Kamerstuk 32317-245

Verslag van een algemeen overleg

JBZ-Raad

Gepubliceerd: 29 juli 2014
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32317-245.html
ID: 32317-245

Nr. 245 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 juli 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 4 juni 2014 vervolgoverleg gevoerd met Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 22 april 2014 met een reactie op verzoek van het lid Van Hijum over de aanpak van illegale migratie in Europees verband (Kamerstuk 32 317, nr. 228);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 19 mei 2014 over de stand van zaken betreffende de ontwikkelingen in de asielinstroom vanuit Eritrea (Kamerstuk 19 637, nr. 1820);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 27 mei 2014 betreffende de ontwikkelingen in de asielinstroom van week 21 (Kamerstuk 19 637, nr. 1828);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 3 juni 2014 inzake berichtgeving over betrokkenheid van de Eritrese overheid bij mensensmokkel en afpersing vluchtelingen (Kamerstuk 19 637, nr. 1849);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 28 mei 2014 betreffende wederzijds overdragen van illegale migranten tussen Nederland en Duitsland (Kamerstuk 32 317, nr. 236).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Azmani, Fritsma, Gesthuizen, Van Hijum, Jadnanansing, Maij, Schouw, Voordewind en Voortman

en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 14:03 uur.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over de aanpak illegale immigratie Europese Unie. Het betreft de tweede termijn.

Hartelijk welkom aan de Staatssecretaris en zijn ambtenaren, aan mijn collega's en aan de mensen op de publieke tribune.

Dit AO betreft een tweede termijn. We hebben er maar één uur voor. Mocht het nodig zijn, is er direct daarna een VAO. Ik stel een spreektijd voor van twee minuten, met één interruptie als het echt moet.

Ik geef het woord aan de heer Van Hijum van het CDA.

De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Dit is het tweede termijn van het AO over illegale immigratie. Er zit wat tijd tussen de eerste termijn en de tweede, dus ik begin met de vraag of de Staatssecretaris ons kan informeren over de meest actuele instroomcijfers. We hebben vorige week de cijfers gekregen over week 21. Misschien kan de Staatssecretaris de Kamer informeren over wat er sindsdien is gebeurd.

Kern is wel dat we het niet in de eerste plaats over een Nederlands probleem hebben, maar over een Europees probleem dat begint aan de Europese buitengrens. In de eerste termijn heb ik erop gewezen dat met name een land als Italië gehouden moet worden aan zijn verplichtingen met betrekking tot grensbewaking, opvang en registratie. Dit geldt overigens ook voor landen als Bulgarije en andere grenslidstaten. In de eerste termijn heb ik van de Staatssecretaris nog niet scherp gehoord of hij vindt dat Italië zich aan die verplichtingen houdt. Bovendien is de brief die hij aan de Kamer heeft gestuurd op dat punt niet heel scherp. Er staat wel dat de «indruk» bestaat, maar het gaat toch wel wat verder. Wat mijn fractie betreft, zou een land als Italië stevig aangesproken mogen worden op het naleven van verplichtingen.

Dit is ook de reden dat ik misschien een VAO willen houden. Wellicht kunnen we er echter in dit AO al uitkomen. Ik wil de Staatssecretaris echt oproepen om de Europese Commissie te verzoeken, een onderzoek te starten naar aanhoudende, ernstige gebreken met betrekking tot het toezicht door de Italiaanse overheid aan de buitengrens, conform artikel 15 van de verordening over het Evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle op de toepassing van het Schengenacquis. Het is een hele mond vol, maar zo luidt het dictum van de motie die ik voor ogen heb. Ik krijg op dit punt graag een toezegging, zodat ik deze motie niet hoef in te dienen. Het gevraagde biedt de mogelijkheid om het land op zijn verplichtingen aan te spreken maar ook om, als het land zich niet aan die verplichtingen houdt, op termijn wellicht zelfs weer binnengrenscontroles in te voeren. In dat geval heb je die vaststelling namelijk ook nodig. Ik krijg hier graag een reactie op.

Ik kom toch nog even terug op het broodje-aapverhaal.

De voorzitter: Dat moet dan heel kort, want u bent al over uw tijd heen.

De heer Van Hijum (CDA): Dat is wel heel snel.

Ik ben nog niet helemaal overtuigd door de brief die we over het broodje-aapverhaal van de Staatssecretaris hebben gekregen. Er zijn zo veel signalen uit de praktijk, bijvoorbeeld van de Nederlandse marechaussee, de asieladvocatuur en de Bundespolizei, die een andere indruk wekken, dat deze brief een klein beetje als een bezweringsformule aandoet. Maar daar komen we, denk ik, niet uit. Ik wil van de Staatssecretaris echt iets horen over de effectiviteit van de aanpak en over de mogelijkheden om bevoegdheden van de marechaussee te verruimen, maar ook over de eerste resultaten van de aanpak van mensensmokkel die de Staatssecretaris beoogt.

Tot slot. We hebben ook een brief gekregen over de internationale dimensie, de medewerking van de Eritrese overheid aan mensensmokkel en afpersing. Ook op dat punt is het mijn fractie niet helemaal helder wat de inzet in Europees verband is. Toen de heer Timmermans nog Kamerlid was, heeft hij ervoor gepleit om de ambassade op te heffen en de ontwikkelingshulp op te schorten, ook in EU-verband. Ik hoor graag meer over de aanpak in internationaal verband.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed dat wij deze tweede termijn nu houden. Ook ik ben benieuwd naar de laatste cijfers betreffende de instroom.

De belangrijkste vraag van mijn fractie is wat er straks bij de JBZ-Raad gaat gebeuren. Ik had gehoopt dat er in de geannoteerde agenda iets meer duidelijkheid gegeven zou worden over de Nederlandse inzet met betrekking tot het toegroeien naar een evenwichtige verdeling van de instroom in Europa. De ChristenUnie heeft daar in eerste termijn een suggestie voor gedaan, betreffende de EU-richtlijn Tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden. De Staatssecretaris zegt dat in dat geval twee derde van de lidstaten ervan overtuigd moet zijn dat het gaat om massale toestroom. Misschien vindt hij daar geen haakje, maar ik hoor graag waar hij eventueel een planning en een doelstelling zal inzetten om tot evenredige verdeling te komen.

De Staatssecretaris noemde al mijn motie over de 250 vluchtelingen boven op het aantal van 500 uitgenodigden per jaar. De Staatssecretaris heeft een brief aan de Eerste Kamer geschreven en zegt dat hij snel duidelijkheid wil geven wanneer dat aantal van 250 zal worden ingevuld. Ik heb begrepen dat we er nu niet aan zitten, maar dat er in oktober nog een missie naar Burundi moet worden ondernomen en dat dan pas wordt bekeken of we verder gaan schakelen. Als het oktober wordt, vrees ik dat als ik er weer naar vraag, ergens in november, we te laat zijn om die 250 in te vullen. Daarom vraag ik de Staatssecretaris of hij duidelijkheid wil geven over de vraag wanneer hij met de invulling van de extra 250 komt.

Mijn derde punt betreft de diasporataks. De Staatssecretaris heeft gisteren een brief gestuurd op dit punt, betreffende de Eritrese ambassade, die inmiddels in Nederland een consulaat is geworden met een zaakgelastigde. In die brief staat dat het niet illegaal is, op die manier geformuleerd. Echter, er is een uitzondering, namelijk als er druk wordt uitgeoefend om alsnog die taks te betalen. Ik vraag de Staatssecretaris hoe mensen vrijwillig kunnen terugkeren naar Eritrea, als zij dat al willen, zonder dat zij die taks moeten betalen. Ik begrijp dat er een onderzoek kan worden ingesteld op het moment dat mensen aangifte doen. Dat is echter het grote probleem: mensen durven geen aangifte te doen, omdat zij bang zijn voor de gevolgen daarvan. Graag aandacht daarvoor.

Ten slotte. Ik begrijp dat de Staatssecretaris omhoog zit met de opvanglocaties, en ik begrijp ook dat overwogen wordt om 400 asielzoekers te plaatsen in de Koepelgevangenis te Breda. Ik wil erop wijzen dat sommige mensen echt uit traumatische omstandigheden komen en mogelijk in de gevangenis hebben gezeten. Ik ben net weer in de Vluchthaven geweest. Mensen zijn nog steeds als de dood om in een cel te zitten waar de deur 's nachts van buitenaf dichtgedaan kan worden. Ik vraag de Staatssecretaris een uiterste inspanning te plegen om te bezien of we dit voor deze mensen kunnen voorkomen.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. We hebben net een AO gehad over de JBZ-Raad. Ik merk dat de agenda's wat in elkaar overlopen. Sommige punten hebben we daar besproken en mogelijk bespreken we hier weer punten die we daar ook hebben besproken.

Voor mij is het in ieder geval van belang om te constateren dat de illegale migratie naar de EU niet afneemt maar alleen maar toeneemt. Ook na de eerste termijn van dit AO zijn daar weer berichten over gekomen, bijvoorbeeld afgelopen woensdag het bericht dat het hek op de Spaanse enclave Melilla door zo'n 400 mensen is bestormd. Zij zijn over dat hek geklommen en zitten nu in een asielzoekerscentrum aldaar dat uitpuilt. Afgelopen zaterdag kwam het bericht dat Frontex alarm staat. De urgentie is dus groot. Ik merk dat er vooral aandacht is voor de manier waarop de EU-lidstaten onderling naar elkaar kijken en de gevolgen bestrijden, bijvoorbeeld voor de vraag of daar solidariteit bij moet komen kijken en wie de kosten betaalt. Ik hoor dit ook in de woorden hier terug. Dit terwijl de focus toch zou moeten liggen op één samenwerking vanuit de EU richting buiten de EU. Daar liggen de oorzaken.

In mijn eerste termijn heb ik al aangegeven dat er volgens mijn fractie een viersporenbeleid moet worden gevoerd. Ik noem deze vier sporen nog even. Ten eerste een gemeenschappelijke inzet op opvang in de eigen regio. Ten tweede een keiharde aanpak van mensensmokkel. Ten derde investeren in grensbewaking van transitlanden buiten de EU. Ten vierde alle hulp en politieke samenwerking afhankelijk maken van medewerking aan grensbewaking en terugname van onderdanen. Is de Staatssecretaris bereid om deze focus aan te brengen bij de JBZ-Raad, waar onder andere de Taskforce voor het Middellandse Zeegebied besproken zal worden?

Tot die tijd gelden bestaande afspraken, ook voor landen als Italië. Ik heb dit in het AO hiervoor al gezegd. Ook dat geluid moet volgens de VVD had doorklinken. Wanneer lidstaten zich niet houden aan de registratie van Eurodac zijn maatregelen gepast. In eerste instantie kunnen die bestaan uit waarschuwingen, maar vervolgens zijn ook sancties aan de orde. Daarover heb ik in eerste termijn al iets geroepen. Als ultieme sanctie plaats je een land maar buiten Schengen. Ik vraag de Staatssecretaris of deze instrumenten afdoende zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik hoor de heer Azmani een beetje lacherig doen over de evenredige verdeling in Europa. Ik hoop echter dat ook de VVD voor die verdeling gaat pleiten en de Staatssecretaris daartoe aanzet.

Ik hoor de heer Azmani ook zeggen dat opvang in de regio nodig is. Ik vraag nogmaals of de VVD bereid is om boter bij de vis te doen. We wachten namelijk nog steeds op de nieuwe plannen van Ploumen voor extra financiering van opvang in de regio, met name voor Libanon. 1,2 miljoen mensen zitten daar in de opvang. Wij wachten nog steeds op een extra bijdrage, even los van het amendement dat we als bevriende oppositie hebben ingediend, die 7 miljoen. We wachten op een extra impuls voor de opvang in de regio. Ik hoop dat de heer Azmani daar ook voor pleit.

De heer Azmani (VVD): Op het punt van de evenredige verdeling heb ik in het vorige AO al gezegd dat ik vind dat de zuidelijke landen een te grote broek aantrekken. Dat heeft alles te maken met het feit dat Nederland 72 asielaanvragen heeft per 100.000 inwoners, dus 0,72 per 1.000 inwoners. Italië heeft er 0,31. Dat is dus een stuk lager. In Spanje gaat het om 0,08 en in Roemenië om 0,06. Met andere woorden: er wordt een beetje te hoog van de toren blazen door die zuidelijke lidstaten. Ik begrijp heus wel dat zij de afgelopen jaren gewend zijn geraakt aan een zeer, zeer lage instroom en dat zij, nu zij worden geconfronteerd met een iets hogere instroom, denken: o jee, hoe zorgen wij hiervoor? Ik pleit niet voor een evenredige verdeling over de lidstaten. Ik vind het wel een mogelijke oplossing om die landen te vragen of we kunnen helpen bij de registratie van de gegevens. Volgens mij is dat ook een beetje de inzet van de Staatssecretaris en het kabinet. De Staatssecretaris heeft in eerste termijn al gezegd dat hij op dit punt contact heeft gehad met zijn ambtsgenoot in Italië. Dat vind ik een veel passender oplossing, want we hebben nu eenmaal afspraken gemaakt en we gaan wat mij betreft niet marchanderen met deze afspraken. Wat mij betreft gaan we ze gewoon handhaven.

De heer Voordewind vroeg ook naar de opvang in eigen regio. Volgens mij draagt Nederland daar al in grote mate aan bij. We zijn op dit gebied een van de toplanden in de EU en hebben al zo'n 76 miljoen gegeven in het kader van adequate opvang in Syrië.

De voorzitter: Kort alstublieft, mijnheer Voordewind, want wij hebben weinig tijd en er zijn nog veel sprekers.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb twee korte opmerkingen. De heer Azmani zegt dat hij de evenredige verdeling te ver vindt gaan. Dat verbaast mij, want hij noemde zojuist landen op, Spanje etc., die maar sporadisch bijdragen. Toch durft hij niet te pleiten voor evenredige verdeling. Ik begrijp niet hoe die twee standpunten zich tot elkaar verhouden. Maar goed, dat is voor rekening van de VVD.

We hebben inderdaad 76 miljoen bijgedragen voor opvang in de regio. Dat is echter een optelling van de afgelopen drie jaar. Tot nu toe hebben we maar sporadisch iets gedaan, namelijk 16 miljoen, en we zitten inmiddels bijna halverwege het jaar. Als de VVD-fractie echt serieus werk wil maken van opvang in de regio, zal zij toch dit jaar met geld over de brug moeten komen.

De heer Azmani (VVD): Volgens mij werkt evenredige verdeling pas wanneer alle lidstaten een gemeenschappelijke beleid uitvoeren. Wat mij betreft is dat een restrictief en rechtvaardig beleid. Zolang ik moet constateren dat er EU-lidstaten zijn die heel ruimhartig beleid voeren, bijvoorbeeld Zweden, is het voor mij een brug te ver om evenredig te gaan verdelen. Eerst moet er geharmoniseerd beleid zijn, restrictief en rechtvaardig.

Ik heb al eerder gezegd dat Nederland behoorlijk bijdraagt aan de opvang in de regio. Ik vind dat lidstaten een gemeenschappelijke inzet moeten plegen op dat punt. Wat nu gebeurt, is dat de ene lidstaat ervoor kiest om extra geld te geven voor de opvang in de eigen regio terwijl de andere lidstaat zegt: nee, laten we maar 10.000 Syriërs extra opnemen. Dat vind ik verkeerd beleid vanuit de EU. Daarom bepleit ik een gemeenschappelijke aanpak op dit punt.

De heer Fritsma (PVV): De VVD-fractie heeft het terecht over opvang in de regio. Realiseert de heer Azmani zich echter dat juist de VVD-fractie dat tegenwerkt? De VVD-fractie wil bijvoorbeeld niet de Europese regels veranderen waarin staat dat Nederland verplicht is om alle asielzoekers die zich hier melden, in een asielprocedure te zetten. De vraag of er opvang in de regio is, is niet eens relevant, want Nederland moet iedereen die zich hier meldt, in een asielprocedure zetten. Als de VVD-fractie het dus heeft over opvang in de regio, vraag ik de VVD-fractie ook om dat eindelijk eens een keer waar te maken, door de regels te veranderen die dat tegengegaan.

De heer Azmani (VVD): Dit debatje heb ik al eerder met de heer Fritsma gevoerd. De PVV pleit voor afschaffing van het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daar zit een hele historie aan vast. Die ga ik hier nu niet noemen, maar het komt wel ergens vandaan. Het is een brug te ver. Volgens mij kunnen we het probleem echter wel op een andere manier oplossen en dat beoogt de VVD ook, in plaats van onhaalbare oplossingen voor te stellen.

De heer Fritsma (PVV): Het Vluchtelingenverdrag is één aspect. Dat is geschreven in een tijd dat we in een regionale wereld leefden. We zitten nu in een global village, waar een Somaliër in een halve dag naar Nederland kan vliegen en dat ook doet, omdat onze asielprocedure daarvoor openstaat. Daarom nogmaals de vraag: wat wil de VVD-fractie nou eigenlijk? Er wordt vastgesteld dat we een probleem hebben, maar er wordt geen enkele regel of wet benoemd die veranderd moet worden. Wat wil de VVD-fractie van deze Staatssecretaris op het gebied van het veranderen van het beleid? Het is nu immers toch echt wel duidelijk dat dit beleid tekortschiet.

De heer Azmani (VVD): Ik kan heel uitgebreid mijn viersporenbeleid toelichten, maar omwille van de tijd denk ik dat ik dat op een ander moment moet doen. Misschien vertel ik het de heer Fritsma in de wandelgangen wel even hoe het zit en hoe je het vorm kunt geven. De enige oplossing die ik de PVV hoor voorstellen is het opzeggen van het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Die komen echter niet zomaar ergens vandaan; daar zit een hele geschiedenis aan vast. Als afschaffen uw oplossing is, mijnheer Fritsma, dan is dat een onhaalbare oplossing. Ik doe voorstellen die wél haalbaar zijn.

De voorzitter: Dank daarvoor. Ik vraag de leden echt om kort te zijn. We hebben heel weinig tijd en er zijn mensen die wachten op ons om te horen of we kunnen gaan stemmen. Dus, alstublieft, help mij hierbij.

De heer Van Hijum (CDA): «Geen onhaalbare oplossingen» zegt de heer Azmani. Ik hoor hem echter wel zeggen: Italië uit Schengen. Zullen we beginnen met vaststellen of een land aan zijn verplichtingen voldoet of niet? Kortom, steunt de VVD mijn inzet om daar helder en scherp op in te zetten?

De heer Azmani (VVD): Volgens mij moeten we een soort interventieladder hebben. Die kan beginnen met een telefoontje om te vragen wat de problemen zijn, vervolgens komen er waarschuwingen en daarna zullen er sancties moeten worden getroffen als lidstaten nalatig zijn met de bestaande verplichtingen. Zo zie ik dat.

De heer Van Hijum (CDA): Het gaat erom wat wij concreet gaan doen. De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat de verplichtingen niet worden nagekomen. Dat betekent toch dat we dat objectief moeten vaststellen om op basis daarvan stappen te kunnen zetten? Die moeten we toch ook juridisch kunnen onderbouwen? Laten we dat in gang zetten, zou ik zeggen.

De heer Azmani (VVD): Volgens mij loopt er al het een en ander. De Staatssecretaris heeft niet voor niets in zijn eerst termijn al aangegeven dat hij contact heeft opgenomen met zijn Italiaanse ambtsgenoot over de instroom van Eritreers en of dit terug te vinden valt in Eurodac-verordeningen. Als het goed is, is dat signaal gehoord. Ik heb niet voor niets in eerste termijn gezegd dat ik er zelfs voor pleit om een lidstaat buiten Schengen te plaatsen, als ultieme sanctie wanneer een lidstaat niet geneigd is om aan de verplichtingen te voldoen.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik ga net doen alsof dit het vervolg is van de beantwoording van de Staatssecretaris in eerste termijn. Ik ga dus geen nieuw debat openen. Ik dank de Staatssecretaris daarom ook voor zijn antwoorden in eerste termijn. Ik heb nog vier punten.

Mijn eerste punt heeft te maken met de cijfers. De Staatssecretaris heeft de alarmbel laten rinkelen over de Eritrese asielzoekers. We hebben echter de nieuwe cijfers ontvangen waaruit blijkt dat er in week 21 rond de 800 asielverzoeken waren, waarvan ongeveer de helft door Eritreeërs. Dat roept de vraag op of het mediaoffensief van de Staatssecretaris nu al gewerkt heeft dan wel of zijn reactie in eerste instantie wat overdreven was. Ik vraag hem om daarop te reflecteren.

Wij hebben behoefte aan en noodzaak voor de definitieve cijfers van week 22. Ik vraag ook of de Staatssecretaris al cijfers heeft over de instroom van week 22. Dan kan de Kamer veel beter beoordelen wat er precies aan de hand is.

Mijn tweede punt betreft Italië. Er is sprake van dat Italië wordt aangesproken. Mijn fractie zou dan zeggen: en daar waar mogelijk ook wordt geholpen in Europees verband. Het zou goed zijn als de Staatssecretaris, net zoals hij dat volgens in eerst termijn heeft gedaan, ook in tweede termijn nog eens namens het kabinet zegt dat de optie «Italië uit Schengen» voor het kabinet geen optie is. Dan hebben we dat ook maar weer gehad.

Mijn derde punt betreft een vluchtelingentop. Wij vinden het belangrijk dat er echt op het allerhoogste niveau fundamentele afspraken worden gemaakt over een ander gemeenschappelijk asielbeleid. De ambtsvoorganger van de Staatssecretaris op dit dossier, Minister Leers, was erg voor een goede afsluiting van de buitengrenzen en een eerlijke verdeling over de landen. Volgens mij was zaten in dat kabinet destijds zowel de VVD als de PVV. Mag ik mij permitteren, de Staatssecretaris te vragen of hij nog steeds achter de agenda-Leers staat? Daarin is namelijk wel sprake van een verdeling.

Tot slot en een beetje als steun in de rug voor collega Van Hijum, die de vorige keer de Duitse aanpak naar voren heeft gebracht, het volgende. De Staatssecretaris heeft gezegd dat het een broodje-aapverhaal was. Echter, ook ik kan ook geen chocolade maken van zijn brief, dus ook ik vraag hem om indringender in te gaan op de serieuze opmerkingen die Van Hijum op dit punt heeft gemaakt. Het is immers belangrijk dat we precies weten hoe het zit met de waarheid.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. De enorme asielinstroom waar dit overleg over ging en gaat, lijkt helaas niet gestopt. Vorige week gaf de Staatssecretaris aan dat het in week 21 om maar liefst 800 binnenkomende asielzoekers ging. Mijn eerste vraag is of de instroom ook in week 22 zo hoog bleef.

Voor de PVV-fractie blijft duidelijk dat deze asielcrisis maar op één manier kan worden opgelost, en dat is middels het sluiten van de grenzen en het actief aan die grenzen tegenhouden van de vele asielzoekers die deze kant op willen komen. Ook al mag dit allemaal niet van de EU, het kabinet moet het gewoon doen, want nood breekt wet. Ons land kan deze massa-immigratie gewoon niet aan. Graag een reactie hierop.

Als verdragen effectieve maatregelen in de weg staan, kunnen die verdragen wel degelijk gewoon worden opgezegd. Ik zeg dit ook tegen de VVD-fractie. De meeste verdragen kunnen eenzijdig worden opgezegd. Het is dus echt flauwekul dat dit onhaalbaar zou zijn. Het is gewoon een kwestie van doodnormale wilskracht.

De Staatssecretaris gaf in eerste termijn aan, door te gaan met het actief naar Nederland halen van asielzoekers in het kader van het uitgenodigd vluchtelingenschap. Kun je nagaan: er komen tienduizenden asielzoekers deze kant op en alsof dat allemaal nog niet genoeg is, gaat de Staatssecretaris ze ook nog eens zelf actief uit het buitenland ophalen. Dat is niet goed te snappen. Het lijkt op een soort onverschilligheid van de Staatssecretaris; het lijkt hem niet uit te maken aan hoeveel vreemdelingen hij verblijfsrecht geeft.

Ik sluit mijn tweede termijn af met twee korte, onbeantwoorde vragen. Ten eerste. Hoeveel asielzoekers die de afgelopen tijd naar Nederland zijn gekomen denkt de Staatssecretaris op grond van de Dublinverordening naar een ander Europees land te kunnen sturen? Ten tweede. Waar gaat de Staatssecretaris het extra geld vandaan halen dat ongetwijfeld gepaard zal gaan met heel veel opvang door het COA, medische zorg voor asielzoekers etc.?

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Het loopt allemaal iets in elkaar over. We hadden eerder al de eerste termijn van dit debat en we hebben zojuist in het AO over de JBZ-Raad enkele punten besproken die ook voor dit onderwerp van belang zijn, met name als het gaat om het gezamenlijke Europese asielbeleid en het gezamenlijk uitvoeren van dat asielbeleid volgens de standaarden die we hebben afgesproken in procedure- en kwalificatierichtlijnen. Dat is een van de punten waar in ieder geval de PvdA extra aandacht voor heeft gevraagd in de eerste termijn van dit AO en zojuist in het vorige AO. Dit gezien het feit dat een aantal landen daartoe niet in staat is. Bijvoorbeeld Bulgarije is erbij ondersteund, maar ik doel ook op Italië, dat aangeeft op dit moment op een aantal punten niet te kunnen voldoen aan die standaarden en de ondersteuning die daarbij nodig is. In het vorige AO heeft de Staatssecretaris al gezegd dat op een aantal punten ondersteuning is voor Italië. Het is misschien goed om dat hier te bevestigen.

Het gaat ook om de samenwerking op het gebied van het tegengaan van mensensmokkel. Hoe pakken we dat gezamenlijk aan? Het Europees asielbeleid is wat ons betreft in eerste instantie een beleid dat gaat om opvang en procedure in Europa, maar we moeten natuurlijk tegengaan dat mensen hier op een heel benarde manier en uitgebuit terechtkomen.

Dit bruggetje brengt mij bij Eritrea. Een aantal collega's sprak al over de «bijzondere belasting», om het maar zo te noemen, die de Eritrese bevolking hier in Nederland maar kennelijk ook in andere Europese lidstaten moet betalen. Wat gebeurt daar nu precies mee? Hoe zoeken we dat uit? De Staatssecretaris schreef in zijn brief dat het niet illegaal is, maar daar kun je vraagtekens bij plaatsen als mensen zich ertoe gedwongen voelen en als bovendien hun familieleden in het land van herkomst onder druk komen te staan als deze mensen niet aan de diasporataks toegeven. Graag krijg ik dus van de Staatssecretaris iets meer informatie over de manier waarop hij hiermee omgaat, ook in de Europese context.

Tot slot sluit ik mij aan bij de vragen die de collega's hebben gesteld over de actuele instroom. Wat is de instroom deze week en hoe verhoudt die zich tot die van de afgelopen week?

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Ik kan mij aansluiten bij de vragen over de instroomcijfers van deze week en de afgelopen weken evenals bij de vraag van collega Maij over de diasporataks. In die zin kan ik mijn bijdrage dus bekorten.

In eerste termijn heb ik ervoor gepleit dat Nederland zich sterk maakt voor het instellen van een tijdelijke beschermingsrichtlijn. De Staatssecretaris gaf toen aan dat die niet helpt als het gaat om Eritrese vluchtelingen. Dat klopt natuurlijk; vluchtelingen uit Eritrea kunnen echt niet naar huis terug. In dat verband heb ik in eerste termijn gevraagd wat de Staatssecretaris ervan vindt om ook te kijken naar andere opties, legale opties, bijvoorbeeld het aanvragen van asiel in het land van waaruit mensen vluchten, om zo maar te voorkomen dat mensen kiezen voor benarde routes, zoals die via de Middellandse Zee, met alle nare gevolgen van dien.

Ik denk dat zo'n beschermingsrichtlijn een oplossing kan zijn voor de situatie rond Syrië. In de landen rondom Syrië, Jordanië en Libanon, is de opvangmogelijkheid zo langzamerhand uitgeput. Daarvoor zou een tijdelijke beschermingsrichtlijn echt een goed idee zijn. Zo zorg je voor een zeker evenwicht tussen de inspanningen van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties voor de opvang van ontheemden. Wil de Staatssecretaris zich daar sterk voor maken?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Goed dat we nu een tweede termijn hebben. Ik herinner me van de eerste termijn vooral dat ik nogal geïrriteerd was over de uitspraken van de Staatssecretaris bij de NOS over hoe goed Italië het al dan niet deed. Daarom verheugde het mij ook dat we tijdens het AO over de JBZ-Raad dat we net met de Staatssecretaris voerden, van de Staatssecretaris te verstaan kregen dat hij intussen nauw samenwerkt met Italië, dat hij hulp heeft toegezegd vanuit Nederland om ervoor te zorgen dat de binnenkomst van mensen in Italië beter gemonitord kan worden en dat Nederland gaat helpen om ervoor te zorgen dat Italië in ieder geval kan registreren wie daar voet aan land zet. Dat is een stap in de goede richting.

Het enige wat mij nog rest, is een korte blik op de cijfers die we ook de afgelopen week weer toegestuurd hebben gekregen. Week 21: ongeveer 800 asielzoekers, waarvan zo'n 400 Eritreeërs en 160 Syriërs. Daaruit concludeer ik dat de toestroom toch weer wat minder is, in ieder geval even, hoewel we natuurlijk geen beleid kunnen baseren op de cijfers van één week. Ik constateer ook dat uit andere cijfers blijkt dat er steeds een maximale instroom van 600 Eritreeërs is geweest. Ik vind dat een belangrijk detail. Het betekent namelijk dat datgene wat ik de Staatssecretaris volgens mij letterlijk heb horen zeggen, namelijk dat er 1.000 Eritreeërs per week naar Nederland kwamen, niet heeft geklopt. Daar wil ik het voor de tweede termijn bij houden.

De voorzitter: Ik geef het woord aan de Staatssecretaris. Ik wijs de collega's erop dat ieder van hen één interruptie heeft.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Dank aan de leden voor hun inbreng in tweede termijn.

Bijna iedereen heeft opmerkingen gemaakt over de cijfers en wil weten wat de actuele stand van zaken is. Ik begin maar even aan het eind: ik heb gesproken over 1.000 asielzoekers per week, waarvan een substantieel deel Eritreeërs, gaandeweg oplopend in percentages van rond de 20% tot 62% van het totaal in week 18. Ik heb hier de gecorrigeerde cijfers. Ik ga zo meteen ook in op het verzoek van de heer Schouw om de eerste cijfers van week 23. Die cijfers zijn echter nog niet gecorrigeerd. De gecorrigeerde cijfers tot en met week 22 zijn als volgt. Ik begin met week 16, want vanaf daar gaat het omhoog.

In week 16 waren er 472 asielzoekers, waarvan 114 Eritreeërs. Dat was een percentage van 24. In week 17 waren er 802 asielzoekers, waarvan 50% Eritreeërs. In week 19 waren er 929 asielzoekers, waarvan 573 Eritreeërs, een percentage van 62. In week 20 waren er 1.011 asielzoekers, waarvan 476 Eritreeërs, een percentage van 47. In week 21 – daar heb ik de Kamer over bericht – waren er 781 asielzoekers, waarvan 375 Eritreeërs, een percentage van 48. In week 22 waren er 489 asielzoekers, waarvan 214 Eritreeërs.

De cijfers over week 23 zijn nog niet gecorrigeerd. Deze cijfers betreffen de eerste drie dagen. De eerste drie dagen waren er 191 asielzoekers, waarvan 26 Eritreeërs. Zoals gezegd betreft dit niet-gecorrigeerde cijfers, dus ik kan er geen 100% duidelijkheid over geven.

Dit alles betekent dat we in de weken 18, 19 en 20 rond de 1.000 asielzoekers zaten, met een percentage Eritreeërs van tussen de 55 en de 60.

Ik mag hierbij misschien meteen de reflectie geven waar de heer Schouw om vroeg. Hij wil weten of mijn beleid al gewerkt heeft dan wel of mijn reactie in eerste instantie overdreven was. Geen van beide, zou ik tegen hem willen zeggen. Je kunt niet zeggen dat mijn reactie overtrokken is geweest en je kunt ook niet zeggen dat we het probleem onder controle hebben. Geen van beide antwoorden kan ik bevestigen. De reactie was niet overtrokken en de alarmbellen waren niet te hard, want de cijfers zijn daadwerkelijk zorgwekkend. Het betreft een toename van 1.222% in Nederland, terwijl andere Europese landen een toename hadden die niet boven de 35% uitkwam. Dat is dus wezenlijk wat anders.

Ik kan echter ook niet zeggen dat omdat de cijfers nu dalen – waar ik op zich blij om ben – het probleem niet meer bestaat. Zo is het ook niet. De urgentie waarmee we dit hebben aangepakt, is er nog steeds. Ik denk dat het algemeen bekend is bij de leden van deze commissie dat er nog steeds honderdduizenden mensen in Noord-Afrika staan, dat de zomer er aankomt en dat de zomer over het algemeen een periode is waarin er meer vlootbewegingen plaatsvinden dan in het najaar en in de winter. De heer Schouw vroeg mij om te reflecteren. Al reflecterend moet ik zeggen: geen van beide. De alarmbellen waren terecht en het probleem is nog niet onder controle; laten we dat maar gewoon even vaststellen.

De heer Schouw (D66): Je zou als een soort kleine wetenschapper kunnen denken dat er een causaal verband is tussen enerzijds het optreden van de Staatssecretaris bij de heer Kockelmann in week 18 of 19 en anderzijds de daling. Daaruit zou je natuurlijk weer een maatregel kunnen destilleren, maar ik geloof dat we dat nu niet moeten doen. Is de Staatssecretaris bereid en in staat om met de instroomcijfers van België en Duitsland een wat nadere analyse te maken? Het is namelijk wel heel opmerkelijk: bijna een halvering in twee of drie weken tijd.

Staatssecretaris Teeven: Ik denk dat het daarvoor nog te vroeg is. We hebben moeten constateren dat er vanaf week 10 een stijging te zien is geweest. Het percentage Eritreeërs liep in een paar weken tijd op van 4% tot 6% naar 60%. Dat is ook de reden dat ik op 2 mei de Kamer een brief heb gestuurd om haar te berichten dat er op dat moment een stijging was van honderden per week. Dit was tijdens het voorjaarsreces; ik had een beetje het idee dat iedereen in slaap was gevallen toen ik die brief stuurde, maar dat was niet zo. Daarna ging het nog harder omhoog. Nu gaat het hard omlaag; dat is ook een constatering die ik doe.

Het is makkelijk om dan te zeggen: nou, dan heb ik de goede maatregelen genomen, maatregelen die effect hebben. Dat zeg ik echter niet. Het zou kunnen zijn dat we de goede maatregelen hebben genomen, maar het zou ook kunnen zijn dat er een andere reden is dat de cijfers op dit moment dalen en dat we in de maand juni of juli toch weer te maken zullen krijgen met een stijging. Op dit moment is het nog te vroeg voor wat de heer Schouw wil. Ik begrijp dat de heer Schouw het graag zou willen, maar de eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik niet aan borstklopperij moet doen door te zeggen dat het allemaal geweldig is wat we hebben gedaan, en dat het bovendien echt te vroeg is om er een volledig beeld van te geven. Ik denk dat de situatie nog steeds urgent is.

De heer Schouw (D66): Ik heb één vervolgvraag. Naar aanleiding van de hoge instroomcijfers is er een machinerie in werking getreden. Menig gemeenteraad in Nederland is opgeschrikt omdat ze moet gaan leveren. Ik begrijp dat die machinerie tot nader order gewoon doorgaat, ondanks het feit dat er bijna een halvering te zien is.

Staatssecretaris Teeven: Ik constateer aan de hand van de gecorrigeerde cijfers van week 22, de laatste week waarvoor ik gecorrigeerde cijfers heb, dat de instroom onverminderd hoog is. Als die in dit tempo doorgaat, met bijna 500 asielzoekers per week, zijn er nog steeds extra voorzieningen nodig bij het COA. Ik ben daar niet blij mee. We zijn nu bezig met de penitentiaire inrichting in Doetinchem, omdat die een minder gevangenisachtige uitstraling heeft. De hele organisatie aan de achterkant, de opvang en de versterking van de IND om beslissingen te kunnen nemen, is bij een instroom van 500 asielzoekers per week nog steeds urgent. Het is niet zo hectisch als met 1.000 asielzoekers per week, maar de instroom is nog steeds fors. Ook in week 23, waarvan ik u de cijfers over de eerste drie dagen heb laten weten, is de instroom van Syriërs nog onverminderd hoog. Overigens zijn dat wel andere mensen dan de mensen die we binnenkregen in de eerste fase van de asielstroom uit Syrië. In de eerste fase betrof het mensen die waren geregistreerd en gedocumenteerd. Nu krijgen we ook gevallen van pseudo-Syriërs, mensen die zeggen dat zij uit Syrië komen, maar van wie wordt vastgesteld dat zij niet uit Syrië komen. Het type asielzoeker verandert dus ook. Dat is een constatering die ik wel moet doen.

Tot zover de cijfers. Ik loop per lid de andere vragen langs, ook vanwege de tijd. De heer Van Hijum wil dat ik Italië aanspreek de op aanhoudende, ernstige gebreken. Ik moet zeggen dat de aanpak die de heer Azmani in het hoofd heeft, mij meer aanspreekt. Die aanpak heeft al gewerkt, in het geval van Bulgarije. Ook toen hebben enkele leden ook gevraagd om Bulgarije op het strafbankje te plaatsen. Ook dat hebben we toen niet gedaan. We hebben destijds gezegd dat we eerst in gesprek zouden gaan en daarna bijstand zouden gaan verlenen. Die heb ik inmiddels ook aangeboden aan de Italiaanse collega. Ik heb niet alleen telefoontjes gepleegd; we hebben morgenochtend ook daadwerkelijk persoonlijk contact. Ook zal er in de Raad worden gesproken over de omissies. We hebben bovendien afgelopen dinsdag een expertmeeting gehad met collega's uit Noorwegen, Zweden, Denemarken Duitsland en Zwitserland, om te bezien wat hun ervaring is met de instroom van Syriërs en Eritreeërs. Ook in die landen is sprake van een stijging, hoewel veel minder dan in Nederland. Ook daar zie je dat personen niet-geregistreerd en ongedocumenteerd zijn.

Ik zie dus wel wat de heer Van Hijum zegt, maar ik zou de escalatieladder zo willen plaatsen: we zijn begonnen met contact opnemen en aanspreken, we hebben nu bijstand toegezegd. Die is niet geaccepteerd. We gaan morgen opnieuw bespreken hoe we kunnen voorkomen dat allerlei ongeregistreerde asielzoekers over Europa uitwaaieren. Dat is namelijk wat op dit moment feitelijk gebeurt, zoals je moet vaststellen als je ziet wie zich meldt in Ter Apel. Ik denk dat dit maatregelen zijn die we eerst moeten treffen. Ik voel er op dit moment niet veel voor om morgen al de Commissie te vragen om die procedure in werking te stellen. Ik denk dat er nog andere mogelijkheden zijn en ik vind dat er eerst overleg moet plaatsvinden en bijstand moet worden gegeven voordat ik met de procedure aan de gang ga.

De heer Van Hijum (CDA): Dank voor deze reactie. Ik ben niet tegen bijstand en ondersteuning. De Staatssecretaris zegt terecht dat we die route met Bulgarije ook hebben gevolgd. Maar ook in het geval van Bulgarije leeft nog steeds de zorg dat de registratie niet op alle punten sluitend is. Ik heb dit tijdens het werkbezoek kunnen constateren. Zo'n onderzoek als ik voorsta, kan toch ook uitwijzen dat een land zich wél aan de verplichtingen houdt? Je moet toch objectief kunnen vaststellen of daar al dan niet sprake van is, voordat je überhaupt tot verdere escalatie, sancties en dat soort dingen kunt overgaan? Het onderzoek zou dan juist dienstig zijn aan het proces dat de Staatssecretaris voorstelt.

Staatssecretaris Teeven: Het zou zeker op termijn de uitkomst kunnen zijn, maar ik zie nog geen aanleiding om het morgen te doen. Ik denk dat we nog in de fase van overleg zitten. Ik heb dit ook internationaal besproken, met de Duitse collega en met andere collega's. We zullen er morgen bij de Raad verder over spreken. Ik zal de Kamer daarover berichten.

De heer Van Hijum (CDA): Wanneer komt dat moment dan wel? De Staatssecretaris zegt zelf dat het probleem met ongeregistreerde en ongedocumenteerde mensen onverminderd groot is, zowel in Nederland als in het buitenland. Wat is het moment waarop de Staatssecretaris zegt: ik ga serieus werk maken van het aanspreken van landen op hun verplichtingen?

Staatssecretaris Teeven: Op het moment dat de lijn die we nu hebben ingezet niet werkt, precies zoals de heer Azmani zei in zijn inbreng. Op het moment dat blijkt dat die lijn niet werkt, zullen we een volgende stap moeten zetten.

Voorzitter. De heer Van Hijum loopt wat mij betreft vaker wat te hard in zijn voorstellen. Ik vond dat dit ook het geval was met betrekking tot de situatie Nederland-Duitsland. Ook daar vond ik dat hij een tikkie te snel gaat. De heer Schouw is nog niet overtuigd op dit punt. De tekst die ik in eerste termijn heb genoemd, neem ik niet meer in de mond. Ik heb echter wel nagegaan hoe het zit, naar aanleiding van het gebeuren en van wat wij hebben gewisseld in eerste termijn over de grenscontroles. Ik moet overigens wel constateren dat bepaalde partijen in deze commissie veelvuldig hebben gepleit voor grenscontroles en later, binnen een paar weken, toch weer niet.

Dat daargelaten ben ik nagegaan hoe het zit. Ik heb Van Hijum in eerste termijn uitgenodigd om te komen met informatie op grond waarvan ik het zou kunnen natrekken. Ik heb die informatie tot op heden niet mogen ontvangen. Laat echter helder zijn: volgens mij halen we twee dingen door elkaar, zoals ik in eerste termijn al zei. Ik heb sindsdien de informatie nagetrokken in Berlijn. We zijn er echt mee bezig geweest, want uit het verhaal van de heer Van Hijum leek het echt zo te zijn dat de Duitsers meer mogelijkheden hadden dan de Nederlanders. In de praktijk is dit gewoon niet zo. De Duitsers hebben ook te maken met de Europese jurisprudentie. Mijn Duitse collega heeft mij dit verzekerd, op ambtelijk niveau is dit kortgesloten met het ministerie en door de Koninklijke Marechaussee is het kortgesloten met de Bundesgrensschutz.

Op verschillende niveaus blijkt dus dat als in Duitsland iemand zegt asiel te willen, deze persoon niet wordt teruggezet over de Nederlandse grens. Als er sprake is van illegale grensoverschrijding, is dit wel het geval, maar dat heb ik in eerste termijn al met de commissieleden gedeeld: ook wij hebben 450 mensen over de Belgische en Duitse grens teruggezet toen er sprake bleek te zijn van illegale grensoverschrijdingen. Op het moment dat iemand hier over de grens komt en zegt asiel te willen, rest mij niets anders, ook naar aanleiding van de jurisprudentie van de Raad van State, zoals de heer Van Hijum wel weet, dan op basis van de thans geldende jurisprudentie die persoon in de asielprocedure op te nemen. Zo zijn de regels. De heer Fritsma zegt dit terecht. Ik kan ze niet veranderen, maar het zijn wel de regels. De Duitsers doen dat niet anders.

Ik ontvang graag de informatie van de heer Van Hijum over de casus die hij heeft. Ik sluit niet uit dat het best een, twee, drie of tien keer gebeurd is in een jaar tijd. Dat kun je niet uitsluiten. Ik kan ook niet uitsluiten dat de Nederlanders iemand die asiel vroeg, teruggestuurd hebben. Dat kun je niet uitsluiten in de uitvoering, dat kan niemand op dit moment. Het is echter niet zo dat er in Duitsland een totaal ander beleid wordt gevoerd dan in Nederland of in België als het gaat over dit onderwerp. Illegale grensoverschrijdingen enerzijds, asielaanvragen op de grens anderzijds: dat zijn echt twee totaal verschillende dingen. Ik ben het echt nagegaan, want we hebben er via de media bijna een fel debat over gehad na de eerste termijn. Het is ook mij niet ontgaan wat er allemaal over geschreven is, dus ik heb er echt even werk van gemaakt. Eigenlijk zit ik nog op hetzelfde standpunt als in de eerste termijn.

Dan kom ik op de inzet met betrekking tot Eritrea in internationaal verband. De heer Van Hijum had hier een vraag over. We zullen morgen op de Europese Raad de ervaringen met Eritrea aan de orde stellen, mede naar aanleiding van de expertmeeting afgelopen dinsdag. Er is natuurlijk de Canadese situatie, waar op enig moment een consulaat is gesloten. Je moet goed onderscheid maken tussen een bedrag, een percentage van 2%, dat wordt geheven, en het bedrag dat wordt gevraagd onder bedreigingen en intimidatie waarover de heer Voordewind al sprak. Dat onderscheid maak ik ook in mijn brief. Een aantal leden heeft die brief aangehaald. Laat ik er dit over zeggen. Er loopt een onderzoek. We doen een aantal stappen. In dat onderzoek wordt uitdrukkelijk ook gekeken naar dit onderwerp. In het belang van het onderzoek, doe ik er op dit moment geen nadere mededelingen over.

Ik wil nog wel iets zeggen over het onderzoek naar mensensmokkel, dat ook in eerste termijn aan de orde is geweest. Er zijn 24 verdachten aangehouden door het onderzoeksteam in de afgelopen weken. Dit zijn allemaal personen, tussenpersonen, van wie de verdenking bestond dat zij betrokken waren bij mensensmokkel. Dit heeft niet geleid tot continuering van de voorlopige hechtenis maar wel tot voortgang in het opsporingsonderzoek. Daar wil ik het op dit moment bij laten, in het belang van het onderzoek. Het geeft ons in ieder geval meer duidelijkheid over de manier waarop bepaalde dingen worden georganiseerd. Dat is de meerwaarde. Ik kan niet zeggen dat het heeft geleid tot een daling van de aantallen; dat is veel te snel een causaal verband trekken dat misschien helemaal niet bestaat, maar het heeft wel geleid tot meer inzicht op het terrein van de mensensmokkel.

De heer Voordewind sprak over een evenwichtige verdeling van instroom en toestroom. Ook andere leden hadden het hierover. Zoals bekend, is de inzet van het kabinet stap voor stap: eerst de buitengrenzen en daarna het volgende onderwerp. Het kabinet wil dus niet beginnen met een evenwichtige verdeling en de buitengrenzen lek laten zijn; je moet eerst zorgen dat de controle aan de buitengrens van de Unie goed in orde is. Daarna kun je pas volgende stappen gaan zetten. Dit moet niet in de omgekeerde volgorde. Zo is ook het beleid van het kabinet op dit moment.

Dan kom ik op de aantallen van 500 en 250, een vraag van de heer Voordewind. Ik geloof dat mevrouw Gesthuizen hier ook een opmerking over heeft gemaakt. Het is zojuist in het vorige AO ook aan de orde geweest, maar daar was de heer Voordewind natuurlijk niet bij. Het aantal van 500 betrof inderdaad, zoals mevrouw Gesthuizen al zei, 250 Syriërs en 250 anderen. De aangenomen motie-Voordewind ziet op 250 Syriërs. In januari is er een hervestigingsmissie geweest in Jordanië en begin juli is er een in Libanon. Beide hebben natuurlijk betrekking op Syriërs. De vulling van de 250 van die 500 is nog niet voltooid. Daarna zal het kabinet een besluit nemen over de motie-Voordewind en de 250 die nog resten. Het is dus niet zo dat we het uitstellen; op een gegeven moment moet de beslissing vallen. Het is niet nodig dat je daarvoor wacht tot en met de missie in Burundi. Ik heb er nog even naar gekeken en op enig moment moet je er een beslissing over nemen. Overigens zeg ik wel tegen de heer Voordewind dat de aantallen Syriërs die hier asiel aanvragen onverminderd hoog blijven.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik ben een beetje in verwarring, want de Staatssecretaris heeft eerder aangegeven dat op het moment dat het aantal van 500 gevuld zou zijn, hij de 250 onder de loep zou nemen. Ik begrijp ook dat er nog een missie naar Burundi moet worden uitgevoerd om tot de vulling van de 500 te komen, maar dat zou pas in oktober zijn. Ik wil de Staatssecretaris dus toch vragen om nu aan te geven wanneer hij groen licht geeft aan UNHCR om die 250 extra in te vullen. Als we te laat zijn, hoeft het namelijk niet meer.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb niet de indicatie dat wij te laat zijn; ik denk dat er nog veel mensen in aanmerking komen voor hervestiging dit jaar, dus dat zal niet meteen het probleem zijn. Ik denk dat we wel moeten bekijken in hoeverre dat quotum – de 250 van de 500 – op enig moment vol of niet vol is. Daar zitten we op dit moment nog niet aan. De hervestigingsmissie begin juli naar Libanon heeft ook tot doel om daaraan een bijdrage te leveren. Vervolgens kunnen we verder kijken. Ik hoop dus echt in september/oktober, na de zomer, de Kamer nader te kunnen berichten over de manier waarop we verdergaan met de uitvoering van de aangenomen motie-Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Die laatste tekst stelt mij meer gerust. In eerste reactie zei de Staatssecretaris dat hij nog eens in het kabinet ging bekijken of we de motie gaan uitvoeren. Ik begrijp nu echter dat het geen kwestie is van óf maar van hóé we de motie gaan uitvoeren. Graag krijg ik daar een bevestiging van.

Staatssecretaris Teeven: Ook hier moeten we de zaken volgtijdelijk bekijken. We zijn nu bezig met de «500 waarvan 250». Daarna krijgen we een discussie over de motie van Voordewind.

Ik kom op de bijdrage van de heer Azmani. Ik kan bevestigen dat het kabinet inzet pleegt langs de vier lijnen die hij zojuist schetste.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft inmiddels een aanzienlijk bedrag gedoneerd voor opvang in de eigen regio. Dit is ook uitgangspunt van het beleid. Ik heb zojuist al gezegd dat bewaking van de buitengrens van de Unie absolute prioriteit heeft. Het Nederlandse kabinet is altijd bezig met de aanpak van mensensmokkel maar nu, in het concrete geval dat we de afgelopen weken hebben besproken, is er een extra inzet.

Wat betreft Dublin geldt dat de Nederlandse regering er nog niet aan gaat morrelen, zeg ik ook tegen mevrouw Gesthuizen. Laat dat helder zijn. Er is wel contact met Italië, maar daar ben ik al uitvoerig op ingegaan.

Dan kom ik op de bijdrage van de heer Schouw. Hij zei dat we Italië moeten helpen. In eerste termijn had hij het daar ook al over. Daar zijn we mee bezig.

