38,0 %
62,0 %

VVD

PvdD

PvdA

PVV

GL

SGP

CU

SP

D66

CDA


Nr. 12 AMENDEMENT VAN HET LID RECOURT

Ontvangen 16 november 2010

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel I, artikel 10.14, wordt in artikel 1, eerste lid, onder de begripsbepaling «deelnemersregister» na «de deelnemers» ingevoegd: en jongeren van wie de sociale vormingsplicht is opgeschort,.

II

In artikel I, onderdeel I, artikel 10.14, komt artikel 2 te luiden:

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. De sociale vormingsplicht rust op een jongere tenzij:

    • a. de jongere beschikt over een startkwalificatie WSKJ, of

    • b. blijkt dat de jongere op grond van lichamelijke of geestelijke onbekwaamheid nooit in staat zal zijn aan enige krachtens deze wet voor hem geldende verplichting te voldoen.

  • 2. De sociale vormingsplicht is opgeschort zolang de jongere:

    • a. gedurende ten minste 25 uur per week betaalde arbeid verricht;

    • b. onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BES, beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, of andere door Onze Minister aangewezen vormen van onderwijs of educatie volgt;

    • c. op grond van lichamelijke of geestelijke onbekwaamheid tijdelijk niet in staat is aan enige bij deze wet gestelde verplichting te voldoen;

    • d. wegens persoonlijke omstandigheden tijdelijk niet in staat is aan enige bij deze wet gestelde verplichting te voldoen, of

    • e. werkelijke dienstplicht vervult als bedoeld in artikel 1 van de Dienstplichtwet BES.

III

In artikel I, onderdeel I, artikel 10.14, komt artikel 3 te luiden:

Artikel 3. Oproeping, melding en beslissing

  • 1. Iedere jongere wordt binnen één maand na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar opgeroepen door het projectbureau van het openbaar lichaam waar hij ingezetene is, om te laten bepalen of op hem de sociale vormingsplicht rust. De jongere meldt zich op het hem in de oproeping aangegeven tijdstip bij het projectbureau.

  • 2. De jongere verschaft aan het projectbureau de gegevens en bescheiden die van belang zijn voor de beslissing of op hem de sociale vormingsplicht rust, dan wel dat deze wordt opgeschort.

  • 3. Het projectbureau besluit binnen 30 dagen na het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, schriftelijk of op de jongere de sociale vormingsplicht rust, dan wel dat deze is opgeschort. In geval van opschorting vermeldt hij de duur van de opschorting.

  • 4. Een opschorting kan onder voorwaarden of beperkingen worden verleend.

IV

In artikel I, onderdeel I, artikel 10.14, komt artikel 4 te luiden:

Artikel 4. Educatieve intake en sociaal kanstraject

  • 1. De jongere op wie de sociale vormingsplicht rust, meldt zich op het hem in de oproeping opgegeven tijdstip bij de daarin opgegeven uitvoeringsinstantie voor een educatieve intake. Bij de melding legt de jongere zijn persoonsgegevens over.

  • 2. De educatieve intake heeft tot doel te onderzoeken over welke kennis en vaardigheden de jongere beschikt.

  • 3. Op basis van de kennis en vaardigheden wordt de jongere door de uitvoeringsinstantie een passend sociaal kanstraject aangeboden dat zo mogelijk leidt tot instroom in het reguliere onderwijs.

  • 4. De jongere is aanwezig bij en verleent zijn medewerking aan alle onderdelen van het voor hem vastgestelde kanstraject en de daarmee samenhangende begeleiding.

  • 5. Deelname aan een module die het verrichten van arbeid inhoudt, geschiedt vrijwillig.

V

In artikel I, onderdeel I, artikel 10.14, wordt artikel 6 als volgt gewijzigd:

A

Aan het eerste lid wordt vóór de punt de volgende zinsnede toegevoegd: en het in het oog houden van de jongeren van wie de sociale vormingsplicht is opgeschort.

B

Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «artikel 4, derde lid,» vervangen door: artikel 4, eerste lid.

2. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. het besluit dat op de jongere de sociale vormingsplicht rust, of het besluit tot opschorting van de sociale vormingsplicht en de aan de opschorting verbonden voorwaarden of beperkingen;

3. Na onderdeel b wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • ba. de uitgegane uitnodigingen voor een educatieve intake als bedoeld in artikel 4 en de resultaten daarvan;

4. De aanduiding «en» aan het slot van onderdeel e vervalt.

5. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door «, en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. gegevens omtrent de toepassing van artikel 21 op de jongere.

C

In het derde lid wordt de zinsnede «Elke jongere die een sociaal kanstraject volgt,» vervangen door: Elke deelnemer en elke jongere van wie de sociale vormingsplicht is opgeschort,.

D

Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het projectbureau geeft op verzoek van de jongere een afschrift van de geregistreerde gegevens over die jongere.

VI

In artikel I, onderdeel I, artikel 10.14, wordt na artikel 20 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20a. Bestuurlijke boete

  • 1. Ter zake van gedragingen in strijd met artikel 3, eerste lid, tweede volzin, 4, eerste of vierde lid, kan het bestuurscollege aan de jongere een bestuurlijke boete opleggen.

  • 2. De hoogte van de bestuurlijke boete is:

    • a. indien het feit voor de eerste keer wordt gepleegd, ten hoogste USD 280;

    • b. in geval van het herhaald plegen van het feit, ten hoogste USD 1400.

  • 3. Titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Met dit amendement wordt de sociale vormingsplicht op Bonaire, Sint Eustatius en Saba gehandhaafd. Hiermee wordt beoogd een bijdrage te leveren aan het bieden van een tweede kans aan jongeren op de eilanden in de leeftijd van 16 tot en met 24 jaar die buiten het reguliere opleidings- en socialisatieproces zijn geraakt.

De indiener acht vrijwillige kanstrajecten niet afdoende om geconstateerde problemen met betrekking tot deze doelgroep te ondervangen, omdat het risico aanzienlijk is dat juist die jongeren die de vormingsplicht het hardste nodig hebben er niet op vrijwillige basis aan zullen deelnemen.

Handhaving van de sociale vormingsplicht sluit aan bij het basisprincipe van de staatkundige hervorming om thans op de BES-eilanden geldende regelgeving de eerste vijf jaar na de transitie zo veel mogelijk te handhaven.

Voor dit amendement is aangeknoopt bij de regeling uit de thans geldende Wet sociale kanstrajecten die via de Invoeringswet BES is komen te ontstaan uit de Landsverordening sociale vormingsplicht.

Voor de bedragen uit artikel 20a, is daarbij aangeknoopt bij die in het eerdere artikel 19 van de Landsverordening sociale vormingsplicht. Hierin stonden ook minimumboetes vermeld, hetgeen in Nederland ongebruikelijk is; deze minimumbedragen zijn derhalve geschrapt. Dit geeft bovendien het bestuur de ruimte om bij het opleggen van de boete rekening te houden met de omstandigheden van het geval, daaronder begrepen draagkracht alsook de kwaliteit van het aanbod.

Met artikel 4, lid 5, van dit amendement is nadrukkelijk bepaald dat het verrichten van arbeid binnen het sociaal kanstraject vrijwillig geschiedt. Hiermee is gegarandeerd dat dit amendement niet in strijd is met het verbod op dwangarbeid.

Voor de nadere vormgeving van de bestuurlijke boete is aangeknoopt bij de regeling uit de Algemene wet bestuursrecht, zoals dit bijvoorbeeld ook in artikel 20 van de Wet sociale kanstrajecten BES voor subsidies plaatsvindt.

Recourt