Gepubliceerd: 14 december 2010
Indiener(s): Tjeenk Willink , Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD)
Onderwerpen: verzekeringen zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32575-4.html
ID: 32575-4

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 1 oktober 2010 en het nader rapport d.d. 6 december 2010, aangeboden aan de Koningin door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 16 september 2010, no.10.002544, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet houdende wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel beoogt de nieuwe selectiecriteria voor de aanspraak op een tegemoetkoming, zoals deze recentelijk zijn opgenomen in het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Btcg), alsnog te regelen in de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg).

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over de tijdelijke delegatie. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 16 september 2010, no.10.002544, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 1 oktober 2010, no.W13.10.0436/I, bied ik U hierbij aan.

1. Tijdelijke delegatie

Het geldende vierde lid van artikel 2 Wtcg bevat de mogelijkheid van tijdelijke delegatie: na plaatsing van de algemene maatregel van bestuur (amvb) in het Staatsblad wordt een wetsvoorstel ingediend.2 Het wetsvoorstel geeft hieraan uitvoering.

Voor deze constructie is gekozen, omdat snelheid en flexibiliteit nodig zouden zijn om de doelgroep in de komende jaren nauwkeuriger af te kunnen bakenen.3 De formulering kan echter voor problemen zorgen zodra een amvb meer aspecten regelt dan de aanvullende criteria die nodig zijn met het oog op de verfijning in de omschrijving van de doelgroep. Dit doet zich thans voor.4 Om dit probleem te ondervangen wordt voorgesteld artikel 2, vierde lid, Wtcg zodanig aan te passen dat de amvb niet meer in zijn geheel moet worden ingetrokken.

Met de nu voorgestelde tekst ontstaat binnen één bepaling zowel een tijdelijke delegatie, voor zover elementen van de amvb worden omgezet in de wet dan wel komen te vervallen, als ook een permanente delegatie voor zover elementen in de amvb, eventueel in aangepast vorm, daarin blijven gehandhaafd. De Afdeling acht deze combinatie niet wenselijk2, en is van oordeel dat reeds bij het opstellen van een amvb met een dergelijk onderscheid in delegatie rekening dient te worden gehouden.

Zij merkt tevens op dat de voorgestelde wijziging van artikel 2, vierde lid, Wtcg, gelet op de plaats in de wet, niet alleen geldt voor het recente wijzigingsbesluit van de Btcg, maar ook voor toekomstige amvb's.

Gelet op het vorenstaande adviseert de Afdeling artikel 2, vierde lid, aan te passen.

De Afdeling merkt in haar advies op dat in voorgesteld artikel 2, vierde lid, van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten zowel een tijdelijke delegatie, namelijk voor zover elementen van de algemene maatregel van bestuur (amvb) worden omgezet in de wet dan wel komen te vervallen, als ook een permanente delegatie, namelijk voor zover elementen in de amvb daarin blijven gehandhaafd, bevat. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling het voorschrift aan te passen aan dit onderscheid in delegatie in regelgevende bevoegdheid, is de bepaling gewijzigd. Aan het geldende artikel 2 wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd met het oog op de situatie dat in de amvb meer aspecten zijn geregeld dan de aanvulling van de criteria die nodig zijn met het oog op de verbetering van de selectiecriteria, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met c, van de wet (permanente delegatie). In dat geval zal indien het voorstel van wet wordt ingetrokken dan wel tot wet wordt verheven, de amvb niet worden ingetrokken maar zodanig worden gewijzigd dat uitsluitend de criteria waarmee de criteria, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met c, zijn aangevuld, vervallen. De tijdelijke delegatie is opgenomen in het huidige vierde lid van artikel 2.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de stichtingen als bedoeld in artikel 9b, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wat betreft hun taakuitoefening als bedoeld in artikel 5 Wtcg onder het regime te brengen van de artikelen 16 en 17 van de Wet op de jeugdzorg. Ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 5, tweede en vierde lid, onderdelen a en d, kunnen gedeputeerde staten, indien zij van oordeel zijn dat de stichting haar taken niet of in onvoldoende mate naleeft, de stichting een schriftelijke aanwijzing geven. Indien de Minister van oordeel is dat gedeputeerde staten nalatig zijn in de uitoefening van deze bevoegdheid kan deze op grond van artikel 17 van de Wet op de jeugdzorg een aanwijzing geven aan gedeputeerde staten.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.

Met de redactionele kanttekeningen van de Afdeling is rekening gehouden.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W13.10.0436/I met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft.

  • In het opschrift aanwijzingen 106 en 107 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht nemen.

  • Artikel 2b als volgt formuleren: Een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2 wordt niet verleend, indien de rechthebbende gedurende het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, is overleden.