Gepubliceerd: 20 november 2009
Indiener(s): Ank Bijleveld (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: bestuur de nederlandse antillen en aruba
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31958-9.html
ID: 31958-9
Origineel: 31958-2

31 958
Regels met betrekking tot de financiële functie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hun bevoegdheid tot het heffen van belastingen en hun financiële verhouding met het Rijk (Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 23 november 2009

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

In het opschrift van § 2 van hoofdstuk IV wordt na «grondbelasting» ingevoegd: en de opcenten op de vastgoedbelasting

B

Artikel 43 komt te luiden:

Artikel 43

1. Ter zake van binnen het openbaar lichaam gelegen onroerende zaken kunnen worden geheven:

a. onder de naam grondbelasting, een eilandbelasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van:

1°. een onroerende zaak die voor de toepassing van artikel 16, eerste lid, onderdeel h, van de Wet inkomstenbelasting BES wordt aangemerkt als eigen woning die de genothebbende als hoofdverblijf ter beschikking staat;

2°. onroerende zaken die behoren tot het vermogen van een onderneming en ter zake waarvan de voordelen op grond van artikel 3, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting BES worden belast als opbrengst van onderneming, en

b. opcenten op de hoofdsom van de vastgoedbelasting, bedoeld in artikel 4.1 van de Belastingwet BES.

2. Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder a, wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

C

Artikel 44, eerste lid, komt te luiden:

1. De grondbelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

D

Na artikel 44 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 44a

1. Besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van opcenten op de hoofdsom van de vastgoedbelasting treden in werking met ingang van 1 januari van enig jaar. Een desbetreffend besluit wordt vóór 1 oktober van het voorafgaande jaar in afschrift ter kennis gebracht van Onze Minister van Financiën.

2. Een in het eerste lid bedoeld besluit heeft geen gevolgen voor de opcenten die zijn betaald over een tijdvak dat vóór de datum van inwerkingtreding van dat besluit is aangevangen.

E

In artikel 47, eerste lid, wordt «bepaald» vervangen door: vastgesteld.

F

Artikel 50 komt te luiden:

Artikel 50

1. De grondbelasting bedraagt een percentage van de heffingsgrondslag.

2. De opcenten, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel b, worden uitgedrukt in een percentage van de hoofdsom van de vastgoedbelasting.

3. Het tarief van de belastingen, bedoeld in artikel 43, eerste lid, wordt gelijkelijk vastgesteld voor onderscheidenlijk:

a. de grondbelasting, voor zover het betreft onroerende zaken als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel a, onder 1°;

b. de grondbelasting, voor zover het betreft onroerende zaken als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel a, onder 2°;

c. de opcenten op de vastgoedbelasting. bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel b.

G

In de artikelen 51, eerste lid, en 52 wordt «belasting» steeds vervangen door: grondbelasting.

H

Artikel 67, eerste lid, komt te luiden:

1. Onverminderd het overigens in deze paragraaf bepaalde geschieden de heffing en de invordering van eilandbelastingen, andere dan die bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel b, met toepassing van de hoofdstukken I en VIII van de Belastingwet BES als waren die belastingen BES belastingen.

I

In artikel 68, eerste lid, wordt «artikel 1.6, eerste lid,» vervangen door: artikel 8.2, eerste lid,.

J

Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «artikel 8.87, tweede lid,» vervangen door: artikel 8.92, eerste lid,.

2. In het vijfde lid wordt «De artikelen 8.20, tweede en derde lid, 8.21 en 8.24» vervangen door: De artikelen 8.22, tweede en derde lid, 8.23 en 8.26.

K

Artikel 73 komt te luiden:

Artikel 73

1. Bij de heffing en invordering van eilandbelastingen blijven de artikelen 8.1, 8.55, 8.77, tweede lid, 8.79, tweede en derde lid, 8.80, tweede tot en met vierde lid, 8.81, 8.83, tweede tot en met vijfde lid, 8.86 tot en met 8.88, 8.91 en 8.120 tot en met 8.129 van de Belastingwet BES buiten toepassing. Bij de heffing van eilandbelastingen die op andere wijze worden geheven, blijven bovendien de artikelen 8.2, eerste lid, 8.3, 8.4, 8.7, eerste lid, en 8.9 van die wet buiten toepassing.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de kosten van vervolging worden bepaald als bedoeld in artikel 8.39, tweede lid, van de Belastingwet BES.

L

Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 8.1, zesde lid,» vervangen door «artikel 8.3, zesde lid,» en wordt «artikel 8.1, vierde lid,» vervangen door: artikel 8.3, vierde lid,.

2. In het tweede lid wordt «de artikelen 8.3, tweede lid, en artikel 8.9, vierde lid,» vervangen door «de artikelen 8.5, tweede lid, en 8.11, vierde lid,» en wordt «artikel 8.7» vervangen door: artikel 8.9.

M

In artikel 80, eerste lid, onderdeel a, wordt «de artikelen 8.78, tweede tot en met vijfde lid, 8.81 tot en met 8.83 en 8.86» vervangen door: de artikelen 8.83, tweede tot en met vijfde lid, 8.86 tot en met 8.88 en 8.91.

N

In artikel 81, eerste lid, wordt «artikel 8.41, eerste lid,» vervangen door: artikel 8.43, eerste lid,.

O

In artikel 82 wordt «artikel 8.57» vervangen door «artikel 8.59» en wordt «artikel 8.41» vervangen door: artikel 8.43.

P

In artikel 83, vierde lid, wordt «titel 7» vervangen door: titel 8.

Q

In artikel 84, eerste lid, wordt «artikel 8.56» vervangen door: artikel 8.58.

R

Artikel 101 komt te luiden:

Artikel 101

Het door het bestuurscollege van een eilandgebied voor het tijdstip van transitie ten behoeve van een openbaar lichaam ter kennis brengen van Onze Minister van Financiën van een besluit tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van opcenten op de hoofdsom van de vastgoedbelasting wordt met ingang van het tijdstip van transitie aangemerkt als het door het bestuurscollege van het desbetreffende openbaar lichaam ter kennis brengen van Onze Minister van Financiën van het betreffende besluit.

Toelichting

Algemeen

Het indienen bij de Tweede Kamer van het voorstel van wet Belastingwet BES en andere fiscale wetgeving ten aanzien van de BES-eilanden heeft ook enige gevolgen voor de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Als gevolg van het voorstel om een vastgoedbelasting als landelijke belasting in te voeren in deze drie openbare lichamen wordt voorgesteld de bevoegdheid tot het heffen van grondbelasting gedeeltelijk te vervangen door de bevoegdheid tot het heffen van opcenten op de vastgoedbelasting. Verder zijn enkele verwijzingen naar artikelen in de Belastingwet BES aangepast. Als het voorstel voor de Invoeringswet fiscaal stelsel BES is ingediend bij de Tweede Kamer zal via een volgende nota van wijziging ook overgangsrecht opgenomen worden voor de heffing en invordering van eilandbelastingen. Dat overgangsrecht moet voorzien in het zeker stellen dat de transitie geen wijziging brengt in bestaande fiscale rechten, verplichtingen en rechtsverhoudingen. Mede namens de Minister van Financiën licht ik een en ander als volgt toe.

Opcenten vastgoedbelasting

In het voorstel van wet Belastingwet BES (Kamerstukken II 2009/10, 32 189, nr. 2) is een voorstel opgenomen tot invoering van een vastgoedbelasting ter zake van het rendement op vastgoed. Van de vastgoedbelasting is, onder andere, vrijgesteld vastgoed dat in het kader van de Wet inkomstenbelasting BES kwalificeert als eigen woning, of dat behoort tot het ondernemingsvermogen van een IB onderneming.

Zoals aangekondigd in de memorie van toelichting bij het thans voorliggende voorstel van wet (Kamerstukken 2008/09, 31 958, nr. 3, blz. 13) wordt om die reden in deze nota van wijziging voorgesteld de bevoegdheid tot het heffen van grondbelasting voor vastgoed dat in de vastgoedbelasting zal worden betrokken te schrappen. In plaats daarvan zullen de drie openbare lichamen opcenten kunnen heffen op de vastgoedbelasting. Voor de overige categorieën vastgoed die buiten de heffing van de vastgoedbelasting blijven zal de bevoegdheid tot het heffen van grondbelasting blijven bestaan, voor zover in deze wet niet anders is bepaald.

Deze benadering biedt de drie openbare lichamen de mogelijkheid om te komen tot een evenwichtige belastingheffing.

Achtergrond daarvan is dat de vastgoedbelasting het karakter heeft van een forfaitaire winstbelasting. Het heffen van opcenten op de vastgoedbelasting komt voor belastingplichtigen met onroerende zaken die onder de vastgoedbelasting vallen in de plaats van de grondbelasting die verschuldigd is over overige onroerende zaken. Er is dus geen sprake van een extra heffing op de onroerende zaken die onder de (opcenten van) de vastgoedheffing vallen.

Voor vastgoedbelasting en de grondbelasting wordt dezelfde waarde van de onroerende zaak gehanteerd. De regeling daarvoor in het voorstel van Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Wet finBES) en in de Belastingwet BES is hetzelfde. De waarde van het vastgoed ter zake waarvan grondbelasting wordt geheven moet worden vastgesteld door het openbaar lichaam dat de grondbelasting heft. De waarde van het vastgoed ter zake waarvan vastgoedbelasting wordt geheven zal worden vastgesteld door de rijksbelastingdienst. De eigenaar van het vastgoed krijgt van de rijksbelastingdienst een aanslag vastgoedbelasting opgelegd waarin ook de eilandelijke opcenten zijn vervat. Tegen deze aanslag kan de belastingplichtige in bezwaar bij de inspecteur en in beroep bij de Raad van beroep voor belastingzaken.

De heffing van de opcenten is gebaseerd op de hoofdsom van de vastgoedbelasting (dat is de waarde van de onroerende zaak vermenigvuldigd met het forfaitaire rendement van 4% en vervolgens met het belastingtarief van 20%).

Artikelsgewijs

Onderdeel D

Omdat de belastingplicht voor de vastgoedbelasting wordt bepaald naar de situatie aan het begin van het kalenderjaar treden besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van opcenten op de vastgoedbelasting steeds per 1 januari van het volgende jaar in werking.

De opcenten op de vastgoedbelasting zullen worden geheven en ingevorderd door de rijksbelastingdienst. De opcenten zullen worden vermeld op de aanslag vastgoedbelasting. De opbrengst zal worden uitgekeerd aan de openbare lichamen.

Om de eilandelijke opcenten te kunnen heffen moet de rijksbelastingdienst tijdig worden geïnformeerd over besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van opcenten op de hoofdsom van de vastgoedbelasting. Om die reden wordt in een nieuw artikel 44a vastgelegd dat dergelijke besluiten vóór 1 oktober van het voorafgaande jaar in afschrift ter kennis gebracht moeten worden van de Minister van Financiën.

Zie ook onderdeel G en de toelichting daarbij.

Onderdeel E

Deze wijziging betreft het herstel van een vergissing. Het tweede lid van artikel 47 heeft betrekking op de wijze van berekening van de waarde. Het eerste lid handelt over het officieel vaststellen van de waarde.

Onderdeel F

Artikel 50 handelt over de tariefstelling. Het bedrag van de grondbelasting is een percentage van de heffingsgrondslag. Het bedrag van de opcenten is een percentage van de hoofdsom van de vastgoedbelasting zoals die wordt geheven op grond van de Belastingwet BES.

