Kamerstuk 32123-VI-102

Rapport "Eén keer is erg genoeg", onderzoek naar secundaire victimisatie van slachtoffers

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2010

Gepubliceerd: 20 mei 2010
Indiener(s): Hirsch Ballin
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-VI-102.html
ID: 32123-VI-102

Nr. 102 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 mei 2010

Hierbij bied ik u het rapport «Eén keer is erg genoeg» aan.1 Dit rapport is de weerslag van een verkennend onderzoek naar secundaire victimisatie van slachtoffers als getuigen in het strafproces.

Het tegengaan van secundaire victimisatie is een belangrijke doelstelling van het slachtofferbeleid. Juist in de rol van getuige heeft het slachtoffer geen keuze om wel of niet deel te nemen aan het strafproces en is daarmee mogelijk extra vatbaar voor secundaire victimisatie. Om zicht te krijgen op het verschijnsel secundaire victimisatie in de context van de rol van getuige heb ik dit onderzoek uit laten voeren. Het resultaat is een overzicht van de regelgeving en de praktijk waar slachtoffers als getuigen in het strafproces mee te maken krijgen. Het onderzoek heeft een verkennend karakter en kent een beperkt aantal respondenten. Om die reden is voorzichtigheid geboden bij het generaliseren van bevindingen.

In paragraaf 1 ga ik allereerst in op de aanleiding van dit onderzoek. In paragraaf 2 ga ik nader in op de uitkomsten van het onderzoek en in paragraaf 3 treft u mijn reactie op de uitkomsten van het onderzoek.

1. Aanleiding

De aandacht voor de positie van het slachtoffer in het strafproces neemt de laatste jaren toe. Dit blijkt onder andere uit het Europese Kaderbesluit inzake de positie van het slachtoffer in het strafproces, het landelijke project «Slachtoffers Centraal» en de invoering van het spreekrecht voor slachtoffers. Dit heeft geresulteerd in de Wet Versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces2. Uitgangspunten van deze wet zijn dat een slachtoffer als slachtoffer wordt beschouwd totdat het tegendeel is komen vast te staan en dat secundaire victimisatie moet worden voorkomen.

In het rapport «Eén keer is erg genoeg» wordt een aantal onderzoeksvragen over secundaire victimisatie beantwoord, zoals: wat is secundaire victimisatie, wat zijn de risicofactoren en zijn er indicaties dat secundaire victimisatie in de praktijk regelmatig voorkomt?

Het onderzoek is gebasseerd op een literatuurstudie en op gesprekken met professionals uit de (slachtoffer)hulpverlening en de strafrechtsketen. Daarnaast is met vier slachtoffers gesproken, een beperkt aantal omdat de laatste jaren al veel onderzoek onder slachtoffers wordt gedaan. Om slachtoffers niet te veel te belasten is kritisch gekeken of de informatie niet op een andere manier kon worden vergaard. In dat geval is de informatie vooral gezocht bij mensen in het veld die veel met slachtoffers te maken hebben.

2. Uitkomsten van het onderzoek

Een opvallende uitkomst van het onderzoek is dat secundaire victimisatie, ondanks de centrale rol die het inneemt in het slachtofferbeleid, weinig onderzocht is. Een eenduidige definitie bestaat dan ook niet. Dit onderzoek hanteert de ruime definitie «verergering van het leed of de schade door het strafproces». Daarnaast identificeert het onderzoek de risicofactoren die een rol spelen bij secundaire victimisatie en presenteert het een (hypothetisch) model dat kan helpen om secundaire victimisatie beter te begrijpen. Vier dimensies spelen in dit model een rol: voorspelbaarheid, veiligheid, controle en rechtvaardigheid. Hoe hoger gescoord wordt op deze factoren, hoe kleiner de kans op secundaire victimisatie door het strafproces.

Als belangrijkste knelpunten van het strafproces noemt het onderzoek de dadergerichtheid van het proces, de lange duur ervan, de soms koele of weinig invoelende bejegening door politie, OM en rechtspraak, twijfel aan de geloofwaardigheid van het slachtoffer, de behandeling van het slachtoffer door de advocaat van de verdachte en onvrede met de uitkomst. Daarnaast stellen de onderzoekers dat bij een deel van de ondervraagden uit de strafrechtketen het uitgangspunt dat een slachtoffer een slachtoffer is totdat het tegendeel is bewezen, nog niet zijn weerslag heeft gevonden. Zo stellen enkele ondervraagden dat zij deze «slachtofferpresumptie» moeilijk te verenigen vinden met de presumptie van onschuld van de verdachte. Sommige ondervraagden vinden daarnaast dat het strafrecht er is voor de verdachte en niet voor het slachtoffer.

Het toegevoegde leed dat slachtoffers bij secundaire vicitimisatie ervaren bestaat vooral uit negatieve psychologische effecten op het vertrouwen van het slachtoffer in zichzelf, de toekomst, de wereld en het rechtssysteem. Deze negatieve effecten kunnen het publieke domein raken, bijvoorbeeld door een afnemende aangiftebereidheid. Zaken die kunnen bijdragen aan het verminderen van de kans op secundaire victimisatie zijn: correcte bejegening, erkenning van het slachtoffer als betrokken partij, informatieverschaffing, juridische en psychologische bijstand, veiligheid en een zo kort mogelijk strafproces.

Het onderzoek signaleert tevens een aantal specifieke knelpunten als het gaat om kinderen en verstandelijk gehandicapten als slachtoffer. Zo is er geen eenduidige regelgeving als het gaat om het verlenen van toestemming door ouders als het gaat om verhoor van of een onderzoek naar een kind.

3. Reactie

Het onderzoek geeft een goed inzicht in de verschillende aspecten van secundaire victimisatie. Het vult een leemte in de literatuur en vormt een basis voor verdere verdieping van het slachtofferbeleid.

Op enkele aanbevelingen uit het onderzoek ga ik specifiek in:

  • a. rechtsvergelijkend onderzoek

    Ondanks de centrale rol die het begrip secundaire victimisatie in het slachtofferbeleid inneemt is er nog weinig onderzoek naar gedaan. Gezien dit feit en het voornemen van de Europese Commissie (EC) om ontwikkelingen op het gebied van slachtofferbeleid te stimuleren en gelet op het uitgangspunt van het Europese Kaderbesluit om secundaire victimisatie tegen te gaan, zal de Europese Commissie op dit onderzoek opmerkzaam worden gemaakt. In Brussel zal worden aangedrongen om meer (rechtsvergelijkend) onderzoek te stimuleren met het oog op het onderkennen van best practices.

  • b. communicatie

    De observatie van de onderzoekers dat grote verschillen in opvatting bestaan over de positie die slachtoffers in het strafproces innemen, zal met het OM en de ZM worden besproken. In het communicatietraject rondom de Wet versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces zal zowel binnen de beide organisaties als breder in de keten aandacht worden besteed aan dit punt. Het slachtoffer moet serieus worden genomen. Inzetten op verwachtingen-management en goede juridische en psychische begeleiding kunnen hieraan bijdragen. Ook is het zaak om bij iedere stap die wordt genomen in het strafproces, bewust af te wegen wat in het belang is van het slachtoffer. Dit verhoogt de voorspelbaarheid voor het slachtoffer en kan teleurstelling over de uitkomst voorkomen.

  • c. inzagerecht

    Enkele knelpunten uit het onderzoek worden al aangepakt. Bij het OM is bijvoorbeeld reeds een verandertraject ingezet op basis van het visiedocument «Slachtoffer van bijzaak naar hoofdzaak», opgesteld door het College van procureurs-generaal. Doel hiervan is de positie van het slachtoffer onder de aandacht te brengen bij de officieren van justitie en het slachtoffer integraal onderdeel te laten zijn van de werkzaamheden. Daarnaast is de komst van het inzagerecht met de invoering van het nieuwe wetsvoorstel Versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces een grote verbetering. Het recht het eigen dossier in te kunnen zien, geeft slachtoffers het gevoel meer controle te hebben over het strafproces.

  • d. verbetering strafproces

    In het onderzoek wordt aangegeven dat vooral het horen door de rechter-commissaris als confronterend wordt ervaren. Een harde opstelling van de advocaat van de verdachte draagt hieraan in belangrijke mate bij. Ook het feit dat voor dit verhoor geen eenduidige richtlijnen bestaan speelt een rol. Hierdoor neemt de voorspelbaarheid af en de kans op secundaire victimisatie toe. De rechterlijke macht zal ik op dit punt wijzen en vragen om in de opleiding van rechters-commissaris nadrukkelijk aandacht te besteden aan secundaire victimisatie en het voorkomen daarvan.

Andere mogelijkheden die bijdragen aan het voorkomen van secundaire victimisatie, zijn bijvoorbeeld het rekening houden met het belang van het slachtoffer op het moment dat een verlofregeling wordt toegepast. Dit speelt voornamelijk bij TBS en bij Pij-ers, maar ook in het geval van verlof uit een gevangenis. Toepassing van een verlofregeling, zonder het belang van het slachtoffer mee te wegen, kan het vertrouwen van het slachtoffer in de strafrechtketen schaden en additioneel leed toevoegen. Zowel bij de TBS-instellingen als in het gevangeniswezen wordt het meewegen van de belangen van slachtoffers bij de verlofverlening standaard werkwijze.

Om het gebrekkige gevoel van controle van kinderen in het strafproces tegen te gaan, suggereren de onderzoekers onder andere om kinderen voorafgaand aan een verhoor toestemming te vragen om het verhoor op te nemen. Daarnaast dienen kinderen op het verschoningsrecht te worden gewezen. Bezien wordt op welke wijze de komende tijd meer aandacht aan de positie van minderjarige slachtoffers kan worden gegeven. Minderjarige slachtoffers en/of getuigen van huiselijk geweld vormen een belangrijk doelgroep in de aanpak van huiselijk geweld. Goede begeleiding van deze groep, niet alleen in het strafproces maar juist ook bij de verwerking, is ook van belang omdat slachtoffers zich kunnen ontwikkelen tot toekomstige daders.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin