Gepubliceerd: 1 maart 2011
Indiener(s): Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-VI-83.html
ID: 32500-VI-83

Nr. 83 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2011

Draagmoederschap is een complex onderwerp waar de samenleving zich betrokken bij voelt. Het onderwerp heeft door de toegenomen medische mogelijkheden, de opkomst van internet en de mondialisering een nadere oriëntatie nodig. De toenmalige minister van Justitie heeft met het oog daarop in zijn brief van 4 november 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XVI, nr. 30) een onderzoek aangekondigd naar de aard en omvang van commercieel draagmoederschap en illegale opneming van een (buitenlands) kind.

Dit onderzoek is gedaan door het Utrecht Centre for European Research into Family Law (UCERF). Het rapport over dit onderzoek Draagmoederschap en illegale opneming van kinderen is als bijlage bij deze brief gevoegd.1 In deze brief ga ik kort in op de uitkomsten van het onderzoek. Daarna zal ik in het licht van het onderzoek enkele vraagstukken schetsen die bij draagmoederschap aan de orde kunnen zijn.

Rapport

In het rapport wordt eerst de situatie in Nederland besproken: het huidige strafrechtelijke (wetgevings)beleid en de civielrechtelijke positie van de draag- en wensouders ten opzichte van het kind. Vervolgens komt de fenomeenstudie aan de orde waaruit naar voren komt dat de omvang van draagmoederschap waarschijnlijk beperkt is (zie hierna) en dat Nederlandse ouders die (met de hulp van internet) gebruik maken van een buitenlandse draagmoeder, vooral gaan naar Griekenland, India, de Oekraïne en de Verenigde Staten (Californië). In deze landen is commercieel draagmoederschap feitelijk mogelijk en is de overdracht van het juridisch ouderschap naar de wensouders relatief gemakkelijk. De rechtsstelsels van deze vier landen worden besproken. Een andere vraag die in het onderzoek aan de orde komt is de volgende. Als een kind na draagmoederschap in het buitenland wordt geboren en de wensouders met het kind naar Nederland willen, aan de hand van welke criteria beoordeelt het Nederlandse consulaat dan of een visum voor het kind kan worden afgegeven? Hoe beoordeelt de gemeenteambtenaar vervolgens of het kind na overkomst naar Nederland kan worden ingeschreven in de burgerlijke stand? Tot slot wordt wet- en regelgeving ten opzichte van commercieel en altruïstisch draagmoederschap in acht landen besproken, te weten België, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Noorwegen, Polen, Spanje en Zweden.

Hoe vaak (commercieel) draagmoederschap en illegale opneming van een (buitenlands) kind voorkomen en wat de omvang is van de problemen die daaruit voortvloeien, kan niet met zekerheid worden vastgesteld, aldus het UCERF. De Raad voor de Kinderbescherming meldt per jaar in ongeveer tien gevallen in aanraking te komen met illegale opnemingen van een kind in een gezin (na draagmoederschap). In Nederland is het Medisch Centrum van de Vrije Universiteit te Amsterdam (VUmc) bevoegd inzake ideëel hoogtechnologisch draagmoederschap.2 Het VUmc krijgt gemiddeld twintig verzoeken per jaar om in aanmerking te komen voor een dergelijk draagmoederschapstraject; ongeveer tien paren per jaar worden in behandeling genomen. Op 31 mei 2010 waren er drie kinderen via het VUmc geboren en werden er op korte termijn nog twee verwacht. Het UCERF concludeert dat het moeilijk is om een helder beeld te krijgen van het precieze aantal gevallen van nationaal en grensoverschrijdend draagmoederschap en illegale opneming. Het vermoeden bestaat dat niet alle gevallen van draagmoederschap en illegale opneming aan het licht komen.

Het UCERF concludeert kort samengevat dat het Nederlandse wetgevingsbeleid is te kenschetsen als consistent in de doelstelling draagmoederschap te ontmoedigen. Het internationale draagmoederschap is in Nederland niet uitputtend geregeld. Dat heeft op een aantal juridische terreinen rechtsonzekerheid tot gevolg voor de betrokken kinderen, wensouders en draagmoeders. Tot zover het rapport.

Vraagstukken rond het draagmoederschap

De afgelopen tien jaar is er veel veranderd. Er is een toename van de behandelmethoden om onvruchtbaarheid te behandelen. Via het internet weten paren die het aangaat, steeds meer wat in welk land mogelijk is. Het gaat bij draagmoederschap om een in omvang beperkt onderwerp. De gevolgen van situaties rondom draagmoederschap kunnen evenwel verstrekkend zijn en roepen maatschappelijke discussie op. Gezien de internationale en technische ontwikkelingen, is de verwachting dat het aantal kinderen dat zal worden geboren uit een draagmoeder de komende jaren stijgt.

De overheid zal een antwoord moeten formuleren op de ontwikkelingen rond (commercieel) draagmoederschap en de daarmee samenhangende vraagstukken. Ook vanuit moreel oogpunt verdienen verschillende kwesties de aandacht. Hieronder worden de belangrijkste vraagstukken kort geschetst.

Vrijwilligheid

De vrijwillige en geïnformeerde toestemming van de draagmoeder is van het grootste belang. Vanwege de waarde die hieraan wordt gehecht, zijn er in Nederland uitgebreide procedures alvorens tot draagmoederschap kan worden besloten. In diverse psychologische gesprekken wordt daarom gekeken naar de beweegredenen van de draagmoeder en overigens ook van de wensouders. Uiteraard is deze vrijwilligheid ook bij buitenlands draagmoederschap van groot belang. Het is echter de vraag of altijd duidelijk is hoe deze vrijwilligheid in sommige landen vorm krijgt, te meer daar het denkbaar is dat vrouwen mogelijk vanwege armoede voor draagmoederschap opteren.

Belangen

Het belang van het kind, de draagmoeder, de biologische ouders, de wensouders en de maatschappij lopen niet steeds parallel. Wiens belang heeft op welk moment voorrang? Zo zal, als het draagmoederschap vanuit het belang van het kind wordt benaderd, dat belang in sommige gevallen botsen met het belang van wensouders. De Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting geeft Nederlandse donorkinderen het recht hun afstamming te leren kennen. Dat kan nodig zijn om medische redenen. Daarnaast is de traceerbaarheid van genetische ouders ook van belang voor jongeren en volwassenen die hun «wortels» willen vinden.

Draagmoederschap of adoptie?

Het lijkt evident dat het kind genetisch materiaal heeft van de draagmoeder of de wensmoeder en de wensvader. Dat is echter niet meer altijd het geval. Het komt voor dat een paar in een buitenlandse kliniek een embryo tot stand laat komen waarbij géén van beiden genetisch materiaal levert. Vervolgens wordt dit embryo uitgedragen door een buitenlandse draagmoeder zonder enige genetische verwantschap met het kind. Als dat kind in het buitenland wordt geboren en de wensouders het willen meenemen naar hun eigen land, dan is de vraag legitiem of dit niet meer in de richting van interlandelijke adoptie door de wensouders gaat? Extra vereisten moeten dan wellicht worden gesteld die vergelijkbaar zijn met die welke worden gesteld bij (interlandelijke) adoptie.

Handhaafbaarheid van normen en regels

De conclusie van het rapport van het UCERF roept de vraag op of en zo ja, op welke wijze (commercieel en/of grensoverschrijdend) draagmoederschap, meer of anders moet worden gereguleerd. Als overeenstemming bestaat over een aantal normen bij het nemen van maatregelen, dan is de volgende vraag of die normen zijn te handhaven, civielrechtelijk, vreemdelingenrechtelijk of strafrechtelijk. Die normen moeten dan allereerst goed bekend zijn. Een ander aspect van handhaving is de bewijsbaarheid van gestelde feiten.

Op basis van de bovenstaande ontwikkelingen en vraagstukken, ben ik van mening dat het belangrijk is dat de verschillende aspecten rondom draagmoederschap zorgvuldig worden gewogen. Daarbij neem ik in aanmerking dat een recente maatschappelijke discussie over dit onderwerp in de huidige tijd van internet, mondialisering en grote medische mogelijkheden nog niet heeft plaatsgevonden. Ik ben daarom voornemens om eind maart/begin april ter zake een expertmeeting te organiseren. Vervolgens wil ik graag met uw Kamer over dit onderwerp van gedachten wisselen om de verdere voortgang rondom dit onderwerp te kunnen bepalen.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven