Kamerstuk 31924-XI-3

Jaarverslag Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds 2008

Dossier: Slotwet en jaarverslag Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds 2008

Gepubliceerd: 15 mei 2009
Indiener(s): Jacqueline Cramer (minister volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31924-XI-3.html
ID: 31924-XI-3

31 924 XI
Slotwet en jaarverslag Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2008

nr. 3
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER (XI)

Aangeboden 20 mei 2009

Realisaties uitgaven naar beleidsartikelen voor 2008 (x € 1 000)

kst-31924-XI-3-1.gif

Realisaties ontvangsten naar beleidsartikelen voor 2008 (x € 1 000)

kst-31924-XI-3-2.gif

Inhoudsopgave blz.

A.Algemeen6
Dechargeverlening6
Leeswijzer9
   
B.Beleidsverslag11
Beleidsprioriteiten11
Beleidsartikelen43
 Artikel  1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging43
 Artikel  2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur45
 Artikel  3. Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging48
 Artikel  4. Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem52
 Artikel  5. Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving56
 Artikel  6. Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s59
 Artikel  7. Versterken van het (inter)nationale milieubeleid64
 Artikel  8. Vergroten van de externe veiligheid67
 Artikel  9. Handhaving en toezicht70
Niet-beleidsartikelen72
 Artikel 91. Algemeen72
 Artikel 92. Nominaal en onvoorzien77
Bedrijfsvoeringsparagraaf78
   
C.Jaarrekening85
De departementale verantwoordingsstaat 2008 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)85
De departementale saldibalans 200886
Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)99
   
D.Bijlagen106
Bijlage 1: Waddenfonds106
Bijlage 2: Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s118
Bijlage 3: Toezeggingen (aanbevelingen) Algemene Rekenkamer120
Bijlage 4: Inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen)122
Bijlage 5: Publicatie Personele Topinkomens123

A. ALGEMEEN

Dechargeverlening

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal decharge te verlenen over het in het jaar 2008 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI). Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

• het gevoerde financieel en materieelbeheer;

• de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

• de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;

• de departementale saldibalansen;

• de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

• de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige Jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het financieel jaarverslag van het Rijk over 2008. Dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;

b. de slotwet van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) over het jaar 2008. De slotwet is geïntegreerd in dit jaarverslag. Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2008 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2008 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2008 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2008 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001). Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer, {alHandtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

Leeswijzer

Opbouw jaarverslag

Met ingang 2008 is voor de programmagelden van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie een apart begrotingshoofdstuk ingesteld. De verantwoording hierover vindt plaats in het jaarverslag van Wonen, Wijken en Integratie. De apparaatsbudgetten worden wel volledig verantwoord in het jaarverslag van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Het jaarverslag bestaat uit een algemeen gedeelte, het beleidsverslag, de bedrijfsvoeringsparagraaf, de jaarrekening en enkele bijlagen. In het beleidsverslag staat centraal het gevoerde beleid op de beleidsterreinen van Ruimte & Milieu en de budgettaire gevolgen van dit beleid. Het beleidsverslag is opgebouwd uit twee delen: de beleidsprioriteiten en de beleids- en niet-beleidsartikelen. De jaarrekening is opgebouwd uit de verantwoordingsstaat van het ministerie van VROM, de departementale saldibalans met toelichting en de jaarrekening baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit. In de bijlagen zijn opgenomen het Waddenfonds, de toezichtrelaties met ZBO’s/RWT’s, de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer, de inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) en de publicatie personele topinkomens.

De opbouw van het jaarverslag 2008 volgt de Rijksbegrotingsvoorschriften.

Toelichting op enkele onderdelen van het jaarverslag

Beleidsverslag

Beleidsprioriteiten

In het hoofdstuk over de beleidsprioriteiten wordt verantwoording afgelegd over de bereikte resultaten van de beleidsagenda in de begroting 2008.

Behalve over de beleidsprioriteiten uit de begroting 2008, wordt tevens verantwoording afgelegd over de bereikte resultaten inzake de doelstellingen en projecten uit het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» voor zover relevant voor VROM. Deze doelstellingen en projecten komen terug in de prioriteiten waar zij zijn ondergebracht.

Invulling van de motie Vendrik geschiedt op de volgende wijze:

Na het verslag over de beleidsprioriteiten volgt een tabel met de budgettaire consequenties. De daarin vermelde cijfers zijn niet rechtstreeks te genereren uit de VROM-administratie, aangezien er geen vastleggingen per prioriteit plaatsvinden. De gepresenteerde cijfers zijn verkregen uit extracomptabele administraties en/of betreffen schattingen.

De beleidsmatige conclusie is net als vorig jaar steeds apart na iedere prioriteit opgenomen.

Beleids- en niet-beleidsartikelen

De beleids- en niet-beleidsartikelen verantwoorden alleen de realisatie van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten. Daarbij zijn de budgettaire en financiële consequenties te vinden waarbij de opmerkelijke verschillen tussen de begroting en realisatie worden toegelicht (Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?). Voor het toelichten van de verschillen wordt een ondergrens van € 3 mln gehanteerd, met dien verstande dat waar politiek relevant ook posten onder deze grens zijn toegelicht.

Alleen de operationele doelen 3.2.1 Realisatie van de nationale Kyoto-klimaatverplichtingen (2008–2012) en van de klimaat- en energiedoelen van het Coalitieakkoord voor 2020 en 6.2.2 Reductie van milieubelasting door afvalstoffen worden tevens beleidsmatig toegelicht. Dit vanwege het feit dat deze operationele doelen geen onderdeel uitmaken van de beleidsprioriteiten maar waarmee wel relatief veel budget is gemoeid.

Uitgaven ambtelijk personeel

De uitgaven voor ambtelijk personeel zijn met uitzondering van artikel 9 Handhaving en toezicht verantwoord op artikel 91. Dit betreft ook de kosten van ambtelijk personeel die het programma van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie uitvoeren.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit vier delen:

1. totstandkoming beleidsinformatie

2. rechtmatigheid

3. financieel en materieel beheer

4. overige aspecten van de bedrijfsvoering

Paragraaf 1 over de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering vloeit voort uit de versnelde toepassing van de besluiten uit de IBO regeldruk en controletoren ten aanzien van de verantwoording van de vier departementen (waaronder VROM) die betrokken zijn bij de besteding van de toeslaggelden.

Paragraaf 3 over het financieel en materieel beheer bevat de verantwoording van het managementcontrolsysteem.

Paragraaf 4 over de overige aspecten gaat in op incidenten die brede publieke aandacht hebben gekregen.

Jaarrekening

In de Jaarrekening zijn de volgende onderdelen opgenomen: de verantwoordingsstaat en de saldibalans met toelichting van het Ministerie van VROM en de jaarrekening van de baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) inclusief de samenvattende verantwoordingsstaat.

Bijlagen

In het onderdeel bijlagen wordt eerst het jaarverslag van het Waddenfonds gepresenteerd. Daarna volgt een overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s en een overzicht van de toezeggingen (aanbevelingen) Algemene Rekenkamer. Tevens is het overzicht van de inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) opgenomen.

Voorts bevat de publicatie personele topinkomens een overzicht van de ten laste van de begroting uitbetaalde belastbare jaarlonen (inclusief pensioenafdrachten) van het personeel met een belastbaar jaarloon dat hoger was dan het gemiddelde belastbare jaarloon van de ministers.

B. BELEIDSVERSLAG

BELEIDSPRIORITEITEN

1. Duurzame ruimtelijke inrichting: Mooi Nederland

Deze VROM-prioriteit draagt bij aan de realisatie van vier kabinetsprioriteiten:

1. het bevorderen van een tijdig en op de vraag afgestemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfslocaties en 80 000 tot 100 000 nieuwe woningen per jaar (doel 23);

2. in 2011 moeten Nederlanders meer tevreden zijn over het landschap, zijn groene gebieden gerealiseerd, is het platteland vitaler en dynamischer en wordt geïnvesteerd in natuurgebieden (doel 24);

3. klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen, inclusief locatiekeuzes. Meer ruimte voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur) (doel 26);

4. het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis (doel 29).

Daarnaast richt VROM zich op nog twee eigen prioritaire thema’s bij Mooi Nederland:

5. het verhogen van de kwaliteit in ruimtelijke planvorming;

6. het opstellen van een langetermijnvisie Randstad.

Thema 1: Stimuleren van duurzaam en efficiënt ruimtegebruik voor werken en wonen

Beoogd doel in periode 2007–2011

Het bevorderen van een tijdig en op de vraag afgestemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfslocaties en 80 000 tot 100 000 nieuwe woningen per jaar (doelstelling 23 uit het beleidsprogramma Balkenende IV). Het onderdeel bedrijventerreinen ligt op schema met het bereiken van doelstelling 23 uit het beleidsprogramma Balkenende IV, het wonen-gedeelte wordt behandeld in het jaarverslag van Wonen, Wijken en Integratie. Voor bedrijventerreinen is het volgende doel opgenomen in de begroting 2008:

• herstructurering bedrijventerreinen: 1 000 à 1 500 hectare per jaar vanaf 2010.

Doelbereik 2008

Het kabinet heeft met provincies en de VNG in een Bestuurlijk Afsprakenkader 2010–2020 een duurzaam bedrijventerreinenbeleid in gang gezet. Hiermee zijn belangrijke stappen gezet op weg naar het doel voor herstructurering van bedrijventerreinen.

Prestaties 2008 voor stimuleren van duurzaam en efficiënt ruimtegebruik voor werken
De SER-ladder voor planning van bedrijventerreinen wordt uitgewerkt en toegepast door provincies, regio’s en gemeentenGerealiseerdDe SER-ladder is een stappenplan voor bedrijventerreinen (herstructureren – intensiveren – nieuwe uitleg) waarvan provincies, regio’s en gemeenten gebruik kunnen maken. Op 24 oktober 2008 is het Bestuurlijke Afsprakenkader 2010–2020 met provincies en de VNG vastgesteld. Daarin is de toepassing van de SER-ladder voor bedrijventerreinen afgesproken. Hiermee is toepassing van de SER-ladder verankerd. Daarnaast is met IPO en VNG overeengekomen de SER-ladder voor bedrijventerreinen op te nemen in de 1e tranche van de Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte. Hierdoor wordt er ook een juridiche basis gemaakt voor toepassing van de SER-ladder door provincies, regio’s en gemeenten.
  
Het (financieel) instrumentarium wordt ontwikkeld waarmee de relatie tussen oude en nieuwe bedrijventerreinen op regionaal niveau beter kan worden gelegd (verevening)GerealiseerdDe Taskforce (Her)ontwikkeling bedrijventerreinen heeft in opdracht van de ministers van VROM en EZ het (financiële) instrumentarium op hoofdlijnen ontwikkeld om op regionale schaal de herstructurering en ontwikkeling van oude en nieuwe bedrijventerreinen in samenhang uit te voeren. Dit financiële instrumentarium is nodig om provincies en gemeenten opties te geven om de hoge kosten van herstructurering van bestaande terreinen te dekken. Ondanks de investeringen via de TOPPER-regeling en het GSB, is de herstructurering in het verleden te weinig van de grond gekomen door de hoge kosten wat heeft geleid tot een onrendabele benutting van de bestaande voorraad bedrijventerreinen. Samen met IPO en VNG wordt in 2009 in de Uitvoeringsstrategie Herstructurering dit instrumentarium verder uitgewerkt. De aanpak van de Taskforce (Her)ontwikkeling gebruikt overwegend bestaande instrumenten. Nieuw instrumentarium zoals de moderniseringsbepaling is al opgenomen in de nWro.
  
Obstakels wegnemen voor stimulering herstructurering, vergroten van kennis en ervaringNiet gerealiseerdIn het advies van de Taskforce (Her)ontwikkeling bedrijventerreinen zijn de knelpunten genoemd. In de kabinetsreactie (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 253, nr. 8) op dit advies zijn de maatregelen genoemd die deze knelpunten zullen oplossen. Zo is er voor gezorgd dat door het verbreden van de moderniseringsbepaling in de Wro, gemeenten sneller een onteige- ningstitel hebben op bedrijventerreinen. In 2009 worden de in de kabinetsreactie genoemde maatregelen verder uitgewerkt en ingevoerd.
  
Bevordering kwaliteit bedrijventerreinen door snelle veroudering te voorkomenGerealiseerdIn de kabinetsreactie op het advies van de Taskforce (Her)ontwikkeling bedrijventerreinen zijn ook maatregelen aangekondigd om snelle veroudering te voorkomen. Daarnaast zijn in het Bestuurlijke Afsprakenkader 2010–2020 afspraken opgenomen over borging van kwaliteit van bedrijventerreinen. De Tweede Kamer stemde 9 december 2008 in met de Wet Bedrijfsgerichte Gebiedsverbetering (BGV) als maatregel om de kwaliteit van bedrijventerreinen te verbeteren.

Beleidsconclusie

Het onderdeel bedrijventerreinen ligt op schema met het bereiken van doelstelling 23 uit het beleidsprogramma Balkenende IV. In 2008 lag de nadruk op het uitwerken en verankeren van de nieuwe aanpak voor bedrijventerreinen. In 2009 ligt de nadruk op het uitvoeren van de aanbevelingen van de Taskforce Herstructurering Bedrijventerreinen.

Thema 2: Behouden en versterken van de openheid van het landschap

Beoogd doel in periode 2007–2011

Conform doelstelling 24 uit het beleidsprogramma van Balkenende IV zijn voor 2011 de volgende doelstellingen geformuleerd:

• verhouding bebouwing binnen steden/dorpen (76%) versus landelijk gebied (24%) onveranderd ten opzichte van 2004;

• aantal hectare «openheid» moet zo min mogelijk afgenomen zijn en bij rijksbufferzones gelijk zijn gebleven;

• areaal zeer open gebied niet afgenomen (119 000 hectare in 2006);

• stedelijk ruimtebeslag rijksbufferzones neemt niet verder toe (34 hectare = basiswaarde 2003).

Doelbereik 2008

In 2008 zijn afspraken uit de samenwerkingsagenda Mooi Nederland met IPO/VNG uitgevoerd:

• er is een start gemaakt met het uitwerken van het ruimtelijk kader voor Nationale Landschappen. Onderdeel hiervan was een gezamenlijke beoordeling van de uitvoering van het ruimtelijke beleid voor Nationale Landschappen;

• de structuurvisie voor de snelwegomgeving is opgesteld, met daarin de benoeming van negen snelwegpanorama’s. Deze is vastgesteld door de MR en op 10 oktober 2008 naar de TK gestuurd (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 500, nr. 5);

• bestuurlijke afspraak over aanwijzen van een nieuwe rijksbufferzone tussen Arnhem en Nijmegen en afspraken over een verkenning naar nieuwe of uit te breiden rijksbufferzones in Noord-Brabant en Zuid-Holland.

In november 2008 heeft het kabinet de Agenda Landschap naar de TK gestuurd (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 253, nr. 7). In deze interdepartementale nota staan de uitgangspunten en acties voor het landschapsbeleid tot 2020. Daarnaast is conform de AMvB Ruimte het ruimtelijke beleid voor rijksbufferzones en Nationale Landschappen verder uitgevoerd. Ook is begonnen met de uitvoeringsstrategie voor de rijksbufferzones in Noord-Holland en ondertekenden de ministers van VROM en LNV met 46 organisaties het Akkoord van Apeldoorn (Landschapsmanifest).

Effectindicatoren begroting 2008:

Gegevens over doelstellingen van beleid in 2008 komen in de tweede meting in 2010 beschikbaar. De meest actuele cijfers uit de Monitor Nota Ruimte, over de tevredenheid van Nederlanders met het landschap, zijn gebaseerd op data uit 2006. In de Monitor Nota Ruimte van 2009 zal specifiek aandacht worden besteed aan de doelstellingen van Mooi Nederland.

Prestaties 2008 voor het behouden en versterken van de openheid van het landschap
Besluit over de uitbreiding van het aantal en de omvang van de rijksbufferzones en een passend planologisch regime voor bouwen in rijksbufferzonesGerealiseerdHet besluit over de uitbreiding van de rijksbufferzones is onderdeel van de Agenda Landschap zoals die aan de Tweede Kamer is aangeboden. Er komt een nieuwe rijksbufferzone tussen Arnhem en Nijmegen en de bestaande zone Midden-Delfland wordt uitgebreid. Voor de gebieden Breda-Tilburg en Eindhoven-Helmond wordt gekeken of een aanwijzing als rijksbufferzone zinvol is en of de uitbreiding van de rijksbufferzone Oost-IJsselmonde meerwaarde heeft (besluit medio 2009).Het passend planologisch regime voor de rijksbufferzones wordt uitgewerkt in de AMvB Ruimte. De ontwerp-AMvB wordt medio 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden.
  
Voorbereiden van voorstellen om sanering van ongewenste bestemmingen aan te pakkenGerealiseerdIn 2008 is onderzoek begonnen naar de sanering van glastuinbouw. Dit wordt begin 2009 afgerond. Tevens zijn vanuit de Agenda Landschap voorbereidingen getroffen om in overleg met de sector te komen tot een aantal projecten om glastuinbouw te saneren. Het saneringsprogramma bestaat uit een aantal onderdelen waaronder Ruimte voor Ruimterregeling, inzet in bestaande projecten.
  
Verdere ontwikkeling van het planologisch regime voor bouwen in Nationale Landschappen als garantie van de kwaliteit van ruimtelijke plannen van andere overhedenGerealiseerdIn 2008 is het pilotproject Operationaliseren kernkwaliteiten Nationale Landschappen gestart, zoals ook aangekondigd in de Agenda Landschap. Hiertoe starten in drie Nationale Landschappen pilotprojecten om de kernkwaliteiten zo te operationaliseren dat deze betekenis krijgen op bestemmingsplanniveau. Voor het Groene Hart wordt tevens een kwaliteitsatlas uitgebracht.
  
Aanwijzing van 10 snelweg-pano- rama’s binnen de Ruimtelijke Hoofdstructuur en ontwikkeling van een planologisch instrumentariumGerealiseerdOp 10 oktober heeft het kabinet de structuurvisie voor de snelweg-omgeving «Zicht op mooi Nederland» aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 500, nr. 5). Deze structuurvisie heeft tot doel de ruimtelijke kwaliteit van de snelwegomgeving te verbeteren. In de structuurvisie zijn onder meer negen Nationale Snelwegpanorama’s (binnen een Nationaal Landschap) geselecteerd. Voor deze snelweg-panorama’s wordt binnen het ruimtelijke beleid voor Nationale Landschappen het kenmerkende zicht beschermd door middel van de AMvB Ruimte.

Beleidsconclusie

Het beleid voor openheid landschap ligt op schema. Voor het saneren van ongewenste bestemmingen zijn voorbereidingen getroffen. De doelstellingen worden in 2009 en 2010 bereikt.

Thema 3: Realiseren van een klimaatbestendige inrichting van Nederland (doelstelling 26)

Beoogd doel in periode 2007–2011

Het kabinet stelt zich ten doel te komen tot een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Risicobeheersing en het herstel van natuurlijke processen zijn belangrijke leidende principes voor aanpassing van de ruimtelijke inrichting. Uiterlijk in 2015 is deze inrichting in alle ruimtelijke plannen verankerd. Herijking van het ruimtelijk beleid en aanpassing van wet- en regelgeving is uiterlijk in 2011 klaar. In de begroting 2010 komen hiervoor relevante indicatoren beschikbaar.

Doelbereik 2008

Dit beleidsveld is volop in ontwikkeling en verschillende overheden nemen zeer veel initiatieven op het gebied van klimaatadaptatie. VROM leverde in 2008 een bijdrage door met de ARK-partijen (programma Adaptatie Ruimte en Klimaat) regionale impulsbijeenkomsten te organiseren. VROM coördineert ook het onderzoeksprogramma «Kennis voor Klimaat» dat in 2008 startte. Kenmerkend voor dit programma is de regionale aanpak in de zogenaamde «hotspots» (klimaatverandering kwetsbare gebieden). Op nationaal niveau is gestart met een lange termijn verkenning naar een klimaatbestendige inrichting van Nederland. In 2008 is bekeken in hoeverre de MER en de Watertoets beter kunnen worden benut in de ruimtelijke afweging en is begonnen met de ontwikkeling van een«klimaatwijzer» voor de klimaatbestendige inrichting van gebieden.

Pilotprojecten zorgen voor de nodige ervaring met het inzetten van natuurlijke processen voor klimaatadaptatie (klimaatbuffers) en het vroegtijdig gebruiken van water in het planvormingsproces («ruimtelijk ontwerpen met water»).

Prestaties 2008 voor het realiseren van een klimaatbestendige inrichting van Nederland
Kennis gebruiken bij het maken van ruimtelijke afwegingen, onder andere bij een aantal grootschalige verstede- lijkingslocaties (zoals Haarlemmer-meer, Almere, Stadshavens en Zuidplaspolder)GerealiseerdDe minister van VROM heeft deskundigen gevraagd voor zestien NR- en UPR-projecten – in samenwerking met vertegenwoordigers van de projecten – te kijken of én hoe rekening wordt gehouden met de gevolgen van klimaatverandering in de ruimtelijke planvorming. De inzichten die bij deze samenwerking zijn opgedaan, worden samen met de aanbevelingen in 2009 ingezet. Dit wordt aangevuld met actuele uitkomsten uit de kennisprogramma’s. De voorlopige uitkomsten uit de samenwerking leidden in 2008 al tot nieuwe initiatieven en aandachtspunten bij de uitwerking van de plannen.
  
Met de andere overheden worden afspraken gemaakt over een klimaatbestendige ruimtelijke inrichting. De Nationale Adaptatiestrategie (ARK) en de reactie op de motie Bochove/Depla over klimaat-bestendige inrichting worden gebruiktGerealiseerdEind 2007 heeft VROM samen met VenW, LNV, EZ, IPO, VNG en UvW de Nationale Adaptatiestrategie vastgesteld (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 269, nr. 1). Met de andere overheden zijn vervolgens afspraken over een klimaatbestendige ruimtelijke inrichting gemaakt (met gemeenten: ondertekend eind 2007, met provincies: ondertekend in 2008). Met de waterschappen is de ondertekening gepland in de loop van 2009.
  
Het verder uitbouwen van en delen van kennis over klimaatverandering en de gevolgen voor de ruimtelijke inrichting; lange termijn verkenningen en herziening van wet- en regelgeving dragen bij aan steviger verankeren van het klimaatbestendig denken en handelenGerealiseerdIn 2008 heeft de Deltacommissie haar advies gegeven over hoe Nederland zich kan aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. De studie richt zich met name op waterveiligheid en de watervoorziening. Om ook de relatie te leggen met verstedelijking, landbouw, natuur, recreatie en andere grondgebruiksfuncties is in 2008 een lange termijn verkenning gestart naar de klimaatbestendige inrichting van Nederland. Deze studie wordt uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving.Daarnaast zijn studies uitgevoerd naar de MER-wetgeving en de Watertoets. Uit deze studies komt naar voren dat de MER en Watertoets in hun huidige vorm goed bruikbaar zijn voor een klimaatbestendige ruimtelijke afweging.
  
Opstellen en coördineren van de uitvoering van de nationale adaptatiestrategie en -agenda. De Nationale Agenda zal in de vorm van een bestuurlijke intentieverklaring of bestuursovereenkomst worden opgesteldNiet gerealiseerdIn 2008 is een aantal acties uit de nationale adaptatiestrategie uitgevoerd. Ter vergroting van de betrokkenheid van decentrale overheden en bedrijfsleven zijn onder meer 10 regionale impulsbijeenkomsten georganiseerd, ongeveer 10 gesprekken gevoerd met bedrijven (koplopers en brancheorganisaties), is samen met de andere ARK-organisaties een website opgezet en is een inventarisatie opgestart naar lopende adaptatieprojecten op gemeentelijk en provinciaal niveau («toolkit»). Een aantal onderzoeken is uitgevoerd om de potentiële bijdrage van wet- en regelgeving aan het klimaatbestendig maken van Nederland in kaart te brengen. Bovenstaande projecten worden gebruikt voor de ontwikkeling van de Uitvoeringsagenda «Maak ruimte voor klimaat» bij de nationale Adaptatie-strategie.
  
Opstellen van een afwegingskader voor locatiekeuze en -inrichting van grootschalige projecten, gebiedsont- wikkelingen en investeringsprogram- ma’sGerealiseerdIn 2008 is gestart met het opstellen van een zogenaamde «klimaatwijzer». Deze biedt een handreiking voor een klimaatbestendiger ontwikkeling en inrichting van gebieden, locaties en gebouwen. In de eerste helft van 2009 wordt de klimaatwijzer gepubliceerd.
  
Uitvoering Kennis voor Klimaat: een praktijkgericht onderzoeksprogramma voor een klimaatbestendige inrichting van Nederland, op te zetten door de departementen van VROM, LNV en VenW, een aantal kennisinstituten en regionale partijen. Interactie tussen wetenschap en concrete regionale projecten (denken en doen) staat daarbij centraalGerealiseerdVoor de uitvoering van het onderzoeksprogramma is in maart 2008 de Stichting Kennis voor Klimaat opgericht. In deze stichting werken de betrokken universiteiten en kennisinstellingen gezamenlijk aan de uitvoering van het programma, dat doorloopt tot eind 2013. In het voorjaar van 2008 is de concept beschikking voor notificatie aangemeld bij de Europese Commis- sie. Op 14 november 2008 is het programma formeel goedgekeurd. Op het startcongres «Naar een klimaatbestendige samenleving in Nederland» op 27 november 2008 te Rotterdam heeft de minister van VROM het startschot gegeven voor de daadwerkelijke uitvoering van het programma.
  
Uitvoering van pilots «Ruimtelijk Ontwerpen met Water»GerealiseerdRuimtelijk ontwerpen met water geschiedt in het kader van het interdepartementaal Actieprogramma Ruimte en Cultuur. Van de zeven gestarte pilotprojecten zijn er eind 2008 vier afgerond. De pilot Venster Bodegraven–Woerden is in september 2008 begonnen en stopt naar verwachting in maart 2009. Elk pilotproject moet een voorbeeldfunctie vervullen voor het betreffende watersysteem en/of schaalniveau.De resultaten en ervaringen van de verschillende pilots tonen het belang aan van een vroegtijdig ontwerp, toepassing van een methodiek van onderzoekend ontwerpen en het koppelen van de wateropgaven met andere ruimtelijke opgaven en hun culturele dimensie (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 535, nr. 4). De resultaten blijken ook relevant voor andere decentrale partijen die niet hebben deelgenomen aan de pilots.
  
Uitvoering van pilots «Klimaatbuffers»GerealiseerdAlle vijf pilots «natuurlijke klimaatbuffers» liggen op schema. Vier van de vijf zijn in de uitvoeringsfase. Er wordt grond aangekocht en/of ingericht. Afronding vindt plaats in 2009 of in 2010, afhankelijk van het project. Voor de pilot Harger- en Pettemerpolder is realisatie van de pilot afhankelijk van de uitkomst van een MER-procedure en de aan de hand daarvan door de provincie Noord-Holland gekozen uitvoeringsvariant. Deze keuze wordt in 2009 gemaakt. In 2009 wordt daarom ook bepaald of met deze pilot kan worden doorgegaan. Bij afronding van de pilots kan nader worden aangegeven tot welke verbetering van de klimaatbestendigheid (doelbereik) deze pilots hebben geleid.
  
Opstellen van uitgangspunten voor een klimaatbestendige ontwikkeling, op basis van een lange termijn onderzoek naar de kwetsbaarheid van de Ruimtelijke Hoofdstructuur («systeemanalyse»)Niet gerealiseerdDit onderzoek is in 2008 in opdracht van VROM begonnen en wordt uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. In dit onderzoek wordt een integrale ruimtelijke analyse uitgevoerd van de kwetsbaarheid van Nederland voor klimaatverandering, worden ruimtelijke beleidsopgaven geïnventariseerd en worden samenhangende handelingsopties voor specifieke gebieden opgesteld. In de studie wordt vervolgens nagegaan hoe kwetsbaar (de huidige beleidsuitgangspunten van) de ruimtelijke hoofdstructuur is (zijn). Een eerste voorstudie van de belangrijkste ruimtelijke opgaven is begin 2009 opgeleverd. Het rapport is in 2010 klaar.

Beleidsconclusie

Gezien de prestaties in 2008 zullen de inspanningen onverkort worden voortgezet. De nadruk gaat meer liggen op verdere concretisering en integratie van adaptatie in andere beleidsvelden, bijvoorbeeld in de verstedelijkingsafspraken én op het koppelen van adaptatie aan mitigatiedoelen en verbetering van de leefomgevingskwaliteit.

Thema 4: Realiseren van complexe ruimtelijke opgaven

Beoogd doel in periode 2007–2011

Het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis (doelstelling 29, beleidsprogramma Balkenende IV).

Doelbereik 2008

Met de bijdragen uit het Nota Ruimtebudget kan de uitvoering van de projecten beginnen. De besluitvorming in de Ministerraad over de bijdragen uit het Nota Ruimte-budget ligt voor op schema. Het gaat om 23 projecten. In 2008 zijn 7 projecten doorgegaan naar de uitvoeringsfase, in 2007 waren al 2 projecten doorgegaan naar de uitvoeringsfase. Voor 7 van deze 9 projecten zijn de werkzaamheden ook begonnen.1 De uitvoering van de bestuurlijke contracten voor Randstad Urgent (5 projecten) ligt goed op schema.

Prestaties 2008 voor het realiseren van complexe ruimtelijke opgaven
Uitvoering 5 complexe projecten conform de in 2007 afgesloten bestuurlijke contracten (Randstad Urgent)Gerealiseerd In 2008 zijn voor de projecten Randstad 2040, Duurzaam Bouwen in de Noordvleugel Utrecht Oude Rijnzone, Zuidplaspolder en Stadshavens Rotterdam, de bestuurlijke afspraken uit 2007 uitgevoerd. Voor Randstad 2040 is de structuurvisie vastgesteld en zijn twee uitvoeringsprojecten: Verkenning Sleutelprojecten & Uitvoeringsallianties opgestart. Voor Duurzaam bouwen is de concept ontwikkelingsvisie opgesteld en zijn nieuwe afspraken gemaakt voor 2009. Voor het project Oude Rijnzone is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. Voor de Zuidplaspolder is gestart met de planstudie parallelstructuur A12/A20 Gouwknoop/Moordrechtboog waarbij de afspraak is gemaakt 50%-50% financiering regio-Rijk met een maximale rijksbijdrage van € 100 mln. Voor Stadshavens Rotterdam is een aantal producten vastgesteld: Koers 2025, intentieverklaring Rotterdam Climate Institute, Uitvoeringsprogramma.
  
Besluitvorming over rijksbijdrage aan de versnellingsprojecten in verband met NR-budget (IJ-oevers, greenports, Klavertje 4 Venlo)GerealiseerdIn 2008 zijn, conform het jaarplan, de bijdragen uit het Nota Ruimtebudget vastgesteld voor de projecten IJ-oevers, greenports en Klavertje 4 bij Venlo. Voor IJ-oevers en het grootste deel van Greenports, die gepland stonden voor 2008, was dit al in 2007 gedaan.Daarnaast is de bijdrage vastgesteld voor de zuidelijke aansluiting van het projecten Eindhoven A2 zone. De besluitvorming over de noordelijke aansluiting loopt mee in het besluit- vormingsproces over Brainport Eindhoven. De bijdragen zijn ook vastgesteld voor Scheveningen Boulevard (onderdeel Den Haag Internationale Stad, Den Bosch Spoorzone, Apel- doorn Kanaalzone, Nijmegen Waalfront en Nieuwe Hollandse Waterlinie.
  
De helft van de geselecteerde projec- ten uit het NR-budget krijgt een MKBA en een toetsing door de planbureausGerealiseerdDe doelstelling is ruimschoots gehaald. Van de 23 geselecteerde projecten is voor 16 (deel)projecten de MKBA opgesteld en getoetst door de planbureaus.
  
Ingebruikname van een verbeterde MKBA-systematiek voor integrale gebiedsopgavenNiet gerealiseerdDe planbureaus hebben tot het voorjaar 2009 extra tijd nodig om de onderzoeksvragen goed te kunnen beantwoorden. Het verbeteren van de MKBA-systematiek is essentieel in het kader van MIRT: langere looptijd draagt bij aan een kwalitatief goed eindproduct.

Beleidsconclusie

Het thema ligt vóór op schema voor het bereiken van doelstelling 29 uit het beleidsprogramma Balkenende IV, ondanks dat de publicatie van de MKBA-handleiding enige vertraging heeft opgelopen.

Thema 5: Verhogen van de kwaliteit in ruimtelijke planvorming

Beoogd doel in periode 2007–2011

Het kabinet wil dat in 2011 burgers meer tevreden zijn over hun woon- en leefomgeving. Het is daarom belangrijk dat overheden, marktpartijen en belangenorganisaties ruimtelijke kwaliteit expliciet borgen in de planvorming, het ontwerp en de doorwerking daarvan in de uitvoering, het onderhoud en beheer. Met dit prioritaire thema wil VROM hen daarin faciliteren en stimuleren.

Doelbereik 2008

Het debat over ruimtelijke kwaliteit en verrommeling is goed op gang gekomen. De borging van ruimtelijke kwaliteit is daarmee een stap verder gekomen. De Visie Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp (VARO) en het Innovatieprogramma Mooi Nederland sluiten hier goed op aan. In november is het budget en de thema’s van de eerste tender van het Innovatieprogramma Mooi Nederland bekendgemaakt, waarmee projecten gefaciliteerd kunnen worden.

Relevante (prestatie- en/of) effect-indicatoren voor dit thema

Gegevens over het bereiken van de beleidsdoelstellingen in 2008 zijn niet beschikbaar. In 2009 zal het Planbureau voor de Leefomgeving in de eerste vervolgmeting van de Belevingswaardemonitor rapporteren over de tevredenheid van de burger met het landschap. Daarnaast wordt nog een apart onderzoek uitgevoerd naar de beleving van infrastructuur en het gebied daar om heen.

Prestaties 2008 voor het verhogen van de kwaliteit in ruimtelijke planvorming
VROM en OCW brengen samen met LNV, VenW, BuZa, EZ en Defensie een visie uit op het ruimtelijke kwaliteitsbeleid en het ruimtelijk ontwerpGerealiseerdOp 8 juli 2008 heeft het kabinet de visie «Een Cultuur van Ontwerpen – visie architectuur en ruimtelijk ontwerp» aangeboden aan de Tweede Kamer. Het kabinet kiest in de nota voor drie speerpunten, gericht op een structurele versterking van de architectuur en het ruimtelijk ontwerp in de inrichting van Nederland. De speerpunten zijn: het verankeren van het ontwerp in rijksprojecten en -programma’s, het versterken van de stedenbouw en het regionaal ontwerp en het bevorderen van herbestemming en herontwikkeling van waardevolle gebou- wen en gebieden die hun functie verliezen. Het tweede speerpunt vindt onder andere uitwerking in het Innovatieprogramma Mooi Nederland. Eind 2008 is de Uitwerkingsbrief van de nieuwe speerpunten uit de visie afgerond. Deze is begin 2009 naar de Tweede Kamer gestuurd.
  
Ontwikkeling en invoering van een stimuleringsprogramma ruimtelijke kwaliteitNiet gerealiseerdIn 2008 is de basis gelegd voor het Innovatieprogramma Mooi Nederland. Het biedt met € 16,2 mln (dit was € 20 mln, maar als gevolg van het amendement Wiegman, Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 XI, nr. 15, waarin financiële ondersteuning van totaal € 3,8 mln is toegekend aan vier voorbeeldprojecten, resteert € 16,2 mln) ondersteuning aan ideeën, plannen en projecten die oplossingen bieden voor opgaven rond zuinig ruimtegebruik, verrommeling en ruimtelijke kwaliteit. De tenderregeling staat open voor deelname van overheden, maatschappelijke organi- saties en marktpartijen.Het programma start in maart 2009 en gaat gepaard met een kennis- en leertraject, waarmee de kennis en ervaringen uit de projecten breder verspreid worden.
  
Stimulering van de inzet van kwali- teitsteams door de provincies in de verschillende fasen van plan- en uitvoeringsprocessen van ruimtelijke projectenGerealiseerdVeel provincies hebben in 2008 gebruik gemaakt van een kwaliteitsteam of, zoals bijvoorbeeld in Noord-Holland, van een provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit. Er blijkt bij nader inzien weinig behoefte te bestaan aan het oprichten van een kwaliteitsteam door het Rijk.

Beleidsconclusie

Het thema ligt grotendeels op schema: de visie op architectuur en ruimtelijk ontwerp is conform planning gerealiseerd. Het stimuleringsprogramma is voorbereid.

Thema 6: Opstellen Langetermijnvisie Randstad

Beoogd doel 2008

De tweede motie Lemstra (januari 2006, Kamerstukken I, 2005–2006, 29 435, nr. D) vraagt van VROM om, in aansluiting op de Nota Ruimte, een integrale langetermijnvisie op te stellen en een daaraan gekoppelde strategie. Hierin moeten de lange termijnopgaven voor de nationale stedelijke netwerken en de Randstad in het bijzonder worden opgenomen. VROM heeft dit als prioriteit opgepakt. De beperkte ruimte in de Randstad vraagt voor de lange termijn om slimme en duurzame combinaties van wonen, werken, groen, recreatie en verkeer. Welvaart en groei moeten worden verenigd met sociale, culturele en ecologische behoeften van de huidige en toekomstige bewoners. De Randstad heeft potenties uit te groeien tot een duurzame en concurrerende Europese topregio.

Doelbereik 2008

Op 5 september 2008 heeft het kabinet de Structuurvisie Randstad 2040 aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 089, nr. 21). De Structuurvisie biedt een integrale lange termijnvisie, gericht op het streven naar een duurzame, concurrerende Randstad. Ook de ter inzage legging van de structuurvisie en het planMER heeft in 2008 plaatsgevonden. Begin 2009 heeft de Minister van VROM (mede namens de bewindslieden van EZ, LNV en EZ en die voor WWI) gereageerd op de resultaten van deze ter inzage legging (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 089, nr. 26).

Prestaties 2008 voor het opstellen van een langetermijnvisie Randstad
Organiseren van een samenwerking om draagvlak te verkrijgen bij de diverse stakeholdersGerealiseerdVoor de samenwerking zijn diverse acties ondernomen en resultaten bereikt, onder andere in de georganiseerde «week van de dialoog» (Randstad-tafels met stakeholders en burgers) in februari 2008, een burgerpanel (2000 deelnemers), tentoonstellingen in 6 steden in de Randstad en online toets (april 2008, 13 500 deelnemers). Zie Kamerstukken II, 2007–2008, 31 089, nr. 16 en de internetsite www.vrom.nl/randstad2040
  
Begin van studies voor een betere onderbouwing van de te maken keuzenGerealiseerdVerschillende studies (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 089, nr. 20), adviezen en een voorafgaande toets zijn begonnen en geven de gewenste onderbouwing voor de gemaakte keuzes in de Structuurvisie. Gezamenlijk met de Structuurvisie is de PlanMer vastgesteld (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 089, nr. 21).
  
Uitwerking van de gemaakte keuzen in een ruimtelijk ontwikkelingsperspec- tief voor de RandstadGerealiseerdDe discussie over de toekomst van de Randstad is gevoed met beelden uit een ontwerponderzoek (drie ontwerpateliers onder leiding van drie gerenommeerde ateliermeesters en een integratieatelier onder leiding van rijksadviseur Jan Brouwer).De beelden waren input voor de week van de dialoog en voor de werkconferentie op 27 mei 2008. De beelden zijn tentoongesteld op verschillende locaties in de Randstad. Mede op basis van de georganiseerde ateliers zijn de kaarten voor de Structuurvisie Randstad 2040 opgesteld.
  
Inzicht verwerven in relevante interventies en knelpunten, om allianties en ideeën te krijgen voor de uitvoering van het lange termijn perspectiefGerealiseerdAl voor de vaststelling van de Structuurvisie Randstad 2040 zijn potentiële allianties en mogelijke onderwerpen en ideeën verkend. Op basis hiervan is een aantal allianties gesmeed. Belanghebbende partijen zoals overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties werken hierin samen aan de uitvoering van de Structuurvisie Randstad 2040 voor specifieke onderwerpen.Uitvoeringsallianties:– Metropolitane parken;– Centrum- en knooppuntontwikkeling;– Stedelijke transformatie;– Samenwerking havens;– Stad van recht, vrede en veiligheid.Twee allianties zijn in oprichting: Structuurversterking Rotterdam en Klimaatbestendige steden. Zie ook Kamerstukken II, 2008–2009, 31 089, nr. 26.
  
Aansluiting zoeken bij andere relevante projecten en programma’s van Rijk en regioGerealiseerdHet structuurvisietraject is onder andere afgestemd met de volgende rijkstrajecten: Mobili- teitsaanpak (VenW), Nationaal Waterplan (VenW), advies Deltacommissie en Agenda Landschap (LNV/VROM). De structuurvisie bevat de ruimtelijke hoofdlijnen voor uitwerkingen. Voor de op te stellen Structuurvisie Schiphol geldt de Structuurvisie Randstad 2040 als ruimtelijke basis (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 089, nr. 27).Vanuit de regio zijn bouwstenen aangeleverd voor de structuurvisie. Dat geldt met name voor de gezamenlijke Randstadprovincies, de Noordvleugel (metropoolregio Amsterdam) en de Zuidvleugel. Voor de provinciale structuurvisies die momenteel worden opgesteld is de Structuurvisie Randstad 2040 de ruimtelijke basis op hoofdlijnen.

Beleidsconclusie

Nu de structuurvisie Randstad 2040 is vastgesteld, is de minister van VROM erop gericht de kabinetskeuzen uit de Structuurvisie te laten doorwerken in rijksbeleid en in decentraal beleid, en de in de structuurvisie benoemde acties op te (laten) pakken zodat de uitvoering van het beleid succesvol verloopt. De doorwerking vindt plaats in onder meer de MIRT-verkenning Randstad Sleutelprojecten en de Randstad 2040 Uitvoeringsallianties.

2. Klimaat en Energie: Schoon en Zuinig

Bijdrage aan realisatie kabinetsprioriteiten

Het programma Schoon en Zuinig draagt bij aan de realisatie van kabinetsprioriteit 3.1 in pijler 3 Duurzame Leefomgeving. Het kabinet wil deze periode maatregelen nemen waarmee in 2011 zal blijken dat de duurzame energiedoelen – zoals gesteld voor 2020 – gehaald kunnen worden. Invoering van nieuwe energie-efficiënte technologie is nodig, evenals het smeden van (inter)nationale coalities, de introductie van marktprikkels en wet- en regelgeving. Het geheel aan maatregelen gericht op het bereiken van de doelstellingen is op basis van kosteneffectiviteit samengesteld. De minister van VROM is coördinerend minister van Schoon en Zuinig en bewaakt de voortgang van de doelen, het programma en brengt verslag uit aan de Kamer.

De vakdepartementen zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van de verschillende acties uit het programma en de doelen die sectorspecifiek zijn vastgesteld. In deze verantwoording wordt daarom bij de subdoelen verwezen naar de relevante jaarverantwoordingen van de betrokken departementen.

De concrete doelen van Schoon en Zuinig luiden: In 2020 één van de meest efficiënte en schone energievoorzieningen van Europa. Met daarbij:

• reductie van de uitstoot van broeikasgassen, bij voorkeur in EU-verband, van 30% in 2020 ten opzichte van 1990;

• verhoging van het aandeel duurzame energie tot 20% in 2020;

• verbetering van de energie-efficiëntie van 2% per jaar na verloop van tijd.

Tot 2011 zijn de doelen:

 Tussendoelen voor de kabinetsperiode 2007–2011Resultaat 2008
Energiebesparing29–61Pj per jaar in 2011Berekend effect van in 2008 genomen maatregelen is voor 2011: 35–140 per jaar
 500 000 woningen energiezuiniger in 201110 000
   
Duurzame energie9% duurzame elektriciteit in 20107,5%
 2 285 MW gecommitteerd vermogen duurzame elektriciteit in 2011214 MW
 100 000 bestaande woningen voorzien van hernieuwbare energievoorzieningen9 300
 4% biobrandstoffen in 20102,8% (2007)
   
Broeikasgassen6% reductie in 2012 ten opzichte van 19904% reductie (2007)

Doelbereik 2008

Om de doelen in 2011 en 2020 te halen, zijn er in 2008 veel maatregelen genomen. Hierbij kan worden gedacht aan het starten met een groot woningisolatieprogramma (meer met minder), maar ook aan het sluiten van diverse sectorakkoorden. De ruim 80 genomen maatregelen zijn beschreven in het programma Schoon en Zuinig. Op 3 november 2008 is een voortgangsrapportage naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 209, nr. 42) waarin per sector vermeld is welke acties zijn afgesproken en wat de status is.

Zichtbaar is dat er op vele terreinen in de samenleving wordt gewerkt aan het verminderen van de CO2-uitstoot, aan het vergroten van het aandeel duurzame energie en aan energiebesparing. In 2008 zijn bijvoorbeeld 9 sectorakkoorden gesloten waarin de Schoon en Zuinig-doelen door de samenleving zijn overgenomen.

Ook internationaal zijn goede stappen gezet in 2008 richting betere mondiale samenwerking. Allereerst met het akkoord in Bali, maar daarnaast ook met het energie- en klimaatakkoord van de EU en het goede voorbereidende werk te Poznan (zie ook prioriteit 5). Het klimaatprobleem en de duurzame energie staan echt op de kaart.

De resultaten van deze acties uit het programma worden pas in de loop der jaren zichtbaar. In 2010 wordt geëvalueerd of met de huidige inzet de doelen van 2011 en 2020 worden gehaald.

Prestaties 2008 voor Schoon en ZuinigDit is een illustratieve opsomming, in de jaarverantwoordingen van de verschillende ministeries staat per sector het uitgebreide overzicht.
Voortgangsrapportage over uitvoering werkprogramma Schoon en ZuinigGerealiseerdBrief is naar de Kamer gezonden op 27 oktober 2008 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 209, nr. 42). In de voortgangsbrief is verslag gedaan van de stand van zaken, waarbij van de 88 acties die in het werkprogramma zijn genoemd meer dan 95% in daden is omgezet en 10 convenanten zijn afgesloten.
  
Gebouwde omgeving: 
Start programma Meer met Minder met als doel 500 000 woningen energiezuiniger in 2011GerealiseerdHet convenant Meer met Minder is met de relevante partijen op 23 januari 2008 gesloten. Het kwantitatieve doel van 10 000 woningen voor 2008 is gehaald.Het nieuwbouwsectorconvenant is met partijen op 22 april 2008 gesloten en de eerste stappen in de richting van het lange termijndoel van energieneutraal bouwen in 2020 zijn gezet. Per 1 januari 2009 gelden aangescherpte energieprestatie-eisen voor de meeste gebruiksfuncties in de utiliteitsbouw. Daarnaast is een tripartiete overeenkomst met Aedes en Woonbond gesloten en zijn najaar 2008 meerjarenafspraken energiebesparing gesloten met een deel van de dienstensectoren, te weten HBO en WO. Zie hiervoor ook de jaarverantwoor- ding van WWI.
  
Energie: 
3021 Mw gecommitteerd vermogen duurzame elektriciteit in 2011GerealiseerdDe stimuleringsregeling duurzame energie (SDE) is vanaf 1 april 2008 opengesteld voor subsidieaanvragen. Verwachte realisatie aan committeringen in SDE in 2008 is 214 MW. Daarmee was sprake van een onderuitputting van de beschikbare middelen, met name wind bleef achter. Belangrijkste oorzaak: het feit dat 2008 een opstartjaar was, waarbij de markt weer op gang moest komen. Bovendien was voor wind-op-land vertraging bij de aanvraag van vergunningen problematisch. Met de inwerkingtreding van de Rijkscoördinatieregeling wordt getracht dit proces te versnellen. De vrijvallende middelen blijven beschikbaar voor de SDE. Jaarlijks worden subsidiabele categorieën vastgesteld. Zie hiervoor ook de jaarverant- woording van EZ.
Brief aan de Tweede Kamer over uitwerking van het nationaal beleid ten aanzien van CO2-afvang en -opslag. Het samen met bedrijven en samen met EZ voorbereiden van Nederlandse projecten in het kader van het Europese demonstratieprogramma en het maken van afspraken over de bijdrage van de overheid daaraanNiet gerealiseerdNovember 2008 is door de minister van VROM € 59,5 mln toegezegd voor twee kleinschalige demonstratieprojecten voor onshore CO2-opslag (Barendrecht en Geleen).Regio’s Rijnmond en Noord Nederland hebben voorstellen voorbereid voor grootschalige, geïntegreerde demonstratieprojecten die in de periode 2013–2015 operationeel zullen worden. De voorstellen van Rijnmond zijn in de zomer 2008 gepresenteerd en de voorstellen van Noord Nederland zijn in februari 2009 openbaar gemaakt. De plannen worden nu nader bestudeerd.Tijdens de ER van december 2008 is besloten dat er 10 à 12 grootschalige Europese demon- stratieprojecten voor CCS door de Europese Commissie zullen worden geselecteerd en dat daarvoor (gedeeltelijk) Europese financiering beschikbaar zal worden gesteld. Nederland zet in op selectie van minimaal twee grootschalige Nederlandse demonstratieprojecten door de Europese Commissie. In dat verband zal het Kabinet in 2009 de mogelijkheid bezien om – vooruitlopend op de selectie door de Europese Commissie – gedeeltelijke financiering toe te kennen voor de aanleg van delen van de benodigde CO2-infrastructuur van de twee grootschalige demonstratieprojecten.
  
100 000 bestaande woningen voorzien van hernieuwbare energievoorzienin- gen in 2011GerealiseerdIn september is een regeling ingegaan voor kleinschalige duurzame energieopties (warmtepomp, zonneboilers, HRE-ketel). Daarnaast is in de SDE-regeling van start gegaan waarbij subsidie beschikbaar is voor zon-pv. Circa 18 MW is in 2008 gecommitteerd. Er zijn geen jaarlijkse tussendoelen vastgesteld. Zie hiervoor ook de jaarverantwoording van EZ.
  
De belemmeringen, kansen en consequenties in kaart brengen ten aanzien van het (kunnen) plaatsen van de nieuwe windturbinesGerealiseerdIn 2008 zijn de belemmeringen en kansen voor windenergie in kaart gebracht. Veel genoemde belemmeringen zijn: geluid, radar, natuur, veiligheid, ecologie, SDE en draagvlak. Na deze algemene inventarisatie is eind 2008 op projectniveau gekeken naar rijksregelgeving. Hieruit blijkt dat rijksregelgeving en -beleid op het gebied van geluid, landschap, natuur en externe veiligheid geen onoverkomelijke belemmering hoeven te zijn, mits er voldoende duidelijkheid wordt gegeven over de ruimte die rijksregelgeving biedt en over de wijze waarop hiermee kan worden omgegaan door initiatiefnemers, gemeenten en provincies. Ook is belangrijk dat deze duidelijkheid er in een vroeg stadium van planontwikkeling en besluitvorming is. De rijksoverheid moet nog wel de radarproblematiek oplossen. Verder kan het ontbreken van draagvlak bij de lokale bevolking een belemmering zijn.
  
In 2008 implementeren van de Landelijke Uitwerking Ruimte voor WindenergieNiet gerealiseerdIn 2008 heeft het Rijk, samen met provincies, gemeenten, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties een eerste verkenning uitgevoerd naar doorgroeimogelijkheden van windenergie na 2011. Naar aanleiding van deze verkenning is een gezamenlijk Plan van Aanpak opgesteld. Besluitvorming hierover heeft plaatsgevonden in februari 2009. Hierin is afgesproken verkenning uit te voeren naar doorgroei in de vorm van energielandschappen en doorgroei door bundeling van windmolens met infrastructuur en bedrijventerreinen.
  
Uitvoeren afspraken met andere overheden in het kader van het nationaal plan van aanpak windenergieGerealiseerdDe acties die waren afgesproken in het kader van het nationaal plan van aanpak windenergie (januari 2008) zijn voor het merendeel afgerond (verkenning naar belemmeringen en kansen windmolens, manieren om draagvlak voor windenergie te vergroten en verkenningen naar doorgroeimogelijkheden en stimulering van projecten). Naar aanleiding hiervan is afgesproken dat provincies en gemeenten doorgaan met het zo mogelijk versneld realiseren van projecten in de pijplijn en dat het Rijk er voor zorgt dat een aantal knelpunten wordt opgelost (radar, SDE en meer informatie in een vroegtijdig stadium over beleid en regelgeving en of deze belemmerend is op die locatie).Ook is afgesproken dat het Rijk ondersteuning geeft bij de realisatie van projecten in de vorm van een helpdesk (www.windenergie.nl) en windteams. Voor wat betreft de langetermijnvisie wordt door IPO, VNG en Rijk gewerkt aan een Ruimtelijk Perspectief.De afspraken met gemeenten en provincies over windenergie zijn vastgelegd in klimaatakkoorden in het kader van Schoon en Zuinig. Verdere uitwerking van de afspraken vindt plaats in het kader van de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland.
  
Industrie: 
Sectorakkoord met industrie en MKB afsluiten over verbeteren van energie efficiency.GerealiseerdAfspraken zijn gemaakt met Energiecentrum over intensivering aanpak MKB. Op 1 juli 2008 is de Meerjarenafspraak 3 (MJA3) afgesloten. In de MJA3 zijn met de middelgrote bedrijven afspraken vastgelegd om de energie efficiency met 30% te verbeteren in de periode 2005–2020. Ook zal per sector een lange termijn visie worden ontwikkeld op het gebied van innovatie en energiebesparing.
Agrosector: 
Sectorakkoord afsluiten over verbeteren van energie efficiencyGerealiseerdIn 2008 zijn de ambities van Schoon en Zuinig geconcretiseerd en vastgelegd in een sectorconvenant met agrosectoren, ondertekend op 10 juni 2008. De voedings- en genotsmidde- lenindustrie ondertekende in juli 2008 de Meerjarenafspraak 3. Verdere uitwerking van de afspraken vindt plaats in de jaarwerkprogramma’s. In 2008 zijn de regeling Marktintroductie Energie-innovatie (MEI) en de investeringsregeling (IRE) opengesteld waarbij verplichtingen zijn aangegaan voor een bedrag van € 22,41 mln. In samenwerking met het Productschap Tuinbouw is een versnellingsprogramma implementatie semi-gesloten kas van start gegaan. Zie hiervoor ook de jaarverantwoording van LNV.
  
Verkeer en vervoer: 
Hogere inzet duurzame biobrandstoffen in EU-kaderGerealiseerdIn 2008 is 2% verplicht bijgemengd aan biobrandstoffen. Voorts is de doelstelling voor 2010 verlaagd naar 4% (Kamerstukken II, 2008–2009, 29 575, nr. 23). Dit met het oog op de duurzaamheid van de biobrandstoffen (zie voorts prioriteit 5 van VROM).
  
Overheid: 
Een subsidieregeling ter stimulering en intensivering van klimaatbeleid op lokaal en regionaal niveau voor de periode 2008–2011GerealiseerdSubsidieregeling Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK) is gestart als opvolger van de BANS-regeling. Voor gemeenten en provincies is € 35 mln beschikbaar via gemeentefonds en provinciefonds voor de uitvoering van lokaal en regionaal duurzame energie- en klimaatbeleid en ter ondersteuning van het Klimaatakkoord (VNG) en het in januari 2009 gesloten IPO-akkoord met de provincies.
  
Visie op innovatiebeleid voor duurzame energieGerealiseerdOp 14 juli 2008 is de Innovatieagenda Energie naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 530, nr. 1) en wordt er gewerkt aan de implementatie ervan. Met de agenda wordt versterkte focus gecreëerd en worden de randvoorwaarden voor innovatiepaden verbeterd.

Beleidsconclusie

2008 was het eerste volle jaar van het programma. Met de 88 extra acties heeft dit kabinet echt werk gemaakt van zijn duurzame energie- en klimaatambities. Het merendeel van de acties leidt tot investeringen waarvan de resultaten pas na verloop van tijd zichtbaar worden. In dat opzicht is 2008 vooral een jaar waarin belangrijke processen in gang zijn gezet en waarin grootschalig draagvlak is gevonden in alle geledingen van de maatschappij.

3. Markten voor duurzame producten

Deze VROM-prioriteit realiseert voor een deel kabinetsprioriteit 21 (De overheid wil uiterlijk in 2010 duurzaamheid als zwaarwegend criterium meenemen in al haar inkopen) en draagt bij aan de realisatie van kabinetsprioriteit 22 (Het stimuleren van duurzame productie en consumptie door fiscale vergroening).

Bij deze VROM-prioriteit zijn twee thema’s aan de orde: duurzaam inkopen en fiscale vergroening.

Thema 1: Duurzaam inkopen

Beoogd doel 2007–2011

De rijksoverheid heeft als doel om uiterlijk in 2010 voor 100% duurzaam in te kopen. Ook worden afspraken gemaakt met provincies, gemeenten en waterschappen. Met deze inkoopcombinatie wil het kabinet het bedrijfsleven stimuleren duurzame en betaalbare producten te maken. In 2008 is tussentijds de voortgang van het proces gemonitord.

Doelbereik 2008

Het programma Duurzaam Inkopen ligt op schema. De duurzaamheidcriteria nodig om in 2010 voor 100% duurzaam in te kopen, zijn voor meer dan de helft klaar en worden in toenemende mate toegepast. De controle, die eind 2008 plaatsvond, levert in het eerste kwartaal van 2009 cijfers op. Met andere overheden zijn afspraken gemaakt over de door hen te halen doelen voor duurzame inkoop en hoe die tot stand kunnen komen. Instructiebijeenkomsten voor inkopers hebben daar invulling aan gegeven. Inmiddels heeft een groot deel van de andere overheden zich via een deelnemersverklaring formeel aan het programma verbonden.

Relevante (prestatie- en/of) effect-indicatoren

Voor Duurzaam Inkopen zijn de volgende indicatoren van toepassing:

• indeling overheidsaankopen in 80 productgroepen. Deze indeling is in januari 2008 afgerond;

• percentage uitgerolde criteriasets voor de 80 productgroepen. Conform de streefwaarde was dit medio 2008 25% en eind 2008 50%;

• percentage duurzame inkoop overheden in 2010. Deze ambitie is vastgelegd voor 2010. De tussenstand wordt duidelijk na verwerking van de resultaten van de monitoring 2008.

Prestaties 2008 voor Duurzaam inkopen
Vaststellen van de duurzaamheidcriteria voor circa 40 productgroepen. Het kabinet wil ambitieuze criteria. Voor zover dit juridisch en financieel mogelijk is. Hierdoor neemt voor bedrijven die innovatieve duurzame producten leveren de kans op overheidsopdrachten toeGerealiseerdUiterlijk 2008 zijn door de Stuurgroep Duurzame Bedrijfsvoering rond de 40 criteria voor productgroepen vastgesteld. De nog resterende 40 zijn voor het grootste deel voorbereid en worden in het eerste kwartaal van 2009 vastgesteld. De ambitieuze duurzaamheidcriteria moeten innovatie bevorderen. De criteria worden geregeld herzien en aangescherpt. Voorts zijn zogenoemde cradle-to-cradle criteria geïntroduceerd voor een aantal productgroepen. Voor enkele productgroepen bleken de ambities onhaalbaar vanwege juridische (Europese) belemmeringen.
  
Afspraken met de aan de overheid gelieerde organisaties en met het bedrijfsleven, om de reikwijdte van duurzaam inkopen verder te vergrotenGerealiseerdHet aantal deelnemende instanties kon in 2008 verder worden uitgebreid. Met name uit de onderwijssector hebben HBO en de universiteiten zich bereid getoond zich bij het duurzaam inkoopprogramma aan te sluiten. Met hen is een convenant gesloten. Met andere (semi-)over- heidsorganisaties wordt nader overleg gevoerd. Via consultaties en stakeholderbijeenkom- sten wordt het bedrijfsleven meer en meer bij het programma betrokken.
  
Uitvoering van de tweejaarlijkse monitoring over de voortgang van duurzaam inkopen (najaar 2008)GerealiseerdDe controle is uitgevoerd in 2008. De resultaten worden bewerkt en eind eerste kwartaal 2009 openbaar gemaakt via een voortgangsrapportage aan de Kamer.

Beleidsconclusie

Het beleid voor de ontwikkeling van duurzaam inkopen ligt op schema. De ontwikkeling van ambitieuze duurzaamheidcriteria en het aantal aan duurzaam inkopen deelnemende organisaties vordert gestaag en zal het vastgestelde aantal op de gewenste tijd bereiken. Dit beleid wordt in 2009 voortgezet.

Thema 2: Fiscale vergroening

Beoogd doel 2007–2011

De overheid wil via belastingmaatregelen in het jaarlijkse belastingplan een prijsverschil tussen een aantal gewone en duurzame producten opheffen of verkleinen. Dit werkt als een prikkel voor bedrijven om duurzame producten en technieken te ontwikkelen.

Doelbereik 2008

De onderstaande maatregelen hebben geleid tot duidelijke vermindering van de aankoop van milieuonvriendelijke producten en hebben daarmee bijgedragen aan de CO2 reductiedoelstellingen. De maatregelen voor het autopark hebben geleid tot een toename van het aandeel zeer zuinige auto’s. In 2007 zijn er 24 000 zeer zuinige nieuwe personenauto’s gekocht, in 2008 is dit toegenomen tot 41 000. Ook is het aandeel van relatief zuinige personenauto’s in de nieuw verkopen toegenomen. Het aandeel auto’s met een A/B-label is toegenomen van 23% in 2007 naar 44% in 2008. Deze toename is overigens voor een deel veroorzaakt door het bevriezen van de labelindeling. Tenslotte is het aandeel dieselpersonenauto’s met roetfilter affabriek in de nieuw verkopen van dieselpersonenauto’s in 2008 substantieel gestegen tot meer dan 90%.

Prestaties 2008 voor fiscale vergroening
In samenwerking met het ministerie van Financiën invoeren van de verpakkingenbelastingGerealiseerdDe verpakkingbelasting is per 1 januari 2008 ingevoerd. In de loop van het jaar bleken onduidelijkheden die medio 2008 door Financiën zijn opgelost.
  
In samenwerking met de ministeries van Financiën en VenW invoeren van de vliegticketbelasting (vliegtax)GerealiseerdDe vliegticketbelasting is per 1 juli 2008 ingevoerd.
  
Milieudifferentiatie BPM Schoon en Zuinig. De intensivering van de milieudifferentiatie BPM bestaat enerzijds uit een versterking van de bestaande BPM differentiatie, die gekoppeld is aan het energielabel, en anderzijds wordt mede in het licht van de motie Huizinga-Heringa c.s. (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XI, nr. 61) een verhoging van de BPM voor personenauto’s met een hoge absolute uitstoot CO2 doorgevoerd. Daarnaast wordt de BPM aangepast met het oog op het terugdringen van de uitstoot van fijnstof.GerealiseerdIntensivering Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (BPM)-differentiatie naar CO2-uitstoot:In de BPM bestaan nu al energielabels voor personenauto’s. Deze regeling is op 1 februari 2008 geïntensiveerd, zowel korting (bonus) als toeslag (malus) zijn verhoogd. De bonus voor zeer energiezuinige auto’s (label A) is omhoog van € 1 000 naar € 1 400. De malus van zeer onzuinige auto’s (label G) is verhoogd van € 540 naar € 1 600. Het verschil tussen de maximale bonus en de maximale malus wordt zo verhoogd van € 1 540 naar € 3 000.Motorrijtuigenbelasting (MRB) en CO2-uitstoot:De MRB is op 1 februari 2008 met 50% verlaagd voor:– benzineauto’s die minder dan 110 gr/km CO2 uitstoten;– dieselauto’s die minder dan 95 gr/km uitstoten.«Slurptax» (motie Huizinga/Heringa):Op 1 februari 2008 is een CO2-toeslag ingevoerd van € 110 per gram uitstoot boven:– 240 gram voor benzine (en overige brandstoffen, niet zijnde diesel):– 200 gram voor diesel. Bestelauto’s zijn uitgezonderd van deze maatregel.Differentiatie naar fijnstof:Dit wordt verantwoord bij thema 1 van prioriteit 4 (Luchtkwaliteit).
  
Taakstellende accijnsverhoging van milieuonvriendelijke energie en brandstof die 1 januari 2008 in werking zullen tredenGerealiseerdVerhoging accijns per 1 juli 2008:– diesel: € 0,03– LPG : € 0,015Met ingang van 1 juli 2008 is (net als voor andere motorbrandstoffen) ook een indexatie voor LPG ingevoerd.
  
In 2008 onderzoekt het kabinet de mogelijkheden voor vergroeningsmaatregelen voor 2009 en verderGerealiseerdHet kabinet heeft in 2008 onderzoek laten verrichten door CE Delft naar de vergroeningsmogelijkheden voor 2009. Van de 14 vergroeningsopties zijn 7 uitgewerkt in het Belastingplan 2009.
  
Overige gerealiseerde prestaties• In 2008 heeft het kabinet nieuwe vergroeningsmaatregelen aangekondigd in het Belastingplan 2009 (BP 2009).• In 2008 heeft het kabinet ingestemd met de motie Sap (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 704, nr. 48) om een nieuwe vergroeningsbrief op te stellen uiterlijk in mei 2009 ten behoeve van het BP 2010.• Verhoging van de accijns op rode en blanke diesel.• Differentiatie van de bijtelling van de zakelijke auto (14%).

Beleidsconclusie

Mede gezien de behaalde beleidsresultaten 2008 is de verwachting dat in de komende jaren de introductie van onder andere nieuwe CO2-gerelateerde onderwerpen onder druk komt te staan. Hieraan liggen twee oorzaken ten grondslag:

a. de meest voor de hand liggende onderwerpen zijn inmiddels al meegenomen;

b. vergroeningsmaatregelen leveren een bijdrage aan het creëren van markten voor duurzame producten. Echter, criteria als fiscale inpasbaarheid en verminderen van administratieve lastendruk beperken voor een groot aantal duurzame producten de mogelijkheden om het fiscale instrument in te zetten.

4. Burgers in een gezonde en veilige leefomgeving

Er zijn drie thema’s bij de VROM-prioriteit Burgers in een gezonde en veilige leefomgeving:

1. luchtkwaliteit;

2. geluid;

3. bodemsanering.

Thema 1: Luchtkwaliteit

Beoogd doel in periode 2007–2011

Voldoen aan de herziene Europese richtlijn luchtkwaliteit door een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op te stellen. In dit plan zijn maatregelen opgenomen die door alle overheden worden uitgevoerd om te voldoen aan de normen voor fijnstof en stikstofdioxide in 2010 respectievelijk 2015 (in plaats van in 2005 respectievelijk 2010). Het doel van het NSL is om derogatie te verkrijgen voor de luchtkwaliteitsnormen en om snel maatregelen te nemen teneinde de luchtkwaliteit te verbeteren.

Doelbereik 2008

Het NSL is door het kabinet medio 2008 vastgesteld en naar de Europese Commissie verzonden (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 175, nr. 55). Nederland heeft als eerste van vele lidstaten dit plan ingediend.

De landelijke, generieke maatregelen die in dit plan zijn opgenomen zijn voortgezet of in werking gezet. De lokale maatregelen die door andere overheden genomen moeten worden, zijn gefaciliteerd door innovaties te testen, geld beschikbaar te stellen, praktische ondersteuning te bieden en randvoorwaarden te creëren om lokale maatregelen mogelijk te maken.

Prestaties 2008 voor luchtkwaliteit
In 2008 stelt het kabinet het NSL vast en legt dit voor aan de EU om dit uitstel in 2009 te verkrijgen. Het NSL bevat alle nationale en regionale maatregelen die nodig zijn om de overschrijdingen te compenseren zodat er overal en tijdig aan de Europese luchtkwaliteitseisen (2010 voor fijnstof en 2015 voor NO2) zal worden voldaanGerealiseerdOp 27 juni 2008 heeft de Ministerraad het Kabinetsstandpunt voor het NSL vastgesteld. Op 10 juli 2008 is het NSL naar de Europese Commissie verzonden om het verzoek voor dero- gatie voor het voldoen aan de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide te onderbouwen. In september is een delegatie van de Europese Commissie in Den Haag langs gekomen voor uitleg over het Nederlandse derogatieverzoek. Vervolgens ontving VROM een brief met aanvullende vragen die binnen de antwoordtermijn is beantwoord. Naar verwachting wordt in april 2009 uitsluitsel verkregen over het derogatieverzoek.
  
Generieke maatregelen treffen, die zich voor een belangrijk deel richten op het stimuleren van de toepassing van roetfilters voor diverse voertuigtypenGerealiseerdIn 2008 is de uitvoering voortgezet van de subsidieregelingen voor retrofit roetfilters op personenauto’s en bestelwagens en voor vrachtwagens en bussen, voor affabriek roetfilters op taxi’s en bestelwagens en voor vrachtwagens en bussen die aan de Euro 5-norm of de EEV-norm (EEV = Enhanced Environmentally Friendly Vehicles) voldoen. In december 2008 is het 100 000e retrofit roetfilter geplaatst sinds de start van het stimuleringsbeleid in 2006.Alleen de aanschaf van bestelwagens met affabriek roetfilter loopt sterk achter op de in 2006 gestelde doelen. In verband hiermede zijn in het najaar onderhandelingen met de transportsector gevoerd die hebben geleid tot ondertekening in januari 2009 van het fijnstofconvenant bestelwagens. Hiermee zal de sector zich verplichten dat het aandeel van bestelwagens met affabriek roetfilter versneld toeneemt tot 100% in 2012.In april 2008 is begonnen met een stimuleringsregeling voor roetfilters op mobiele werktuigen. De belangstelling hiervoor komt langzamer dan gepland op gang. Op basis van een tussentijdse evaluatie zullen in 2009 acties van partijen aan vraag- en aanbodzijde worden bevorderd.
  
Lokale maatregelen stimuleren, die uiteen lopen van schermen langs snelwegen tot milieuzones in de grotere steden in ons landGerealiseerdIn het NSL zijn alle lokale maatregelen van Rijk, gemeenten en provincies opgenomen. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt op de volgende manieren gestimuleerd:• voor alle in het NSL opgenomen maatregelen geldt een uitvoeringsplicht;• via het Solve-programma van CROW (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Weg- en Waterbouw en de Verkeerstechniek) is ondersteuning geboden aan de steden bij het vinden van oplossingen voor hardnekkige luchtkwaliteitsknelpunten;• in het Innovatieprogramma Luchtkwaliteit is verder gewerkt aan het testen en implementatiegereed maken van oplossingen op en rondom snelwegen, zoals toepassing van speciale schermen en aanpak van overschrijdingen bij tunnelmonden;• In 2008 is het aantal steden met milieuzones voor vrachtverkeer uitgebreid naar 9, door de opening van de milieuzones in Den Haag en Amsterdam. Het aantal steden dat het milieuzoneconvenant heeft ondertekend en daarmee de toepassing van dit instrument serieus onderzoekt is verdubbeld naar 20. Uit een evaluatie van het eerste jaar milieuzones blijkt dat de maatregel effectief is, maar dat het effect door het lange opstartproces nog niet volledig is. De onderhandelingen over een milieuzone-convenant voor bestelauto’s namen meer tijd in beslag dan verwacht door aanvullende eisen van een deel van de beoogde ondertekenaars. Naar verwachting zullen de gesprekken in het voorjaar van 2009 afgerond kunnen worden. Over milieuzones voor personenauto’s is een kabinetsstandpunt opgesteld en heeft de Tweede Kamer zich uitgesproken voor toepassing van dit instrument onder strikte voorwaarden.
  
Via de fiscale vergroening van de mobiliteitsbelastingen, zoals verhoging dieselaccijns, differentiatie van autobelastingen naar vervuilende uitstoot, wordt de luchtkwaliteit nog verder verbeterd. Daarnaast wordt aan de verbetering van de luchtkwaliteit een extra impuls gegeven door lokale overheden de mogelijkheid te geven de parkeertarieven te differentiëren naar vervuilende uitstootGerealiseerdIn april 2008 is de fijnstofdifferentiatie in de BPM voor personenauto’s ingevoerd. Hierna is in enkele maanden het percentage nieuwe personenauto’s met affabriek roetfilter gestegen van 65% naar meer dan 95%.Op 14 oktober 2008 heeft het Gerechtshof in Den Haag deze maatregel onmiskenbaar onverbindend verklaard. Onmiddellijk daarna is de bonus/malusregeling afgeschaft en is het Belastingplan 2009 gewijzigd, waardoor in 2009 het oude stimuleringsregime is hersteld dat voorziet in 600 euro BPM-korting voor auto’s met affabriek roetfilter.Per 1 juli 2008 is de dieselaccijns met 3 eurocent per liter verhoogd.De totstandkoming van de wettelijke mogelijkheid parkeertarieven te differentiëren is vertraagd. De hiervoor voorziene Experimenteerwet zal naar verwachting in het voorjaar 2010 in werking kunnen treden. Hieraan voorafgaand is een aanpassing van de Wegenverkeerswet nodig. Deze aanpassing is in concept gereed en met stakeholders besproken. Voorts is, onder meer voor dit doel, in 2009 een ingrijpende verandering van het registratiesysteem van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) nodig. De hiervoor benodigde uitvoeringstoets door de RDW is in 2008 gereedgekomen.

Beleidsconclusie

Op basis van het in 2008 opgestelde NSL, ligt de realisatie van de verbetering van de luchtkwaliteit, zodat deze voldoet aan de Europese normen voor fijn stof en stikstofdioxide, op schema. De voorgenomen uitvoering van het NSL zal de luchtkwaliteit moeten verbeteren.

Thema 2: Geluid

Beoogd doel in periode 2007–2011

Verbeteren uitvoering geluidbeleid ten behoeve van verminderen van (ernstige) hinder/gezondheidseffecten:

– vereenvoudigen/verbeteren regelgeving;

– versterken bronbeleid (onder meer stille banden en stille wegdekken).

Doelbereik 2008

Er is nadrukkelijk vooruitgang geboekt in het geluiddossier. Door complexiteit van de materie en de veelheid aan partners gaan sommige onderwerpen, zoals het tot stand komen van een verbeterde wet, langzamer dan oorspronkelijk gepland.

Relevante (prestatie- en/of) effect-indicatoren

Indicatoren voor wegverkeerslawaai geven een extra inzicht in de voortgang van de saneringsopgave.

Prestatie-indicator voortgang sanering verkeerslawaai: aantal woningen vallend onder urgente deel van de sanering
prognose65–70dB>70dbTotaal
Totaal te saneren (per 1-3-1986)290 00016 500306 500
Uitgevoerd per 31-12-2007160 1508 550168 700
Gepland 20082 8008003 600
Restant per 31-12-2008127 0507 150134 200
realisatie65–70dB>70dbTotaal
totaal te saneren (per 1-3-1986)290 00016 500306 500
uitgevoerd per 31-12-2007160 1508 550168 700
Gerealiseerd 20084 0508504 900
Restant per 31-12-2008125 8007 100132 900

Bron: opgave Bureau Sanering Verkeerslawaai van 19-02-2009

Er zijn meer woningen gesaneerd als gevolg van:

1. een nieuwe inschatting van de voortgang van de A-lijst, waarbij onder andere het kosteneffectief toepassen van stil wegdek is meegenomen;

2. een lichte toename in afhandelde woningen bij projectsubsidies;

3. de opname van woningen die in het kader van reconstructies en spoorwegwijzigingen worden gesaneerd (met name de Zeeuwse Lijn).

Prestatie-indicatoren voortgang geluidsaneringsprojecten
 aantal woningen1aantal projecten
 prognoserealisatieprognoserealisatie
in voorbereiding eind 20075 4976 1343143
in voorbereiding genomen 20081 3451 065617
in uitvoering genomen 20082 1341 9971819
totaal in voorbereiding eind 20084 7085 2021941
in uitvoering eind 200710 68910 9725454
in uitvoering genomen 20082 1341 9971819
afgehandeld 20082880993910
totaal in uitvoering eind 200811 94311 9766363
     
totaal in voorbereiding en uitvoering16 65117 17882104
     
afgewezen projecten4 2293 6622527

Bron: opgave Bureau Sanering Verkeerslawaai van 19–02–2009

1 een school is als 1 woning geteld

2 in de begroting 2008 is voor de categorie «afgehandeld in 2008» abusievelijk het cijfer «3 600» opgenomen. In bovenstaande cijfers is hiervoor gecorrigeerd.

Toelichting aantal projecten in voorbereiding en uitvoering

Het aantal projecten dat ultimo 2008 in voorbereiding en uitvoering is, blijkt circa 25% meer te zijn dan geprognosticeerd. Het aantal woningen dat in voorbereiding en uitvoering is, blijkt echter slechts 3% hoger te zijn dan de prognose. Dit wordt vooral veroorzaakt door het omvangrijke saneringsproject in Overijssel (Na-NOV). Dit project is opgeknipt in een aantal deelprojecten.

Prestaties 2008 voor geluidbeleid
In 2008 zal een wijziging van de Wet geluidhinder voor de Rijksinfrastruc- tuur bij de Tweede Kamer worden ingediend. In dit wetsvoorstel zal met behulp van het instrument van de geluidsproductieplafonds de handhaving van de vastgestelde geluidsniveaus worden verbeterd, waarmee de rechtszekerheid in de richting van burgers zal worden hersteld. Daarbij zal ook een vereenvoudigingsslag van de normstelling worden doorgevoerdNiet gerealiseerdIn 2008 is het wetsvoorstel voor advies voorgelegd aan de Raad van State en is advies ontvangen. Momenteel wordt gewerkt aan het Nader Rapport. Naar verwachting zal het wetsvoorstel in het voorjaar van 2009 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
  
In 2008 zullen de doelstellingen op het gebied van geluid worden herijkt en verder in de tijd doorgetrokken, zodat de sturende werking ervan verbeterd wordtNiet gerealiseerdEen onderzoek naar herijking van doelstellingen op gebied van geluid is in 2008 gestart.
  
In het kader van de modernisering van de APK wordt bezien of de APK kan worden uitgebreid met een controle op de geluidemissies van voertuigen. Het gaat hier bijvoorbeeld om een check op de aanwezigheid van illegale, lawaaiige uitlaatsystemen bij auto’s, brommers en motorenGerealiseerdEr is onderzoek verricht naar de manier waarop geluid in de APK zou kunnen worden opgenomen. Hieruit is een aantal varianten naar voren gekomen, die verschillen in de mate van detail en diepgang en daarmee ook van de door de keuringsstations te leveren inspanning. Thans wordt een nader voorstel uitgewerkt. In het voorjaar van 2009 is dit gereed zijn.
In de EU wordt ingezet op aanscher- ping van de geluidsnorm voor ban- denlawaai met 3db(A). In de tussentijd wordt de promotie van de aanschaf van stille banden voortgezet als onderdeel van Het Nieuwe RijdenGerealiseerdDe aanscherping van de Bandenrichtlijn staat thans op de agenda van het Europees Parlement. Bij de stimulering van stille banden in Nederland is goede voortgang geboekt. Er is overeenstemming met de brancheorganisaties over een bredere aanpak, waarbij stille, zuinige en veilige banden worden gepromoot.
  
In toenemende mate worden bij de aanleg en onderhoud van Rijkswegen (zeer) stille wegdekken toegepastGerealiseerdBeleid van VenW is dat bij vervanging van wegdekken tenminste ZOAB als stil wegdek wordt aangelegd. De Meerjaren Programmering Verhardingen geeft daar een beeld van. Daarnaast blijkt uit ondermeer Tracébesluiten dat in geluidknelpuntensituaties steeds vaker dubbellaags ZOAB (zeer stil) wordt toegepast.
  
Voor het spoorverkeer wordt een systeem van naar geluid gedifferentieerde gebruiksvergoedingen vastgesteld ten einde de inzet van meer dan 7db(A) stillere treinen te bevorderen. Verder wordt het gebruik van raildempers als reductiemaatregel erkendNiet gerealiseerdEen systeem van naar geluid gedifferentieerde gebruiksvergoedingen zal per 2011 ingaan. Naar verwachting is het dan in 2013 volledig operationeel, inclusief invulling van een malus. Vooruitlopend hierop is in 2008 een Prestatieregeling stil materieel van kracht geworden, op basis waarvan vervoerders van ProRail een premie per wagon-km kunnen krijgen wanneer zij stil materieel inzetten. De Prestatieregeling van ProRail wordt via de beheersconcessie gefinancierd door VenW uit budget van het Innovatie Programma Geluid (IPG). Het gebruik van raildempers als reductiemaatregel is onderdeel van de saneringsmaatregelen.
  
Voor het urgente deel van de sanering is de uitvoering gericht op afronding in 2023. Met de introductie van de gewijzigde Wet geluidhinder zullen alle woningen met een toegenomen belasting van 5 db(A) eveneens voor sanering in aanmerking komenGerealiseerdIn 2008 is gewerkt aan de uitvoering van het urgente deel van de sanering. In de tabel van de realisatie prestatie indicatoren is dit opgenomen. Gegevens worden gemonitord. De aanvullende sanering is gekoppeld aan de wijziging van de Wet geluidhinder en zal dan pas formeel van start kunnen gaan.
  
Er wordt een beslissing genomen over de vraag of en, zo ja, hoe de sane- ringsoperaties voor de Rijksinfra- structuur van VROM en VenW kunnen worden samengevoegdGerealiseerdEr zijn op bestuurlijk niveau afspraken met Verkeer en Waterstaat gemaakt over samenvoeging van de geldstromen voor de geluidsanering en de uitvoering van de saneringsoperatie rijksinfrastructuur met ingang van 2011.

Beleidsconclusie

Het (staande) beleid verkeert in de uitvoeringsfase en wordt voortgezet in 2009. Tegelijkertijd wordt de wetgeving verbeterd en vindt er een verschuiving in het beleid plaats naar bronmaatregelen.

Thema 3: Bodemsanering

Beoogd doel in periode 2007–2011

Versnellen van de aanpak van spoedlocaties en afspraken maken met andere overheden. Deze afspraken worden zodanig gemaakt dat de verantwoordelijkheid voor de prioriteitstelling, planning en uitvoering overgedragen wordt aan deze overheden. In 2011 zal door een «midtermreview» gerapporteerd worden hoe de doelstelling om in 2015 alle locaties met volksgezondheidsrisico’s aangepakt te hebben, gehaald zal worden.

