Kamerstuk 32500-VI-98

Surinaamse voortvluchtigen op Nederlands grondgebied

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2011

Gepubliceerd: 26 april 2011
Indiener(s): Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-VI-98.html
ID: 32500-VI-98

Nr. 98 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2011

Op 10 en 17 april werd in televisie-uitzendingen van Peter R. de Vries gesteld dat in Nederland personen rondlopen die in Suriname verdacht of veroordeeld zijn.

Voor zover door deze uitzending het beeld is ontstaan dat Nederland voor dergelijke personen een veilige haven is, neem ik dat met deze brief graag weg. Nederland beschikt over voldoende juridische instrumenten om personen die in Suriname zijn veroordeeld hun straf te laten ondergaan. In het internationale rechtsverkeer geldt dat daar altijd een rechtshulpverzoek van het andere land aan ten grondslag moet liggen. De informeel verkregen wetenschap via bijvoorbeeld mediaberichten dat een persoon in Suriname is veroordeeld, biedt Nederland geen grondslag om tot uitlevering over te gaan of om een Nederlandse strafzaak tegen die persoon aan te vangen. Dergelijke pogingen zullen geen stand houden voor de rechter.

Het is ongewenst dat in Suriname veroordeelde personen zich in Nederland ophouden en daarmee hun straf ontlopen. Graag informeer ik u met deze brief over de inspanningen die de Nederlandse autoriteiten sinds 2008 hebben verricht om over deze personen informatie en/of verzoeken van Suriname te verkrijgen, zodat een procedure tot uitlevering of overname van de strafvervolging door Nederland kan worden gestart.

In 2008 bereikten mijn ambtsvoorganger van Justitie voor het eerst signalen dat zich in Nederland personen ophielden die zich hadden onttrokken aan de Surinaamse autoriteiten. Laatstgenoemden hadden een lijst van voortvluchtigen geplaatst op internet. Dit was voor de Nederlandse justitie aanleiding om een inventarisatie te houden van alle toentertijd op de Surinaamse internetsite genoemde 144 personen. De in de uitzendingen van Peter R. de Vries genoemde personen maakten onderdeel uit van deze lijst. Uit de inventarisatie zijn uiteindelijk veertien personen naar voren gekomen die zich mogelijk op Nederlands grondgebied bevonden. Deze namen zijn verstrekt aan de Surinaamse autoriteiten, met het verzoek of de betreffende personen door hen worden gezocht.

Tussen Nederland en Suriname geldt een bilateraal verdrag dat als rechtsbasis voor uitlevering kan dienen. Het voorgaande heeft geresulteerd in twee uitleveringsverzoeken van Suriname aan Nederland. Een derde persoon zit een Nederlandse straf uit, na ommekomst waarvan Suriname waarschijnlijk eveneens een uitleveringsverzoek zal doen. Ter zake de overige elf personen heeft Nederland nog geen uitsluitsel van Suriname gekregen.

Nederland heeft Suriname laten weten dat het in beginsel de strafvervolging kan overnemen in die gevallen waarin uitlevering niet mogelijk is. Indien Nederland rechtsmacht heeft, is uitlevering tenslotte niet het enige middel om tot een berechting te komen. Overname van de strafvervolging door Nederland ligt het meest voor de hand als een voortvluchtige de Nederlandse nationaliteit heeft. Een overname door Nederland kan echter alleen als Suriname daarmee instemt. Immers, het betreft misdrijven die in Suriname zijn gepleegd, als gevolg waarvan de oorspronkelijke strafvervolging in Suriname is aangevangen. In zulke gevallen moet Suriname als staat van vervolging niet alleen de wil hebben om een strafzaak uit handen te geven, ook dient het Nederland in het geval van een dergelijke overdracht in het bezit te stellen van de stukken die aan de vervolging ten grondslag lagen.

De toenmalige Minister van Politie en Justitie van Suriname heeft in een persbericht van 22 oktober 2009 aangegeven dat in Suriname nog nader onderzoek moest plaatsvinden met betrekking tot de gezochte personen. In het persbericht, dat persoonlijk aan mijn ambtsvoorganger is gefaxt, is verder toegezegd dat de Surinaamse Minister contact zou opnemen met de Nederlandse Minister indien door Suriname gezochte personen zich in Nederland zouden ophouden. Daarnaast heeft het Korps Politie Suriname toentertijd de internetsite opgeschoond, waarop de voortvluchtigen waren vermeld. Als gevolg van deze opschoning werden – naar achteraf is gebleken – tijdelijk ook de elf genoemde personen van de site gehaald.

Door Nederland is bij herhaling de intentie uitgesproken tot samenwerking in deze zaken. De in Paramaribo gestationeerde Nederlandse KLPD-verbindingsambtenaar heeft bij regelmaat, zowel mondeling als schriftelijk, bij de Surinaamse autoriteiten deze wens tot samenwerking overgebracht en de hoop uitgesproken dat Suriname hieraan gevolg geeft. Vooralsnog heeft deze actieve houding van Nederlandse zijde er niet toe geleid dat terzake de elf voortvluchtige personen een verzoek aan Nederland werd gedaan om uitlevering dan wel overname van de strafvervolging.

In maart 2010 is tijdens een Nederlands ambtelijk bezoek aan Suriname het eerder gedane aanbod herhaald. Dit aanbod heeft niet geresulteerd in verzoeken, danwel informatieverstrekking van de Surinaamse autoriteiten.

Kortom, het verblijf in Nederland c.q. het bezit van de Nederlandse nationaliteit staat beslist niet in de weg aan een vervolging in Nederland van feiten die in een ander land zijn begaan. Een strafvervolging valt of staat echter met het bewijs dat tegen een verdachte voorhanden is. Indien het Nederlandse openbaar ministerie daarover niet beschikt, kan het weinig aanvangen.

Bij brief van 15 april 2011 aan mijn Surinaamse collega heb ik het belang hiervan wederom onderstreept. Ook de Nederlandse ambassadeur te Paramaribo heeft bij zijn ontmoeting op 14 april jl. met mijn collega in Suriname, de heer Misiedjan, aandacht gevraagd voor deze kwestie. Op 19 april 2011 is op ambtelijk niveau een Surinaamse delegatie ontvangen. Tijdens dit bezoek is gesproken over de informatieoverdracht terzake de hiervoor genoemde elf voortvluchtige personen.

Tot slot heb ik er bij Suriname op aangedrongen gebruik te maken van de kanalen die Interpol beschikbaar stelt. Door middel van een zogeheten Interpolsignalering kunnen landen doorgeven welke personen zich aan hun Justitie hebben onttrokken. Interpolsignaleringen kunnen snel in het Nederlandse digitale opsporingssysteem worden opgenomen, zodat de daarin vermelde informatie beschikbaar is voor Nederlandse opsporingsambtenaren.

In de uitzending van De Vries is aandacht besteed aan een persoon die een ernstig strafbaar feit in Nederland zou hebben gepleegd. Ik heb aan het College van Procureurs-Generaal van het Openbaar Ministerie gevraagd nader te doen onderzoeken of er voldoende basis is om in deze zaak in Nederland een strafvervolging te starten. Betrokkene is inmiddels aangehouden.

Of een veroordeling van de betreffende personen uiteindelijk ook consequenties zal hebben voor het verblijfsrecht van de personen met een niet-Nederlandse nationaliteit, staat ter beoordeling van de Minister voor Immigratie en Asiel. Op dit punt kan ik uw Kamer toezeggen dat ik mijn collega met dit doel op de hoogte zal stellen van de betreffende dossiers.

Ik vertrouw op een goede samenwerking met mijn Surinaamse ambtgenoot en reken erop dat het recht ook in de hiervoor genoemde gevallen zijn loop zal krijgen.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten