Gepubliceerd: 30 september 2009
Indiener(s): Ger Koopmans (CDA)
Onderwerpen:
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32016-5.html
ID: 32016-5

32 016
Wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, wijzigingen in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, alsmede enige andere wijzigingen)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 25 september 2009

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave 
1.Algemeen1
2.Inleiding2
3.Beroepservaringsperiode3
4.Toepasselijkheid van de kaderwet zelfstandige bestuursorganen op het bureau Architectenregister3
5.Bedrijfseffecten en administratieve lasten4
6.Overleg met het beroepsveld4
7.Artikelsgewijze toelichting4

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet op de architectentitel. Zij vragen zich af of de huidige wetgeving in overeenstemming is met de Europese Richtlijn. Zo niet, waarom is dat bij de laatste wijziging niet geregeld? Tevens vragen zij of de beroepsstage verplicht is volgens de Europese Richtlijn.

De leden van de PvdA fractie hebben met instemming kennis genomen van het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State en nader rapport.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij vragen zich wel af, op welke punten het voorstel afwijkt van de Europese regels op dit terrein.

2. Inleiding

De leden van de CDA-fractie constateren dat naar aanleiding van het advies van de Raad van State de gedragregels en de klachtenregeling zijn geschrapt. Dit is een wet die slechts titelbescherming biedt en geen beroepsbescherming, volgens de leden zeer terecht. Waarom is echter artikel 27aa ingevoerd, dat gedragsregels omvat en dat bepaalt wat een architect in een offerte moet aangeven? Is dit niet in strijd met het advies van de Raad van State? Wat betekent het aan extra bureaucratie en administratieve lasten? En hoe wordt het gecontroleerd en welke sanctie staat op overtreding?

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State wordt de Stichting niet omgezet in een openbaar lichaam in de zin van de Grondwet. De Raad van State geeft aan dat volstaan kan worden met de huidige organisatorische structuur. Waarom vindt dan omzetting plaats in een Zelfstandig bestuursorgaan op publieke grondslag?

De leden van de SP-fractie zijn verheugd over de voorgenomen eis die wordt gesteld aan afgestudeerden, dat zij na hun afstuderen twee jaar beroepservaring opdoen alvorens zij zich kunnen inschrijven in het architectenregister. Daarentegen betreuren de leden het feit dat de wet op de architectentitel geen beroepsbescherming zal gaan bieden. Door hier niet voor te kiezen zullen personen die niet in genoemd register staan ingeschreven, zonder beletsel werkzaamheden kunnen verrichten op het gebied van architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur. De regering stelt wel dat de kwaliteit van leefomgeving en aan een duurzame samenleving is gediend bij vakbekwame architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten. Waarom dan toch niet gekozen is voor beroepsbescherming, wordt onvoldoende duidelijk vanuit de memorie van toelichting. Graag uitleg hieromtrent.

Ook is het de leden van de SP-fractie onduidelijk waarom het integraal advies van de Rijksbouwmeester punt c (het vaststellen van gedragsregels voor in het architectenregister ingeschrevenen en een klachtrecht voor de consument bij het niet handelen conform die gedragsregels) niet is overgenomen. De Raad van State gaf aan dat de bevoegdheid tot het stellen van regels onvoldoende concreet en nauwkeurig geformuleerd was. Daarom immers adviseert de Raad van State om de voorgenomen bevoegdheid tot het vaststellen van gedragsregels nader te begrenzen. Naar mening van de leden van de SP-fractie is het vaststellen van een grondslag voor een gedragscode iets wezenlijk anders dan, zoals nu wordt voorgesteld, een informatieplicht voor de in het architectenregister ingeschrevenen aan (potentiële) opdrachtgevers. De leden verzoeken de regering dan ook deze keuze nader te verduidelijken.

Ook de keuze het klachtenrecht niet te regelen bij wet, stuit op onbegrip bij de leden van de SP-fractie. De Raad van State hekelt immers de belasting van betrokken partijen vanwege dubbele beoordeling door een adviserende commissie, waarna het bestuursoordeel zal prevaleren. De Raad van State oordeelt immers dat, indien de noodzaak van een tuchtrechtelijke voorziening toereikend kan worden onderbouwd, een voorgenomen procedure dient te worden aangepast tot een volwaardige tuchtrechtelijke procedure. Naar mening van de leden is door de opsteller van deze voorgenomen wetswijziging geen poging ondernomen te komen tot een onderbouwing, maar is daarom slechts gekozen het klachtenrecht niet bij wet te regelen. Hier is volgens de leden sprake van een gemiste kans. Graag hierop een reactie.

3. Beroepservaringsperiode

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of de eis voor beroepservaring voor alle personen geldt die ingeschreven willen worden in het architectenregister? Dus ook voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten? Zo nee, waarom niet?

Het bureau stelt regels vast met betrekking tot de tweejarige beroepservaring. Waarom behoeven deze regels niet net zoals de regels over bij- en nascholing de goedkeuring van de minister?

Kan de regering aangeven of de beroepservaring slechts opgedaan kan worden op een architectenbureau of kan het ook opgedaan worden bij een aannemer, projectontwikkelaar, bouw- en woningtoezicht van een gemeente, de Rijksgebouwendienst, op de universiteit of ander opleidingsinstituut of op een onderzoeksinstelling?

Op de universiteiten is juist door het gebrek aan stageplaatsen de praktijkopleiding geschrapt. Hoe wordt gegarandeerd dat er wel voldoende plaatsen zijn om de beroepservaring te kunnen waarmaken?

Krijgen architecten die beroepservaring opdoen gewoon regulier salaris uitbetaald of vindt korting plaats in verband met de «opleiding»?

Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of bij de bepaling van de beroepservaring voldoende rekening wordt gehouden met de diversiteit van architecten? Het grootste deel van de architecten werkt als kleine zelfstandige. Dat vraagt een totaal andere ervaring dan architect op een internationaal bekend architectenbureau. Hoe wordt hier rekening mee gehouden?

4. Toepasselijkheid van de kaderwet zelfstandige bestuursorganen op het bureau architectenregister

De leden van de CDA-fractie constateren dat het bestuur wordt benoemd door de minister en bestaat ten hoogste uit drie leden. De organisatie van de beroepsgroep is laag. Daardoor kan getwijfeld worden aan de representativiteit van de beroepsorganisaties. Waarom wordt gekozen voor afvaardiging van de beroepsgroeporganisatie in het bestuur in plaats van de ingeschreven een bestuurslid te laten kiezen? Daarbij zou een bestuurslid kunnen voortkomen uit de (interieur)architecten en een uit de stedenbouwkundigen of tuin- en landschapsarchitecten.

De leden van de SP-fractie constateren dat het onderhavige wetsvoorstel ertoe strekt het bureau architectenregister onder werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen. Er is hierbij sprake van vertrouwelijke gegevens welke ondergebracht gaan worden bij een ZBO. Geeft dit dezelfde garantie op de bescherming van deze gegevens als bij een overheidsinstelling?

De leden lezen dat door beperking van het aantal bestuursleden het niet langer noodzakelijk is om in de wet te bepalen dat het bestuur in meerderheid bestaat uit personen die de beroepen van architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect uit te oefenen of hebben beoefend. Kan de regering verduidelijken waarom dit naar haar mening een vooruitgang betekent op de huidige situatie?

Tot slot constateren de leden van de SP-fractie dat artikel 14 van de kaderwet ZBO stelt dat de minister de bezoldiging van bestuursleden vaststelt. Is de regering bereid erop toe te zien dat bonussen zullen worden vermeden en de salarissen niet boven de Balkenende-norm zullen zijn?

5. Bedrijfseffecten en administratieve lasten

De leden van de SP-fractie constateren dat in het wetsvoorstel geen gevolgen worden verbonden aan de beoordeling van een verzoek om inschrijving in het architectenregister door een onderdaan uit een andere lidstaat, die zich in die lidstaat niet gehouden heeft aan de verplichte bij- en nascholing. Het is de leden niet duidelijk waarom ervoor gekozen is dit niet te doen. Weliswaar geldt na inschrijving wel de verplichte bij- en nascholing, maar op welke wijze wordt gegarandeerd dat de beoogde kwaliteit vooraf is gewaarborgd?

De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de regering grip wil houden op de administratieve lasten en op de kosten.

6. Overleg met het beroepsveld

De leden van de CDA-fractie vragen zich af waaruit de brede steun bestaat voor de wetswijziging? Is de steun voor het voorstel niet beperkt tot de steun van beroepsorganisaties en met name zelfstandige architecten in de beroepsorganisaties? Waarom zijn de ingeschrevenen van het register niet geraadpleegd over de wetswijziging?

7. Artikelsgewijze toelichting

De leden van de CDA-fractie lezen dat het bureau leden inschrijft en op verzoek een certificaat afgeeft (art. 8). Waarom krijgen de leden niet automatisch een certificaat bij inschrijving of bij de jaarlijkse betaling aan het bureau?

Waarom krijgen de personeelsleden die overgaan van de Stichting Bureau Architectenregister naar het zelfstandig bestuursorgaan een rechtspositie die gelijk of beter is dan hun huidige rechtspositie (artikel III) en waarom is dit in de wet opgenomen?

Het woord architectenbureau mag slechts gevoerd worden indien 50% van de partners of vennoten van het bureau geregistreerd is als architect. Waarom wordt dan ook nog de eis gesteld dat de naamgevers ook minimaal 50% geregistreerd architect moeten zijn en dus dat bij architectenbureau Van de Broek en Bakema, of Van de Broek of Bakema geregistreerd moet staan als architect? Wat betekent dit voor het gebruiken van de naam van oprichters van een bureau die overleden zijn of niet (meer) ingeschreven zijn? De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de uitleg van de regering.

De leden van de SP-fractie lezen dat het wetsvoorstel voorziet in de instelling van één klachtencommissie. Volgens de Raad van State valt uit de toelichting evenwel af te leiden dat er wordt uitgegaan van vier examencommissies voor de vier beroepsgroepen die een rol krijgen bij het afleggen van de vier examens op basis waarvan toelating tot het register mogelijk is. Daarnaast valt uit de toelichting af te leiden dat beoogd is voor vier verschillende beroepsgroepen elk een afzonderlijke klachtencommissie in te stellen. De leden vinden deze passage onduidelijk en verzoeken om nadere uitleg. Zijn de examencommissies externe adviescommissies, en hoe is het verankerd in de organisatiestructuur? Wie bepaalt de bezoldiging van deze commissies? Wordt hierbij gewerkt met vacatiegelden of is er sprake van een vast contract met bijbehorende salariëring?

De voorzitter van de commissie,

Koopmans

De adjunct-griffier van de commissie,

Lemaier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GL), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Vietsch (CDA), Aptroot (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Linhard (PvdA) en De Mos (PVV).

Plv. leden: Vendrik (GL), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Jacobi (PvdA), Pieper (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), De Krom (VVD), Vermeij (PvdA), Waalkens (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Elias (VVD), Schermers (CDA), Thieme (PvdD), Algra (CDA), Ortega-Martijn (CU), Smeets (PvdA) en Agema (PVV).