Wat betreft de vluchtelingentop: we houden nu de JBZ-Raad en kijken of we daar spijkers met koppen kunnen slaan, ook in internationale samenwerking, om te komen tot concrete verbeteringen. Dan zullen we bekijken of het eventueel moet worden opgeschaald naar het niveau van de regeringsleiders.

Ik hoop dat ik de heer Schouw heb overtuigd over het onderwerp beginnend met een b en eindigend met een p.

Dan kom ik op de bijdrage van de heer Fritsma. Hij zegt dat nood wet breekt en dat de grenzen gesloten moeten worden. Dat zou betekenen dat ook de grenzen voor het vrachtverkeer bij Hazeldonk weer gesloten worden. Dat levert grote economische schade op voor Nederland evenals extra werkloosheid, iets waar de fractie van de PVV tegen opkomt. Kortom, het sluiten van de grenzen heeft allerlei enorme gevolgen. Dan heb ik het nog niet eens over de gevolgen van het opzeggen van de verdragen, ook voor het internationale aanzien van Nederland. Het kabinet is dan ook niet van plan om dit te doen. Wij zien meer in echte oplossingen.

Ik klop mij niet op de borst over de maatregelen die zijn genomen. Daar vroeg de heer Schouw naar. Ik kan ook nog geen causaal verband zien tussen de daling van de aantallen en de maatregelen. Dat verband is er ook niet, hoor ik de heer Schouw nu zeggen ... Ik denk dat de maatregelen nog even moeten worden gecontinueerd. De oplossingen van de heer Fritsma komen mij niet realistisch voor.

De heer Fritsma stelde een vraag die nog nooit is gesteld, maar die ik wel kan beantwoorden, namelijk waar het extra geld vandaan komt. Inderdaad, de heer Fritsma heeft gelijk dat de activiteiten die door het COA worden ontplooid en de inzet die de IND moet plegen, extra middelen kosten. De 5.000 extra verblijfsvergunningen voor mensen die in een COA verblijven kosten om en nabij de 150 miljoen extra voor de Nederlandse schatkist. Zoals de heer Fritsma ook weet, komt het geld voor het COA wat betreft de eerstejaarsopvang uit de ODA-middelen van de begroting van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Op het moment dat er sprake is van tweedejaarsopvang, dus in geval van statushouders die niet voldoende snel uitstromen naar de gemeenten, komt die, evenals de daaropvolgende opvang, ten laste van de begroting van Veiligheid en Justitie.

Als de heer Fritsma met zijn vraag dus bedoelt te zeggen dat er ook een financieel belang is om hier een einde aan te maken, constateer ik dat er een groot financieel belang is dat ten koste gaat van andere prioriteiten van het kabinetsbeleid. Wat we nu moeten doen om deze mensen op te vangen, kost geld. Laat dat helder zijn.

De heer Fritsma (PVV): Dank voor deze beantwoording. Het kost inderdaad heel veel geld. Dat brengt mij op een nog onbeantwoorde vraag, namelijk hoeveel asielzoekers we terug kunnen sturen naar een ander Europees land. Het scheelt immers in onze opvangcapaciteit als we op grond van de Dublinverordening succesvol mensen terug kunnen sturen naar andere Europese landen. De situatie is namelijk helder: men komt veelal niet via Schiphol binnen maar over land. Dat betekent theoretisch dat een ander Europees land verantwoordelijk is voor de afhandeling van de asielprocedure. Ik ben in dat kader echt benieuwd naar het percentage asielzoekers dat de afgelopen tijd is binnengekomen en dat op grond van de Dublinverordening terug kan naar een ander land.

Staatssecretaris Teeven: Dat was de tweede vraag die ik nog moest beantwoorden van de heer Fritsma. In de periode tot en met april 2014 heeft Nederland 1.300 Dublinclaims gelegd. In diezelfde periode zijn er vanuit andere landen 290 claims ontvangen. Dat is op dit moment de verhouding voor het jaar 2014.

Dan kom ik op de vragen van mevrouw Maij. Zij wil weten wat het kabinet doet aan de bijzondere belasting. In 2012 zijn er door het toenmalig Kamerlid Timmermans van de PvdA-fractie al vragen over gesteld met betrekking tot Eritrea en de situatie aldaar. Laat ik helder zijn dat dit op dit moment onderwerp van onderzoek is. In belang van dat onderzoek kan ik er geen verdere mededelingen over doen.

Mevrouw Voortman vraag naar de tijdelijke beschermingsrichtlijn. We hebben het hierover al gehad in eerste termijn. Ik heb toen gezegd dat ik geen noodzaak zag om invulling te geven aan een tijdelijke beschermingsrichtlijn. Ook op dit moment zie ik die noodzaak niet. We hebben extra middelen voor de opvang in de eigen regio. Ik zit nog even op het bedrag te wachten dat tot nu toe door de Minister is besteed. De tussenstand is een bedrag ergens tussen 80 en de 90 miljoen dat voor opvang in de eigen regio ter beschikking is gesteld.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Het absorptievermogen in de eigen regio houdt natuurlijk een keer op. De aantallen die in landen als Libië en Jordanië worden opgevangen zijn behoorlijk groot, veel groter dan hier. Vandaar dat ik vraag om de tijdelijke richtlijn toe te passen voor Syrische vluchtelingen.

Staatssecretaris Teeven: We hebben daarover gewisseld. Ik ben er in eerste termijn echt uitgebreid op ingegaan. Mijn standpunt in dezen is niet veranderd. Over de relocatie van Syriërs heb ik de Kamer al eerder een brief geschreven. Ik zal wel bekijken – dat is iets anders – in hoeverre de opvang van Eritreeërs in Sudan en Ethiopië nog kan worden geïntensiveerd. Ik denk dat daar nog winst te behalen is. In Sudan is het ingewikkeld, in Ethiopië iets minder ingewikkeld. Ik denk dat daar nog meer gedaan kan worden.

Tot slot kom ik op de bijdrage van mevrouw Gesthuizen. Gaandeweg mijn betoog heb ik al een verklaring gegeven hoe die het getal van 1.000 tot stand kwam. Ik heb een overzicht van de cijfers gegeven. Ik heb het nog eens even nagekeken, want het blijft een hardnekkig misverstand. Ik heb echt gesproken over 1.000 asielzoekers per week waarvan een substantieel percentage Eritreeërs.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Daar kan ik me alles bij voorstellen. Ik ga er dan ook vanuit dat de communicatieafdeling van de Staatssecretaris heel actief is geweest in het benaderen van al de dagbladen die het hadden over 1.000 Eritreeërs.

Staatssecretaris Teeven: Ik neem kennis van deze kritische opmerking van mevrouw Gesthuizen, waarvoor dank.

De voorzitter: Wij zijn bijna aan het einde gekomen van dit AO. Maar eerst lees ik nog de toezegging voor en kondig ik aan dat er een VAO komt met als eerste spreker de heer Van Hijum. De toezegging is dat de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de Kamer in september/oktober 2014 zal informeren over de uitvoering van de motie-Voordewind naar aanleiding van de hervestigingsmissie naar Libanon.

Dank aan de Staatssecretaris, zijn ambtenaren, de collega's en de mensen op de publieke tribune.

We hebben de aanvraag voor het VAO zojuist doorgegeven. Het wordt nu ingepland. Het zal zo snel mogelijk plaatsvinden, voor 16.30 uur.

Sluiting 15:00 uur.