Kamerstuk 32293-4

Verslag van een algemeen overleg

Aardbeving in Haïti

Gepubliceerd: 9 maart 2010
Indiener(s): Henk Jan Ormel (CDA)
Onderwerpen: internationaal ontwikkelingssamenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32293-4.html
ID: 32293-4

32 293
Aardbeving in Haïti

nr. 4
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 maart 2010

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 4 februari 2010 overleg gevoerd met minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking over:

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 3 februari 2010 inzake de actuele situatie op Haïti naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 28 januari 2010 (32 293, nr. 2).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van der Kolk-Timmermans

Voorzitter: Ormel Griffier: Van der Kolk-Timmermans

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Ten Broeke, Van Dam, Ferrier, Ormel, Pechtold, Van der Staaij en Voordewind,

en de ministers Koenders en Verhagen, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Voor dit overleg is drie kwartier gepland, maar gezien het aantal woordvoerders stel ik voor daar een uur van te maken, waarbij alle fracties drie minuten spreektijd krijgen. Ik stel vast dat u zich in mijn voorstel kunt vinden.

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Wij spreken wederom over Haïti. Inmiddels weten wij dat ongeveer 200 000 mensen zijn omgekomen en er ongeveer 300 000 gewonden en miljoenen daklozen zijn. Deze aantallen zullen ongetwijfeld nog stijgen. Het is een humanitair drama dat ons voorstellingsvermogen te boven gaat.

Wij krijgen veel berichten dat de hulpverlening chaotisch verloopt. Ervaren organisaties zeggen echter dat dit een van de best gecoördineerde hulpacties is die ooit na een ramp hebben plaatsgevonden. Onder meer het Rode Kruis zegt dit, daarbij verwijzend naar het feit dat hulporganisaties regio’s toegewezen hebben gekregen en dat dit buitengewoon goed werkt. Dit lijkt mij een belangrijke les voor de toekomst. Het gaat hier om een topoperatie. Het is niet te voorkomen dat iedereen daags na de ramp mensen en vliegtuigen stuurt. Het toont in ieder geval de grote betrokkenheid en de waarde daarvan mogen wij niet onderschatten. Uiteindelijk blijkt dat de meest ervaren organisaties, zoals de VN en het Rode Kruis, nu het meest actief zijn.

De SHO-actie heeft een hoog bedrag opgeleverd, waar wij trots op zijn. De opbrengst van de actie is door de regering verdubbeld. Ik vraag mij af hoe de minister deze verdubbeling ziet. Wordt het een gewoonte dat ministers bedragen verdubbelen, zoals wij gezien hebben bij het Glazen Huis? Daar hoor ik graag iets meer over.

De minister financiert de bijdrage van de regering uit de noodhulppot. Hoe zit het met die pot? Het jaar is immers nog maar pas begonnen en wie weet – laten wij het niet hopen – welke andere rampen dit jaar nog volgen. Daarbij komt dat een belangrijk deel van het noodhulpgeld hopelijk structureel ingezet zal worden. Hoe gaat dit werken? Doelt de minister daarop als hij in zijn brief zegt dat de modaliteiten van deze bijdrage in overleg met SHO nader worden uitgewerkt? Graag ontvangen wij op dit punt een reactie.

De voorzitter: Kunt u afronden?

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik zal in staccato mijn overige punten noemen.

Hoe zit het precies met de rol van de Algemene Rekenkamer?

Nederland heeft altijd gezegd dat het de hulp aan het armste land van het westelijk halfrond wil inzetten via de EU, via het EOF. Ik vind daarom dat de rol van Nederland in het EOF veel groter zou moeten zijn, zeker op dit moment. Wij moeten inzetten op voedselvoorziening, water en landbouw.

Wanneer horen wij meer over de 60 marechaussees?

Wat gebeurt er op het vlak van de kinderhandel en kinderontvoeringen?

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Gisteren hadden wij een overleg met staatssecretaris De Vries van Defensie. Onze fractie heeft toen waardering uitgesproken voor de inzet van de verschillende onderdelen van de Nederlandse krijgsmacht in het rampgebied. Die waardering geldt ook voor de mensen die in Haïti voor Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking buitengewoon bijzonder werk hebben verricht en voor de noodhulporganisaties die ter plekke zijn geweest en een bijdrage aan de coördinatie hebben geleverd.

Omdat er maar weinig tijd is voor dit overleg, sluit ik kortheidshalve aan bij enkele praktische vragen die door mevrouw Ferrier zijn gesteld. Ook wij willen graag weten op welke wijze de coördinatie precies vorm krijgt. Wij hebben begrepen dat de voormalige Amerikaanse president Clinton, schrijver van het boek «Geef en verander de wereld», op dit punt een rol zal spelen. Kan de minister vertellen hoe de coördinatie er straks uit zal zien?

Het lijkt mij van buitengewoon groot belang dat wij helder in beeld krijgen dat het door Nederland opgebrachte geld goed besteed wordt. Hier komt de rol van de Algemene Rekenkamer, die aanvankelijk erg onduidelijk was, om de hoek kijken. Hoe kunnen wij zien dat het geld in Haïti goed besteed wordt? Welke modaliteiten worden toegepast? Wat wordt van de hulporganisaties via wie de hulp wordt verstrekt verlangd om daaraan bij te dragen? Wat levert dit op aan transparantie voor de Kamer?

De verdubbeling van de bijeengebrachte gelden door de regering heeft vorige week minder aandacht gekregen, maar zou vandaag hoger op de agenda mogen staan. Het automatisme schijnt te zijn ontstaan dat wij door particulieren en bedrijven opgebrachte hulpgelden verdubbelen. Wij vinden dat dit automatisme er niet zou moeten zijn. Ik hoor graag een bevestiging van de regering dat dit automatisme er inderdaad niet is.

Vooral steekt het ons dat de verdubbeling ook van toepassing is op het geld dat door de verschillende andere overheden, bijvoorbeeld de gemeenteraad van Tynaarlo, is bijgedragen. Uiteindelijk leiden dergelijke bedragen tot een enorme bijdrage van de lagere overheden, die door de rijksoverheid wordt verdubbeld. Als liberaal stuit mij dit tegen de borst. Het is de beste garantie dat mensen die de prikkel voelen om iets uit eigen middelen bij te dragen voor de slachtoffers van deze verschrikkelijke ramp, of welke andere ramp dan ook, dat uiteindelijk niet zullen doen. Ik vind dat de regering ons de garantie moet geven dat in de toekomst geen gelden worden verdubbeld die door een overheid zijn bijgedragen. Alleen de bijdragen van particulieren en bedrijven mogen door de overheid verdubbeld worden. Als wij overheidsgelden verdubbelen, betaalt de belastingbetaler in sommige gevallen drie keer, zelfs als hij zelf niet de knip heeft getrokken. De actie voor Haïti heeft gelukkig laten zien dat de mensen in Nederland bereid zijn om de knip te trekken. Nederland heeft altijd die reputatie gehad en moet die wat ons betreft vooral houden.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Wij kunnen vaststellen dat de grote problemen nu komen. Hulp is snel geboden, maar niet makkelijk uitgevoerd. De Haïtiaanse overheid krijgt zelf de leiding over de wederopbouw en de VN nemen de coördinatie ter hand. Wat is de praktische betekenis van het gegeven dat de Haïtiaanse overheid zelf de leiding krijgt? Ook de overheid ligt immers in belangrijke mate in puin, voor zover er al sprake was van goed bestuur.

Wordt het bij de opbouw te volgen beleid overgelaten aan de internationale markt, of komt er een nieuw, sociaal en democratisch Haïti? Wie maakt dat uit? Als gezegd wordt dat de Haïtiaanse overheid zelf de leiding krijgt, mogen wij toch aannemen dat zij zelf op basis van haar eigen politieke inzichten mag sturen?

Het lijkt mij belangrijk dat er internationaal duidelijkheid komt over de bedoeling van de aanwezigheid van een grote groep Amerikaanse militairen in Haïti in de nabije en verdere toekomst. Internationaal moet het signaal worden afgegeven dat zij daar louter zijn voor hulpverlening en voor niets anders, dat hun spoedige terugtrekking is geregeld en dat daar afspraken over zijn gemaakt.

Ik sluit mij aan bij de vragen over het Europese stabilisatieplan en de mogelijke inzet van Nederlandse marechaussees.

Inderdaad is er alle kans dat in Nederland inmiddels het beeld is ontstaan dat bij een eventuele volgende actie na een ramp, de regering het bijeengebrachte bedrag automatisch verdubbelt. Als zij dat niet doet, zal immers meteen de vraag gesteld worden of de regering die ramp misschien minder erg vindt. Wij zijn dan in een mechanisme terechtgekomen waar wij moeilijk uit kunnen komen.

Veel mensen die op de avond van de actie geld wilden geven, maar het telefoonteam niet meer konden bereiken, hebben een boodschap ingesproken. Toen zij teruggebeld werden, kregen zij te horen dat het door hen te doneren bedrag niet meer werd verdubbeld. Klopt dit? Zo ja, was dat de bedoeling?

Zijn er al concrete plannen voor de besteding van alle miljoenen?

Ik denk dat een verkeerd beeld is ontstaan over de controle door de Algemene Rekenkamer. Misschien heeft men dit beeld bewust laten ontstaan. Bij de televisiekijkers en ook bij mij bestond het beeld dat deze instelling van begin tot eind alles zal controleren, maar in de praktijk is dat niet het geval, zoals door de voorzitter van de Algemene Rekenkamer is aangegeven. Kunnen wij wel rekenen op een verantwoording van de Algemene Rekenkamer, zoals wij dat gewend zijn, zodat wij wel inzage kunnen hebben in de besteding van de gelden?

Ik sluit mij aan bij de al gestelde vragen over kinderhandel.

Over de internationale schuldsanering heb ik in het vorige overleg een vraag gesteld, maar daarover heb ik nog geen nader bericht ontvangen. Kan de minister nu iets zeggen over de positie van de Europese landen en hun bilaterale schuldsanering, of valt er op dit moment geen nieuws te melden?

Het IMF denkt aan het opzetten van een marshallplanachtige constructie. Is dit een serieus plan? Wij horen daar geen nadere details over.

Hoe zit het in het algemeen met de schuldkwijtschelding? Wij horen berichten dat ook Venezuela denkt aan schuldkwijtschelding. Kan de minister daar meer over zeggen? In de brief lees ik daar bar weinig over.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Het is goed dat wij naar aanleiding van de recente brief van beide bewindslieden kort kunnen spreken over de situatie in Haïti. De hulpoperatie heeft in de afgelopen weken serieus aan omvang en bereik gewonnen, maar er blijven nog de nodige vragen over de coördinatie.

Ik sluit mij aan bij de al gestelde vragen en bij hetgeen is gezegd over het in gang zetten van de wederopbouw, waarbij sturing vanuit de Haïtiaanse regering van groot belang is. De regering zegt in haar brief dat de samenwerking tussen de betrokken partijen naar omstandigheden goed verloopt. Kunnen de bewindslieden daar iets meer over zeggen?

Helaas is het nodig om in deze trieste omstandigheden een buitengewoon scherp oog te hebben voor kinderhandel en illegale adoptie, aangezien mensen misbruik van de situatie maken. Wel moeten wij de illegale adoptie onderscheiden van de legale adoptie, die ook vanuit Nederland plaatsvindt, waarover wij van de minister van Justitie een keurige brief hebben ontvangen. Wij kunnen ons goed in vinden in de legale mogelijkheden voor adoptie.

Wij kregen een verontrustend bericht over tienduizenden ontheemde kinderen in Haïti waar onvoldoende zorg aan besteed kan worden, terwijl er tegelijkertijd capaciteit in kindertehuizen zou zijn om kinderen tijdelijk op te nemen. Weet de minister daar iets van? Het moet toch mogelijk zijn dat die kindertehuizen de ontheemde kinderen zo goed mogelijk opvang bieden?

Wij hebben in Nederland een Haïtiaanse gemeenschap, die vanmiddag ook op de publieke tribune vertegenwoordigd is. Ik ben blij van leden van deze gemeenschap te horen dat de regering bereid is ook met hen in gesprek te gaan. Hij lijkt mij van belang te bezien hoe wij aan hun gerechtvaardigde wensen tegemoet kunnen komen. Ik denk bijvoorbeeld aan een soepele procedure in geval van familiebezoek of familiehereniging in Nederland of een verblijf in Nederland voor medische doeleinden. In die gevallen mogen er geen onnodige bureaucratische beslommeringen zijn.

Kan de Nederlandse regering het leggen van contacten met de betrokkenen in Haïti en het verstrekken van informatie over wat er aan de hand is met deze mensen vergemakkelijken?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Namens mijn fractie geef ik een compliment aan het USAR-team, het reddingsteam dat fantastisch werk heeft gedaan in Haïti. Ook geven wij een compliment aan de bemanning van Hr. Ms. Pelikaan en natuurlijk ook aan alle hulporganisaties en particulieren die in het rampgebied hulp verlenen.

Over de coördinatie hebben wij de vorige keer al gesproken. Ik krijg daar tegenstrijdige berichten over. Het verbaast mij dat de president van Haïti, René Préval, zegt dat daar nog het een en ander aan schort, terwijl in de brief van de regering gesteld wordt dat de coördinatie nu redelijk op orde is. Graag ontvangen wij op dit punt een toelichting.

Ik sluit mij aan bij de zorgen over de adoptie. Daarover wordt in de brief niets meer gezegd, maar wij weten dat negen kinderen die naar Nederland zijn gekomen nog niet geplaatst konden worden. Ik ga ervan uit dat zij allemaal goed gescreend zijn en inderdaad geen familieleden meer in Haïti hebben. Wij hopen dat zij zo snel mogelijk in een gezin worden ondergebracht. Zo mogelijk ontvangen wij daar graag een toelichting op.

Ik lees dat 41 mln. bijgedragen wordt. Is dat voor de minister het eindbedrag, of zijn er nog hulporganisaties die los van die 41 mln. een project of subsidievoorstel kunnen indienen? Ik zie de minister nu schudden met het hoofd, maar Artsen zonder Grenzen maakt geen deel uit van SHO. Ik weet niet of ook deze organisatie steun krijgt van de regering. Ik hoor de minister daar graag over.

Ik lees dat een Multi-Donor Trustfund in het leven wordt geroepen voor de wederopbouw, maar dat deze faciliteit onder beheer staat van drie instanties, te weten de VN, de Wereldbank en de Inter American Development Bank. Waarom moeten daar drie instanties bij betrokken zijn? Kan niet één coördinerend orgaan worden aangewezen?

In maart zal de conferentie van de Verenigde Naties over de wederopbouw van Haïti worden gehouden. Graag hoor ik te zijner tijd wat tijdens die conferentie de inzet van het kabinet zal zijn en welke expertise wij zullen aanbieden op het vlak van sanitatie, water en andere zaken waar Nederland zo goed in is.

Waarom nemen wij met 60 marechaussees deel aan een aparte EU-missie en haken wij niet aan bij de VN-missie MINUSTAH? Ik lees dat de doelstelling van beide missies sterk overeenkomt, namelijk het handhaven van de orde, dus ik vraag mij af waarom wij een aparte missie moeten starten. Ik zou het zeer op prijs stellen, hoewel het niet verplicht is, in de geest van artikel 100 van de Grondwet de Kamer te informeren over onze bijdrage straks aan de EU-missie.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Nederland had 41 mln. gestort op het moment dat de minister aangaf te verdubbelen. Ik begrijp dat er sindsdien nog veel meer is gestort en men inmiddels al boven het bedrag van 100 mln. zit, inclusief de verdubbeling van de minister. In tegenstelling tot een aantal collega’s hebben wij het als zeer positief beleefd dat het uitgangspunt van de minister was om aan te sluiten bij de solidariteit van de Nederlandse bevolking en op basis daarvan een bijdrage te leveren.

Het is een goede zaak dat wordt aangegeven dat de Algemene Rekenkamer de bestedingen zal controleren. Voor veel mensen was er een drempel om te geven na de ervaringen met de tsunamiramp. Ik denk dat de minister door het inschakelen van de Algemene Rekenkamer die drempel bij velen heeft kunnen wegnemen. De vraag is natuurlijk of de Algemene Rekenkamer in het openbaar zal rapporteren over de besteding van de middelen, zodat voor de mensen inzichtelijk wordt wat er met het geld gebeurt.

De heer Van Bommel (SP): Ook ik heb die vraag gesteld aan de minister, omdat ik vind dat met het naar buiten brengen van de betrokkenheid van de Algemene Rekenkamer verwachtingen zijn gewekt. Bedoelt de heer Van Dam met zijn vraag dat ook hij vindt dat de Algemene Rekenkamer met een openbaar rapport zal moeten komen over de bestedingen?

De heer Van Dam (PvdA): Ik denk dat de mensen sowieso in toenemende mate willen weten op welke wijze de middelen voor ontwikkelingshulp of hulp in een noodsituatie worden besteed. Daarom hoor ik graag van de minister of het mogelijk is dat daar publiekelijk over wordt gerapporteerd. Ik zou dat positief vinden.

De heer Van Bommel (SP): De achtergrond van mijn vraag is een andere. De minister heeft vele malen gezegd dat het uniek is dat de Algemene Rekenkamer op deze wijze wordt ingeschakeld. Daarmee zijn mensen over de streep getrokken om geld te geven. Wij hebben daarom de morele plicht om de Algemene Rekenkamer publiekelijk verantwoording af te laten leggen. Deelt de heer Van Dam die opvatting?

De heer Van Dam (PvdA): De heer Van Bommel maakt het heel groot. Het feit dat de Algemene Rekenkamer zal toezien op de besteding van de gelden, heeft de mensen zekerheid geboden, zodat zij toch voor deze actie hebben gegeven. Wij hebben allemaal gemerkt dat de mensen wat terughoudend waren om geld te geven door de ervaringen na de tsunamiramp, toen er onduidelijkheid was over de besteding van de middelen. Die onduidelijkheid nemen wij nu voor een deel weg door de Algemene Rekenkamer te laten toezien op de besteding van het geld. Wij zouden die onduidelijkheid voor een nog groter deel kunnen wegnemen door de Algemene Rekenkamer erover te laten rapporteren. Dit lijkt mij een heel logische stap, maar ik hoor daar graag meer over van de minister.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik begrijp dat de PvdA-fractie vindt dat er sprake is van solidariteit als een overheid besluit om niet alleen de giften te verdubbelen die uit particuliere bronnen of van bedrijven komen, maar ook de giften die door andere overheden namens de burgers zijn gestort. Volgens mij moet er solidariteit zijn tussen de burgers en de inwoners van het noodlottig getroffen Haïti. Als wij de gelden die door een andere overheid zijn gestort nog eens verdubbelen, lopen wij dan niet het risico dat wij de werkelijke solidariteit uithollen?

De heer Van Dam (PvdA): Het lijkt mij niet dat wij de solidariteit uithollen, want ik denk dat iedereen nog steeds dezelfde solidariteit voelt met de mensen in Haïti. Ook ik heb af en toe met enige verbazing gezien dat door lokale overheden geld werd gestort, maar dat is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de lokale democratie. Het lijkt mij voor de hand liggend dat de landelijke overheid niet nagaat waar het gestorte geld vandaan komt. Het gaat er uiteindelijk om dat er sprake is van één grote nationale inzamelingsactie, waarbij heel Nederland – burgers, bedrijven en overheidsorganisaties – solidariteit heeft getoond met de mensen in Haïti. Dat lijkt mij vooral positief.

De heer Ten Broeke (VVD): Wij zouden toch ten minste moeten weten welke bijdragen daadwerkelijk van burgers komen. Dat is volgens mij de solidariteit waar het hier om gaat. De burgers moeten de prikkel om geld te geven blijven voelen. Zij moeten niet het gevoel hebben dat zij via hun lokale of provinciale overheid, hun waterschap, de VNG of het IPO nogmaals een bijdrage geven.

De heer Van Dam (PvdA): Ook giften van bedrijven worden niet door burgers gegeven.

De heer Ten Broeke (VVD): Dat is het eigen geld van die bedrijven.

De heer Van Dam (PvdA): Dat is hun eigen geld, maar dat trekken zij wel af van de belasting, dus daarvoor geldt in principe hetzelfde, namelijk dat er twee keer een bijdrage met publiek geld wordt gegeven. De heer Ten Broeke zou het ook van de positieve kant kunnen benaderen: Nederland heeft zo massaal gegeven om de mensen in Haïti te helpen, dat de minister het tot uitgangspunt van beleid heeft gemaakt om dat bedrag te verdubbelen en op die manier hulp te verlenen. Ik vind dat positief, maar als de heer Ten Broeke dat negatief vindt, is dat aan hem.

Vervolgens een opmerking over de coördinatie tussen de VN, de VS en de Haïtiaanse regering. Kan het kabinet aangeven hoe precies de rollen verdeeld zijn? Van verschillende kanten horen wij dat het vertrouwen van de mensen in hun eigen regering op dit moment vrij minimaal is. Dat heeft mogelijk ook consequenties voor de wederopbouw. Ik verzoek de regering om daarop in te gaan.

Valt er op dit moment meer te melden over de 60 marechaussees waarover in de media wordt gesproken?

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. De zware aardbeving in Haïti heeft een ramp veroorzaakt die volgens de Verenigde Naties de ergste in de geschiedenis van dit orgaan is. Mijn fractie leeft net als de andere fracties mee met het land en ondersteunt het kabinet in zijn doelstelling om in nauw overleg met de Verenigde Naties en de hulporganisaties slachtoffers te helpen en in te zetten op structurele verbeteringen. Ik heb een paar vragen over de invulling.

Minister Verhagen was initiatiefnemer van een Europabreed gesprek met lady Ashton, de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie. Wat vindt de minister van haar inzet sinds 12 januari, de datum van de aardbeving? Lady Ashton is het gezicht van de Europese Unie tijdens internationale crises, maar zij heeft Haïti niet bezocht. Europa was niet vertegenwoordigd en wat mij betreft was dat geen gezicht. Vindt de minister dit correct en heeft hij dit punt op tafel gelegd tijdens de vergadering van de Raad Buitenlandse Zaken op 25 en 26 januari?

Mijn fractie wil graag het belang van een Europees buitenlands beleid op langere termijn onderstrepen. De ramp in Haïti had minder groot kunnen zijn als de structurele armoede daar niet zo hevig was geweest. Zal de houding van de Europese Unie in de aanloop naar de wederopbouwconferentie in New York passief zijn, of zal er een actieve Europese ambitie worden geformuleerd voordat er een needs assessment is?

Anderen hebben al gesproken over onze financiële bijdrage. Via de Samenwerkende Hulporganisaties draagt het kabinet 41,7 mln. bij voor humanitaire hulp en wederopbouw. Na de tsunami in 2004 was dat 5 mln. Ik vraag mij net als anderen af wat de reden van het verschil is. Ik vind dat wij het genoemde bedrag voor Haïti moeten bijdragen, maar ik zou los van de ramp in Haïti een keer een brief van het kabinet willen ontvangen waarin wordt ingegaan op de kritische vragen over de definitie van particuliere giften, de belastingaftrek voor giften door bedrijven, giften van waterschappen, provincies en gemeenten – ik heb die tijdens de actie allemaal voorbij zien komen – en de verdubbelingsactie met belastinggeld. Geven wij de burger met die verdubbelingsactie niet het gevoel dat de zaak sowieso door de overheden wordt geregeld? Zeker nu er een groot verschil zit tussen de bijdrage aan de hulpverlening na de ramp die een paar jaar eerder plaatsvond en de bijdrage die nu wordt gegeven, moet het voor de burgers duidelijk zijn dat er voor hen wel degelijk een reden is om een bijdrage te geven.

Ik sluit mij aan bij de vragen over de Algemene Rekenkamer. Het is een goede zaak dat de verantwoordingssystematiek al voor de toekomst is neergezet, maar ik vind dan wel dat die voor 100% moet worden waargemaakt.

Minister Verhagen: Mijnheer de voorzitter. Twee weken geleden hebben wij uitvoerig over de verwoestende aardbevingsramp gesproken. In eerste instantie hebben wij besproken wat wij konden, moesten en wilden doen. De ramp heeft onvoorstelbaar veel leed en vernietiging gebracht, zoals vanmiddag nog eens is onderstreept. Het is daarom hartverwarmend om te zien welke stroom aan internationale solidariteit in de afgelopen weken op gang is gekomen. De betrokkenheid van de Nederlandse bevolking is groot, maar ook wereldwijd is de solidariteit groot. Vanuit de verschillende landen is er een onvermoeibare inzet geweest op consulair, humanitair en civiel-militair terrein. Collega Koenders en ik zullen ingaan op de stand van zaken van dit moment. De heer Koenders zal vooral ingaan op de hulpverlening en de zaken die meer op de toekomst gericht zijn.

Ik wil allereerst enkele opmerkingen maken over een zaak waarover door de woordvoerders niet is gesproken, te weten de situatie van de inwoners van het Koninkrijk. Ter aanvulling op het reddingsteam zijn ook medewerkers van Buitenlandse Zaken naar Haïti gegaan. Die waren binnen 48 uur ter plekke om consulaire bijstand te verlenen. De honorair consul in Port-au-Prince, de heer Padberg, heeft zich op ongelofelijke wijze onvermoeibaar ingezet voor het wel en wee van Nederlanders, Antillianen en Arubanen. Op dit moment zijn er nog twee stoffelijke overschotten gevonden onder het volledig ingestorte hotel Montana. Waarschijnlijk gaat het om de twee nog vermiste inwoners van de Nederlandse Antillen, de directeur en de plaatsvervangend directeur van de Luchtvaartdienst. Van twee inwoners van Aruba ontbreekt nog elk spoor. De stoffelijke resten van de Nederlandse families die onder het puin van een ander hotel zijn gevonden, vier volwassenen en drie kinderen, zijn inmiddels in Nederland aangekomen. Namens het Koninkrijk heeft minister-president Eman van Aruba een kort bezoek aan het rampgebied gebracht, niet alleen om medeleven te betonen en bijstand te verlenen aan landgenoten, maar ook om de getroffenen en hulpverleners blijk te geven van onze betrokkenheid. Gisteren is Haïti bezocht door de minister-president van de Nederlandse Antillen, mevrouw de Jongh-Elhage, samen met nabestaanden en hulpverleners.

Er heeft goed overleg plaatsgebonden met Aruba en de Antillen over Haïti. De samenwerking met de verschillende overheidsinstanties die in Nederland, Aruba en de Antillen actief waren, maar ook met de hulporganisaties en Defensie was uitstekend.

Er is een opmerking gemaakt over de inzet op militair-civiel terrein. Na de ramp hebben wij meteen Hr. Ms. Pelikaan ingezet, inclusief 77 militairen, en een noodhulpteam. Beide zijn op dit moment weer terug. Dat is in nauw overleg met de Verenigde Naties gebeurd. De noodhulp en de activiteiten van onder meer de Pelikaan en het Urban Search and Rescue team zijn in nauw overleg met de VN opgezet en ook weer beëindigd.

Er is daarna sprake geweest van het inzetten van een transportschip. In overleg met de VN is daar echter van afgezien, omdat de herstelwerkzaamheden rond de haven de inzet van dat schip niet meer noodzakelijk maakten.

Zoals staatssecretaris Timmermans afgelopen maandag tijdens de Raad Buitenlandse Zaken heeft aangegeven, wordt op dit moment de inzet van 60 marechaussees overwogen. Verschillende sprekers hebben daar iets over gezegd. Met de inzet van deze marechaussees zou worden tegemoetgekomen aan het verzoek van de Verenigde Naties om een zelfvoorzienende politie-eenheid. Die eenheid zal, als zij wordt uitgezonden, hoe dan ook opereren onder het mandaat van de VN-missie MINUSTAH. Het gaat dus om een Europese invulling onder het mandaat van de VN en als onderdeel van de VN. De eenheid zal zich vooral richten op het uitvoeren van basispolitietaken, zoals ordehandhaving. Wij onderzoeken momenteel de mogelijkheden voor de inzet van de marechaussees. Daarvoor kijken wij naar de Europese Gendarmerie Force, maar ook naar mogelijkheden om bij een ander land aan te sluiten. Momenteel vindt overleg plaats met onze partners in de Europese Gendarmerie Force, voornamelijk Frankrijk. Ten behoeve van de Europese Gendarmerie Force zijn 60 marechaussees beschikbaar. Op zichzelf zouden wij deze mensen in het kader van de EGF kunnen inzetten.

Het is begrijpelijk dat de Verenigde Naties vragen om politie-eenheden die zelfstandig kunnen werken. Tegelijkertijd vergt dat logistiek, aansturing, staf enzovoorts. Wij moeten dus ook naar een gremium kijken waar de eenheden onder kunnen vallen, want het is duidelijk dat een politie-eenheid, ook al kan die zelfstandig werken, in een groter geheel moet zijn ingebed. Een dergelijke eenheid kan niet in haar dooie eentje functioneren. Wij kunnen dus niet zomaar losse politiemensen naar Haïti sturen. Daarom is deze constructie bedacht.

Frankrijk is waarschijnlijk niet in staat, zelfs niet als dat in het kader van de Europese Gendarmerie Force gebeurt, om die 60 mensen in het Frans logistiek geheel in te passen. Daar moeten wij nu helderheid over krijgen. Op dit moment wordt onderzocht of wij kunnen voldoen aan de exacte vraag van de Verenigde Naties. Als het met minder dan 60 man kan, bijvoorbeeld twintig, kunnen wij dat eveneens overwegen, maar het moet wel gaan om een samenhangend peloton. Mocht het tot een daadwerkelijke inzet komen – wij voeren daar nu overleg over met de partners in de EGF en de VN – zullen wij de Kamer daar zo snel mogelijk over informeren. Afgelopen maandag heeft de Nederlandse regering de bereidheid uitgesproken om welwillend de mogelijkheden voor deze inzet te onderzoeken.

Er is voorts gesproken over de inzet van de Amerikanen. De Verenigde Staten hebben na de aardbeving op Haïti op heel korte termijn een heel grote militaire en ook civiele vertegenwoordiging naar dat land gestuurd. In totaal zijn er momenteel ongeveer 11 000 Amerikaanse militairen actief in Haïti. Overigens ben ik blij dat ik dit keer over die inzet waarderende woorden hoor, in plaats van het scepticisme dat ik enige weken geleden bij enkele fracties hoorde. Door het snelle Amerikaanse optreden kon de hulp heel snel op gang komen. De bestaande coördinerende instanties, niet in de laatste plaats de Verenigde Naties, waren zelf zeer zwaar getroffen door de aardbeving en waren dus niet in staat het werk te doen dat wij van hen zouden mogen verwachten. Ook de VN kenden talloze slachtoffers – ik meen dat er op dit moment meer dan 60 mensen vermist zijn – dus de VN zijn zelf ook rechtstreeks geraakt door de ramp. Het was daarom goed dat de Amerikaanse inzet onmiddellijk is gestart, waardoor zowel de haven van Port-au-Prince als het vliegveld weer operationeel is geworden. Wij zijn de Amerikanen daar alleen maar zeer erkentelijk voor. Ik denk dat een groot deel van de hulp niet gegeven had kunnen worden als de Amerikanen niet een dergelijk grote inzet hadden getoond.

De Amerikaanse troepen ondersteunen de VN-missie, op verzoek van president Préval.

De status van de in Haïti actieve Amerikaanse troepen is vastgelegd in een Status of Forces Agreement tussen de Verenigde Staten en Haïti, dat al jaren bestaat. De troepen staan onder civiel commando van een officier van USAID. De afstemming en coördinatie tussen de Amerikanen, de VN en de Haïtiaanse regering bieden een voldoende waarborg dat de Amerikaanse troepen binnen het grote geheel passen en geen afzonderlijke operatie uitvoeren.

Terecht is aandacht gevraagd voor adoptie, mogelijke kinderhandel en kinderontvoeringen. De minister van Justitie heeft de Kamer een brief gestuurd waarin hij ingaat op de wijze waarop Nederland daarmee is omgegaan. Gelet op de bijzondere omstandigheden die in Haïti heersen,heeft hij besloten om de betrokken kinderen versneld toe te laten tot Nederland. Daarbij heeft nauw overleg plaatsgevonden met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Van geval tot geval is bekeken of voldoende zeker is dat er geen sprake is van mogelijke ontvoering van kinderen of andere onrechtmatigheden, waaronder kinderhandel. Juist in deze schrijnende situatie moeten wij voorkomen dat over de rug van kinderen wordt geprobeerd om op mensonterende wijze geld te verdienen, dan wel mensensmokkel te faciliteren.

Ten aanzien van de in Nederland toegelaten kinderen is zeer zorgvuldig gehandeld. Het betrof allereerst een groep van 53 kinderen van wie de adoptieprocedure nagenoeg was afgerond, waarbij alle checks hadden plaatsgevonden, maar de kinderen nog niet in het bezit waren van de juiste uitreisdocumenten. De tweede groep betrof 44 kinderen van wie de adoptieprocedure zo goed als afgerond was. Die kinderen waren zelfs al gekoppeld aan hun adoptieouders, maar er was nog geen adoptie-uitspraak gedaan door de Haïtiaanse autoriteit. Ook voor deze groep waren in het voortraject dusdanige zekerheden ontstaan, dat wij konden uitsluiten dat er sprake was van enige vorm van kinderhandel. Er is nu voor gezorgd dat de Haïtiaanse president toestemming heeft verleend om deze kinderen naar Nederland te laten gaan, onder de voorwaarde dat de adoptiezaken zorgvuldig zullen worden afgerond. Onder buitengewoon moeilijke omstandigheden is zo zorgvuldig mogelijk gewerkt. Men kan zich voorstellen dat een administratie niet geheel op orde is als driekwart van de stad in puin ligt.

Vanwege de zorg over de veiligheidsituatie van onbegeleide kinderen is nu door Unicef in samenwerking met de overheid, het Rode Kruis en Save the Children een registratiesysteem opgezet om de kinderen te volgen en indien mogelijk te herenigen met familieleden. Met name bij ziekenhuizen, weeshuizen, grensovergangen en het vliegveld wordt scherp gelet op onbegeleide kinderen. Kinderen die over straat zwerven worden door Unicef opgevangen in opvanghuizen, in zogenaamde child friendly spaces. De heer Koenders zal daar ongetwijfeld nader op ingaan.

Wij hebben kortom al het mogelijke gedaan voor de kinderen die naar Nederland zijn gekomen. In samenwerking met Unicef zorgen wij ervoor dat er geen onregelmatigheden voorkomen. Wij willen die althans zo veel mogelijk vermijden. De adoptie van kinderen is op dit moment door de Haïtiaanse overheid tijdelijk stopgezet om kinderhandel te voorkomen.

De heer Pechtold heeft gesproken over de werkwijze van lady Ashton, de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie. Zij heeft twee dingen gedaan. Ten eerste heeft op zondag 17 januari, meteen na de ramp, een telefonische conferentie plaatsgevonden van een aantal ministers van Buitenlandse Zaken met de Hoge Vertegenwoordiger. Ten tweede is er op maandag 18 januari een extra bijeenkomst van de Raad Buitenlandse Zaken geweest, onder leiding en op initiatief van lady Ashton. Lady Ashton wilde zich niet bezondigen aan ramptoerisme en hulpverleners niet in weg lopen. Daarom is zij niet meteen naar Haïti gegaan om daar de EU-vlag te laten wapperen. Zij heeft de heer Kouchner, die in Montreal aanwezig was als vertegenwoordiger van een van de grote donorlanden, gevraagd als haar vertegenwoordiger op te treden op de bijeenkomst in Montreal. Dat is ook mogelijk gemaakt in het Verdrag van Lissabon; een Hoge Vertegenwoordiger kan nu eenmaal niet op honderd plaatsen tegelijk zijn en kan zich daarom laten vertegenwoordigen door anderen. Zij kon daardoor zelf de eerste reguliere Raad Buitenlandse Zaken voorzitten, die op hetzelfde moment plaatsvond, en bewerkstelligen dat een gemeenschappelijke reactie zou worden gegeven. Daarom heeft zij een week eerder niet alleen een telefonische conferentie gehouden, maar ook de extra Raad Buitenlandse Zaken bijeengeroepen waaraan collega Koenders heeft deelgenomen. Ik vind dat zij een weloverwogen keuze heeft gemaakt, die zeer goed te verdedigen is. Als de heer Pechtold daar nu de conclusie aan verbindt dat het niets is en dat het niets wordt met lady Ashton – dat proef ik een beetje bij hem – doet hij geen recht aan de inzet die zij toont.

Minister Koenders: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben in het eerdere algemeen overleg al uitgebreid gesproken over de verwoestende gevolgen van de aardbevingsramp in Haïti. Voor zover nu bekend, zijn ongeveer 112 000 mensen omgekomen – volgens de regering van Haïti is dat aantal aanmerkelijk hoger – en meer dan 200 000 mensen gewond geraakt. De schattingen van het aantal mensen dat door de aardbeving dakloos is geworden, lopen uiteen van 800 000 tot een miljoen.

Ik ga in op een aantal aspecten van de hulpverlening en de stand van zaken rond de humanitaire hulp. Onderdak en voedsel zijn nu verreweg de belangrijkste prioriteiten. Men zet alles op alles om vooral de mensen die Port-au-Prince hebben verlaten, aan onderdak te helpen, met gebruikmaking van tenten en plastic zeil. Het Wereldvoedselprogramma is inmiddels gestart met het opschalen van de voedseldistributie. Deze week en in de volgende week zullen ongeveer twee miljoen mensen worden bereikt.

Er is een enorme behoefte aan postoperatieve gezondheidszorg. Daar zijn inmiddels ook de middelen voor aanwezig. Het grootste probleem was om dingen ter plekke te krijgen. De congestie blijft een probleem. Het vliegveld en de haven van Port-au-Prince zijn nu weer operationeel, maar de schade bij de haven blijkt groter te zijn dan verwacht. Daardoor kunnen niet alle schepen daar komen en moet veel via de Dominicaanse Republiek worden ingevoerd.

De veiligheidssituatie wordt met de officiële term «stabiel» aangeduid. Dat zegt echter niet zo veel, want in een situatie waarin de nood erg hoog blijft, kunnen op elk moment relletjes uitbreken, hetzij georganiseerd – er zijn natuurlijk ook uitbraken uit de gevangenissen – hetzij uit noodzaak om voedsel te verkrijgen.

Het Humanitarian Country Team is nu in staat om de internationale hulpverlening in nauwe samenwerking met de lokale autoriteiten ter hand te nemen. De OCHA is inmiddels op sterkte en maakt op het terrein van de wederopbouw – de eerste noodhulp en de verdere opbouw – de eerste assessments, wat niet eenvoudig is. De resultaten van die assessments zullen worden gepresenteerd op de wederopbouwconferentie op 22 maart in New York, waar zal worden bekeken hoe een en ander het beste gecoördineerd kan worden.

Mevrouw Ferrier heeft gezegd dat dit de best gecoördineerde aanpak van een ramp is.

Mevrouw Ferrier (CDA): Dat heeft het Rode Kruis gezegd.

Minister Koenders: Oké. Ik weet niet of die uitspraak terecht is. Ik vind dat heel moeilijk te waarderen. Wel kunnen wij stellen dat er heel veel is gebeurd, in eerste instantie door de Verenigde Staten, later ook door de Verenigde Naties, om alles goed te coördineren. Ik wil nog niet zeggen dat dit de best gecoördineerde ramp is, maar ik kan ook het tegendeel niet beweren. Iedereen doet zijn best. Natuurlijk zijn lessen geleerd uit eerdere rampen van deze omvang, maar deze is wel heel groot, omdat zowel het bestuur als de infrastructuur is weggevallen.

Het USAR-team en het ondersteuningsschip zijn heel belangrijk geweest, niet alleen voor het consulaire werk, maar ook voor de humanitaire hulpverlening. De situatie is stabiel. Dat wil niet zeggen dat er in Haïti geen no-go areas meer bestaan. Wij zien vooral bij de voedselverstrekkingen dat de spanningen kunnen oplopen. Om die reden worden door de Verenigde Naties troepen ingezet voor beschermingstaken. De VN doen dit nu op basis van hun mandaat om de Haïtiaanse politie te helpen met logistieke en technische ondersteuning. Het uiteindelijke doel is dat de Haïtiaanse politie dit zo snel mogelijk overneemt en dat er zo snel mogelijk weer eigen verantwoordelijkheid wordt genomen.

Er zijn enkele vragen gesteld over de Nederlandse bijdrage en de verdubbeling van het bijeengebrachte bedrag door de regering. Eigenlijk is het niet zo heel ingewikkeld. Snel nadat de ramp had plaatsgevonden, was duidelijk welke enorme omvang de ramp had. Elke ramp is ernstig, maar gelet op het volstrekt ontbreken van een overheid en het grote aantal mensen dat slachtoffer is geworden, was het duidelijk dat de Nederlandse bevolking grootschalig in actie wilde komen. Ik heb mij toen zeer positief uitgelaten over het initiatief van de Stichting Samenwerkende Hulporganisaties om vrijwel direct met een grote actie te beginnen. Deze stichting wordt gevormd door organisaties die wij kennen en waarin wij vertrouwen hebben, die onderling hulp coördineren volgens een bepaalde verdeelsleutel en die ook bepaalde organisaties in de Nederlandse samenleving via een gastlidmaatschap in staat kunnen stellen om daaraan mee te doen. Het leek ons verstandig om in deze specifieke situatie, gelet op de vele acties die op scholen en in dorpen, gemeenten en het bedrijfsleven gevoerd werden, te zeggen dat wij het binnenkomende bedrag zouden verdubbelen. Dat is immers een goede reflectie van wat Nederland wil, waardoor Nederland positief naar voren komt en waar wij ook trots op kunnen zijn. De actie werd heel snel breed gesteund door alle politieke partijen die hier aanwezig waren. Ik heb het gewaardeerd dat eigenlijk alle in het parlement vertegenwoordigde partijen hebben gezegd aan de actie te zullen meedoen, wetende dat het eindbedrag verdubbeld zou worden. Ik voelde daarin grote politieke steun en ik denk ook dat het besluit om te verdubbelen een juist besluit is geweest.

Ik wijs erop dat het hier gaat om een initiatief uit de samenleving, uit het maatschappelijk middenveld. Ik vind het dan goed te laten zien dat dit ook bij de regering een reflectie geeft over haar bijdrage bij een dergelijke enorme ramp. Ik zeg er wel direct bij dat de verdubbelingsactie geen precedentwerking mag hebben. Wij gaan niet elke keer als er in Nederland een actie wordt gevoerd het binnengekomen bedrag verdubbelen. De noodhulporganisaties, het maatschappelijk middenveld en de Nederlandse regering hebben allemaal hun eigenstandige verantwoordelijkheden. Het specifieke karakter van deze ramp, de omvang daarvan, de signalen die wij kregen uit de Nederlandse samenleving en de politieke signalen hebben mij gebracht tot het besluit om het bedrag dat zou worden opgebracht, te verdubbelen. Ik ben er heel blij mee dat de actie zo breed is gesteund door de Nederlandse politiek. Als geheel ben ik eigenlijk heel tevreden en ook wel trots op de Nederlanders die gezamenlijk zo veel geld hebben ingezameld.

Wij hebben het eigenlijk maar een beetje simpel gehouden. Wij hebben een deadline aangehouden en aangegeven alle initiatieven te ondersteunen die in Nederland op dit terrein zouden worden genomen. Dat is een indicatie voor het draagvlak en voor de mogelijkheden om vervolgens tot verdubbeling over te gaan. Wij realiseerden ons goed dat de omvang van deze ramp zo groot was, dat er geen discussie over aanbod- en vraagsturing zou moeten zijn, maar dat het er meer om ging het gevoel te krijgen waar Nederland in deze extreme situatie voor staat. In die situatie is het inderdaad mogelijk dat een gemeente als Tynaarlo, onder leiding van een VVD-burgemeester en een raad waarin de VVD fors vertegenwoordigd is, met de actie wil meedoen. Ik heb die VVD-burgemeester daarin gesteund, want ik vind het belangrijk dat ook gemeenten dit doen. Het is uiteraard aan de gemeenteraad om te bepalen of de raad dat een goede keus vindt of niet. Ik heb gezegd dat wij alle initiatieven zullen verdubbelen. De Nederlandse politiek was daarvan op de hoogte. De voorzitter van VVD-fractie heeft mij die avond daarin gesteund en ik voelde dus dat het draagvlak aanwezig was. Het is vervolgens aan de gemeentelijke politici om het daar al of niet mee eens te zijn.

De rol van de Algemene Rekenkamer vind ik belangrijk. In deze tijd, waarin mensen kennelijk twijfels hebben over de besteding van fondsen, is het meer dan ooit belangrijk om duidelijk te laten zien dat alle betrokken spelers zich dat aantrekken. Dit betekent niet noodzakelijkerwijs dat mensen het eens zijn met de analyse dat het geld niet goed besteed zal worden. Ik wijs erop dat de evaluaties van de besteding van de tsunamigelden, de rechtmatigheid van uitgaven en de manier waarop uitgaven zijn gedaan, eigenlijk heel positief waren. Het beeld is echter enigszins dat de gelden slecht terecht gekomen zijn.

Los daarvan zeg ik tegen de heer Van Bommel dat wij op geen enkele manier – ook ikzelf niet en ook niet voor de televisie – iets hebben gezegd dat niet overeenkomt met de wijze waarop wij het vervolgens hebben gedaan. Ik heb hem dat ook horen zeggen in een uitzending waar wij beiden in zaten. De eerstverantwoordelijke, de Stichting Samenwerkende Hulporganisaties, is degene die straks via een subsidiebeschikking een deel van het Nederlandse belastinggeld ontvangt, omdat die op een goede manier werkt en effectief zaken controleert. Wij hebben gezegd het van belang te vinden dat de Algemene Rekenkamer daarbij een rol speelt. Dat initiatief kwam ook van de Stichting Samenwerkende Hulporganisaties zelf en niet alleen van de Nederlandse regering. Ik heb dat wel zeer gestimuleerd en ik doe dat nog, omdat het gaat om overheidsgeld. Laten wij niet onderschatten welke unieke situatie dit is.

Gevraagd is of er een rapport van de Algemene Rekenkamer komt waarin wij kunnen zien hoe het geld besteed is. Het antwoord daarop is: ja. Het zou niet best zijn als dat niet het geval zou zijn. De Algemene Rekenkamer stelt uiteraard een rapport op over de manier waarop de gelden besteed zijn. De kennis en kunde van de Algemene Rekenkamer komen daar extra bij. Bijvoorbeeld op het vlak van de tsunami loopt er een internationaal project, een zogenaamde audit trail, waarbij wordt gevolgd hoe het hier opgebrachte geld via allerlei kanalen terechtkomt bij de mensen voor wie het geld bedoeld is. Dat is een heel ingewikkelde systematiek. Als een organisatie een ziekenhuisje bouwt in Haïti, samen met anderen, op een goed gecoördineerde manier, is het niet altijd tot op de euro herleidbaar in hoeverre dat ziekenhuis betaald is met gelden uit Nederland. Met deze problematiek heeft de Algemene Rekenkamer veel ervaring, dus op dat punt kan zij adviseren hoe wij bepaalde zaken het beste kunnen doen. Ik stel het zeer op prijs dat de Algemene Rekenkamer dit doet. Dat stelt de Stichting Samenwerkende Hulporganisaties in staat om al op dit moment, dus vooraf – en dat heb ik nog niet eerder gezien – samen met de Algemene Rekenkamer een actieplan te ontwikkelen en daar ook adviezen over te geven. Op die manier kan de verantwoordingssystematiek nu al in kaart worden gebracht, zodat ook voor de Nederlandse bevolking gedurende het proces van noodhulp en wederopbouw inzichtelijk wordt gemaakt hoe de fondsen worden besteed en hoe effectief dat is. Dat vind ik een groot voordeel.

Daarnaast heeft de Nederlandse overheid uiteraard nog eigen middelen voor controle ter plekke, voor accountancy en evaluatie van de besteding van de fondsen die zij via een subsidiebeschikking aan SHO-fondsen geeft. Het gaat er niet om dat wij SHO niet vertrouwen. De Nederlandse samenleving heeft echter een zo grote bijdrage geleverd, dat wij, mede gelet op de twijfels die al dan niet terecht bestaan over de besteding van eerder verleende hulpgelden, op een eerlijke manier laten zien op welke wijze de gelden besteed worden. Wij willen niet dat de verantwoording alleen achteraf publiek gemaakt wordt; wij willen dat ook vooraf advies wordt gegeven aan SHO. SHO wil dat ook en ik vind dat een heel goede zaak. Ik zie dus geen enkel licht tussen wat ik zelf en wat SHO daarover gezegd heeft tijdens de televisie-uitzending en achteraf. Integendeel. Wij zijn daar nu ook al mee bezig. Er vinden overleggen plaats. De systematiek is niet eenvoudig. Noodhulp is een van de moeilijkste dingen die er zijn. De materie is ongelofelijk complex. Dat maakt het noodzakelijk dat een en ander inzichtelijk is.

De verdubbeling heeft dus direct te maken met de specificiteit van deze ramp, de omvang ervan en de signalen uit de samenleving en de politiek.Ik heb vooraf aangegeven dat de verdubbeling zou gelden voor alle initiatieven die tot 24.00 uur zouden binnenkomen. Dat was bij iedereen bekend. Dit betekent inderdaad dat gelden die na dat tijdstip nog binnenkwamen, niet meer worden verdubbeld. Wij moesten ergens een streep trekken. De cheque van het op dat moment opgehaalde bedrag is op televisie vertoond en dat bedrag zal worden verdubbeld.

Nogmaals benadruk ik dat wij het zeer gewaardeerd hebben dat de Nederlandse bevolking zich breed heeft ingezet voor het lenigen van de nood in Haïti en dat dit tegelijkertijd ook politiek breed is ondersteund. Wij zullen alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat het geld op een zo goed mogelijke manier wordt besteed. Ik heb er ook alle vertrouwen in dat de Stichting Samenwerkende Hulporganisaties, met de expertise die zij heeft, dat op een goede wijze zal doen.

Over de wederopbouw vindt een goede discussie plaats, ook over de coördinatie, die wat mij betreft primair hoort te liggen bij de Verenigde Naties. De noodhulp wordt nu door OCHA gecoördineerd. De Verenigde Naties zijn hiervoor geen ideale organisatie, dus wij zullen er wel kritisch op toezien. Ik heb er geen probleem mee dat de VN op het vlak van de wederopbouw samenwerken met de Wereldbank en de Inter American Development Bank. Het is juist goed om kennis en kunde bij elkaar te leggen en bij het opstellen van plannen niet naast elkaar te werken. Wij zullen de Kamer natuurlijk inlichten over eventuele Nederlandse bijdragen aan de vervolgconferentie. Het mooie van de gevoerde actie is dat die zowel op de noodhulp- als op de wederopbouwfase gericht was.

Wij zullen de bijdrage van de regering financieren uit het noodhulpbudget. Daar is tijdens de begrotingsbehandeling een klein beetje door de Kamer uitgeamendeerd voor bilaterale onderwijsprojecten, maar zoals bekend gaat het hier om een flexibel fonds. Wij zorgen er altijd voor dat de Kamer door het jaar heen op de hoogte wordt gehouden van de precieze bestedingen, afhankelijk van rampsituaties in de wereld. Ik wijs er tevens op dat het geld niet in één keer zal worden uitgegeven, maar dat de financiering zich uiteraard over een aantal jaren zal uitstrekken, zodat wij er zeker van zijn dat het geld niet alleen effectief, maar ook in een goed tijdschema door de Nederlandse regering wordt uitgegeven.

Veel mensen noemen een plan al snel een marshallplan. Ongetwijfeld heeft ook het IMF willen zeggen dat het iets goeds wil doen. Dat vind ik belangrijk. Uiteraard zullen wij het plan van de IMF goed in de gaten houden, maar zonder dat plan te willen bagatelliseren, merk ik op dat wij met een marshallplan niet zo veel kunnen. Haïti is echt iets anders dan Europa na de Tweede Wereldoorlog.

Het punt van schuldsanering is fors in discussie. Nederland is daarbij in de Club van Parijs slechts op een heel geringe manier betrokken. Wij hebben een kleine bijdrage van € 300 000 kwijtgescholden. De multilaterale instellingen hebben eveneens aan hun HIPC-verplichtingen voldaan. De Club van Parijs heeft, op grond van de specificiteit van deze ramp, de oproep gedaan aan alle crediteuren om nu snel tot kwijtschelding over te gaan. Het gaat daarbij vooral om Taiwan en Venezuela, die zich niet hebben aangesloten bij de HIPC-kwijtschelding. Het gaat om vorderingen van 92 en 167 mln. Taiwan zal bezien of het wettelijk kwijtschelding kan verlenen; Venezuela heeft helaas niet gereageerd op de oproep.

Afgelopen woensdag is bekend geworden dat secretaris-generaal Ban Ki-moon voormalig president Clinton genomineerd heeft als coördinator van de strategische richtlijnen voor het VN-werk voor Haïti, zowel op de korte als de lange termijn. Dit lijkt mij een heel goede zaak om twee redenen. Ten eerste is Clinton een Amerikaan, die bovendien veel krediet heeft opgebouwd door zijn werk voor ontwikkelingssamenwerking en de wederopbouw na conflicten. Ten tweede zal er een balans gevonden moeten worden tussen enerzijds het opnieuw en direct geven van verantwoordelijkheden aan Haïtianen en anderzijds het voorkomen dat er weer een overheid wordt opgebouwd die gekenmerkt wordt door wanbestuur. Bij het bereiken van die balans zal Clinton waarschijnlijk formeel en informeel een grote rol kunnen spelen.

De Europese Unie probeert nu via lady Ashton de hulp zo veel mogelijk te coördineren. Wij zullen bezien en controleren wat er via het EOF-instrument gebeurt op de belangrijke activiteiten die mevrouw Ferrier noemt.

De heer Pechtold (D66): Krijgen wij nog een tweede termijn?

De voorzitter: Daar is geen tijd meer voor. U kunt nog een enkele vraag stellen.

De heer Pechtold (D66): De minister van Buitenlandse Zaken hoeft lady Ashton niet te verdedigen, maar wel hoor ik hem graag zeggen dat, als in de toekomst opnieuw een ramp van een dergelijke omvang plaatsvindt, mevrouw Ashton zich dan ook laat zien. De fysieke aanwezigheid op een dergelijk moment is belangrijk. Graag ontvang ik op dit punt de steun van de minister. Het is prachtig dat mevrouw Ashton verder goed werk verricht, maar ik zou Europa wat meer in beeld willen zien.

Ik snap het verhaal van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over de verdubbelingsactie en de bijdrage van andere overheden, maar als wij burgers vragen om mee te doen, vind ik dat het gelet op het draagvlak voor een dergelijke actie in de toekomst duidelijk moet zijn hoe het zit met zaken zoals belastingaftrek en bijdragen van andere overheden. De heer Ten Broeke heeft dat vrij krachtig verwoord en ik voel daarin mee. Ik vraag de minister om eens op papier te zetten hoe wij daar in de toekomst mee omgaan. Ik heb hem geprezen om het inschakelen van de Algemene Rekenkamer, want dat nodigt de mensen uit om mee te doen, maar op dit moment redeneren veel mensen: ik wil wel bijdragen, maar mijn waterschap, mijn provincie, mijn gemeente en mijn telecombedrijf doen ook al mee en dat wordt aan het eind van het jaar met mij verrekend, dus ik heb mijn bijdrage aan de actie al geleverd. Dat wil ik een beetje nuanceren. Kan de minister op dit punt wat gedachten op papier zetten?

De heer Van der Staaij (SGP): Ik had een vraag gesteld over de contacten met de Haïtiaanse gemeenschap, het faciliteren van informatievoorziening en het wegnemen van bureaucratische beslommeringen in procedures.

De heer Van Bommel (SP): Mij is niet duidelijk hoe het nu verdergaat met het idee van een Nederlandse bijdrage van 60 marechaussees. Het beeld blijft sterk hangen dat de staatssecretaris daar in Brussel concreet over gesproken heeft zonder dat er een concreet verzoek lag. Als dat verzoek er wel lag, wat was dan dat verzoek? Op welk moment kunnen wij daar nadere besluitvorming over verwachten?

De heer Ten Broeke (VVD): Ik kom even terug op het punt dat ook door de heer Pechtold wordt aangeroerd. Wat ons betreft zijn er geen nieuwe richtlijnen nodig, want die kan ik bij dezen geven: wij verdubbelen voortaan alleen maar hulpgelden die van particulieren komen, om daarmee de prikkel voor particulieren om te geven in stand te houden.

Ik wil het door de minister geschetste beeld over de gemeente Tynaarlo nuanceren. Hij suggereerde zo-even dat de VVD-fractie in die gemeente voor het geven van een bijdrage heeft gestemd, maar de stemming in de gemeenteraad was negen tegen zes en de VVD-fractie heeft tegen gestemd. Hetzelfde is overigens gebeurd in provinciale staten in Drenthe. Door de commissaris van de Koningin, de heer Tichelaar, werd een bijdrage toegezegd zonder dat hij daar provinciale staten over had geconsulteerd. Het simpele feit dat een Kamerlid met de minister in een televisie-uitzending zit – het is goed dat veel Kamerleden aan die uitzending meegewerkt hebben – wil nog niet zeggen dat alles wat de minister daar gezegd heeft ook direct de instemming van de Kamer heeft. Wij hebben niet ingestemd met een verdubbeling van gelden die van andere overheden komen, waardoor in sommige gevallen twee of zelfs drie keer namens de burger bijgedragen wordt. Graag hoor ik de toezegging van de minister dat hij, verdergaand dan waar de heer Pechtold om vroeg, in het vervolg zal overwegen alleen de particuliere bijdragen en die van de bedrijven te verdubbelen en niet reeds geheven belastinggeld nog een keer zal uitgeven.

De heer Van Bommel (SP): Zegt de VVD-fractie hiermee de facto dat zij geen steun geeft aan die verdubbeling? Dat vind ik een politiek belangrijke vraag.

De heer Ten Broeke (VVD): Wij hebben die verdubbeling natuurlijk zien gebeuren. Ik wist niet – de volgende dag ben ik daarvan op de hoogte gesteld – dat de verdubbeling zich ook uitstrekte over overheidsgelden. Ik vind dat dit in voorkomende gevallen in het vervolg niet meer mag gebeuren. Ik had het zuiverder en ook beter gevonden als het deze keer anders was gegaan. Door alleen particuliere bijdragen te verdubbelen, zorgen wij ervoor dat burgers het gevoel houden dat hun bijdrage ertoe doet. Bij deze actie had bijvoorbeeld een inwoner van Drenthe al € 4 uitgegeven voordat hij zelf had besloten om iets bij te dragen.

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik heb nog een vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken over de 60 marechaussees. Ik heb begrepen dat het er misschien minder kunnen worden, maar mij is niet duidelijk waar dat van afhangt. Is de vraag vanuit de VN niet duidelijk, of is nog niet duidelijk wat wij kunnen aanbieden?

Mijn fractie ondersteunt van harte dat de Nederlandse regering het belang onderstreept van de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij een ramp die ver weg gebeurd is, door de bij een inzamelingsactie binnengekomen gelden te verdubbelen. Het is goed dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking gezegd heeft dat niet altijd wordt verdubbeld en dat er geen sprake is van precedentwerking. Hij moet dat echter wel goed kunnen uitleggen, want waarom zou de ene ramp minder erg zijn dan de andere?

Ik sluit mij aan bij het verzoek van de heer Pechtold over het opstellen van een brief waarin duidelijk wordt hoe het precies zit met de verdubbeling van belastinggeld of geld dat niet direct door particulieren is geschonken. Ik merk aan deze tafel, maar ook in mijn omgeving dat dit nu niet duidelijk is.

Voorts heb ik gevraagd of de noodhulppot nu leeg is en hoe het precies zit met het geld dat ingezet wordt. Hopelijk wordt dat geld niet alleen voor noodhulp, maar ook structureel ingezet. Daarnaast heb ik verzocht of de Nederlandse inbreng in het overleg over de besteding van de EOF-gelden wat actiever kan zijn. Wat gaan wij in Haïti specifiek doen op het vlak van de zaken waar wij goed in zijn: landbouw, voedselvoorziening en water? Daar hoor ik graag nog iets meer over.

Minister Verhagen: De heer Pechtold is nogmaals ingegaan op de afwezigheid van mevrouw Ashton in Haïti. Mevrouw Ashton is vicevoorzitter van de Europese Commissie en Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, maar de voor de humanitaire hulp verantwoordelijke commissaris, de heer De Gucht – die dus ook lid is van de Europese Commissie – is wel degelijk namens de Europese Unie in Haïti aanwezig geweest.

Er is sprake van eventuele beschikbaarheid van de 60 marechaussees die in het kader van de EGF operationeel zijn. Wij hebben aangegeven de inzet van die 60 marechaussees te overwegen. Tegelijkertijd hebben de VN verzocht om zelfvoorzienende politie-eenheden, zogenaamde Formed Police Units, te leveren. Momenteel wordt besproken of de Europese Gendarmerie Force die zelfstandig opererende politie-eenheden kan leveren. Dat overleg is nog gaande. In EU-verband is door de Raad voor Buitenlandse Zaken gesproken over wie wat doet. Daarbij heeft Nederland bevestigd dat het eventueel maximaal 60 marechaussees kan leveren. Als wij 60 of minder Nederlandse marechaussees uitzenden ten behoeve van deze taken, willen wij natuurlijk ook dat dit goed geregeld wordt en zal de Kamer daarover geïnformeerd worden, zoals ik ook heb toegezegd, geheel in de geest – ook al hoort het officieel niet – van de artikel 100-procedure, op de wijze waarop wij de Kamer ook in het verleden altijd op de hoogte gesteld hebben.

Minister Koenders: Ik dank de kamer voor de grote steun voor de rol van de Algemene Rekenkamer zoals wij die samen met SHO hebben geformuleerd.

Ik wil bij mevrouw Ferrier het beeld weghalen dat wij niet actief zijn in het EOF. Wij hebben een speciale bijeenkomst gehad van de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking, onder leiding van mevrouw Ashton, waar specifiek gesproken is over de inzet van het EOF-instrumentarium, voor zowel noodhulp als wederopbouw, en waarbij de door haar terecht genoemde drie aspecten aan de orde zijn geweest. Ik ken de interesse van mevrouw Ferrier daarvoor. Ik zal zeker proberen daar zo actief mogelijk bij betrokken te blijven.

Ik heb gemerkt dat er grote en brede steun was voor de televisieactie en voor de verdubbeling van de opbrengst. Ik stel dat op prijs. Ik wijs de heer Ten Broeke erop dat ik gesproken heb over de burgemeester van de gemeente Tynaarlo en niet over de gemeenteraad. Publieke en private instellingen en bedrijven konden in het kader van de actie voor Haïti geldt storten op giro 555. Daar zijn zij autonoom in, dus daar ga ik niet over. Ik ga er alleen over of wij dat verdubbelen of niet. Hier geldt dat ieder zijn eigen toko heeft. Het is de verantwoordelijkheid van de betrokken gemeente om geld te geven. Ik begrijp uit de woorden van de heer Ten Broeke dat de gemeenteraad van Tynaarlo dat heeft goedgekeurd. Een gemeenteraad weet van tevoren precies wat daarvan de consequenties zijn. Nogmaals, ik vind het echt een zaak voor lokale overheden en bedrijven zelf om te bepalen of zij geld overmaken naar giro 555. Het is echt ondoenlijk dat de regering alle binnengekomen bedragen gaat uitsplitsen. Zo liggen de verantwoordelijkheden niet. Er is een maatschappelijk initiatief en er zijn gemeenten die gecontroleerd worden door hun eigen mensen. Daar heb ik vertrouwen in en dat is de manier waarop ik daartegen aankijk.

Inderdaad is er geen sprake van precedentwerking. Het is niet makkelijk om algemene richtlijnen op te stellen voor de gevallen waarin wij wel en niet verdubbelen, maar dit was echt een uitzondering.

Het lijkt mij niet nodig een aparte brief te schrijven over de kwestie van de verdubbeling, maar wel zal ik er nog eens met de collega van Financiën over spreken, omdat er ook een relatie is met de belastingen.

Een vertegenwoordiging van de Haïtiaanse gemeenschap is in de zaal aanwezig. Zelf ben ik bij de herdenking van de Haïtiaanse diaspora aanwezig geweest. Ik heb de uitnodiging voor die bijeenkomst zeer op prijs gesteld. Het was buitengewoon indrukwekkend. Wij hebben uiteraard ook contacten met de voorzitter. De Haïtiaanse gemeenschap in Nederland is vrij klein, zij bestaat uit ongeveer 700 mensen. Wij hebben direct na de ramp contact met deze gemeenschap gezocht. Wij zullen dezer dagen opnieuw contact hebben om te bezien of er, naast de gevoelens van solidariteit met het enorme lijden van de Haïtiaanse bevolking, mogelijkheden zijn om te zorgen dat de diaspora goed bediend wordt in een tijd dat hij het buitengewoon moeilijk heeft.

Toezeggingen

Indien het komt tot daadwerkelijke inzet van Nederlandse marechaussees, zal de minister van Buitenlandse Zaken de Kamer daarover direct meteen schriftelijk informeren.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Nicolaï (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), De Roon (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks) en Schippers (VVD).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vermeij (PvdA), Omtzigt (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Van Miltenburg (VVD), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD), Halsema (GroenLinks) en Griffith (VVD).