Vergelijkbaar met wat artikel 220f van de Gemeentewet bepaalt ten aanzien van de heffing van onroerende-zaakbelastingen zal het mogelijk zijn te differentiëren door afzonderlijke tarieven vast te stellen voor:

a. de grondbelasting ter zake van onroerende zaken die als eigen woning worden aangemerkt als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, van de Wet inkomstenbelasting BES;

b. de grondbelasting ter zake van onroerende zaken die tot het vermogen van een onderneming behoren en ter zake waarvan de voordelen op grond van artikel 3, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting BES worden belast als opbrengst van onderneming, en

c. opcenten op de hoofdsom van de vastgoedbelasting.

Binnen elk van die categorieën kan niet verder gedifferentieerd worden.

Onderdeel H

Artikel 67, eerste lid, van de wet geeft een algemene regel over de wijze van heffing en invordering van de eilandbelastingen. Omdat de opcenten vastgoedbelasting geheven worden door de rijksbelastingdienst moet hiervoor een uitzondering gemaakt worden in artikel 67. In artikel 227a, eerste lid, van de Provinciewet is hetzelfde gedaan met betrekking tot de heffing en invordering door de provincies van opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting. Verder is de verwijzing naar de Belastingwet BES geactualiseerd.

Onderdelen I tot en met Q

Deze wijzigingen bevatten een actualisering van de verwijzingen naar de Belastingwet BES.

Onderdeel R

In artikel 7 van de Invoeringswet BES is een voorziening getroffen op grond waarvan de eilandsraden en bestuurscolleges van de huidige eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba eilandsverordeningen en eilandsbesluiten, houdende algemene maatregelen, kunnen vaststellen ten behoeve van de openbare lichamen zoals die zullen bestaan met ingang van de transitiedatum. Zulke eilandsverordeningen en besluiten, houdende algemene maatregelen, zullen dan met ingang van de transitiedatum gelden als te zijn vastgesteld door de eilandsraad, respectievelijk het bestuurscollege van het desbetreffende openbaar lichaam.

Die bepaling is dus ook van toepassing op besluiten tot het vaststellen, wijzigen of afschaffen van belastingen, zoals met betrekking tot het heffen van opcenten op de vastgoedbelasting. Artikel 101a beoogt meer in het bijzonder zeker te stellen dat de bestuurscolleges van de eilandsgebieden ook ten behoeve van de openbare lichamen het bepaalde in artikel 44a, eerste lid, van deze wet kunnen naleven. Op die manier wordt het mogelijk reeds in het eerste kalenderjaar waarin deze wet zal gelden ook opcenten te heffen op de hoofdsom van de vastgoedbelasting.

De bestaande tekst van artikel 101 van het voorstel van Wet finBES kan vervallen. Die bepaling ging er van uit dat de heffing van grondbelasting op basis van de waarde zoals die op grond van de Wet finBES wordt vastgesteld niet meteen vanaf de transitiedatum zou plaatsvinden, maar pas later. In het kader van de totstandkoming van de Belastingwet BES is besloten de vastgoedbelasting meteen vanaf de transitiedatum te gaan heffen. Het ligt voor de hand dan hetzelfde te doen met de grondbelasting zoals die in de Wet finBES is geregeld. Daarbij is van belang dat de heffingsgrondslag, de waarde van de onroerende zaak, wordt bepaald naar een waardepeildatum en die ligt een jaar voor het begin van het tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld. De praktische consequentie hiervan is dat wanneer bijvoorbeeld de vastgoedbelasting nieuwe stijl per 1-1-2011 geheven gaat worden, de openbare lichamen die heffingsgrondslag moeten vaststellen op basis van de waarde die de betreffende onroerende zaken hebben op 1 januari 2010 (artikel 46 en 47 van het voorstel van Wet finBES).

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten