Kamerstuk 32500-V-162

Lijst van vragen en antwoorden over het verslag van de IDA-16 onderhandelingen

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2011

Gepubliceerd: 4 april 2011
Indiener(s): Nebahat Albayrak (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-V-162.html
ID: 32500-V-162

Nr. 162 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWORODEN

Vastgesteld 7 april 2011

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 21 februari 2011 inzake het Verslag onderhandelingen 16e middelenaanvulling van de International Development Association (Kamerstuk 32 500 V, nr. 149).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 april 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Albayrak

De griffier van de commissie,

Van Toor

1, 10, 22, 24 en 25

Is sprake van een aanscherping van het anticorruptiebeleid van de Wereldbank respectievelijk de International Development Association (IDA)? Zo ja, kan daarover nadere informatie worden gegeven?

In hoeverre zijn de gegevens (data, contracten, rapporten, verslagen, evaluaties) van IDA openbaar? Welke delen zijn openbaar, en welke delen niet? Als er delen niet openbaar zijn, wat is dan daarvoor de reden?

Leidt het belang van de transparantie- en anticorruptie-agenda van de Wereldbank/IDA tot aanpassing van de Nederlandse bijdrage? Welk bedrag binnen de Nederlandse bijdrage aan de IDA is daarvoor geoormerkt?

Zal worden bevorderd dat de Wereldbank, met haar aanzienlijke kennis ten aanzien van fraude en corruptie in ontwikkelingslanden, maximale transparantie in dat opzicht zal betrachten, zodat ook de donorlanden die een ontwikkelingsinspanning leveren, hun voordeel daarmee kunnen doen?

In hoeverre zal de Nederlandse regering zich er hard voor maken (ook in het licht van de nieuwe Nederlandse bijdrage) dat de Wereldbank harde eisen stelt aan ontvangende landen op het vlak van transparantie en corruptiebestrijding?

Het anti-corruptiebeleid van de Wereldbank is solide en de organisatie treedt actief op tegen corruptie. De Governance and Anti Corruption (GAC) Strategie is van kracht sinds 2007. Met het aannemen van deze strategie is het beleid op het terrein van anticorruptie bestrijding flink aangescherpt. President Zoellick en het management van de Bank hebben zich daadwerkelijk aan deze strategie gecommitteerd en zijn actief betrokken bij de implementatie. Het Department for Corporate Integrity (INT) is belast met onderzoek naar corruptie met Wereldbankgelden en niet-integer handelen van medewerkers. Het INT rapporteert hierover aan de president en de Board. Functionarissen ontvangen duidelijke richtlijnen hoe met corruptie om te gaan. De Wereldbank kent een klokkenluidersregeling voor medewerkers die ongewenst gedrag aankaarten. Ook is er op initiatief van de Wereldbank afgesproken dat partijen, die zich schuldigmaken aan corruptie bij een aanbestedingsproces van een multilaterale ontwikkelingsbank, uitgesloten worden van deelname aan aanbestedingen van alle multilaterale ontwikkelingsbanken.

Nederland draagt financieel bij (EUR 10 mln) aan de Governance Partnership Facility, een multidonor Trust Fund dat er op gericht is om de GAC Strategie inhoud te geven, ondermeer binnen IDA. De GAC Strategie geeft richtlijnen voor maatregelen die de Wereldbank kan nemen (incl. het stopzetten van programma’s), in het geval corruptie is vastgesteld. Nederland ondersteunt deze aanpak. Voorbeelden van activiteiten onder het GPF zijn ondermeer het faciliteren van nationale Governance and AnticorruptionStrategies en de vertaling van opgedane ervaringen in het IDA-instrumentarium. Op deze wijze wordt in partnerlanden actief gewerkt aan het verbeteren van het bestuur en het verminderen van corruptie. De Wereldbank verricht belangrijk werk op het gebied van goed bestuur in termen van beleidsontwikkeling, capaciteitsopbouw en onderzoek. Het is daarbij van belang dat niet alleen gekeken wordt naar macro-economische aspecten en effectiviteit, maar ook naar de legitimiteit van goed bestuur. Over de activiteiten onder GAC en GPF bericht de Wereldbank uitvoerig, hetgeen bijdraagt aan de transparantie m.b.t. de WB-aanpak van corruptie.

Per 1 juli 2010 is de nieuwe disclosure policy van de Wereldbank van kracht. Dit nieuwe beleid impliceert een grote stap voorwaarts inzake de openbaarheid en transparantie van Wereldbank informatie en gegevens. Werd tot genoemde datum periodiek een lijst opgesteld van documenten die gepubliceerd mogen worden, tegenwoordig is de hoofdregel dat in beginsel alles gepubliceerd wordt, tenzij er goede argumenten zijn om uitzonderingen toe te staan. Personeelsvertrouwelijke informatie behoort tot laatstgenoemde categorie, maar IDA-rapportages en evaluaties zijn openbaar.

2 en 3

Hoe hoog is het salaris van de directie van IDA?

Hoeveel mensen werkzaam bij IDA verdienen meer dan de in Nederland gehanteerde DG-norm? En in welke functies werken deze mensen?

IDA is geen zelfstandige organisatie, maar een integraal onderdeel van de Wereldbank. Er bestaat ook geen aparte Vice President’s Unit voor IDA of een ander duidelijke scheidslijn. Veel medewerkers van de Wereldbank voeren taken uit voor zowel de IBRD als IDA. Daarom betrekken we de vragen op de gehele Wereldbank.

In het fiscale jaar 2010 (lopend van juli 2009 tot en met juni 2010) verdiende de top van de Wereldbank het volgende:

President Robert B. Zoellick: USD 441 980

managing director Ngozi N. Okonjo-Iweala: USD 351,740

Overige twee managing directors en de chief financial officer: USD 347 050

De DG-norm van EUR 124 000 bedraagt, omgerekend naar een 40-urige werkweek, in US-dollars 195 000 (wisselkoers d.d. 23 maart 2011; 1,42 USD/EUR). Naast de bovengenoemde personen verdienden personen met de volgende functies in het fiscale jaar 2010 meer dan de DG-norm:

  • Vice-presidents (0,4% van het totaal aantal medewerkers),

  • directors en senior advisors (2,8% van het totaal aantal medewerkers).

  • Managers en lead professionals maken 17,7% uit van het totaal aantal medewerkers. Een minderheid binnen deze groep verdient meer dan USD 195 000, het exacte aantal hebben we niet kunnen vaststellen.

4, 18, 20, 34, 40, en 51

Worden nationale parlementen in ontvangende landen betrokken bij de controle op de juiste besteding en effectiviteit van IDA-leningen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze? Heeft IDA ook direct contact met deze parlementariërs? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe ziet het overleg er uit?

Kunt u aangeven hoe IDA concreet de Country Assistance Strategies in overeenstemming brengt met nationale ontwikkelingsplannen?

Kunt u aangeven hoe IDA zich committeert aan haar Good Practice Principles on conditionality en hoe dit wordt gemonitord?

Kunt u ingaan op de manier waarop IDA het maatschappelijk middenveld zal betrekken bij het opstellen van een ontwikkelingsstrategie?

Kunt u – gezien het voornemen van de Wereldbank om meer in te zetten op de versterking van betrokkenheid van ontvangende landen – ingaan op de kritiek die de UNCTAD in haar Least Developed Countries Report uitte dat de manier waarop Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP’s) zijn vormgegeven nog altijd sterk beïnvloed wordt door de beleidsvoorwaarden en de benchmarks van donoren? Hoe wil de Wereldbank dit probleem concreet gaan aanpakken? Wat zijn uw ideeën hiervoor?

Op welke wijze zullen nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld in ontvangende landen meer betrokken worden bij ontwikkelingsstrategieën? Kunt u hier een voorbeeld van geven? Hoe moeten de kansen worden ingeschat van het voornemen van de IDA om nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden te betrekken bij het opstellen van ontwikkelingsstrategieën? Is dit voornemen mede gericht op de versterking (in algemene zin) van de positie van die nationale parlementen en van dat maatschappelijk middenveld? Hoe zal de IDA reageren wanneer er regimes zijn die zich verzetten tegen een dergelijke opzet?

Sinds eind jaren 90 zijn in de meeste IDA-landen nationale ontwikkelingsplannen (Poverty Reduction Strategy Papers – PRSP’s) geformuleerd. De plannen komen in een breed maatschappelijk consultatieproces tot stand, waarbij alle belangrijke partijen (sectorministeries, maatschappelijk middenveld, bedrijfsleven, parlement, donoren etc.) hun inbreng kunnen leveren. Dit geldt ook voor de ontwikkeling van de tienjarige themastrategieën op gebieden als energie, palmolie, onderwijs, sociaal beleid, en arbeidsrechten. De lokale overheid is in principe verantwoordelijk voor dit proces, maar de Wereldbank/IDA heeft, net als andere donoren, ook directe contacten met betrokken partijen en faciliteert waar nodig de dialoog.

In lijn met de Parijs-agenda komen overheid en donoren vervolgens tot een taakverdeling over de uitvoering van de nationale ontwikkelingsplannen. De Wereldbank baseert haar landenstrategieën, de zogeheten Country Assistance Strategies (CAS), op deze nationale ontwikkelingsplannen. IDA-leningen maken onderdeel uit van de CAS. Hoewel nationale regeringen de officiële counterparts zijn voor Wereldbank/IDA, worden in veel IDA-landen ook de parlementen geconsulteerd bij de formulering van de CAS. IDA financiert voorts cursussen op het terrein van capaciteitsopbouw, die als doel hebben de rol van parlementen bij de formulering en het toezicht op poverty reduction strategies te versterken. Ook houdt IDA digitaal contact met parlementen door zoveel mogelijke de relevante documenten op internet te zetten en parlementen hierop te alerteren (bijv. voorafgaand aan een consultatie-overleg). Tot slot kan gemeld worden dat in sommige landen parlementen vooraf expliciet goedkeuring moeten geven aan IDA-leningen.

UNCTAD geeft in het Least Developed Countries Report 2010 aan dat ontwikkelingslanden in het afgelopen decennium een grotere rol hebben gekregen in de uitwerking en uitvoering van PRSPs, en dat forse stappen zijn gezet bij het terugbrengen van beleidsconditionaliteiten. UNCTAD meldt evenwel ook dat de rol van de ontwikkelingslanden nog steeds niet groot genoeg is en dat PRSPs nog altijd (te) sterk beïnvloed worden door donoren. Dit heeft alles te maken met de veelal beperkt beschikbare capaciteit in ontwikkelingslanden en de terughoudendheid van overheden in deze landen om te experimenteren. Voor veel landen is het een leerproces van vallen en opstaan, waarin sommige landen of sectoren sneller voortgang boeken dan anderen. Zo heeft Bolivia de afgelopen jaren duidelijk het voortouw genomen bij de formulering en budgettering van nieuwe beleidsplannen en speelt de donorgemeenschap tegenwoordig een veel minder prominente rol.

Ten aanzien van de Good Practice Principles on conditionality kan gemeld worden dat de Wereldbank en andere donoren zich tegenwoordig veel meer baseren op vooraf door de overheid zelf in de PRSP vastgestelde voortgangsindicatoren. Beleidsrelevantie, transparantie en voorspelbaarheid vormen daarbij de uitgangspunten. De Wereldbank bespreekt regelmatig met partnerlanden de ervaringen met deze principles. Nieuw instrumentarium onder IDA (Program for Results) draagt eveneens bij aan deze agenda.

In dit verband is het ook relevant te melden dat de Wereldbank hoge standaarden hanteert, zowel bij projectontwikkeling, als implementatie en monitoring en evaluatie.

IDA draagt aan dit proces bij door de ingezette decentralisatieagenda (in toenemende mate is de Country Director vertegenwoordigd op landenniveau), door minder gebruik te maken van korte missies uit Washington, door een aangepast instrumentarium dat beter aansluit bij landensystemen, en door verder voort te bouwen op landenspecifieke kennis.

Grotere betrokkenheid van nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld bij de strategieformulering en/of bij het budgettaire proces is van groot belang. Er zijn weinig landen die zich hier publiekelijk tegen verzetten, maar de ruimte voor actieve participatie varieert van land tot land. IDA en de bredere donorgemeenschap kunnen bijdragen aan het vergroten van de checks and balances door de verschillende belanghebbende partijen effectief bij het proces te betrekken.

5, 6, 7 en 39

Waar bestaat de invloed van Nederland uit wat betreft het verstrekken van leningen?

Op welke wijze controleert u IDA-uitgaven?

Op welke wijze wordt de Nederlandse regering geïnformeerd over uitgaven van en verstrekte leningen door de Wereldbank?

Hoe verhoudt de verhoogde bijdrage van Nederland aan IDA-16 zich tot de Nederlandse invloed op de bestedingen van IDA?

Tijdens de middelenaanvullingsonderhandelingen worden de prioriteiten van IDA voor een nieuwe periode besproken. Voor het bepalen en uitwerken van de focusgebieden van IDA-16 hebben in 2010 vier overlegrondes plaatsgevonden. Naast de donorlanden namen hieraan ook vertegenwoordigers van ontvangende landen deel. Nederland oefent op deze wijze niet alleen invloed uit op het beleid van IDA. Tijdens deze onderhandelingen komt ook het raamwerk ter sprake op basis waarvan de verdeling van leningen (en giften) aan IDA-landen wordt bepaald. Nederland is tevreden over de uitkomst voor IDA-16, die in lijn is met de uitgangspunten van het Nederlandse beleid. Daarnaast steunt Nederland al jaren het raamwerk voor verdeling van leningen en giften, dat voor een groot deel bepaald wordt door indicatoren voor good governance.

De Raad van Bewindvoerders bij de Wereldbank, waarin ook Nederland is vertegenwoordigd, keurt individuele voorstellen voor leningen goed en ziet toe op de uitgaven. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van informatie uit het veld (ambassades, NGO’s). Daarnaast is er halverwege de IDA-16 periode (eind 2012) een Mid-Term Review met alle donoren over de uitvoering in de eerste 18 maanden, op basis waarvan een bijsturing mogelijk is.

8

Verwacht u dat het resultaat van de onderhandelingen over IDA-16, die in december werden afgesloten, door de voorjaarsvergadering overgenomen zullen worden? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, waar zitten de gevoelige punten?

Het eindresultaat van de onderhandelingen over IDA-16 is gereflecteerd in de financiële committeringen van de IDA-donoren in december 2010. Het zachte-leningen loket van de Wereldbank is hiermee voor de komende 3 jaar voorzien van middelen om leningen in IDA-landen uit te zetten. In februari j.l. is het eindresultaat in de vorm van een resolutie besproken in de Raad van Bewindvoerders. De Raad heeft de resolutie doorgestuurd naar de Raad van Gouverneurs voor goedkeuring. De Gouverneurs moeten de resolutie nu bekrachtigen. De verwachting is dat de Gouverneurs dit zullen doen, aangezien in de Raad van Bewindvoerders geen gevoelige punten zijn opgebracht.

9

Welk deel van de IDA-uitgaven wordt voldaan als directe begrotingssteun? Welke landen ontvangen deze directe begrotingssteun, en hoeveel ontvangt elk land?

In het fiscale jaar 2010 (lopend van juli 2009 t/m juni 2010) werd 16,3% (oftewel USD 2,37 mld) van de IDA-gelden verstrekt in de vorm van begrotingssteun. In totaal ontvingen 34 landen begrotingssteun van IDA. Zie onderstaand overzicht voor de details per land.

Land – Begrotingssteun (miljoenen USD)

Burkina Faso

90

Burundi

25

Benin

30

Cote d'Ivoire

90

Cape Verde

15

Ghana

35

Guinea-Bissau

6

Comoros

3

Lesotho

25

Mali

71

Malawi

54

Mozambique

110

Nigeria

500

Rwanda

122

Sierra Leone

17

Senegal

43

Sao Tome and Principe

2

Togo

16

Tanzania

170

Zambia

20

Cambodia

5

Lao People's Democratic Republic

40

Vietnam

262

Samoa

20

Maldives

14

Pakistan

300

Armenia

60

Bosnia and Herzegovina

66

Georgia

85

Moldova

25

Tajikistan

25

Grenada

4

Haiti

13

St. Lucia

8

11

Is het waar dat het eindrapport over de onderhandelingen over IDA-16 – met daarin onder meer cijfers over alle committeringen van de donoren – in april wordt gepubliceerd? Zo neen, wanneer verschijnt het eindrapport dan wel? Bent u bereid het eindrapport naar de Kamer te sturen zodra dit beschikbaar is?

De uitkomst van de discussie over de focus en prioriteiten van IDA tijdens de vier rondes is vastgelegd in het eindrapport: «Delivering Development Results». Hierin staan de belangrijkste beleidsaanwijzingen voor het driejarige IDA-programma voor 2012–2014 beschreven. Het rapport vormt de basis voor de tussentijdse bespreking van de voortgang van IDA-16 tijdens de Mid-Term Review (MTR) in november 2012. De executive summary van het rapport was een bijlage van het IDA-16 verslag. Het eindrapport is inmiddels op de website van de Wereldbank geplaatst: www.worldbank.org/ida/16.

12

Kunt u aangeven waarom op pagina 78 van de antwoorden op de vragen over de basisbrief ontwikkelingssamenwerking (32 500 V, nr. 53) de IDA 16 bijdrage nog wordt begroot op € 608,4 miljoen, terwijl uiteindelijk € 727 is toegezegd? Betreft de verhoging van € 119 puur en alleen een reële groei van de IDA-16 envelop?

De antwoorden op de vragen over de basisbrief ontwikkelingssamenwerking (32 500 V, nr. 53) zijn verstuurd voordat de IDA-16 onderhandelingen waren afgerond. De betreffende cijfers voor IDA-16 zijn bedragen zoals die op dat moment in de meerjarenbegroting waren opgenomen – vastgesteld door de bijdrage aan IDA-15 reëel constant te houden. Inmiddels zijn de IDA-16 onderhandelingen afgerond en kent IDA-16 een reële groei ten opzichte van IDA-15. De verhoging met € 119 mln. betreft het Nederlandse aandeel in deze reële groei. De verplichting voor IDA-16 wordt verwerkt in de Voorjaarsnota.

13 en 14

Wat heeft meer prioriteit voor de regering: een groei van de totale IDA-16 envelop c.q. meer geld voor armoedebestrijding of het handhaven van het Nederlandse aandeel in IDA op 3%?

Kunt u toelichten waarom u ervoor kiest om te korten op de Nederlandse ODA maar hierbij de Nederlandse IDA-16 bijdragen ontziet, terwijl de totale IDA-16 envelop groeit? Oftewel, als andere donoren al meer bijdragen aan IDA-16 waarom doet Nederland dat dan ook? Waarom kiest Nederland in dat geval niet voor een andere nuttige besteding aan een andere ontwikkelingsorganisatie (multilateraal of bilateraal)?

Er is geen sprake van een keuze tussen groei van IDA-16 enerzijds en handhaving van het Nederlandse aandeel in IDA anderzijds. Beide grootheden liggen voor de regering in elkaars verlengde. IDA vervult een zeer belangrijke rol bij de mondiale armoedebestrijding en de prioriteiten van IDA-16 sluiten ook goed aan bij de prioriteiten van de regering op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. De regering verwelkomt dan ook de substantiële groei van IDA-16 ten opzichte van IDA-15. Van een verlaging van het Nederlandse aandeel zou in dit licht een verkeerd signaal zijn uitgegaan.

15, 37, 38 en 45

Is het waar dat Nederland, omdat de totale IDA-16 envelop groeit, Nederland relatief meer moet bijdragen om haar aandeel op 3% te houden? Zo neen, hoe zit het dan wel?

Kunt u toelichten waarom de Nederlandse uitgaven aan IDA-16 ten opzichte van IDA-15 zoveel sterker stijgen dan de gemiddelde donorbijdrage, te weten 24% ten opzichte van 2%. Hoe verhoudt dit zich bovendien tot de 3% bijdrage van Nederland in de totale donorbijdrage? Als de donorbijdragen slechts een lichte verhoging tonen van 2%, hoe kan het dan dat Nederland 24% meer heeft moeten bijdragen om op een aandeel van 3 % in het totaal van door donoren toegezegde middelen uit te komen?

Aangezien het aandeel van Nederland in IDA-16 gelijk is aan dat in IDA-15 en de totale donorbijdragen verhoogd zijn, hoeveel is de Nederlandse bijdrage verhoogd ten opzichte van IDA-15? Wat is de reden van deze verhoging?

Kunt u bevestigen dat er feitelijk geen groei is van de donorbijdragen ten opzichte van IDA-15 wanneer gecorrigeerd wordt voor inflatie? Zo neen, hoeveel bedraagt de groei dan indien de inflatiecorrectie wordt toegepast?

Donorbijdragen aan IDA-16 kunnen onderverdeeld worden in de volgende componenten:

  • 1. reguliere bijdragen,

  • 2. compensatie voor a. kosten van deelname van Wereldbank/IDA aan het Highly Indebted Poor Countries Initiative (HIPC), b. achterstanden en c. giften,

  • 3. compensatie voor kosten van deelname van Wereldbank/IDA aan het Multilateral Debt Relief Initiative MDRI).

De totale donorbijdragen (1+2+3) in Special Drawing Rights (SDR’s) zijn gestegen met ongeveer 2%. Deze beperkte verhoging is samengesteld uit een afname in componenten 2 en 3, met respectievelijk 0,3% en 15,3%, en een toename in de reguliere bijdragen (component 1) met 7,2%. De groei van de eerste twee componenten bedraagt 6,3% in SDR’s.

De groei van de Nederlandse bijdrage aan IDA-16, in vergelijking met IDA-15, moet gerelateerd worden aan de groei van de eerste twee componenten. Bijdragen aan MDRI (component 3) zijn tijdens een aparte onderhandeling vastgesteld en zijn ook apart opgenomen in de begroting. De aanpassing voor inflatie die voor IDA-16 gehanteerd is bedraagt in totaal 5,7%. Hiermee is de groei van de componenten 1 en 2 samen 0,6 procentpunt hoger dan de inflatiecorrectie.

Donoren doen toezeggingen tegen een zogenaamde target («doelenvelop») voor component 1, waarbij het aandeel in de vorige middelenaanvulling het uitgangspunt vormt. Nederland heeft, net als tijdens IDA-15, een toezegging gedaan van 3% van de doelenvelop. Hiermee blijft de Nederlandse relatieve toezegging in verhouding tot de doelenvelop constant ten opzichte van IDA-15. De doelenvelop voor IDA-16 is echter door de groep van donoren niet volledig bijeengebracht. Dit financieringsgat is opgevuld door extra mobilisatie van interne middelen. Gevolg is dat de relatieve groei van de Nederlandse bijdrage aan IDA-16, ten opzichte IDA-15, groter is dan die van sommige andere donoren. Het relatieve aandeel van de Nederlandse bijdrage aan de doelenenvelop van IDA-16 blijft echter wel, net als bij IDA-15, 3%.

Tot slot kan nog gemeld worden dat een deel van de groei ook verklaard door een wisselkoerseffect. De euro-SDR wisselkoers die gebruikt wordt voor IDA-16 is iets lager dan ten tijde van IDA-15, waardoor de Nederlandse bijdrage in percentages hoger uitvalt.

Het in vraag 37 genoemde groeicijfer van 24% komt ons niet bekend voor.

16

Kunt u aangeven hoe de regering de extra IDA-uitgaven van € 119 miljoen – ten opzichte van de begroting 2011 zoals ingediend in december 2010 – gaat dekken?

De betaling van IDA-16 wordt over een periode van negen jaren uitgesmeerd (2012–2020). De verhoging met € 119 miljoen ten opzichte van de oorspronkelijke begroting komt ten laste van de periode na 2015. De programmering van de ODA-middelen voor die periode moet voor een belangrijk deel nog worden ingevuld.

17, 27 en 29

Kunt u een gedetailleerder overzicht verstrekken van het betalingsritme dat met IDA wordt afgesproken? Kunt u hierbij tevens een nieuw overzicht verschaffen van de totale IDA-uitgaven voor de volgende begrotingsjaren, inclusief uitgaven uit eerdere IDA-ronden?

Hoe groot zijn de afbetalingen die Nederland nog aan IDA-14 en IDA-15 moet doen?

Wanneer zijn de verplichtingen voor IDA-14 en IDA-15 aangegaan? Wanneer verloopt de termijn van negen jaar die gehanteerd wordt voor afbetalingen aan IDA?

Het betalingsschema voor IDA-16 is nog niet formeel overeengekomen met IDA. Voor de betalingen wordt een standaardschema als uitgangspunt genomen. Hiervan kan worden afgeweken zolang de netto contante waarde van de totale betalingen gelijk blijft aan die van het standaard schema. Onderstaand schema (exclusief compensatie voor HIPC en achterstallige betalingen) moet nog definitief worden overeengekomen met IDA. De verplichting voor IDA-16 wordt verwerkt in de Voorjaarsnota.

De laatste afbetaling aan IDA-14 vindt plaats op 1 april en bedraagt EUR 86,025 mln. Naast de betalingen die Nederland nog aan IDA-15 moet doen, geeft onderstaand overzicht ook de indicatieve betalingen aan IDA-16 (exclusief compensatie voor HIPC en achterstallige betalingen) weer.

De verplichting voor IDA-14 is aangegaan in 2005 en de verplichting voor IDA-15 is aangegaan in 2008. Voor beide IDA ronden is een betaalschema van 6 jaren overeengekomen. Voor IDA-16 wordt een betaalschema van 9 jaren gehanteerd.

Tabel: Indicatief betalingsschema IDA
 

IDA-15

IDA-16

2011

€ 57 860 000

 

2012

€ 206 761 000

€ 38 531 736

2013

€ 81 442 000

€ 72 249 877

2014

€ 56 887 000

€ 131 472 312

2015

€ 185 016 652

 

2016

€ 126 191 923

 

2017

€ 94 317 352

 

2018

€ 56 424 860

 

2019

€ 17 575 289

 

2020

€ 5 000 000

 

19 en 49

Kunt u aangeven hoe IDA lering heeft getrokken uit de evaluaties van de Independent Evaluation Group (IEG) en waar dit uit blijkt?

Zijn er bij IDA-15 evaluaties uitgevoerd, en zo ja, waren die evaluaties positief dan wel negatief en wat waren de aanbevelingen?

De Independent Evaluation Group (IEG) is de onafhankelijke evaluatie-eenheid van de Wereldbank, die rechtstreeks aan de Raad van Bewindvoerders rapporteert. De IEG rapporteert jaarlijks een Annual Review of Development Effectiveness (ARDE), en publiceert daarnaast tientallen thematische en landenbeleidsevaluaties, waarbij IDA aspecten prominent op de agenda staan. Recente evaluaties hebben als titel «Gender and development», «Water and development» en «Global Partnerships». Momenteel vindt een evaluatie plaats van de door de Wereldbank gebruikte Environmental and Social Safeguards Policies. De evaluaties van de IEG worden zeer serieus genomen, zoals blijkt uit de reacties van management op recente evaluatierapporten en uit de besprekingen met Wereldbank staf tijdens het jaarlijkse beleidsoverleg. Tijdens de IDA-15 Mid Term Review werd een IEG-voortgangsverslag inzake IDA gepresenteerd. De IEG constateerde dat de prestaties van de IDA projecten in 2008 waren toegenomen ten opzichte van het jaar daarvoor. Van alle projecten die in 2008 afgesloten waren, kreeg 81% van IEG de beoordeling moderately –highly satisfactory. Beter sectorbeleid van de Bank en verbeterde omstandigheden in de IDA-landen werden als belangrijkste redenen voor de vooruitgang genoemd. Belangrijke aanbevelingen zijn het vergroten van de landenfocus, met meer aandacht voor ownership van ontvangende landen en donorharmonisatie, het versterken van de decentralisatieagenda (van de Wereldbank), en meer aandacht voor resultaten en voor de aanpak in fragiele staten. Op elk van deze terreinen komen regelmatig Wereldbankrapporten uit.

21

Kunt u aangeven of de private sector die IDA financiert – al dan niet samen met de International Finance Corporation (IFC) – inderdaad zorgt voor meer werkgelegenheid in ontwikkelingslanden en ten goede komt aan bedrijven uit ontwikkelingslanden in plaats van multinationals in ontwikkelingslanden? Waar blijkt dit uit?

IDA’s activiteiten op het gebied van private sector ontwikkeling spitsen zich direct en indirect toe op het verbeteren van de werkgelegenheid in ontwikkelingslanden die ten goede komt aan lokale ondernemingen. Indirect door de verbetering van het investeringsklimaat middels de implementatie van structurele hervormingen en regulering waardoor de mogelijkheden voor (kleine) ondernemingen worden vergroot. Daarnaast vindt, tevens in samenwerking met IFC, directe ondersteuning plaats van het micro-, midden- en kleinbedrijf zowel in de formele als in de informele sector. Deze directe ondersteuning behelst met name de verbetering van de toegang tot financiële dienstverlening alsmede technische assistentie.

23

Kunnen, in het licht van de neerwaartse druk op begrotingsgelden voor ontwikkelingssamenwerking, van de twintig belangrijkste donoren de actuele bijdragen daaraan worden weergegeven als percentage van het BNP?

Tabel: Bijdrage ontwikkelingssamenwerking als percentage BNP

Donor

ODA als percentage van BNP 2009

Zweden

1,12%

Noorwegen

1,06%

Luxemburg

1,04%

Denemarken

0,88%

Nederland

0,82%

België

0,55%

Ierland

0,54%

Finland

0,54%

Engeland

0,52%

Frankrijk

0,47%

Spanje

0,46%

Zwitserland

0,45%

Duitsland

0,35%

IJsland

0,32%

Bron: OECD.Stat 24 maart 2011

26

Kunt u in een staafdiagram weergeven aan welke landen hoeveel IDA-leningen verstrekt worden? Kunt u hetzelfde doen per thema?

Hieronder worden in twee staafdiagrammen de verdeling per regio en thema aangegeven en vervolgens in een tabel de informatie op landenniveau. De verstrekte cijfers betreffen zowel leningen als schenkingen.

Door IDA verstrekte leningen (miljoenen USD)Fiscaal jaar 2010 (lopend van juli 2009 tot en met juni 2010)

Afghanistan

197

Latin American Regional Projects

2

Africa Regional Projects

695

Lesotho

30

Angola

153

Liberia

26

Armenia

60

Malawi

158

Azerbaijan

70

Maldives

14

Bangladesh

828

Mali

141

Benin

68

Mauritania

26

Bhutan

12

Moldova

69

Bosnia-Herzegovina

81

Mongolia

34

Burkina Faso

130

Mozambique

260

Burundi

87

Nepal

352

Cambodia

5

Nicaragua

64

Cameroon

30

Niger

10

Cape Verde

20

Nigeria

890

Chad

20

Pakistan

300

Comoros

8

Papua New Guinea

25

Congo, Democratic Republic

460

Rwanda

234

Congo, Republic

26

Samoa

23

Cote d'Ivoire

155

Sao Tome and Principe

4

Djibouti

9

Senegal

186

Ethiopia

890

Sierra Leone

61

Gambia, The

11

Solomon Islands

6

Georgia

85

Sri Lanka

365

Ghana

313

St. Lucia

8

Grenada

4

Tajikistan

52

Guinea-Bissau

11

Tanzania

928

Haiti

122

Timor-Leste

5

Honduras

40

Togo

25

India

2,578

Uganda

440

Kenya

590

Uzbekistan

146

Kosovo

20

Vietnam

1,429

Kyrgyz Republic

37

Yemen, Republic of

205

Lao People's Democratic Republic

124

Zambia

95

28 en 31

Hoe groot zijn de afbetalingen die andere lidstaten nog aan IDA-14 en IDA-15 moeten doen?

Hoe gaan andere landen om met deze commitments, schorten andere landen weleens betalingen op? Welke landen zijn dat en voor hoelang schorten ze op?

De Wereldbank verstrekt geen cijfers over de betaalritmes van individuele lidstaten. Over het gebruik van kasschuiven door andere landen hebben wij daarom geen informatie.

Wel weten we dat de betalingsdiscipline hoog is. Op 31 december 2010 stond nog USD 3,5 miljard open van de in totaal voor IDA-15 toegezegde USD 43,7 miljard. Naar verluidt heeft IDA na die datum ook nog enkele aanvullende betalingen ontvangen. Voor eerdere IDA-ronden staan geen betalingen meer open, omdat de afspraak is dat onvoldane IDA-verplichtingen door worden geschoven naar de volgende IDA-ronde. Bij elke bespreking over beschikbaarheid van middelen wordt het probleem van openstaande verplichtingen opgebracht en worden betrokken landen door collega-donoren en management hierop aangesproken. Dit leidt ertoe dat donoren uiteindelijk altijd aan hun verplichtingen hebben voldaan.

30

Kunt u aangeven in hoeverre er ruimte is om betalingen op te schorten?

Een land gaat voor betalingen aan IDA een verplichting aan. Vervolgens kan er in overleg tot op zekere hoogte geschoven worden met het betalingsritme. Bij eenzijdige opschorting komt een land zijn verplichtingen aan de Wereldbank niet na en blijft dus in gebreke.

32

Wat maakt dat IDA volgens u een sleutelpositie inneemt in de internationale hulpstructuur? IDA zet o.a. in op mondiale publieke goederen. Gezien de eerder genoemde sleutelrol: betekent dit dat andere landen minder op deze terreinen zullen (hoeven) gaan doen? Oftewel: hoe vindt er afstemming plaats en zorgt de donorgemeenschap ervoor dat belangrijke sectoren als onderwijs en gezondheidszorg nu niet door alle donoren verlaten worden?

De sleutelpositie van IDA in de internationale hulpstructuur komt op meerdere manieren tot uiting. In de eerste plaats is IDA simpelweg in veel ontwikkelingslanden de belangrijkste financier van ontwikkelingsprogramma’s. Een substantieel deel van de jaarlijkse, mondiale ODA-stroom wordt dan ook gekanaliseerd via IDA. Het aandeel ligt momenteel ruim boven de 10%. In de tweede plaats speelt IDA een cruciale rol in het tegengaan van fragmentatie van ontwikkelingshulp. Deze fragmentatie van de hulp is, ondanks inspanningen van donoren, nog steeds een groot probleem en ondergraaft de effectiviteit van hulpprogramma’s. IDA functioneert in veel ontwikkelingslanden als platform voor het samenbrengen van diverse hulpstromen waardoor ze op gecoördineerde wijze kunnen worden ingezet. Tot slot kan ook gerefereerd worden aan de dominante positie die IDA inneemt bij de bescherming van mondiale en regionale publieke goederen, die de capaciteit van individuele landen te boven gaat.

Hoewel er ook binnen IDA een zekere verschuiving ten faveure van productieve sectoren plaatsvindt, hoeven we niet bang te zijn dat de sociale sectoren te weinig aandacht krijgen. Daar zorgen in de eerste plaats belangrijke IDA-donoren als het VK wel voor. Voor deze landen vormen onderwijs en gezondheidszorg prioritaire sectoren en is IDA een belangrijk uitvoeringskanaal. Maar ook ontwikkelingslanden spelen in toenemende mate een belangrijke rol bij de allocatie van IDA-middelen. Ze waren aanwezig bij de finale onderhandelingen voor IDA-16 en op landenniveau dienen de IDA-bijdragen opgenomen te worden in de nationale ontwikkelingsstrategieën, de zogeheten Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP’s, zie ook het antwoord op vraag 4).

33, 50

Kunt u ingaan op de kosten die de genoemde decentralisatie van personeel en beslisbevoegdheden met zich meebrengt?

Kunt u een voorbeeld geven van decentralisatie van beslisbevoegdheid naar het veld? Wat zal het grootste verschil zijn met de huidige praktijk?

Decentralisatie brengt kosten met zich mee. Deze zijn van USD 184 miljoen in 2004 gegroeid naar USD 300 miljoen in 2010. Daar staan kostenbesparingen op het hoofdkantoor tegenover. Hoe groot deze zijn is echter niet te bepalen, waardoor er geen uitspraken gedaan kunnen worden over de netto kosten van decentralisatie.

Bij decentralisatie van beslisbevoegdheid gaat het onder meer om het aanbrengen van wijzigingen in de programmering van technische assistentie programma’s indien de lokale omstandigheden daar om vragen. Door verdergaande decentralisatie en een constante dialoog op werkniveau zal de aansluiting van Wereldbankprogramma's (verwoord in de country assistence strategies, zie ook het antwoord op vraag 4) op de lokale behoeften verbeteren; er wordt steeds meer maatwerk geleverd. Ook zal de Wereldbank, door sterkere aanwezigheid in klantlanden, in staat zijn flexibeler in te spelen op veranderende situaties. De effectiviteit en kwaliteit van de IDA-programma’s zullen dan ook naar verwachting toenemen.

35

Op welke manier vindt afstemming plaats tussen het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid en het IDA-beleid, dat beide voedselzekerheid als prioriteit heeft?

Tijdens de onderhandelingen over IDA 16 was het nieuwe Nederlandse OS-beleid nog niet vormgegeven. Nu de prioriteiten van Nederland en IDA op het terrein van voedselzekerheid in elkaars verlengde liggen, probeert Nederland zoveel mogelijk synergie te vinden. Zo sprak ik recent met een hoge Wereldbank vertegenwoordiger over de mogelijkheden van samenwerking, zowel op strategisch- als landenniveau, binnen het Global Agriculture and Food Security Programme (GAFSP). Dit programma wordt beheerd door verschillende onderdelen van de Wereldbankgroep. Ook neemt Nederland deel aan de discussie via reguliere besprekingen in de Raad van Bewindvoerders en op ministerieel niveau tijdens de Jaarvergaderingen. In april staat voedselzekerheid bijv. op de agenda van het Development Committee.

36, 52 en 55

Welke inzet kiest Nederland in de werkgroepen over het resultatenraamwerk en financiële duurzaamheid?

Zit Nederland in de werkgroep die vorm zal geven aan het beleid voor fragiele staten? Zo nee, waarom niet?

Wat zal de Nederlandse inzet in de werkgroepen over het resultatenraamwerk en financiële duurzaamheid zijn? Welke lenende landen hebben zitting in deze werkgroepen?

Momenteel worden de terms of reference voor de verschillende IDA-werkgroepen opgesteld door de voorzitters. De werkgroep voor financiële duurzaamheid zal in ieder geval in kaart brengen welke alternatieven er bestaan om de lange-termijn financiële capaciteit van IDA te waarborgen. Gekeken zal worden naar (innovatieve) financieringsbronnen en de optimale besteding van IDA-middelen. Voor de werkgroep voor het resultatenraamwerk moet het proces van opstellen van de terms of reference nog beginnen. De Nederlandse inzet is nog niet geformuleerd. Welke landen deelnemen is nog niet bekend.

Nederland neemt niet deel aan de werkgroep over fragiele staten omdat keuzes moesten worden gemaakt en Nederland internationaal reeds in vele gremia over fragiele staten actief is. De werkgroep zoekt bovendien naar deelnemers uit lenende landen, niet nog meer donorlanden.

41, 42, 46, 47, 48, 53 en 54

Kunt u aangeven of de meetbare resultaten waar IDA zich meer op wil gaan focussen, zich zullen richten op beleidshervormingen of op armoedevermindering? Is het waar dat één van de resultaten waar IDA zich op wil gaan richten een vermindering van «regulerende obstakels» voor de private sector ontwikkeling betreft? Zo ja, waarbij moet hier dan aan gedacht worden?

Hoe worden de resultaten gedefinieerd en wie ontwerpt de indicatoren voor de meetbare resultaten? Gebeurt dit in overleg met de ontvangende donoren? Zo neen, waarom niet?

Kunt u aangeven of de indicatoren m.b.t. gender die aan het resultatenraamwerk worden toegevoegd, voor alle country assistance strategies gelden of alleen voor onderwijs, gezondheidszorg en watersector? Wat is uw oordeel hierover?

Kunt u een overzicht geven van de onder IDA-15 gebruikte toetsingscriteria van leningen, zowel voor de ontwikkelingsresultaten als voor operationele en organisatorische effectiviteit?

Kunt u een overzicht geven van de uitbreiding van de toetsingscriteria van leningen, zowel voor de ontwikkelingsresultaten als voor operationele en organisatorische effectiviteit, die onder IDA-16 gebruikt zullen worden?

Op welke wijze wordt het controleren en monitoren van doelstellingen vorm gegeven? Wordt alleen op papier naar meetbare resultaten gekeken, of worden ook «tracking and tracing teams» ingezet die steekproefgewijs in het veld controleren wat het effect van de leningen is?

Zullen het resultatenraamwerk van IDA-16 en de zogenaamde IDA Report Cards openbaar gemaakt worden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

IDA levert grote inspanningen om resultaten inzichtelijk te maken en raamwerken te formuleren die donoren en lenende landen in staat stellen impact te analyseren en te monitoren. Voorbeelden van het inzichtelijk maken van resultaten zijn de IDA at Work filmpjes (www.youtube.com/watch?v=DuEDtO6-WX4) en de uitgave «Het ABC van IDA». Gedurende de IDA-16 periode zullen alle IDA-gefinancierde programma’s worden gecodeerd. Hiermee kunnen de programma’s real time op internet worden bekeken.

Het resultatenraamwerk heeft een centrale plek binnen IDA. Het raamwerk is tijdens IDA-13 ontwikkeld en sindsdien telkens verfijnd om resultaten nog beter in kaart te brengen. De verfijning geschiedt op basis van input van IDA-donoren en lenende landen. Het systeem onder IDA-15 is gebaseerd op twee lagen (tiers): 1) resultaten op landenniveau (de «waar» vraag) en 2) IDA’s bijdrage aan de resultaten op landenniveau (de «wat» vraag). IDA-16 voegt daar nog twee lagen aan toe: 3) operationele effectiviteit van IDA (de «hoe» vraag) en 4) organisatorische effectiviteit van IDA (de «wie» vraag).

Onder laag 3 van het raamwerk voor IDA-16 zal, mede op aandringen van Nederland, worden gerapporteerd over de voortgang van gender mainstreaming in alle country assistance strategies. De resultaten van de lagen 3 en 4, de zogenaamde IDA report cards, zullen jaarlijks worden gepubliceerd op de website van de Wereldbank.

De uitbreiding van het raamwerk maakt de attributie van ontwikkelingsresultaten van IDA-landen naar IDA als organisatie gemakkelijker. Ook legt IDA duidelijker rekenschap af over de vraag of de bijdrage op de meest effectieve wijze is geleverd. Een uitgebreide toelichting op de gebruikte toetsingscriteria onder zowel IDA-15 als IDA-16 staat in het eindrapport: «Delivering Development Results» (blz 15 t/m 23). Het eindrapport is inmiddels op de website van de Wereldbank geplaatst: www.worldbank.org/ida/16.

43

Kunt u aangeven waaruit blijkt dat IDA in staat is om additionele klimaatfinanciering te genereren, zoals zij zelf stelt?

IDA is in staat additionele klimaatfinanciering te genereren zoals blijkt uit de analyse van de High Level Advisory Group on Climate Change Financing (http://www.un.org/wcm/content/site/climatechange/pages/financeadvisorygroup/pid/13300). Deze adviesgroep geeft aan dat de ervaring van multilaterale ontwikkelingsbanken om investeringsrisico’s te delen met lokale en internationale investeerders kan worden ingezet voor klimaatfinanciering. De adviesgroep heeft ingeschat dat iedere dollar, die door multilaterale banken voor dit doel wordt ingezet, leidt tot een additionele klimaatfinanciering van 3 tot 4 dollar, afhankelijk van de mix van concessionele en niet-concessionele leningen die wordt verstrekt.

44

Acht u het geloofwaardig dat IDA het klimaat als speciaal thema heeft aangemerkt, terwijl haar financiering voor fossiele brandstofprojecten nog nooit zo hoog was als in 2011?

Ja, IDA financiering sluit aan op de doelen die ontwikkelingslanden zelf hebben opgesteld. Hierin nemen hernieuwbare energie en aanpassing aan klimaatverandering vooralsnog een beperkte – maar toenemende – plaats in. Omdat multilaterale financiering, inclusief IDA, als bron voor klimaatfinanciering is aangemerkt acht ik het zeker geloofwaardig dat multilaterale banken hierin hun verantwoordelijkheid nemen als financier en adviseur van private investeerders en overheden.