10% van de brandstoffen, terwijl wij veel te weinig tijd, energie en aandacht besteden aan de overige 90%? De derde blinde vlek is misschien wel de belangrijkste. Het is onduidelijk hoeveel potentieel er eigenlijk is voor duurzame biomassa, juist omdat wij hiermee niet als enige aan de gang gaan. Alle landen in Europa zijn bezig met deze goedkoopste vorm van vergroening van de energiemix. Lopen wij daarmee niet het risico dat wij wedden op het juiste paard voor 2020, maar dat wij voor 2050 – of eerder, voor 2030 of 2040 – weer iets heel anders van stal moeten halen? Dat komt niet ten goede aan de investeringszekerheid waar ondernemers terecht naar vragen.

Gelet op deze blinde vlekken noem ik een aantal aandachtspunten bij de twee belangrijkste voorstellen. Allereerst noem ik het plafond van 5% voor de eerste generatie. Dat lijkt een beetje op trekken aan de handrem in een optrekkende auto. Het levert een snelle draai op, maar heel elegant kun je het niet noemen. Wij kunnen dit wel steunen, maar er moeten voldoende waarborgen komen. Die hebben met name te maken met het weglekken van duurzame biomassa naar bijvoorbeeld de SDE-plusregeling. Kan de staatssecretaris mijn aangehouden motie om alleen duurzame biomassa via de SDE-plusregeling te steunen en certificering van vaste biomassa te bepleiten, alsnog omarmen? Zij zou hierover in overleg gaan met haar collega. Welke waarborgen stelt de staatssecretaris als voorwaarde? Hoe staat zij tegenover een afbouw van die 5% in de loop van de tijd?

Dan de dubbele en viervoudige telling van biobrandstoffen van de tweede en derde generatie. De bestaande dubbeltelling is niet EU-breed geïmplementeerd en de evaluatie daarvan is er nog niet. Bovendien dekt dit lijstje nog niet alle duurzame initiatieven. Wij maken ons zorgen dat brandstoffen als frituurvet twee tot vier keer zo zwaar gaan meetellen zonder dat dit uiteindelijk goed gekoppeld is aan de daadwerkelijk vermeden CO2-uitstoot, direct en indirect. Uiteindelijk geldt «from well to wheel», van bron naar beweging. Dat moet uiteindelijk de basis vormen voor het onderscheid. Is het niet beter om met de wijzigingen van de tellingen te wachten totdat de gewichten onder andere via een goede ILUC-factor kunnen worden gekoppeld aan een gedegen onderbouwing? Als wij dit niet doen, komen wij straks misschien opnieuw tot de conclusie dat wij het niet bij het goede eind hadden en moeten wij ondernemers opnieuw vragen om hun plannen bij te stellen.

Wij zijn benieuwd naar de koers van het kabinet. Zowel waarborgen bij het plafond voor brandstoffen van de eerste generatie als een volledig verhaal voor de dubbeltelling van de alternatieven zijn volgens D66 nodig. Hoewel dat ook onbevredigend is, schaven wij liever een jaartje langer bij om iets te hebben waar wij allemaal achter kunnen staan, dan dat wij een en ander snel wijzigen en over vijf jaar weer aan de handrem moeten trekken. Deelt de staatssecretaris deze opstelling? En hoe wil zij de klimaatgevolgen van de andere 90% aan brandstoffen beperken? Welke rol ziet zij voor groen gas, elektrisch en waterstof? Hoe gaat zij proberen om biobrandstoffen zo veel mogelijk ten goede te laten komen van die modaliteiten waarvoor weinig alternatieven voorhanden zijn?

De voorzitter: En tot slot?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Tot slot de motie-Leegte c.s. Wij moeten eerst zorgen dat het duurzaam kan en het dan pas doen. Dat heeft mijn fractie bij die motie ook altijd als voorwaarde gesteld. Daarvoor hebben wij nog nadere uitwerking nodig, onder andere in Europees verband. Ik wil wel optimistisch afsluiten. Ik vind het heel goed dat wij deze discussie met elkaar voeren. Er zijn nog heel veel vragen, maar ook ondernemers hebben er belang bij dat wij ervoor zorgen dat er een helder, eenduidig en stabiel kader komt voor de komende jaren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Allereerst merk ik op dat het debat waar ik vanavond naartoe moet, is uitgesteld tot 21.15 uur. Dat biedt dus iets meer ruimte.

Nieuwe wetenschappelijke inzichten kunnen leiden tot een aanpassing van het beleid. De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat biobrandstoffen soms niet leiden tot minder CO2-uitstoot en kunnen concurreren met voedsel, zo blijkt uit studies van onder andere de Europese Commissie. Omdat de markt nog niet alles oplost, blijft flankerend beleid vanuit de overheid nodig. De teelt van biobrandstof heeft gevolgen voor de prijs van voedsel, maar hoe groot die invloed is, is ons nog niet helemaal duidelijk. De Wereldbank denkt dat deze invloed beperkt is, maar andere onderzoeksinstituten denken daar weer anders over, getuige onder anderen de VN-rapporteur die net werd aangehaald. Daarom vragen wij de staatssecretaris om een korte notitie over dit onderwerp te laten opstellen, bijvoorbeeld door LEI Wageningen UR of wetenschappers van de Universiteit Utrecht. Graag horen wij of zij daartoe bereid is. Voor het CDA is dit een ontzettend belangrijk punt, want wij willen eigenlijk niet op ons geweten hebben dat het gebruik van biobrandstoffen in Nederland leidt tot honger op andere plaatsen in de wereld. Daarom hechten wij hier veel waarde aan.

In het Commissievoorstel staat duidelijk dat de emissies van broeikasgassen als gevolg van indirecte veranderingen in het landgebruik – ILUC, wordt het zo mooi genoemd – door het gebruik van biomassa in sommige gevallen de emissiereducties van biobrandstoffen tenietdoen. Wij kennen de directe en de indirecte uitstoot van CO2. Daaraan werd eerder gerefereerd. Als je alles meeneemt, kan het zijn dat bij het gebruik van biobrandstoffen meer wordt uitgestoten dan bij het gebruik van fossiele brandstoffen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Daarom stelt de Europese Commissie voor om een limiet van 5% biobrandstoffen uit voedselgewassen in te voeren. Lidstaten moeten ook rapporteren over de ILUC-factoren van gebruikte brandstoffen. De staatssecretaris schrijft dat Nederland zich in Europa zal blijven inzetten om op termijn gedifferentieerde, gewasspecifieke ILUC-factoren in de Richtlijn hernieuwbare energie en de Richtlijn brandstofkwaliteit op te nemen. Het CDA steunt de staatssecretaris in deze inspanning. Rapportage is niet voldoende, want dat zou kunnen betekenen dat biobrandstoffen die niet bijdragen aan de CO2-reductie, nog steeds worden ingezet. Kan de staatssecretaris ook concreter aangeven wat zij precies in Europees verband gaat bepleiten? En wat betekent «op termijn»? Op dit moment hebben wij te maken met twee richtlijnen. De ene stimuleert duurzame biobrandstoffen en de andere CO2-reductie. Beide richtlijnen stimuleren het bijmengen van biobrandstoffen, maar de doelstellingen en de groeipaden verschillen en doorkruisen elkaar zelfs. Kan de staatssecretaris bij haar Europese collega's pleiten voor harmonisatie van beide richtlijnen? Wat ons betreft moet één doelstelling leidend zijn, namelijk de CO2-reductie, inclusief de ILUC-factoren. Dat is ook wat de commissie-Corbey in haar brief bepleit. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij hier ook voor gaat pleiten in Europees verband?

De motie-Leegte c.s. pleitte voor een versnelde ophoging van het aandeel biobrandstoffen onder voorwaarde dat versnelling van het groeipad volledig wordt ingevuld met biobrandstoffen van de tweede generatie. Het CDA heeft destijds onder deze voorwaarden voor de motie gestemd. De vorige staatssecretaris schrijft dat het volgens de landsadvocaat niet mogelijk is om een subdoelstelling voor biobrandstoffen van de tweede generatie op te nemen. Daarmee kan dus niet worden voldaan aan de voorwaarden die in de motie zijn geformuleerd. Daarom hebben wij moeite met een versnelling van het groeipad, tenzij er mogelijkheden zijn voor een subdoelstelling. Kan de staatssecretaris nog eens goed naar de mogelijkheden kijken, nu ook de Commissie zelf met een subdoelstelling komt? Het CDA is namelijk voor een impuls aan deze biobrandstoffen van de tweede en derde generatie. Kan de staatssecretaris, in de wetenschap dat de Europese Commissie met wijzigingen komt, alvast op de wetgeving anticiperen zodat wij in Nederland een vliegende start kunnen maken?

De collega's van PvdA en D66 hebben gezegd dat het voor de investeringen van bedrijven in ons land erg belangrijk is dat er duidelijkheid is. Dat pleidooi ondersteun ik. Ook ketentransparantie is erg belangrijk, met name voor de OS-landen. Wij moeten goed met zaken omgaan. Wel willen wij voorkomen dat er heel veel regels en lastendruk bij komen. Dat lijkt ons een mooie uitdaging.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Als wij het hebben over biobrandstoffen of biomassa, komt onmiddellijk de term «duurzaamheid» om de hoek kijken. De SP vindt het volgende een heel goed werkbare definitie: als je terugkijkt op je leven, kun je dan zeggen dat je de wereldbol keurig hebt achtergelaten voor je kinderen en kleinkinderen? Dat moeten wij in het achterhoofd houden. Ik heb een voorstel omtrent het debat over biobrandstoffen. Zouden wij het eigenlijk niet eerst moeten hebben over de vraag wat wij met biomassa doen, voordat wij het hebben over biobrandstoffen? Moeten wij geen cascadering van biomassa maken? De SP heeft een bioladder opgesteld en die wil ik de staatssecretaris voorleggen. Wij hebben biomassa; wat gaan wij daarmee doen? Het eerste doel is voedsel voor de mensen. Het tweede doel is voedsel voor dieren. Ten derde kunnen wij biomassa terugbrengen in de voedselkringloop, bijvoorbeeld via bemesting. Een vierde toepassing zou de biobased industriële toepassing zijn. Als laatste zou brandstof aan de orde zijn, wat ons bij het punt biobrandstoffen brengt. Als je biomassa op deze manier bekijkt, kom je tot heel andere oplossingen dan de oplossingen die volgen uit de manier waarop het debat zich nu ontwikkeld heeft. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris op deze bioladder van de SP.

De staatssecretaris is ongetwijfeld bekend met het rapport van SOMO. Middels een WOB-procedure heeft SOMO de lobby met betrekking tot biobrandstoffen in kaart gebracht. Opvallend is dat er buitengewoon veel grote belangen zijn, van de Rotterdamse haven en het bestuur van Rotterdam tot het ministerie. Ik zou graag een reactie van de staatssecretaris op het rapport krijgen. Misschien kan zij die niet nu geven, maar dit is wel heel wezenlijk. Uit het rapport blijkt de enorme verwevenheid en het risico van belangenverstrengeling. De integriteit van politici, bestuurders en ambtenaren is de afgelopen dagen veel in discussie geweest. Dit is sowieso een cruciaal punt. De SP beschuldigt op voorhand niemand, dat moge duidelijk zijn, maar het rapport is wel heel intrigerend. Vindt de staatssecretaris niet dat er een schijn van belangenverstrengeling is? Kunnen ambtenaren voldoende onafhankelijk hun werk doen? Uiteindelijk moeten zij natuurlijk het algemeen belang dienen en niet een deelbelang van een sector. Het gaat om heel veel geld. Ik begrijp dat er een biobrandstoffabriek van Neste Oil is neergezet die 1% van de wereldproductie voor haar rekening neemt en wil uitbreiden. Het gaat hierbij dus om heel grote belangen. Graag krijg ik hierop een reactie. Ook hoor ik graag van de staatssecretaris hoe zij aankijkt tegen de suggestie in het rapport om een publiek lobbyistenregister te maken, zodat volstrekt duidelijk is hoe lobby-Nederland in elkaar zit. De SP is hier groot voorstander van. Er zou ook een protocol bij moeten komen, een standpunt van het kabinet over de manier waarop wij met lobbyisten omgaan.

Tot slot zeg ik nog iets over het concrete voorstel over bijmenging, dus over de motie-Leegte c.s. en dergelijke. Gezien de laatste ontwikkelingen is de SP zeer terughoudend, met name in toepassing van biobrandstoffen van de eerste generatie. Het lijkt ons niet gewenst dat die toepassing wordt uitgebreid. Het gebruik zou eigenlijk moeten worden teruggebracht naar 0%. Ik begrijp dat de norm nu 3% is en dat die naar 5% gaat. Ik hoor graag hoe de staatssecretaris dit ziet, want deze ontwikkeling lijkt ons erg ongewenst.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik ben benieuwd hoe de SP tegen de lobbyisten aankijkt. Ik heb mij als nieuw Kamerlid ook verbaasd over de hoeveelheid mensen die «public affairs» achter hun naam hebben staan op hun visitekaartje. Ik heb in het kader van dit debat onder andere Unilever op bezoek gehad. Ze pleiten fel tegen het gebruik van biobrandstoffen, omdat daardoor de prijs van palmolie omhooggaat; dat werkt weer door in de kosten voor ijsjes en Palmolive. Ze zijn natuurlijk bang dat ze dadelijk meer moeten gaan betalen. Dat vind ik wel een beetje hypocriet, want als ik hun vraag hoe de keten bij hen in elkaar zit en hoe het met de transparantie zit, weten ze daar ook niet goed raad mee, terwijl het wel om heel grote getallen gaat.

De voorzitter: Brengt dit u allemaal tot een vraag?

De heer Jan Vos (PvdA): Ja, zeker. Ik wil even illustreren hoe het gaat. Ik heb ook lobbyisten van ExxonMobil op bezoek gehad. Die mensen kwamen doodleuk voor verplichting van de ILUC-factor pleiten; ik wist niet eens dat zij wisten wat dit is. Dit zijn dus rare gevallen, maar het is toch onze taak als Kamerlid om daarin een afweging te maken? Ik vind het erg bureaucratisch om hiervoor een register op te zetten. Kan de SP-fractie niet zelf de afweging maken wie zij wel en niet ontvangt? Ik acht de heer Van Gerven daartoe zeer wel in staat.

De heer Van Gerven (SP): Heeft de heer Vos dit rapport van SOMO gelezen?

De heer Jan Vos (PvdA): Ik heb er kennis van genomen.

De heer Van Gerven (SP): Ik stel voor dat u het rapport eerst goed leest en dat wij daarna de discussie voortzetten. Het gaat erom dat volstrekt transparant moet zijn wie lobbyist is en dat wordt afgesproken hoe publieke figuren, dus politici en ambtenaren, daarmee moeten omgaan. Wij weten dat een aantal mensen via public affairs of anderszins in de Kamer komen. Daarover moet transparantie bestaan. Er moet ook een bepaald protocol zijn. Dat is erg belangrijk voor het morele gehalte en het draagvlak van het openbaar bestuur.

De voorzitter: Uw punt is duidelijk; dank u.

De staatssecretaris wil graag wat tijd om te overleggen.

De vergadering wordt van 18.33 uur tot 18.46 uur geschorst.

De voorzitter: Wij gaan verder. Misschien kan de staatssecretaris nog aangeven hoe zij haar beantwoording wil indelen. Laten wij twee korte interrupties per persoon afspreken, steeds aan het eind van een blokje.

Staatssecretaris Mansveld: Voorzitter. Ik ga in op de hoofdlijn van de biobrandstoffen en de motie-Leegte c.s.; er waren wat vragen die elkaar overlapten. Verder zal ik ingaan op de ILUC-factoren, op de sociale aspecten en de continuïteit op lange termijn, op de vaste biomassa voor energie, op het onderzoek van SOMO en op de overige vragen.

Ik wil eerst iets algemeens zeggen over dit dossier. Het is een redelijk technisch dossier, maar ook een zeer bevlogen dossier. Er is het afgelopen jaar heel veel uitgewisseld. Tijdens mijn vorige baan heb ik ook een klein beetje te maken gehad met biomassa, duurzaamheid en biobrandstoffen. Ook daar zag ik dit enorme enthousiasme. Ik wil de Kamer niet teleurstellen: ik deel dat enthousiasme. Als wij alle doelstellingen die wij voor 2050 voor ogen hebben, willen gaan halen, dan zullen wij echt aan de bak moeten de komende jaren. Tegelijkertijd is het echter nog maar 2012. Op weg naar de doelstellingen voor 2050 zitten wij in een fase waarin wij nog zoekende zijn naar een heleboel mogelijkheden, bijvoorbeeld bijmenging van biobrandstof, elektrisch rijden, groen gas en waterstof. Wij willen de diverse mogelijkheden maximaliseren. Ook de toepassing van bijmenging van biobrandstof moeten wij maximaliseren. Ik ben heel nieuwsgierig welke initiatieven, ontdekkingen en innovaties de komende tien jaar zullen plaatsvinden, op weg naar een CO2-voetafdruk van nul. Daarmee geef ik al aan in welke fase wij zitten. Ik ben heel blij dat de stap op het gebied van biobrandstoffen met de EU wordt gemaakt. Duurzame energie heeft namelijk de toekomst, daarover is geen discussie. Het is echter wel heel spannend hoe wij daar gaan komen, zeker in deze fase van de ontwikkelingen.

Ik ben blij dat het kabinet heel ambitieus is en voor 16% hernieuwbare energie in 2020 wil gaan. Biobrandstoffen zullen hieraan een substantiële bijdrage moeten leveren. Mijn ambitie zal zijn om prioriteit te geven aan het gebruik van de meest duurzame biobrandstoffen die niet ten koste gaan van voedselproductie in ontwikkelingslanden. Wel wil ik respect hebben voor de investeringen die bedrijven al hebben gedaan. Het is voor het bedrijfsleven heel belangrijk dat de overheid een consistent beleid voert. Dat wil niet zeggen dat wij het beleid nooit aanpassen, want er is een lange weg te gaan naar de doelstellingen voor 2050, maar het beleid moet wel transparant en duidelijk zijn, zodat het bedrijfsleven kan meeschakelen, innoveren en investeren.

Uit de motie-Leegte c.s. en de steun die de Kamer daaraan geeft, blijkt dat er op dit gebied een enorme ambitie is. De motie vraagt om versnelling van de bijmengverplichting: 10% in 2016 in plaats van 10% in 2020. Deze versnelling mag alleen worden ingevuld via de tweede generatie biobrandstoffen. Ik heb in de correspondentie gezien dat over de juridische aspecten al informatie is uitgewisseld met de Kamer. Zoals bekend, leidde letterlijke uitvoering van de motie tot juridische risico's. Met het voorstel uit Europa kunnen wij door een andere route te bewandelen toch hetzelfde doel bereiken. Volgens het voorstel mag van de 10% bijmenging slechts 5% uit de conventionele biobrandstoffen komen; ik word inmiddels getraind om niet meer te spreken over eerste, tweede en derde generatie, maar over conventioneel en geavanceerd. Er mag dus maar 5% uit biobrandstoffen van de eerste generatie bestaan. Hierdoor wordt het bijmengen van de tweede generatie gestimuleerd en kunnen wij het proces versnellen. Dat is de essentie van de motie. De weg via Europa duurt in het begin misschien wat langer, maar gaat wel sneller. Daarmee zouden wij in 2017 op 10% zitten. Ik vraag de Kamer om die weg ook op deze manier te bewandelen, in de geest van de motie en de stap die nu in Europa wordt gezet.

Mevrouw Dik-Faber heeft gezegd dat zij graag zou zien dat Nederland inzet op maximaal 3% conventionele biobrandstoffen. De heer Van Gerven noemde ook de 3%. Ik denk dat wordt bedoeld dat de werkelijkheid nu 3% is. De regel vraagt 5%. Hopelijk is dat een verduidelijking van de percentages. Mijn voorstel is om in dezen de Europese lijn te blijven volgen.

De heer Vos heeft gevraagd wat het voorstel betekent voor groei van biobrandstoffen van de eerste generatie. In 2011 was 3% conventioneel, in 2020 wordt het 5%. Alle vloeibare biobrandstoffen moeten duurzaam zijn en we moeten recht doen aan de investeringen.

De heer Remco Dijkstra (VVD): Ik heb hier voor mij een recente brief met daarin een tabel. De staatssecretaris zei dat we in 2017 op 10% zitten, maar ik ben in de veronderstelling dat dit in 2020 is, zoals in deze tabel.

Staatssecretaris Mansveld: Dat is wat ik net aangaf. De Kamer zou het liefst morgen willen, maar als wij Europa volgen, beginnen wij iets langzamer en stijgen wij daarna sneller, waarmee wij in 2017 de 10% zouden bereiken en niet in 2016, zoals de motie-Leegte c.s. mij vroeg. Ik vraag de Kamer de coulance om mij in dezen de geest van de motie te laten volgen.

De heer Van Gerven (SP): Ik heb een vraag over de norm. De staatssecretaris gaat dus akkoord met een groei van de eerste generatie van 3% naar 5%. Of heb ik dat mis? Onderschrijft de staatssecretaris de stelling dat het eigenlijk 0% zou moeten zijn?

Staatssecretaris Mansveld: De werkelijke bijmenging van conventionele biogewassen is nu 3%. De 5% is de norm die wij hanteren. Ik zeg niet dat het percentage moet groeien, maar het wordt wel gemaximeerd op 5%. Het gaat dus over de norm die wij stellen en over de werkelijkheid. De heer Van Gerven noemt het groei, maar ik noem het de bandbreedte die er is. Zoals ik al heb gezegd, zou het gebruik van de meest duurzame brandstoffen niet ten koste moeten gaan van de voedselproductie in ontwikkelingslanden. Heb ik de vraag daarmee voldoende beantwoord?

De heer Van Gerven (SP): Met het laatste antwoord zegt de staatssecretaris dat 0% het beste zou zijn. De daadwerkelijke bijmenging is nu 3% en er is ruimte om te groeien naar 5%. Dat vindt de SP onwenselijk. Bovendien is dat niet in de geest van de motie-Leegte c.s. Als de staatssecretaris dit zo interpreteert, voert zij de motie ook niet uit. In de motie wordt namelijk gesteld dat alleen de tweede en derde generatie mogen groeien en de eerste niet.

Staatssecretaris Mansveld: Ik heb in mijn algemene inleiding ook gezegd dat wij op weg moeten naar 2050. Wij moeten uitkomen op CO2-neutraal werken. Uiteindelijk willen wij dat er een techniek komt die ervoor zorgt dat wij geen voedsel of fossiele brandstoffen meer hoeven te gebruiken. Wij kijken naar elektriciteit, duurzaam groen gas, waterstof en allerlei vormen. Er wordt momenteel geïnnoveerd. Dat bedoelde ik net. Wij zitten in een ontwikkelingsfase waarin heel veel zaken nog onderzocht worden. Wij kijken wat wij snel en goed kunnen doorontwikkelen. Bijmenging van biobrandstof is een manier om ervoor te zorgen dat wij steeds minder fossiele brandstoffen gaan gebruiken. In dat kader en in het kader van onze doelen voor 2050 zijn wij nu op weg. Wat mij betreft kan het niet snel genoeg gaan, maar we zullen toch kaders nodig hebben om samen een progressie door te maken.

De heer De Graaf (PVV): Ik weet niet of de staatssecretaris er nog op komt, maar ik heb in eerste termijn de motie-Van Vliet genoemd. Die is Kamerbreed, unaniem aangenomen en moet leiden tot bescherming van oerbossen tegen teelt voor dit soort zaken. Als ik de staatssecretaris zo beluister, blijven wij toch gewoon oerbossen opofferen aan dit beleid.

Staatssecretaris Mansveld: Ik kom zo bij de ILUC-factoren. Ik kom zo nog terug op de motie.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik kom even terug op de vraag of wij de mogelijkheid bieden om te groeien naar 5% van de eerste generatie. In het voorstel is 5% het absolute maximum waarop je in Europees verband mag uitkomen, maar de intentie van de Europese Commissie is duidelijk: laten wij de verdere groei van de eerste generatie stoppen. Het huidige niveau in Nederland zit rond de 3%. In de geest van de richtlijn is het logisch om te zeggen: wij zitten onder de 5% en hoeven niet verder te schrappen, maar het is ook niet de bedoeling dat wij ons quotum opvullen tot 5%. Is dat ook de lijn van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Mansveld: Ja, die intentie is er absoluut.

Voorzitter. Er zijn enkele dingen gezegd over de ILUC-factoren. Ik heb mezelf vijf weken geleden eigenlijk beloofd dat ik niet in afkortingen zou gaan denken, maar in de praktijk denken we toch in afkortingen. Ik gebruik dus toch de benaming «ILUC» maar. Bij de verdere uitwerking van het voorstel zal Nederland zich blijven inzetten voor gewasspecifieke ILUC-factoren. Een belangrijk voordeel hiervan is dat het gebruik van deze factoren een beter beeld zal geven van directe en indirecte broeikasgasemissies van biobrandstoffen. Op dit moment is er nog onvoldoende informatie beschikbaar om gewasspecifieke factoren in te kunnen voeren. Ik zal nadrukkelijk bij de Europese Commissie aandringen op een openbaar en transparant onderzoek naar de kwantificering van ILUC. Dat is heel belangrijk. Woorden als openbaar, transparant en traceerbaar zouden de kern moeten zijn, ook op het gebied van duurzaamheid. Ik zal er verder op inzetten dat de monitoringsdata over de ontwikkelingen in het mondiaal landgebruik en agrarische productie worden benut bij de evaluatie van het ILUC-gebruik. Dat betekent dat ik ook in Europees verband zal pleiten voor synchronisatie van beide richtlijnen, zeg ik tegen mevrouw Mulder.

Door het voorstel van de Europese Commissie zal de vraag naar de geavanceerde biobrandstoffen toenemen. Ik vind het van groot belang dat er een gelijk speelveld blijft bestaan voor het stimuleren van geavanceerde biobrandstoffen. Hiervoor zijn drie zaken van belang. Ten eerste moeten wij heel duidelijke afspraken maken over de randvoorwaarden voor twee- en viervoudig meetellen van bepaalde biobrandstoffen. Ten tweede moet er een Europees sluitend systeem komen waarmee betrouwbaar de herkomst van de twee- en viervoudig meetellende biobrandstoffen kan worden aangetoond en fraude kan worden voorkomen. Ten derde moeten wij helderheid hebben over de beschikbaarheid van voldoende geavanceerde biobrandstoffen en de betekenis hiervan voor de prijs van geavanceerde biobrandstoffen. Uiteraard is het belangrijk dat het bedrijfsleven en de ngo's hierbij betrokken worden. Met hen wil ik kijken op welke manieren de innovatie en productie van geavanceerde biobrandstoffen kunnen worden gestimuleerd. Daarmee kom ik weer terug op mijn inleiding: wij hebben het bedrijfsleven gewoon nodig voor het doorontwikkelen en innoveren.

Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd wat de invloed van biobrandstoffen op de voedselprijzen is. De zorgen over mogelijke effecten van biobrandstoffenbeleid op voedselmarkten en -prijzen worden niet alleen door mij, maar door heel Europa heel serieus genomen. De beschikbaarheid en prijs van voedsel worden door verschillende factoren bepaald, zoals extreem weer, groeiende wereldbevolking en toenemende welvaart. Dit heeft veel componenten. De productie van biobrandstoffen levert hieraan een beperkte bijdrage. Binnenkort komt er een rapportage over de gevolgen van het Europese biobrandstoffenbeleid voor de sociale duurzaamheid. De beschikbaarheid en prijzen van voedsel zullen hierin een rol spelen.

Mevrouw Mulder heeft gevraagd of ik wil inzetten op stroomlijning van de Richtlijn hernieuwbare energie en de Richtlijn brandstofkwaliteit en of ik daarbij wil sturen op CO2. Ik zou graag willen dat wij na 2020 gaan sturen op CO2. Daarvoor moeten eerst de ILUC-factoren geregeld worden.

Mevrouw Ouwehand heeft mij voorgesteld om te spreken met de speciaal rapporteur voor het recht op voedsel. Ik ben het met haar eens dat de sociale criteria onderbelicht zijn. Ik ben benieuwd naar de EU-rapportage over sociale duurzaamheid. Input van mensen zoals de VN-rapporteur, die naar ik begreep Olivier De Schutter heet, is wat mij betreft zeer waardevol. Ik zal deze suggestie ook voorleggen aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wilde de staatssecretaris inderdaad gaan vragen of zij bereid is om in gesprek te treden met Olivier De Schutter. Ik ben erg blij dat zij deze suggestie overneemt.

Staatssecretaris Mansveld: Ik wil daar nog wel wat over zeggen. Als je tankt, denk je niet na over de hoeveelheid bijgemengde biobrandstof. U en ik doen dat misschien inmiddels, maar heel veel mensen niet. Eigenlijk moet je tot op mondiaal niveau in gesprek gaan om ervoor te zorgen dat het bewustzijn op die plek ontstaat.

Voorzitter. Ik ga nu in op de sociale aspecten en de continuïteit voor de lange termijn. De doelen in 2020 voor de inzet van hernieuwbare energie en reductie van CO2-uitstoot voor alle verkeersbrandstoffen zijn helder. Twee onderwerpen hebben de komende periode extra aandacht nodig: het indirect landgebruik, ILUC, en de sociale aspecten. Ik ben blij dat die terugkomen in het ILUC-voorstel. Bij de nadere uitwerking zal ik mij voor deze punten blijven inzetten. Over de gevolgen van het Europese biobrandstoffenbeleid voor de sociale aspecten wordt binnenkort een rapport verwacht van de commissie-Corbey, die hierover een advies zal uitbrengen. Ik zal de Kamer nader informeren over de uitkomsten van dat rapport en de invloed die deze hebben op mijn ambities. Na 2020 willen wij alleen nog sturen op de CO2-uitstoot, zoals ik al zei. Daarvoor zet ik mij ook in Europees verband in, want dat is conform eerder advies van de commissie-Corbey. Dit betekent dat wij ook inzetten op goede CO2-criteria voor fossiele brandstoffen. Mevrouw Van Veldhoven heeft namelijk een heel goed punt. Men heeft de neiging om zich geheel op de 10% te storten en alles daarop in te zetten, terwijl de 90% het probleem vormen dat wij moeten oplossen. Wij vergeten altijd dat wij het ook over die andere 90% moeten hebben.

Mevrouw Dik heeft gevraagd of sociale aspecten van biobrandstoffen moeten worden meegenomen in toekomstige onderhandelingen en richtlijnen. Ik heb net al gezegd dat ik het belangrijk vind dat ze worden meegenomen. Ze zijn onderbelicht in de betreffende Europese richtlijnen en ik ben heel benieuwd waarmee mevrouw Corbey gaat komen.

De heer Vos heeft gevraagd wanneer wij de EU-rapportage over sociale criteria verwachten. Wij verwachten die begin volgend jaar.

De heer Vos heeft ook gevraagd naar de uitfasering biobrandstoffen van de eerste generatie in 2020. Wat mij betreft gaan we eerst 10% duurzaam invullen voor 2020. Wij zetten nu een volgende stap door aan de bestaande duurzaamheidseisen een plafond van 5% te koppelen. Nogmaals, ik zou heel graag willen dat wij na 2020 gaan sturen op CO2.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik ben een beetje in verwarring. De staatssecretaris heeft het nu weer over een plafond van 5%, terwijl zij net de intentie uitsprak om aan de 3% te blijven voldoen, toen mijn collega van D66 daarnaar vroeg.

Staatssecretaris Mansveld: Het plafond, de norm is 5%. De werkelijkheid is op dit moment 3%. Ik hoop voor het bedrijfsleven en de partijen dat het lukt om de 3% te houden en ga daar ook van uit, maar in de normering wil ik Europa volgen.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik ga het nog eens rustig nalezen, maar volgens mij zegt de staatssecretaris nu iets anders dan in antwoord op mijn collega van D66.

Staatssecretaris Mansveld: De 5% is het gemiddelde in Europa, maar het is niet de doelstelling voor Nederland. Het percentage hoort bij de norm die wij gaan hanteren, maar de werkelijkheid is 3%.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik weet dat de huidige werkelijkheid 3% is. Als ons percentage om allerlei redenen afwijkt van het Europese gemiddelde van 5%, bijvoorbeeld omdat andere landen weer hogere percentages hebben, kan ik mij daar iets bij voorstellen. Bedoelt de staatssecretaris dat? Tot nu toe begrijp ik echter dat de staatssecretaris inzet op een maximum van 5% voor Nederland.

Staatssecretaris Mansveld: Wij hebben nu 3%. Het huidige beleid is 5,8%. De motie-Leegte c.s. en de ILUC vragen 5%. Dat zijn de cijfers. Ik had de indruk dat de werkelijkheid ook gelijk als de norm werd gezien, maar dat is niet zo. De Europese norm wordt 5% en de norm in ons huidige beleid is 5,8%. Wij gaan dus terug naar een norm van 5%.

De heer Jan Vos (PvdA): Het is mij volkomen helder.

De voorzitter: Dat is dan opgelost. Ik zie mevrouw Van Veldhoven echter nog wat vragend kijken. Ik weet niet of het haar helemaal helder is.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het kan inderdaad maar beter voor iedereen helder zijn. De vraag onder deze discussie is of wij in Nederland de komende jaren nog extra conventionele biobrandstoffen gaan produceren, bovenop wat wij nu al doen. Daar zou mijn fractie niet voor zijn. Is de staatssecretaris het met mij eens? Zo ja, dan zullen wij de facto op een norm van 3% zitten in Nederland. Klopt dat?

Staatssecretaris Mansveld: De ruimte bestaat om dat te doen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): De volgende vraag is dan of wij dat willen. Dat is precies de vraag die wij hier met elkaar bespreken.

Staatssecretaris Mansveld: Het huidige beleid is 5,8% in 2020. Wij gaan terug naar een beleid van 5% in 2017. De werkelijkheid op dit moment is 3%. Ik ben van mening dat het bedrijfsleven met de koers die nu uitgezet wordt, een heldere en consistente lijn krijgt. Naar een hoger percentage gaan heeft geen zin, want uiteindelijk zal de norm naar beneden gaan.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dan concludeer ik dat de huidige productie van conventionele biobrandstoffen in Nederland toch nog bijna mag verdubbelen van de staatssecretaris. Dat is misschien wat ruim gerekend, maar die mag toch nog flink stijgen, met twee derde: van 3% naar 5%.

Staatssecretaris Mansveld: Dat zou kunnen. Zoals ik al zei, verwacht ik dat niet, maar ik wil onze normering van 5,8% in 2020 graag bijstellen en koppelen aan de Europese norm van 5%. Daarbij wil ik nadrukkelijk de boodschap afgeven dat de productie in Nederland wat mij betreft niet gaat groeien, maar de norm is dan inderdaad 5%.

Voorzitter. Mevrouw Van Veldhoven heeft terecht gevraagd of ik invulling ga geven aan de motie-Van Veldhoven over biomassabijstook, SDE-plus en het garanderen van duurzaamheid. Ik kan mij die vraag goed voorstellen, want het is haar motie. De duurzame inzet van biomassa voor energie dient te worden gegarandeerd, zoals in het regeerakkoord staat. Daarvoor worden verschillende wegen bewandeld. Wij zetten in op wettelijke, Europees geharmoniseerde duurzaamheidseisen. De Europese Commissie komt begin volgend jaar met een voorstel, zoals ik al heb gezegd. Er is een green deal Duurzame vaste biomassa voor energie. Die is afgesloten met onder andere EnergieNed, Platform Bio-Energie en afvalbedrijven en dient om de duurzaamheid van biomassa te bevorderen. De Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa brengt aanvullend advies uit over de duurzame biomassa voor energie in het licht van die green deal, de Europese ontwikkeling en de in ontwikkeling zijnde instrumenten in Nederland. Minister Kamp van Economische Zaken komt in het voorjaar met een brief over de invulling van het beleid en de instrumenten voor meestook van biomassa in kolencentrales. Met hem ga ik ook het gesprek over de duurzaamheid aan. Dit is een lastig punt, want bijstook is één, maar duurzaamheid is twee. In eerdere functies heb ik mij beziggehouden met de vraag hoe je duurzaamheid kunt certificeren, hoe je duidelijk kunt maken wat erin gaat. Dat betekent traceren, certificeren en zo transparant mogelijk maken. Dankzij dit soort informatie weet ik inmiddels dat er snelgroeiende bossen in Georgia bestaan, maar je merkt wel dat mensen weten wat erin gaat, als er moet worden bijgestookt. Dat vind ik heel terecht.

Mevrouw Dik-Faber sprak over de motie die de ChristenUnie-fractie heeft ingediend tegen de bij- en meestooksubsidie voor biomassa in steenkolencentrales. Zij vroeg ook aandacht voor duurzaamheid. Minister Kamp heeft de Kamer vorige week geïnformeerd over de SDE-plusregeling in 2013. Om de ambitie van 16% duurzame energie in 2020 te halen, moet fors worden geïnvesteerd. Daarnaast wordt onderzocht of in aanvulling op het beleid een leveranciersverplichting en/of een bijmengingsverplichting effectief is bij biomassabijstook in kolencentrales. De Kamer wordt hierover in het voorjaar door minister Kamp geïnformeerd. Duurzaamheid voor vaste biomassa is van belang. In mijn brief van 5 december heb ik aangegeven hoe ik dat wil realiseren. Ik benadruk nogmaals dat voor mij echt heel belangrijk is dat het woord «duurzaam» ook betekent dat iets daadwerkelijk duurzaam is.

De heer Van Gerven heeft gevraagd wat ik van de ladder van de SP en de cascadering van biomassa vind. Ik vind het ten eerste heel intrigerend dat mensen zoiets als een ladder bedenken. Daar is dan over nagedacht, er zit een redenering achter, en dat vind ik interessant. De cascadering van biomassa is een belangrijk principe om biomassa zo hoogwaardig mogelijk in te zetten. Ik denk dat men wel op de hoogte is van de piramide. Die begint bij farmaceutische inzet en dergelijke en eindigt als wij alles uit de biomassa gehaald hebben; dan verstoken wij de resten. Op basis van deze principes wordt de biobased economy verder gestimuleerd. Overigens vroeg de heer De Graaf of daar geen Nederlands woord voor is; ik heb de afgelopen jaren geprobeerd om dat te vinden, maar inmiddels ben ik heel blij dat de term «biobased economy» redelijk verankerd is in ons eigen taalgebruik, want ik kan het niet in een paar woorden zeggen zonder dat ik er twee of drie zinnen aan moet wijden. Bij het verder stimuleren van de biobased economy worden ook de doelen voor hernieuwbare energie voor 2020 meegenomen.

Maar wat vind ik van de ladder? Mijnheer Van Gerven, ik weet nog niet wat ik van uw ladder vind.

De heer Van Gerven (SP): Dat vermoedde ik al en dat begrijp ik ook wel. De discussie over zo'n ladder zit op een wat hoger niveau dan de heel concrete discussie die we nu voeren. Ik vraag de staatssecretaris om hier eens over na te denken. We hebben bij het opstellen van onze ladder een beetje gekeken naar de ladder van Lansink. Dat is een heel handzaam instrument gebleken. Als je zo'n ladderredenering toepast, kom je op een heel andere uitkomst dan nu in dit debat, is mijn conclusie. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij nog eens over de ladder en de consequenties daarvan gaat nadenken? De toepassing hiervan heeft namelijk wel consequenties. Brandstof staat helemaal onderaan, als allerlaatste toepassing, want het gebruik van biomassa als brandstof is heel inefficiënt. Als je uitgaat van duurzaamheid en hergebruik, is verstoken erg onhandig. Is de staatssecretaris bereid om toe te zeggen dat zij hier nog eens over gaat nadenken?

Staatssecretaris Mansveld: Ik kan zeker toezeggen dat ik hier nog eens over ga nadenken, maar zoals de heer Van Gerven al zei, nodigt zo'n ladder uit tot een heel brede discussie op een hoger abstractieniveau. Ik weet niet of dit nu de plek is om dat te doen, maar ik wil hierover zeker van gedachten wisselen met de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP): Dank daarvoor. Overigens heb ik in het kader van de biobased economy ook nog nagedacht over groene chemicaliën. Het is maar een suggestie, en ik weet niet of die de lading helemaal dekt, maar naar mijn gevoel neigt het ernaar.

De voorzitter: Dank u. De staatssecretaris gaat verder met haar beantwoording. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris gaat nadenken.

Staatssecretaris Mansveld: Ik zou hier graag heel kort op ingaan. De chemische sector is ontzettend aan het vergroenen en weet zaken op zeer intrigerende wijze te koppelen. Tegelijkertijd kan het allemaal niet snel genoeg, natuurlijk.

Voorzitter. De heer Van Gerven heeft over het rapport van SOMO gesproken. Ik heb het even nagevraagd, want ik heb het nog niet gezien. Ik begrijp dat er ambtelijk delen gezien zijn, maar dat nog niemand het hele rapport heeft gezien. Daarom wil ik er op dit moment niet op ingaan, maar ik zal de Kamer met alle plezier een reactie doen toekomen. Ik wil het echter eerst bestuderen. Het is heel recent uitgekomen en ik vind het onprettig om half te reageren op iets wat ik niet ken, via mensen die een deel hebben gelezen. Ik hoop dat de heer Van Gerven daar begrip voor heeft.

De heer Van Gerven (SP): Als de staatssecretaris ook wil reageren op de suggesties die ik gedaan heb naar aanleiding van het rapport, vind ik dat uiteraard goed.

De voorzitter: Voor de duidelijkheid: betekent dit dat de staatssecretaris de Kamer hierover via een brief informeert? Mag ik het zo samenvatten?

Staatssecretaris Mansveld: Ja.

De heer De Graaf heeft gevraagd hoe wij het beleid van de EU rijmen met de motie-Van Vliet over de bescherming van bossen. Daar heb ik een heel kort antwoord op: de bescherming van oerbossen is een van de duurzaamheidseisen voor biobrandstoffen.

De heer De Graaf heeft ook gevraagd hoeveel subsidie er naar biobrandstoffen gaat. Volgens de EU-regelgeving moeten er in 2020 in het verkeer 10% biobrandstoffen worden gebruikt. Hier gaan geen extra subsidies naartoe vanuit het ministerie van I en M. De prijs wordt betaald aan de pomp. Ben ik bereid om subsidies te stoppen? Wij geven geen subsidies, dus ze hoeven ook niet te worden gestopt. Ben ik bereid om de doelstelling biobased economy uit het regeerakkoord te halen? Nee.

Mevrouw Mulder heeft gevraagd wat de invloed van biobrandstoffen is op de voedselprijzen. Ik heb hier eerder iets over gezegd. De zorg wordt heel serieus genomen. Als het goed is, komt er binnenkort een rapportage over de gevolgen van het Europese biobrandstoffenbeleid voor de sociale duurzaamheid. De beschikbaarheid en prijzen van voedsel zullen daarin een rol spelen. Ik hoop dat ik daarmee ook de vraag kan beantwoorden via de rapportage.

De voorzitter: Bent u klaar met dit blokje? Ik zie dat er een vraag is.

Staatssecretaris Mansveld: Ik ben bij het blokje overige vragen, dus ik ga hierna weer iets heel anders behandelen.

De voorzitter: Dan mag mevrouw Mulder u nu een vraag stellen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik dank de staatssecretaris voor deze toezegging. Mocht een en ander in het rapport over sociale duurzaamheid niet helemaal helder worden, dan kan ik mij voorstellen dat de staatssecretaris in ieder geval haar appreciatie van het rapport geeft. Kunnen wij die dus ook ontvangen en niet alleen het rapport?

Staatssecretaris Mansveld: Als je een rapport stuurt, vind ik het wel zo netjes om ook mee te delen wat je er inhoudelijk van vindt, tenzij er goede redenen van procedurele aard zijn om dat niet te doen. Anders gaat u dat alsnog vragen als u het ontvangen heeft, en terecht.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Dank u.

Staatssecretaris Mansveld: Mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd of wij ook inzetten op andere alternatieve energiebronnen voor vervoer. Ik heb in het begin al gezegd dat wij nu in een best wel ingewikkelde fase zitten. Wij willen heel veel en wij zitten voor mijn gevoel aan het begin van een enorme transitiefase op weg naar 2050, met waterstof, elektriciteit en groen gas in vervoer. Die strategie wil ik ook onderdeel laten zijn van de routekaart voor het klimaat.

De heer Vos heeft gevraagd welk percentage geavanceerde biobrandstoffen naar verwachting in 2020 in het verkeer kan worden gerealiseerd. In het nationaal actieplan voor hernieuwbare energie uit 2010 werden 3,5% geavanceerde biobrandstoffen en 0,8% elektriciteit verwacht. Door het nieuwe Europese ILUC-voorstel is er behoefte aan een extra hoeveelheid geavanceerde biobrandstoffen, 4,2% in plaats van 3,5%. Uit het nationale impactassessment, dat naar ik heb begrepen gewoon een effectanalyse is, moet blijken of er naar verwachting voldoende geavanceerde biobrandstoffen beschikbaar zijn. Ik verwacht de resultaten van dat onderzoek in 2013.

Mevrouw Mulder heeft gevraagd waarom wij willen sturen op het percentage hernieuwbare energie en wij de CO2-reductie slechts willen monitoren. Met de sturing op bijmenging van biobrandstoffen is ook de 6% CO2-reductie van brandstoffen binnen handbereik. Extra sturing op CO2 is dan overbodig, want die zorgt voor extra administratieve lasten. Daarom is het voornemen om het tussendoel van CO2-reductie in 2017 af te schaffen. In 2011 is namelijk al met de Kamer afgesproken om het tussendoel van 2% CO2-reductie in 2014 af te schaffen. Wel houden wij de vinger aan de pols door een jaarlijkse monitoring. Vanaf 2020 zou ik graag volledig willen sturen op CO2-reductie.

Mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd wat ik van het idee vind om groen gas mee te nemen in de bijmengverplichting. Dit wordt al gedaan. Voorwaarde is dat er niet tevens subsidie wordt ontvangen uit de SDE-plusregeling.

Tot slot heeft mevrouw Dik-Faber gevraagd of ik besparing door middel van elektriciteit en groen gas wil opnemen in de routekaart voor klimaat. Ja, dat wil ik en dat heb ik ook toegezegd. Ik denk dat het belangrijk is dat wij dit onderdeel meenemen.

De voorzitter: Dank u. Wij zijn nu aangekomen bij de tweede termijn. Laten wij ons beperken tot anderhalve minuut per persoon.

De heer De Graaf (PVV): Voorzitter. Ik ben redelijk met stomheid geslagen. Op basis van CO2 wordt één twintigste van de brandstof van boven de grond gehaald en nog steeds negentien twintigste van onder de grond; dat is 95% van onder de grond. Eén op de twintig jaren is onze brandstof dus bio. Daarvoor blijft volgens mij toch een stuk voedselschaarste en -schande in stand.

We hebben het gehad over onderzoeken, certificering, leveranciersverplichtingen, bijmengverplichtingen, CO2-emissiehandel, cascadering en duurzaamheid. Het groensocialisme tiert welig in dit huis. Dat is geen goede trend. Het resultaat is dat er meer ambtenaren aan het werk zijn en dat de belastingen omhooggaan en de koopkracht omlaag. De logica is hier volledig zoek. Het lijkt wel alsof wij de cortex uit onze hersenen hebben weggesneden en teren op ons limbisch systeem, zeg ik voor de neurowetenschapfans onder ons. De logica is dus zoek. Dit is gewoon dure bezigheidstherapie, en waarom? Omdat het klimaat verandert, maar dat is een wetmatigheid. Het klimaat verandert altijd. De laatste zestien jaar is het alweer iets koeler geworden.

Het is fijn dat er geen subsidies worden gegeven door I en M, maar hoe zit dit rijksbreed, zowel direct als indirect? Eén ding weten we nu wel: de automobilist wordt keihard gepakt aan de pomp om deze klimaatonzin te kunnen betalen, terwijl hij een lintje hoort te krijgen omdat hij geld oplevert. Treinreizigers kosten geld, maar automobilisten leveren geld op. Een lintje moeten ze krijgen, geen straf aan de pomp.

Hier laat ik het bij. Ik wil graag een VAO aanvragen, want ik heb genoeg aanknopingspunten gevonden om hierover deze week nog iets extra's te zeggen.

De voorzitter: Ik hoop dat dit past in de centrale agenda. Het verzoek staat genoteerd.

De heer Remco Dijkstra (VVD): Voorzitter. Volgens mij blijven de prijzen aan de pomp ongeveer gelijk. Dat is dus het probleem niet. Wij zien bij biobrandstof economie en milieu heel mooi hand in hand gaan. Ik ben blij met het antwoord dat wij toch een versnelling maken en in 2017 al op 10% zitten. Dat is drie jaar winst. Ik ben ook blij dat de staatssecretaris gezegd heeft dat dit niet ten koste gaat van voedselgewassen, met name in de derde wereld. Laten wij goed bekijken hoe wij hieraan invulling geven. Ik ben ook tevreden dat de staatssecretaris niet meer over eerste, tweede en derde generatie wil spreken, maar liever over geavanceerde en conventionele brandstoffen. Dat geeft wat meer lucht en ruimte. Wij hebben er alle vertrouwen in dat het goed gaat. Het is belangrijk dat de overheid consistent beleid voert en daar staat de staatssecretaris voor.

Nu is maar een op de twintig en straks een op de tien liter biobrandstof, maar die hoeven wij niet meer te importeren uit het Midden-Oosten. Hiervoor hebben wij geen fossiele brandstoffen en ruwe vaten olie meer nodig. Dat is pure winst. Bovendien gaat er geen cent subsidie naartoe, dus dat is een win-winsituatie. Economie en milieu gaan hand in hand. Super.

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Volgens mij heb ik nog geen helder antwoord gekregen op mijn vraag over de eventuele afbouw van conventionele biobrandstoffen na 2020.

De producenten van groen gas in Nederland betalen accijns en de importeurs van biobrandstoffen niet. Is daar misschien iets aan te doen? Mijn fractie zou dat op prijs stellen.

De cijfers zijn me wel duidelijk, maar ik overweeg toch om de staatssecretaris een brief te vragen waarin de cijfers nog eens helder op een rijtje worden gezet, gezien alle verwarring in dit debat. Ik zie de staatssecretaris knikken. Ik zou zo'n brief bijzonder op prijs stellen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Het is goed om te horen dat de staatssecretaris de gevolgen van biobrandstoffen voor het recht op voedsel en landgrabbing serieus neemt, dat zij hiernaar wil kijken en dat zij bereid is om in gesprek te gaan met de VN-rapporteur voor het recht op voedsel. Dat is hartstikke mooi. Ik hoor graag wat de voortgang is. Ik ga ervan uit dat het kabinet zijn tijd en de tijd van de heer De Schutter efficiënt indeelt, dus dat het een gesprek wordt van de staatssecretaris van I en M samen met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Nogmaals, ik ben verheugd dat de staatssecretaris hiertoe bereid is.

Alles overziend blijft de Partij voor de Dieren grote bezwaren zien in de verhoging van de bijmengverplichting van biobrandstoffen. Je zou eerst moeten weten of het mogelijk is op een manier die de draagkracht van de aarde niet te buiten gaat. Daarover is op dit moment zo weinig zekerheid dat er ook weinig vertrouwen mogelijk is in een duurzaamheidsetiket voor biobrandstoffen, maar ik kan ook tellen. Eerdere moties tegen een verhoging van de bijmengverplichting hebben het niet gehaald. Ik wacht even af wat de staatssecretaris met Olivier De Schutter gaat bespreken. Zij weet nu in elk geval dat de PvdD niet gerust is op de duurzaamheidscriteria die er nu liggen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik ben blij met veel van de toezeggingen die de staatssecretaris heeft gedaan vandaag. Zij gaat onder andere stevige duurzaamheidscriteria ontwikkelen en de ILUC-factor als stevige basis nemen voor een realistisch beeld van de betere en minder goede biobrandstoffen. Is de staatssecretaris bereid om hierbij ook «carbon debt» te betrekken? Dat is een concept dat bijvoorbeeld betrekking heeft op de snel groeiende bossen waarover zij het had. Een bestaand bos dat langzaam groeit, houdt op een andere manier CO2 vast dan heel jonge bomen. Dat heeft iets te maken met het groeitempo. Ik kan wel meer informatie over «carbon debt» aanleveren, maar in elk geval zou het goed zijn als dit betrokken kon worden bij het beoordelen van het CO2-gehalte van verschillende doelstellingen.

Het is mooi dat de diversiteit aan energiebronnen, zoals elektriciteit en waterstof, terugkomt in de klimaatroutekaart. Ik hoop dat hierin ook een paar contouren kunnen worden geschetst van wat wij kunnen doen om biobrandstoffen vooral terecht te laten komen in de sectoren waarin wij geen alternatieven hebben en om in andere sectoren zo veel mogelijk in te zetten op de alternatieven. Het is eveneens mooi dat de staatssecretaris zich ook op de 90% fossiele brandstoffen gaat richten. Voor mijn fractie is het erg belangrijk dat er geen duurzame biomassa onder de SDE-plusregeling gesubsidieerd gaat worden. Ik begrijp dat dit terugkomt in een brief van minister Kamp. Ik vraag de staatssecretaris om hier een klein oogje op te houden.

Mag ik de woorden van de staatssecretaris over de 3% en 5% zo interpreteren dat zij eigenlijk een oproep doet om geen nieuwe investeringen te doen in nieuwe productiecapaciteit voor conventionele biobrandstoffen? Zo niet, dan zouden wij een andere richting inslaan dan de richting van een afbouw naar 0%. Ook over die afbouw zou ik overigens nog graag wat meer horen van de staatssecretaris.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Wij zijn tevreden over een aantal toezeggingen van de staatssecretaris, waaronder de toezegging dat zij in Brussel gaat pleiten voor synchronisatie van beide richtlijnen. Ook zijn wij blij dat de doelstelling voor geavanceerde brandstoffen in 2017 wordt behaald. Wij zijn ook tevreden over de toezegging over het rapport over biobrandstoffen en honger in de derde wereld. Wanneer kunnen wij dit rapport overigens verwachten?

Er is nog een puntje blijven liggen dat ik eerder heb ingebracht bij de begrotingsbehandeling. In Europa is er namelijk wat braakliggende grond. Je zou daarop iets met biobrandstoffen kunnen doen. Is de staatssecretaris bereid om te bekijken of dit mogelijk is? En zijn er bepaalde oorzaken waardoor dit land braak blijft liggen?

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ook ik bedank de staatssecretaris voor haar toezeggingen. Wij zijn heel benieuwd naar haar bespiegelingen over het SOMO-rapport en over de ladder voor het gebruik van biomassa die ik voorstel.

Ik heb nog twee vragen. Allereerst: weet de staatssecretaris inmiddels wie de baas is op het gebied van klimaatbeleid? Er is nog steeds wat verwarring in den lande. In mijn hoofd is het ook nog niet helemaal duidelijk. Misschien kan zij een tipje van de sluier oplichten hoe het exact zit.

Tot slot heb ik begrepen dat wij per jaar 1000 miljard liter benzine verrijden. Dat is extreem veel. Daarvan zou 10% via bijmenging tot stand moeten komen. Dat gaat over miljoenen hectares grond die je ook kunt aanwenden voor voedselproductie voor mens en dier. Staan wij dat toe of niet? Dat is een belangrijke principiële vraag. Stellen wij de behoefte aan voedsel in de waagschaal voor de honger naar benzine? De staatssecretaris heeft gezegd dat zij naar 0% van de eerste generatie wil. Ik vraag haar met klem om zich daarvoor ontzettend hard te maken en niet tevreden te zijn met de 3% die het nu is.

Staatssecretaris Mansveld: Voorzitter. Mijnheer De Graaf, toen ik uw tekst hoorde, moest ik denken aan het AO Klimaat. Tijdens dat AO zei u: de PVV is ook voor een schoon milieu. Die zin is voor mij het haakje naar de PVV voor alles wat klimaat en duurzaamheid betreft.

De heer De Graaf (PVV): Hieraan herkennen wij weer een staatssecretaris die milieu en klimaatreligieus is. Het haakje dat ik toen gegeven heb, is gewoon nuchter nadenken over een schoon milieu, maar daarmee hoeven wij niet meteen door te schieten. Ook deze bekeringspoging gaat niet werken, moet ik alvast toegeven.

Staatssecretaris Mansveld: Maar er is hoop!

Voorzitter. De heer De Graaf heeft ook gevraagd naar rijksbrede subsidies. De SDE-subsidie wordt verstrekt en de hoogte daarvan is te vinden in het parlementair onderzoek Kosten en effecten klimaat- en energiebeleid. Ik wil de vraag van de heer De Graaf daarmee niet afdoen, maar in dit onderzoek is het na te kijken. Ik heb het antwoord niet in exacte bedragen paraat.

De heer Vos heeft gevraagd naar de afbouw na 2020. Uiteindelijk willen wij 0% bereiken. De vraag is hoe wij dat doen en welk tijdpad wij daarbij volgen. Daarmee beginnen wij niet in 2020, maar eigenlijk nu al. Wij hebben inmiddels enkele eerste stappen gezet met doelstellingen. Ik kan nog geen antwoord geven op de vraag hoe wij uiteindelijk bij een volwaardig alternatief te komen. Wat mij betreft gaan wij op weg naar 2020 snel, efficiënt en effectief naar duurzame alternatieven.

De heer Jan Vos (PvdA): Het beleid van de regering is dus om biobrandstoffen van de eerste generatie na 2020 af te bouwen?

Staatssecretaris Mansveld: Wij zijn daar nu al mee bezig. In het EU-voorstel gaan wij van 10% naar 5%, en naar een groot deel geavanceerde brandstoffen. Dat is de weg die wij op moeten. Wij zullen die uiteindelijk helemaal uit moeten lopen. Ik hoop dat het een korte, snelle en goed geplaveide weg is, maar ik kan dat niet garanderen. Het kan ook een wat langere, hobbelige weg worden. Wij zullen het zien. Dit betreft niet alleen Nederland, maar heel Europa en de rest van de wereld. Onze ambities houden niet op bij de grens.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik zou die weg graag met de staatssecretaris aflopen.

Staatssecretaris Mansveld: Afgesproken.

Voorzitter. Hoe zit het met de accijnsverhoging voor groen gas? In 2015 wordt de lpg-accijns verhoogd. Dit heeft effect op de prijzen van alle gasvormige brandstoffen. De impact hiervan wordt nu onderzocht. Ik ga hierover in overleg met de collega's van Economische Zaken en Financiën.

Ik zal een brief over de percentages sturen waarin alles in het juiste verband wordt opgeschreven. Hopelijk wordt de onduidelijkheid van mijn spreektekst zo gecorrigeerd via een heldere schrijftekst.

Ik denk inderdaad dat het goed is dat mevrouw Ploumen ook aanwezig is bij het gesprek met de heer De Schutter, zeg ik mevrouw Ouwehand. Mevrouw Ploumen heeft ook een deel van de beantwoording verzorgd, namelijk het deel over de sociale aspecten en landgrabbing. Ik wil graag samen met haar optrekken, want dit is grensoverschrijdend. De lijn tussen ons is al kort. Dat was in Doha zo en ik ga ervan uit dat dit zo blijft.

«Carbon debt» is een relatief nieuw onderwerp. Ik heb er wel eerder van gehoord, maar kon de term niet direct goed plaatsen. Mevrouw Van Veldhoven bood aan mij informatie te geven; die ontvang ik graag. Wij moeten even bekijken hoe wij die meenemen en een plek geven.

Mevrouw Mulder heeft gevraagd wanneer het rapport komt. Wij hebben het antwoord nu niet paraat, maar wij laten het weten. Ik heb inmiddels al vaak «begin 2013» of «in het voorjaar» gezegd, maar wil geen valse belofte doen.

Mevrouw Mulder heeft ook iets gevraagd over braakliggende grond in Europa. Er kan best wat grond braak liggen in Frankrijk, Duitsland of Bulgarije, maar wat bedoelt mevrouw Mulder hier precies mee?

De voorzitter: Het is niet de bedoeling dat u de vraag uitgebreid herhaalt, mevrouw Mulder, maar misschien kunt u wel een toelichting geven.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ons is opgevallen dat heel wat hectares niet worden gebruikt. Dat heeft een van onze medewerkers uitgezocht. Wij vonden dit wel bijzonder. Als de staatssecretaris dat op prijs stelt, kan ik haar deze informatie wel geven.

Staatssecretaris Mansveld: Ik kan mij wel voorstellen dat ik tijdens gesprekken met mijn Europese collega's vraag of hier iemand mee bezig is. Het is altijd handig als je ervaring van elders zomaar binnen kunt halen. Als ik andere milieuministers tegenkom, zal ik in elk geval vragen of dit aan de orde is. In dat geval zal ik het de Kamer laten weten. Ik weet niet wanneer ik mijn Europese collega's weer tegenkom, maar ik vind dit wel een intrigerende vraag.

Wie is de baas over klimaat? Klimaat zit in mijn portefeuille. Er zijn inmiddels wat ambtelijke overleggen geweest over de beste inrichting. De vraag is niet alleen wiens verantwoordelijkheid dit is, maar ook hoe over een en ander zo snel en kort mogelijk kan worden gecommuniceerd met de Kamer. Aanstaande vrijdag heb ik een afspraak met de heren Kamp en Blok waarbij wij hierover zullen spreken. Wij hebben ook gekeken naar de inhoud en zijn aan het bedenken hoe wij een en ander zo kunnen formuleren dat het past in de visies op de klimaatdoelstellingen en dergelijke die in de zomer volgen. Ik kan de Kamer verzekeren dat zij binnenkort een antwoord krijgt waardoor het weer helemaal duidelijk is.

De heer Van Gerven heeft ook iets gezegd over 1000 miljard liter benzine. Ik mag niet meer spreken over de eerste generatie, zoals ik net ook tegen mevrouw Mulder zei. Uiteindelijk willen wij geen conventionele brandstoffen meer gebruiken en willen wij naar het geavanceerde. Ik herhaal wat ik aan het begin van mijn betoog zei: wij moeten met zo veel mogelijk energie vooruit proberen te komen. Wij moeten geavanceerde technieken maximaal gebruiken om het woord duurzaam volledig invulling te kunnen geven.

De voorzitter: Dank u. Daarmee zijn wij aan het einde van de beantwoording gekomen.

Allereerst stel ik vast dat het VAO ook na het kerstreces zou kunnen plaatsvinden.

Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd. De staatssecretaris informeert de Kamer over de rapportage van de commissie-Corbey en geeft aan hoe de bevindingen in haar ambities worden verwerkt. De staatssecretaris doet de Kamer ook een brief toekomen over de vorderingen bij de vergroening van de chemische industrie en over de ladder die de heer Van Gerven heeft geformuleerd, met de volgorde voedsel mens, voedsel dier, voedselkringloop, biobased industrie en brandstof.

Staatssecretaris Mansveld: Ik heb gezegd dat ik hierover zou nadenken en dat ik hierover van gedachten wil wisselen, maar ik had niet de intentie om hierover een brief toe te zeggen.

De voorzitter: Ik dacht dat ik nog expliciet gevraagd had of het in de brief moest.

De heer Van Gerven (SP): Dat was ook mijn perceptie. Anders moeten wij hierop terugkomen in het VAO. Als de staatssecretaris hierover haar gedachten vormt, lijkt het me ook wel mooi om daarover te kunnen spreken. Het lijkt me dus in de lijn der verwachting liggen om dit wel in de brief op te nemen.

Staatssecretaris Mansveld: Ik begrijp dat de heer Van Gerven hierop zou willen terugkomen in een VAO, maar wij hebben het hier over biobrandstoffen gehad. De gedachtegang achter de ladder van de heer Van Gerven ligt op een hoog abstractieniveau. Ik begrijp dat hij hier in het VAO op terug zou willen komen, maar ik vind dit lastig. De heer Van Gerven poneert nu iets en ik zou daar dan een schriftelijke reactie op moeten formuleren, maar ik weet niet of dat de weg is die wij moeten gaan. Ik begrijp dat de heer Van Gerven een reactie wil. Mijn voorkeur gaat ernaar uit dat wij hierover een keer een gedachtewisseling hebben, maar niet per brief.

De voorzitter: Ik denk dat die gedachtewisseling er komt als u informatie verstrekt, maar dat de Kamer dan ook geïnteresseerd is in de uitkomsten van uw gedachtebepaling hierover. Daar gaat het hoofdzakelijk om. Vat ik dat zo goed samen?

De heer Van Gerven (SP): Dat lijkt mij een keurige samenvatting. Ik vraag niet direct om een standpunt voor of tegen, maar ik zou later wel graag horen wat de staatssecretaris ervan vindt. Uiteindelijk heeft dit wel consequenties voor de manier waarop wij met het vraagstuk van biobrandstoffen en dergelijke omgaan.

Staatssecretaris Mansveld: Ik zal met de collega van Economische Zaken een visie op biomassa ontwikkelen en die zal worden opgenomen in een duurzaamheidsagenda. Kan de heer Van Gerven ermee leven dat wij in dat kader zijn suggestie voor een bioladder bezien en dat ik mijn visie meeneem in het bredere verhaal?

De heer Van Gerven (SP): Op welke termijn zou dat plaatsvinden?

Staatssecretaris Mansveld: Onze visie op de duurzaamheidsagenda en de invulling daarvan op het gebied van milieu en klimaat komt voor de zomer naar de Kamer. Daarin neem ik mijn gedachten over de bioladder mee.

De voorzitter: Dan noteren wij dat er geen brief komt, maar dat de staatssecretaris haar gedachten over de bioladder meeneemt in die visie.

De heer Van Gerven (SP): Dank u. Dan hebben wij in ieder geval een voorlopig antwoord.

De voorzitter: Precies. Dan hebt u een basis om verder te gaan. Ik kom bij de derde toezegging: de staatssecretaris stuurt de Kamer het Europese rapport over sociale criteria voor biobrandstoffen en een appreciatie van dit rapport. Ik zou daar ook graag een termijn aan verbinden.

Staatssecretaris Mansveld: Ik probeer de reactie zo snel mogelijk te sturen, maar het probleem is dat ik niet precies weet wanneer het rapport komt. Je moet dat altijd afwachten als het van een derde komt. Als het binnen is, zal ik proberen om het binnen enkele weken naar de Kamer te sturen met een reactie.

De voorzitter: Dan moeten wij het daar voorlopig mee doen.

De laatste toezegging is dat de staatssecretaris een brief stuurt waarin zij uiteenzet hoe wordt omgegaan met de bijmengpercentages.

Ik dank allen voor hun medewerking en wens iedereen wel thuis.

Sluiting 19.47 uur.