Kamerstuk 32500-VIII-202

Lijst van vragen en antwoorden inzake vermiste kunstwerken uit het Rijksbezit

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2011

Gepubliceerd: 24 juni 2011
Indiener(s): Jan van Bochove (SGP)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-VIII-202.html
ID: 32500-VIII-202

Nr. 202 LIJST VAN AANVULLENDE VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 27 juni 2011

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 28 april 2011 inzake Vermiste kunstwerken uit het Rijksbezit (Kamerstuk 32 500 VIII, nr. 170).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 24 juni 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Bochove

De griffier van de commissie,

De Kler

Wat is de verklaring van het feit dat er kunstwerken vermist konden raken?

De meeste vermissingen werden veroorzaakt doordat de administratie van kunstwerken in overheidsgebouwen vanaf eind jaren veertig tot 2005 niet goed is bijgehouden. Bij verhuizingen van het ene gebouw naar het andere of bij privatisering, opheffing of samenvoeging van overheidsdiensten kon het voorkomen dat van verplaatsing van kunstwerken geen melding werd gemaakt. Zo konden kunstwerken uit het zicht raken. In de periode voor de automatisering in de jaren negentig waren alle bruiklenen bovendien «op papier» geregeld. Dat bracht helaas met zich mee dat het uitwisselen en bijhouden van gegevens op verschillende plekken niet vanzelfsprekend vlekkeloos verliep.

Tot 2005 werd door mijn ministerie aan een groot aantal uiteenlopende, niet-museale organisaties uit de publieke sector kunstwerken in bruikleen verstrekt om de zichtbaarheid ervan te vergroten. Na die tijd is het aantal bruikleners sterk verkleind, waardoor risico’s op vermissing als gevolg van niet-professioneel beheer sterk zijn teruggedrongen.

Wat zijn de opsporingsinspanningen tot nu toe en welke resultaten heeft dit opgeleverd?

Nadat de administratie in 2005 op orde was gebracht, is een grootschalige zoekactie gestart om zo veel mogelijk werken terug te vinden. Over de aanpak en de resultaten van dit project, en over de genomen maatregelen, is uw Kamer geïnformeerd in 2005, 2007, 2008 en 2011. In reactie op vragen van de Kamer over 200 teruggevonden objecten heeft de minister van OCW in 2007 opgemerkt dat niet te verwachten was dat een voortzetting van de extra inzet nog eenzelfde resultaat tot gevolg zou hebben.

Op grond van de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen, die ik onlangs heb laten evalueren en waarover ik de Tweede Kamer afzonderlijk bericht, zijn ministeries en colleges verplicht om jaarlijks een opgave te doen van de museale voorwerpen die zij beheren. In de periode 2007 – 2010 heeft Instituut Collectie Nederland (nu Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) locatiebezoeken afgelegd bij ministeries. Via deze weg werd een aantal objecten dat in de administratie als vermist te boek stond, soms weer «gevonden».

De publicatie door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed van de lijst met vermissingen weerspiegelt onverminderd de claim van de staat op de vermiste kunstwerken, dus wanneer incidenteel een van de objecten getraceerd wordt, wordt dit opgeëist. Op signalen en meldingen van particulieren en de kunsthandel over (mogelijk) teruggevonden vermiste objecten was en is altijd actie ondernomen door mijn ministerie.

Tot slot kan ik u meedelen dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed eind juni een geactualiseerde versie publiceert van bovengenoemde lijst, waar mogelijk voorzien van afbeeldingen.