Gepubliceerd: 1 juli 2011
Indiener(s): Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD)
Onderwerpen: belasting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32776-5.html
ID: 32776-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 1 juli 2011

De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

   

Blz.

     

Algemeen

1

Verloop van de onderhandelingen

2

Het voorkomen van oneigenlijk gebruik van het verdrag

2

Arbitrage

3

Budgettaire gevolgen

3

Koninkrijkspositie

3

Overig

4

Artikelsgewijs

4

Algemene begripsbepalingen (artikel 3 juncto artikel 1 van het Protocol juncto artikel 1 van de Briefwisseling)

4

Woonplaats (artikel 4)

4

Dividenden (artikel 10 juncto artikel 5 van het Protocol)

4

Pensioenen en lijfrenten (artikel 17, artikel 8 van het Protocol en artikel 3 van de Briefwisseling)

5

Beperking van voordelen (artikel 21, artikelen 10 en 11 van het Protocol en artikel 4 van de briefwisseling)

5

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel ter goedkeuring van het belastingverdrag met Japan. Deze leden zijn content dat het verdrag niet stilzwijgend wordt goedgekeurd en vraagt op een aantal onderdelen van het verdrag nadere toelichting.

De leden van de PvdA-fractie hebben eveneens met belangstelling kennisgenomen van het verdrag. Na meer dan 40 jaar sinds het vorige verdrag zijn deze leden blij dat er aanpassingen zijn aangebracht zodanig dat het verdrag weer bij de tijd is. In het algemeen zijn de leden dan ook positief over het verdrag en resteren er slechts enkele korte verhelderende vragen.

De leden van de CDA-fractie achten het nieuwe verdrag tussen Nederland en Japan op vele punten een verbetering ten opzichte van het verdrag uit 1970. De leden zouden dan ook graag zien dat het nieuwe verdrag zo snel mogelijk in werking treedt. Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik om een paar vragen over het nieuwe verdrag te stellen.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het belastingverdrag met Japan. Deze leden betreuren de vaak eenzijdige focus van de Nederlandse overheid op het verlagen van bronbelastingen, wat ook hier het geval leek te zijn. Al sinds begin jaren 90 heeft de Nederlandse overheid daar verschillende malen bij Japan op aangedrongen en sinds 2004 hebben er meerdere officiële onderhandelingsrondes plaatsgevonden. Kan de regering aangeven op welke wijze de Tweede Kamer gedurende die hele periode is geïnformeerd door de regering over de voortgang van de onderhandelingen?

Verloop van de onderhandelingen

In de memorie van toelichting lezen de leden van de PvdA-fractie wat de aanleiding was voor het sluiten van een nieuw verdrag. Hierbij wordt gesproken over belastingverdragen die Japan met andere landen als Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk heeft gesloten. De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd hoe het voorliggende verdrag zich in onderhandelingsresultaat verhoudt tot die twee andere verdragen? Wat zijn de belangrijkste verschillen?

De leden van de CDA-fractie hebben vragen over het volgende. Japan kent een strafheffing voor buitenlandse dochters die in een belastingparadijs gevestigd zijn, waarbij een land wordt aangemerkt als een belastingparadijs wanneer het vennootschapstarief 20% of lager is. Dit verdrag met Japan is voor een langere periode afgesloten en Nederland kent de trend om grondslagverbreding in de vennootschapsbelasting in te zetten om het tarief te kunnen verlagen. Daarom willen de leden van de CDA-fractie graag weten of deze strafheffing tijdens de onderhandelingen met Japan aan bod is gekomen, en zo ja, wat hierover besproken is.

Het voorkomen van oneigenlijk gebruik van het verdrag

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat in het verdrag een limitation on benefits-bepaling is opgenomen. Hoe verhoudt deze bepaling zich tot de uitwerking van het begrip uiteindelijke gerechtigde? Kan de regering dit begrip nader toelichten? De leden van de VVD-fractie vragen de regering bij de beantwoording de publicatie van de OESO «Clarification of the meaning of Beneficial Owner in the OECD Model Tax Convention» te betrekken. Waarom is niet gekozen voor een main purpose test, zoals het geval is bij andere belangrijke handelspartners? Graag ziet de VVD-fractie een nadere toelichting op deze punten.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat steeds meer landen als vast beleid hebben dat ze «treaty shopping» willen voorkomen. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom het er in de toelichting alleen maar op lijkt dat dit belangrijk was voor Japan en niet voor Nederland? Vindt Nederland dit geen probleem? Daarnaast vragen deze leden wat de verschillen in uitgangspunten waren tussen Japan en Nederland. Met andere woorden, waarom wil Japan bijvoorbeeld geen lage bronbelastingpercentages?

Bij de leden van de CDA-fractie rijzen enkele vragen over de uiteindelijk-gerechtigdebepalingen en de bepaling over beperking van voordelen. Klopt het dat de lagere bronheffingen uit het verdrag niet van toepassing zijn in de situatie dat een buitenlandse moeder preferente aandelen houdt in een Nederlandse dochter, die (preferente) aandelen houdt in een Japanse kleindochter, wanneer de kleindochter dividend uitkeert? Indien dit het geval is, zouden de leden van de CDA-fractie graag willen weten waarom het in deze situatie gerechtvaardigd is dat Japan haar bronheffing op het dividend niet hoeft te verlagen.

In de memorie van toelichting lezen de leden van de CDA-fractie slechts over de verlagingen van de tarieven van bronheffingen. Klopt het echter dat de belastingdruk op investeringen in bepaalde Japanse lichamen, zoals de Tokumei Kumiai’s en Tokutei Mokuteki Kaisha’s, sterk toeneemt?2

Japan was alleen bereid de bronbelastingen te verlagen als er antimisbruikmaatregelen zouden worden opgenomen, zo lezen de leden van de SP-fractie. Wilde Nederland dan zelf geen antimisbruikmaatregelen opnemen, zo willen deze leden weten. Zo nee, waarom niet? Heeft Nederland druk uitgeoefend op Japan om van het CFC-regime af te stappen? Was dat in het kader van de onderhandelingen over het belastingverdrag? Is in het kader van die besprekingen ook bepleit dat Japan het referentiepercentage, waaronder Japan bijheft, omlaag zou gaan naar 20 procent?

Waarom vond de Nederlandse regering de wens van Japan om zowel een «main purpose» test als een «beperking van voordelen» te zwaar, zo vragen de leden van de SP-fractie? In de memorie van toelichting staat dat de regering het niet noodzakelijk vindt, maar gaat de regering niet in op het inhoudelijke bezwaar van het eveneens handhaven van de «main purpose» test.

Hoe groot is het geschatte financiële voordeel voor Nederlandse banken en verzekeraars als gevolg van het automatisch in aanmerking komen voor verdragsvoordelen, zo willen de leden van de SP-fractie weten. Kan de regering aangeven wie er op grond limitation on benefitsbepalingen genoemd onder punt drie, op blz. 4 van de toelichting, niet kwalificeren?

Arbitrage

De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen op het punt van de arbitrage. Wie voert de arbitrage uit, indien een belastingplichtige daartoe het initiatief neemt? Door wie wordt de arbitrage betaald?

Budgettaire gevolgen

De leden van de SP-fractie vragen een onderbouwing van de verwachting dat de budgettaire aspecten per saldo neutraal zijn? Van welke voor- en nadelen is dat het saldo en hoe groot zijn die voor- en nadelen? Hoeveel loopt de overheid mis door de verlaging van de bronheffing op dividenden?

Koninkrijkspositie

Heeft Japan zich wel uitgelaten over het wel of niet aangaan van een belastingverdrag met de BES-eilanden, zo vragen de leden van de SP-fractie. Is er zicht op uitbreiding van het verdrag naar deze eilanden?

Overig

Kan de regering aangeven op welke punten – en waarom – het verdrag afwijkt van de uitgangspunten die staan beschreven in de notitie Fiscaal verdragsbeleid 2011, zo willen de leden van de VVD-fractie en de PvdA-fractie weten. Heeft de notitie nog tot wijzigingen geleid?

De leden van de leden van de VVD-fractie worden erop gewezen dat een aantal bepalingen van het verdrag mogelijk in strijd is met het Europese recht. Wat is de zienswijze van de regering op dit punt? Graag zien de leden van de VVD-fractie een analyse hoe de afzonderlijke verdragsbepalingen en artikelen zich verhouden tot het Europese recht waarbij ten minste het openbare commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) van 24 juni 2011 wordt betrokken. In het commentaar van de NOB van 24 juni 2011 staan volgens de leden van de VVD-fractie een aanzienlijk aantal belangrijke en onbeantwoorde vragen. Vanuit de optiek van rechtszekerheid, vragen de leden van de VVD-fractie een antwoord op de vragen die door de NOB in dit openbare stuk zijn gesteld. Ook de leden van de CDA-fractie vragen naar een reactie op het commentaar en de vragen van de NOB.

Artikelsgewijs

Algemene begripsbepalingen (artikel 3 juncto artikel 1 van het Protocol juncto artikel 1 van de Briefwisseling)

Wat wordt er mee bedoeld, zo vragen de leden van de SP-fractie, dat er volgens Japanse regelgeving in beperkte mate belasting mag worden geheven over het kapitaal van pensioenfondsen? Hoe kan het dat dat geen afbreuk doet aan het vrijgesteld zijn van belastingen, zo willen deze leden weten.

Woonplaats (artikel 4)

In de toelichting lezen de leden van de VVD-fractie dat Japan voor het inwonersbegrip in plaats van het meer gangbare begrip «plaats van de werkelijke leiding» het begrip «place of head or main office» gebruikt en dat deze terminologie in het verdrag is aangehouden. Kan de regering toelichten hoe deze begrippen in beide landen juridisch worden uitgelegd? Welke fiscale gevolgen heeft dit? De leden van de VVD-fractie vragen de regering in de beantwoording het internationaal vervoer per schip te betrekken.

Dividenden (artikel 10 juncto artikel 5 van het Protocol)

De wijze waarop Japan voorkoming van dubbele belasting verleent in geval van dividenden nog onduidelijk. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering antwoord te geven op de vraag van Van der Vijver3 of Japan de dividendinkomsten geheel dient vrij te stellen of dat de vrijstelling slechts ziet op 95% van de inkomsten conform de Japanse nationale wetgeving?

In de memorie van toelichting staat dat in het OESO-commentaar geen eenduidige omschrijving bestaat van het begrip «uiteindelijk gerechtigde», zo lezen de leden van de SP-fractie. Kan de regering ingaan op waar die onduidelijk hem precies in zit?

Pensioenen en lijfrenten (artikel 17, artikel 8 van het Protocol en artikel 3 van de Briefwisseling)

De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe artikel 17 uitwerkt. In dit artikel wordt geregeld dat de woonstaat gerechtigd is te heffen over pensioenen, lijfrenten en de afkoopsommen van beide. De bronstaat mag echter ook heffen als het pensioen in de woonstaat onvoldoende aan belasting is onderworpen. Klopt het, zo vragen deze leden, dat de bronstaat in dit geval onbeperkt kan heffen en geen rekening hoeft te houden met de heffing door de woonstaat?

Het lijkt erop dat met deze bepaling een afdoende heffing over pensioenen gewaarborgd is. Echter in de memorie van toelichting staat dat nog sprake is van een adequate heffing door de woonstaat bij een tarief dat in belangrijke mate gelijk is aan het tarief voor inkomsten uit dienstbetrekking, waarbij slechts 90% van de inkomsten in de grondslag hoeft te worden begrepen. In de fiscaliteit staat de term in belangrijke mate gelijk aan 30%. Hebben de leden van de CDA-fractie het goed begrepen dat Nederland slechts kan heffen over de in Nederland opgebouwde pensioenen van een naar Japan geëmigreerde belastingplichtige, wanneer het pensioen in Japan belast wordt tegen een tarief van minder dan 30% van het tarief in de Japanse inkomstenbelasting?

De inkomstenbelastingtarieven in Japan lopen op van 5% tot maximaal 40%. En door de overige heffingen van Japan kan het effectieve, marginale tarief oplopen tot 50%. Van welk belastingtarief voor inkomsten uit dienstbetrekking moet worden uitgegaan voor toepassing van dit verdragsartikel?

Uitgaande van het hoogste tarief in Japan kan Nederland pas heffen over het pensioen, als het belastingtarief in Japan lager is dan 15%, en als slechts 90% in de grondslag betrokken wordt, pas bij een tarief van 13,5%. Bovendien kan Japan daarnaast nog een algemene pensioenaftrek van 25% verlenen bovenop de voetvrijstelling zonder dat sprake is van een inadequate heffing. Dit is dus nog minder dan wanneer in het verdrag een bronheffing van 15% was opgenomen. De leden van de CDA-fractie willen dan ook graag weten hoe pensioenen in Japan in de heffing betrokken worden. Tegen welk tarief worden pensioenen in Japan belast en waaruit bestaat de grondslag?

Beperking van voordelen (artikel 21, artikelen 10 en 11 van het Protocol en artikel 4 van de briefwisseling)

Kan de regering reageren op de vraag van Hofland en Pötgens4 waarom een aantal Europese aandelenbeurzen niet genoemd zijn in het kader van de beurstoets van de berperking van voordelen, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

Kan de regering de leden van de CDA-fractie toezeggen om in het kader van artikel 21, achtste lid, onderdeel c, sub iv, van het verdrag er op aan te dringen dat ook de beurzen van Boedapest, Praag, Warschau en Athene erkend worden?

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Dezentjé Hamming-Bluemink

De adjunct-griffier van de commissie,

Giezen