Doelbereik 2008

Het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) onderschrijft het uitgangspunt voorrang te geven aan de aanpak van bodemsaneringslocaties met gevaren voor de volksgezondheid en bodemsaneringslocaties met zodanige verspreidingsrisico’s en/of ernstige ecologische gevaren dat met spoed maatregelen genomen moeten worden. Uit de jaarverslagen bodemsanering over de jaren 2006 tot en met 2008 blijkt dat de andere overheden zich fors inspannen om de locaties en de risico’s in kaart te brengen. Ook is een toename te zien in het aantal gesaneerde locaties. De afspraken met de andere overheden worden vastgelegd in een convenant dat vervolgens dient als uitvoeringskader voor het behalen van de gemaakte afspraken per 2015 en de tussentijdse midtermreview in 2011.

Relevante (prestatie- en/of) effect-indicatoren

De In onderstaande tabel opgenomen streefwaarde voor 2030 is gebaseerd op bestaand beleid zoals opgenomen in de brief aan de Tweede Kamer van 13 april 2006 (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 015, nr. 7).

Prestatie-indicat oren bodemonderzoeken en bodemsaneringen
Prestatie-indicator:WerkvoorraadPeildatumTe realiseren productiePeriodeGerealiseerd 2008Periode afronding
– Oriënterende onderzoeken in stedelijk gebied (uitgaven overheid)30 0001-1-200550020083 9132030
– Oriënterende onderzoeken in landelijk gebied (uitgaven overheid)30 0001-1-200540020085252030
– Oriënterende onderzoeken in eigen beheer100 0001-1-200560020081 0452030
– Nadere onderzoeken in stedelijk gebied (uitgaven overheid)7 5001-1-200513020086892030
– Nadere onderzoeken in landelijk gebied (uitgaven overheid)7 5001-1-200510020081822030
– Nadere onderzoeken in eigen beheer60 0001-1-20051 10020087502030
– Saneringen in stedelijk gebied (uitgaven overheid)3 0001-1-20055020087282030
– Saneringen in landelijk gebied (uitgaven overheid)3 0001-1-20053020082162030
– Saneringen in eigen beheer54 0001-1-20051 00020087212030

Opgave RIVM/Bodem+ (19-02-2009)

Toelichting

Het hoger aantal Oriënterende onderzoeken dan gepland is het gevolg van de systematische aanpak van het onderzoek naar spoedlocaties op basis van het Landsdekkend beeld bodemverontreiniging (project Focus). Bij het aantal Oriënterende onderzoeken in stedelijk gebied is de veel hogere realisatie ten opzichte van de onderzoeken in landelijk gebied het gevolg van de grotere dynamiek in het stedelijk gebied. Daarnaast is het aantal gerealiseerde saneringen groter dan begroot omdat er relatief meer eenvoudige (lees: goedkopere) saneringen zijn uitgevoerd. In die zin werpt het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) vruchten af. Beide effecten traden ook vorig jaar op en hebben geleid tot een doorstroming van hogere aantallen locaties in het traject van onderzoek en sanering. Het streven naar een relatief hogere bijdrage van saneringen in eigen beheer is landelijk gezien niet gerealiseerd, maar wel op deelgebieden, zoals bedrijventerreinen.

Prestaties 2008 voor bodemsanering
In 2008 maakt de minister, op basis van de inventarisatie door provincies en gemeenten van locaties met bodemverontreiniging, waar met het oog op gezondheidsrisico’s maatregelen genomen moeten worden, afspraken met de provincies en gemeenten over welke maatregelen zullen worden getroffenGerealiseerdOp 21 mei 2008 heeft de minister samen met IPO, VNG en UvW een intentieverklaring ondertekend, waarin het voornemen is opgenomen om voor de spoedeisende locaties met gevaar voor de volksgezondheid per 2010 de inventarisatie te hebben voltooid alsmede sanerings- en/of beheersingsmaatregelen te hebben getroffen, dan wel duidelijk te hebben welke maatregelen gaan worden getroffen. Deze afspraken worden vastgelegd in een convenant dat in maart 2009 wordt ondertekend. Dit zijn de afspraken voor de periode 2010–2015.
  
Voor het nemen van definitieve maatregelen (daadwerkelijk saneren) ligt tot 2015 de prioriteit bij situaties waar sprake is van gezondheidsrisico’s en bij herstructurering binnen stedelijk gebiedGerealiseerdAfspraken over de doelen maken zowel deel uit van de artikelen in de intentieverklaring als in het concept convenant.
  
De aanpak van bodemverontreiniging wordt zo veel mogelijk gecombineerd met andere werkzaamheden in het kader van de verbetering van de leefomgevingGerealiseerdMet de andere overheden is de afspraak gemaakt dat het bodemsaneringsbeleid (uitgezonderd spoedlocaties) deel gaat uitmaken van een beleid voor de ordening en het gebruik van de ondergrond, waarbij vanuit efficiencydoelstellingen en duurzaamheidsdoelstellingen de beleidsterreinen bodemsanering, duurzame energie (uit de bodem), waterbeleid, klimaatbeleid en ondergronds bouwen bij elkaar worden gebracht en op elkaar worden afgestemd.

Beleidsconclusie

Er is bestuurlijk overeenstemming over het bereiken van de doelstellingen. Het kabinet informeert de Tweede Kamer met de midtermreview over de voortgang en het bereiken van de doelstellingen voor spoedlocaties in 2015.

5. Proactief opereren in de internationale arena

De inspanningen voor deze VROM-prioriteit dragen bij aan de realisatie van de door het kabinet Balkenende IV in het beleidsprogramma 2007–2011 «Samen werken, samen leven» gestelde doelstelling 1.5 «Op kop voor een ambitieus internationaal milieubeleid», en meer in het bijzonder aan de realisatie van de daarbinnen in prioriteit 8 «Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 2012» geformuleerde doelen.

Beoogd doel in periode 2007–2011

Het kabinet wil dat Nederland in de strijd tegen wereldwijde milieuproblemen, zoals klimaatverandering en biodiversiteitverlies, een voortrekkersrol speelt. We willen andere landen, zoals de VS, China, Brazilië en India, ervan overtuigen dat gezamenlijk optreden nodig is voor de periode na 2012, wanneer het Kyoto-protocol afloopt. Nieuwe doelstellingen zijn nodig. Om zo’n brede coalitie te smeden, is een actief internationaal optreden van de Europese Unie vereist. Nederland zal nadrukkelijk bijdragen aan deze klimaatdiplomatie met het ambitieuze streven CO2 met 30 procent te verminderen. Ook geven we steun aan ontwikkelingslanden om hen toegang tot (duurzame) energie te leveren.

Om afwenteling van onze milieuproblemen op andere landen te voorkomen, moeten we wereldwijd verantwoord omgaan met biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Behoud van biodiversiteit vereist een effectieve wereldwijde bescherming van waardevolle gebieden en realisatie van ecologische netwerken. Wat aan de natuur wordt onttrokken, moet worden gecompenseerd.

In de context van genoemde prioriteit 8 van het beleidsprogramma van het kabinet heeft VROM in de Beleidsagenda 2008 doelen gesteld op vier centrale thema’s:

1. Versterkte inzet op klimaat:

• bijdragen aan het tot stand komen van een ambitieus Europees energie- en klimaatplan voor na Kyoto;

• bijdragen aan nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelen, in 2009 vast te stellen in Kopenhagen;

2. Versterkte inzet op biodiversiteit en duurzame producten:

• bijdragen voor het keren van biodiversiteitverlies;

• het opzetten van een wetenschappelijk panel inzake natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit;

• lobbyen voor meer internationale consensus over duurzaamheidcriteria voor productketens (waaronder biobrandstoffen);

• in een aantal landen demonstratieprojecten opzetten voor verduurzaming van biomassaproductie;

3. Verbetering internationale naleving en handhaving van regels:

• bijdragen aan de verbetering van de naleving van internationale milieuovereenkomsten, inclusief de EU-milieuregelgeving;

• het stimuleren van gecoördineerde handhavingacties in de EU;

4. Verbetering van het proces richting Europa:

• verhoging van de effectiviteit van de voorbereiding van Europees beleid in Den Haag (professionalisering dossierteams).

Doelbereik 2008

1. Versterkte inzet op klimaat

In 2008 was Nederland zeer actief in de onderhandelingen over internationaal klimaatbeleid in de verschillende Europese en internationale/multilaterale/VN gremia. De bijdrage van Nederland is in 2008 in verschillende gremia geleverd. De belangrijkste hiervan waren vier formele onderhandelingsrondes onder auspiciën van de VN, met als belangrijkste de bijeenkomst in Poznan in december, en een aantal informele bijeenkomsten op ministerieel niveau, waaronder in El Calafate (Argentinië) en Warschau. Het belangrijkste doel van de VN-klimaatconferentie in Poznan – de omslag naar werkelijke onderhandelingen in het kader van het Bali Actieplan – is bereikt. Er is in Poznan afgesproken dat een onderhandelingstekst wordt samengesteld die de basis vormt voor de onderhandelingen van een akkoord in december 2009 in Kopenhagen. Poznan zag ook een voorzichtige toenadering tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden ten aanzien van het aanpakken van emissies. Meer gevorderde ontwikkelingslanden lijken te aanvaarden dat de ontwikkeling van hun emissies substantieel zal moeten afwijken van business-as-usual en ontwikkelde landen worden steeds explicieter over lange en middellange termijndoelstellingen.

De inspanning van Nederland in de EU en in multilateraal verband, om als speerpunt van onze inzet de internationale financiële architectuur van klimaatbeleid te versterken en om de uitgangspunten van effectiviteit, eerlijkheid en efficiëntie op te nemen en uit te werken, heeft in Poznan zijn vruchten geworpen. Deze principes zijn internationaal omarmd en worden het komende jaar uitgewerkt. Daarnaast is in Poznan inhoudelijke voortgang geboekt op belangrijke terreinen als het voorkomen van emissies door ontbossing, technologieontwikkeling en -overdracht en adaptatie aan klimaatverandering. Ook de doelstelling om bij voorkeur eind 2008 overeenstemming te bereiken tussen de Europese Raad en het Europees Parlement over het EU-klimaat- en energiepakket is gehaald. Met de overeenstemming over dit pakket heeft de EU invulling gegeven aan de ambitie om de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met 20% te verminderen en om een aandeel van 20% hernieuwbare energie te bereiken. In het bereikte compromis zijn twee voor Nederland belangrijke uitgangspunten gerealiseerd: het eerder gestelde ambitieniveau voor kwantitatieve emissiereducties is volledig overeind gebleven, en de systematiek van het Commissievoorstel is gehandhaafd. In het pakket is ook de ambitie van Europa vastgelegd om bij een goed internationaal akkoord in Kopenhagen eind 2009 naar 30% emissiereductie te gaan. Hiermee bevestigt de EU haar voortrekkersrol in het internationale klimaatbeleid.

2. Versterkte inzet op biodiversiteit en duurzame producten (waaronder biobrandstoffen)

a. Biodiversiteit:

In april 2002 hebben de partijen van de VN Biodiversiteitconventie zich ten doel gesteld om in 2010 het tempo van mondiaal verlies aan biodiversiteit significant te hebben teruggebracht. Belangrijke ecosysteemdiensten die we aan biodiversiteit ontlenen kunnen worden gezien als «commons» of als publieke goederen. In internationaal perspectief betekent dit veelal dat de kosten voor behoud en beheer van deze diensten in een ander land moeten worden gemaakt. Het is onzeker of het tempo van mondiaal biodiversiteitsverlies in 2010 significant zal zijn teruggebracht. Nederland heeft in 2008 intensief bijgedragen aan de beleidsontwikkeling op het terrein van internationaal betalen voor biodiversiteit en ecosysteemdiensten. VROM is trekker van het thema «Betalen voor Biodiversiteit» in het interdepartementale beleidsprogramma Biodiversiteit.

VROM participeerde in 2008 in het door UNEP opgerichte Natuurlijke Hulpbronnen Panel. Het Panel heeft een werkprogramma opgesteld met twee hoofdelementen: de ontwikkeling van een visie op de hoofdlijnen van een duurzaam beheer van biodiversiteit, en van een specifieke visie op het gebruik van onder meer biomassa en strategische metalen. VROM draagt bij aan de activiteiten van het panel, met name dat daarin de noodzaak van een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen geloofwaardig en aansprekend wordt gemotiveerd. VROM heeft in het Panel het initiatief genomen voor het samenstellen van een overzicht van de bestaande kennis over ons huidige gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de consequenties. Daarnaast probeert het Panel een systematiek te ontwikkelen waarmee prioritaire natuurlijke hulpbronnen kunnen worden geïdentificeerd. De VROM inbreng is met name gericht op het evenwichtig meewegen van de gevolgen voor biodiversiteit en vernieuwbare hulpbronnen bij het gebruik van biomassa.

b. Duurzame producten:

In 2008 heeft de Europese Commissie het Europese Actieprogramma Duurzame Productie- en Duurzame Consumptie/ Duurzaam Industriebeleid gepubliceerd. De ministers van VROM en EZ hebben in de consultatiefase de Nederlandse visie actief ingebracht, in het bijzonder door – met succes – het belang te benadrukken van het bevorderen van de koplopers en het versterken van de richtlijn eco-design. De kern van het actieprogramma is stimulering van een energie- en milieuefficiëntere productie (aanbodzijde) en bewustmaking van een energie- en milieuvriendelijkere consumptie (vraagzijde). Het vaststellen van Europese standaarden voor producten en het stimuleren van innovatie dient ertoe dat energiegebruikende en energiegerelateerde producten gedurende hun hele levenscyclus energie- en milieuefficiënter worden. Verder zal duurzaam aanbesteden en eco-labeling bijdragen aan stimulering van betere producten en productietechnologieën en de consument ondersteunen een milieubewuste keuze te maken bij de aanschaf van producten. De samenhang tussen deze verschillende beleidsinstrumenten en de mogelijkheid van benchmarks maakt het mogelijk om pro-actief op de ontwikkelingen in de markt in te spelen. Nederland heeft zich in deze context in 2008 in de EU met succes hard gemaakt voor een versnelde uitfasering van gloeilampen: gloeilampen zullen in plaats van in 2015 al vanaf 2012 worden verboden. Het verbod wordt geleidelijk ingevoerd. De milieucommissie van het Europees Parlement heeft inmiddels in februari 2009 ingestemd met het verbod.

c. Biobrandstoffen:

In 2008 is in Europees kader een aantal stappen gezet die een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van duurzame productie en gebruik van biobrandstoffen. Het toetsingskader van de Commissie Cramer is hierbij overal als uitgangspunt genomen. Het gaat om de volgende stappen:

Richtlijn Hernieuwbare Energie: het feit dat op Europees niveau overeenstemming is bereikt over duurzaamheidcriteria voor de inzet van biobrandstoffen is een belangrijke mijlpaal. Nederland heeft met succes ingezet op het opnemen van alle zogenoemde Cramercriteria in de Richtlijn. Daarmee voorziet de Richtlijn in een breed scala aan duurzaamheidseisen, deels in de vorm van bindende criteria (zoals CO2-prestatie, behoud van biodiversiteit en koolstofvoorraden) en deels in de vorm van rapportageverplichtingen (onder andere over milieueffecten, effect op voedselprijzen en over landgebruiksrechten);

Richtlijn Brandstofkwaliteit: Nederland heeft zich met succes ingezet om in de richtlijn de doelstelling op te nemen van een CO2-emissiereductie van 6–10% over de hele brandstofketen. Dit doel kan onder andere gerealiseerd worden door de inzet van biobrandstoffen, mits er wordt voldaan aan de in de Richtlijn Hernieuwbare Energie gestelde duurzaamheidcriteria. Verder is in lijn met de Nederlandse inzet in de Richtlijn Brandstofkwaliteit de maximaal mogelijke ruimte gecreëerd voor bijmenging;

Europese Centre Europeén de Normalisation (CEN) norm: een belangrijke stap voor de implementatie van de duurzaamheidcriteria voor de inzet van biobrandstoffen is het uitwerken van certificeerbare indicatoren met een onafhankelijke normalisatieprocedure. Het Nederlands Centrum van Normalisatie (NEN) heeft in het afgelopen jaar, met ondersteuning vanuit VROM, in Europees kader de procedure in gang gezet voor de ontwikkeling van de Europese CEN norm «CEN/TC 383 Sustainable criteria for biomass»;

Bilaterale verdragen: naast een bijdrage aan bovenstaande Europese ontwikkelingen heeft Nederland stappen gezet op het mondiale speelveld, met het sluiten van bilaterale overeenkomsten. Met Brazilië en Indonesië zijn respectievelijk een Memorandum of Understanding (MoU) en een Letter of Intent (LoI) getekend met als doel de productie van biomassa voor energiedoeleinden in deze twee belangrijke producentenlanden te verduurzamen. Met Maleisië is Nederland een vijfjarig onderzoeksprogramma begonnen dat gericht is op het in kaart brengen van de CO2-balans en de indirecte effecten van palmolieproductie op veengronden. Tenslotte heeft Nederland een actieve bijdrage geleverd het Global Bio-Energy Partnership (GBEP) waarin wordt onderhandeld over een set internationale duurzaamheidcriteria voor de productie van biobrandstoffen en een checklist voor het bepalen van de CO2-balans.

3. Verbetering internationale naleving en handhaving van regels

De VROM Inspectie zette zich in 2008 in voor betere naleving van internationale milieubepalingen. In januari 2008 is begonnen met een meerjarig programma «Versterking Internationale Milieuhandhaving». Het programma wil op het gebied van milieuhandhaving nieuwe ontwikkelingen initiëren, bestaande activiteiten uitbreiden en door middel van een high-level-inzet in internationale netwerken en bilaterale contacten commitment en daadkracht vergroten. Er wordt samengewerkt met autoriteiten in binnen- en buitenland, met internationale organisaties zoals Interpol en Europol, diverse niet-gouvermentale organisaties (NGO’s), brancheorganisaties en de Europese Commissie. Op Europees, mondiaal en bilateraal niveau zijn activiteiten ontplooid met als doel een betere naleving en een gelijk speelveld. Voorbeelden van de uitgevoerde activiteiten zijn: intensivering van de activiteiten van de onafhankelijke Europese milieuhandhavingsvereniging (Implementation and Enforcement of Environmental Law, IMPEL) en de oprichting van een wereldwijd zeehavennetwerk (International Network on Environmental Compliance and Enforcement, INECE Seaport Environmental Security Network). Er is een aantal overeenkomsten gesloten en samenwerkingsprojecten gestart op het gebied van milieuhandhaving met prioritaire landen zoals China, Ghana, het Verenigd Koninkrijk, Georgië, Portugal en Bulgarije. Ook heeft de VROM Inspectie diverse internationale handhavingsacties georganiseerd en praktische informatie met collega’s in het buitenland gedeeld teneinde de milieuhandhaving en naleving af te stemmen en te verbeteren.

Wat internationale milieuverdragen betreft heeft VROM in 2008 bereikt dat twee Nederlanders zitting kregen in zogenoemde nalevingscomités (gremia die de naleving bij internationale verdragen controleren en zonodig maatregelen nemen). Het gaat om de comités bij het Verdrag van Aarhus (over toegang tot informatie, inspraak en de rechter in milieuaangelegenheden) en het Bioveiligheidsprotocol (Cartagena-protocol).

4. Verbetering van het proces richting Europa

VROM is in 2008 gestart met het project «professionalisering dossierteams». Het project verbetert de Nederlandse inbreng in de beleidsontwikkeling van dossiers op het terrein van VROM en WWI in Brussel door de zogenoemde dossierteams (de ambtelijke overleggremia over Europese beleidsonderwerpen in Den Haag) eerder, effectiever en beter onderbouwd te laten opereren. Het gaat om tijdige beoordeling (quick scan) van met name milieueffecten, ruimtelijke effecten, juridische effecten en uitvoerings- en handhavingseffecten van voorgenomen EU-maatregelen. Indien de resultaten van de quick scan een verdere en meer diepgaande beoordeling rechtvaardigen, wordt een impact assessment of soms een maatschappelijke kosten-baten-analyse (MKBA) toegepast. Doel van de assessmentis tweeërlei: enerzijds het nationale belang inzichtelijker maken, anderzijds de effectbeoordeling inzetten bij onderhandelingen in Brussel. Vooralsnog is gestart met deze aanpak bij de beleidsontwikkeling voor door het kabinet aangewezen prioritaire dossiers die gezien de te verwachten politieke, financiële of strategische gevolgen van groot belang zijn voor Nederland.

Begrotingsprestaties 2008 voor proactief opereren in de internationale milieuarena
Bijdragen aan een ambitieus Europees energie- en klimaatplan voor de post-Kyoto periodeGerealiseerdEind december 2008 is overeenstemming bereikt over een EU-pakket (Europese Commissie, Europese Raad, Europarlement); de beleids-inspanningen lopen door in 2009.
  
Bijdragen aan nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelen, in 2009 vast te stellen in KopenhagenGerealiseerdIn december 2008 is in Poznan belangrijke voortgang geboekt op weg naar het nemen van besluiten in Kopenhagen eind 2009; de beleids-inspanningen lopen door in 2009.
  
Uitfasering gloeilampen, als onderdeel van implementatie richtlijn EcodesignGerealiseerdNederland heeft zich in de EU hard gemaakt voor een versnelde uitfasering van gloeilampen. In plaats van 2015 worden gloeilampen al vanaf 2012 verboden; het verbod wordt geleidelijk ingevoerd. Ook de milieucommissie van het Europees Parlement heeft inmiddels ingestemd met het verbod.
  
Bijdragen aan het keren van biodiversiteitsverliesGerealiseerdNederland heeft in 2008 intensief bijgedragen aan de beleidsontwikkeling op het terrein van internationaal betalen voor biodiversiteit en ecosysteemdiensten. VROM is trekker van het thema «Betalen voor Biodiversiteit» in het interdepartementale beleidsprogramma Biodiversiteit.
  
Het opzetten van een wetenschappe- lijk panel inzake natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteitGerealiseerdVROM participeert in het UNEP-panel Natuurlijke Hulpbronnen.
  
Lobbyen voor meer internationale consensus over duurzaamheidcriteria voor productketens (waaronder biobrandstoffen)GerealiseerdVROM heeft bijgedragen aan de in het najaar 2008 gepubliceerde Europese Actieprogramma Duurzame Productie en Consumptie/ Duurzaam Industriebeleid. De Raad (EU) heeft het Actieprogramma in december onderschreven.Het toetsingskader van de Commissie Cramer voor duurzame productie en gebruik van biobrandstoffen is als uitgangspunt gekozen voor de in 2008 gepubliceerde Europese Richtlijnen voor Hernieuwbare Energie, Brandstofkwaliteit en in de Europese CEN norm.Nederland (VROM) heeft actief bijgedragen aan de het Global Bio-Energy Partnership.
  
In een aantal landen demonstratieprojecten opzetten voor verduurzaming van biomassaproductieGerealiseerdNederland heeft bilaterale overeenkomsten gesloten met Brazilië en Indonesië; met Maleisië is een vijfjarig onderzoeksprogramma gestart.In Mozambique zijn demonstratieprojecten opgezet, onder andere gericht op het identificeren van sociaal-economische en milieueffecten van de productie van biobrandstoffen.
  
Bijdragen aan de verbetering van de naleving van internationale milieuovereenkomsten, inclusief de EU- milieuregelgevingGerealiseerdTwee Nederlanders hebben zitting genomen in de nalevingscomités van het Verdrag van Aarhus respectievelijk en van het Bioveiligheidsprotocol (Cartagenaprotocol).In 2008 is het internationale project Versterking Internationale Milieuhandhaving begonnen.In 2008 zijn samenwerkingsprojecten gestart met China, Ghana, Verenigd Koninkrijk, Georgië, Polen en Bulgarije.De beleidsinspanningen lopen door in 2009.
  
Het stimuleren van gecoördineerde handhavingsacties in de EUGerealiseerdIn 2008 is op initiatief van VROM het werk van de Europese milieu-handhavingsvereniging (IMPEL) geïntensiveerd, onder andere door het starten van samenwerkingsprojecten met het Verenigd Koninkrijk en Portugal. De beleidsinspanningen lopen door in 2009.
  
Verhoging van de effectiviteit van de voorbereiding van Europees beleid in Den Haag (professionalisering dossierteams)GerealiseerdIn 2008 is het project professionalisering dossierteams gestart; de beleidsinspanningen lopen door in 2009.

Beleidsconclusie

In 2008 is een aantal belangrijke stappen gezet op weg naar de realisatie van de ambities van het kabinet voor het opereren in de internationale milieubeleidsarena. Mede op basis van de voortgang in de beleidsontwikkeling in de eerste maanden van 2009, wordt met vertrouwen uitgekeken naar het bereiken van de voor het einde van de kabinetsperiode gestelde doelen. Hard werken blijft het devies voor de komende jaren.

6. Minder regeldruk

Draagt bij aan realisatie kabinetsprioriteit 16 (Minder regels, minder instrumenten, minder loketten) en kabinetsprioriteit 69 (Het oplossen van de 10 meest gevoelde knelpunten bij administratieve lasten).

Minder regeldruk bij VROM gaat over de merkbare vermindering van regeldruk voor bedrijven, burgers en andere overheden. Hierbij is het begrip regeldruk een stuk breder dan administratieve lasten en de hoeveelheid regels. Verbetering van de uitvoering, het terugdringen van de toezichtlasten, de inzet van ICT, het verminderen van de nalevingkosten en het oplossen van problemen bij de uitvoering zijn eveneens belangrijk.

Minder regeldruk kent 3 thema’s:

1. slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten;

2. kwaliteitsimpuls vergunningverlening en toezicht;

3. project Vermindering Toezichtslasten VROM-Inspectie.

Thema 1: Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten (SBM)

Beoogd doel in periode 2007–2011

Het Meerjarenprogramma modernisering VROM-regelgeving (periode 2003–2007) beoogde de wet- en regelgeving van VROM te verminderen, te vereenvoudigen en de effectiviteit ervan te verhogen. Op 17 april 2008 is dit programma met een brief (Kamerstukken II, 2007–2008, 29 383, nr. 102) aan de Tweede Kamer afgesloten. Nog lopende projecten zijn ondergebracht in het nieuwe programma Slimmere regels, betere uitvoering en minder lasten (SBM). De scope van het programma SBM is breder dan het programma Modernisering VROM-regelgeving. Laatstgenoemd programma was vooral gericht op het terugdringen van het aantal regelingen en het reduceren van administratieve lasten. In 2008 is met het Werkprogramma Regeldruk 2008–2011, dat op 5 november 2008 aangeboden is aan de Tweede Kamer, een nieuwe impuls gegeven aan het verminderen van de regeldruk als gevolg van VROM/WWI-regelgeving (Kamerstukken II, 2008–2009, 29 383, nr. 117). De belangrijkste doelen voor de periode 2007–2011 zijn:

• de administratieve lasten voor bedrijven zijn per eind 2011 met minstens 25% verminderd en de administratieve lasten voor burgers zijn per eind 2011 44,2% in uren (1 158 927) en 32,1% in geld (€ 36 576 655) verminderd;

• in 2011 is het aantal vergunningen voor burgers en bedrijven met 30% verminderd en is voor drie vergunningstelsels het systeem van Lex Silencio ingevoerd;

• de door overheden, burgers en bedrijven aangedragen knelpunten en irritaties worden beoordeeld en van een adequate reactie of actie voorzien. De Gemengde Commissie Regeldruk VROM vervult hierin een adviserende rol. De doelstelling van VROM en WWI is om 50% van de irritaties/knelpunten binnen 6 maanden, 90% binnen 12 maanden en 100% binnen 18 maanden aan te pakken, en zo mogelijk op te lossen.

Doelbereik 2008

Eind 2008 heeft VROM/WWI de administratieve lasten voor bedrijven met 20,6% verminderd. Dit is een reductie van € 250 mln ten opzichte van de nulmeting per 1 maart 2007. De administratieve lasten voor burgers zijn in 2008 gestegen met 2,2% in uren (57 000) en 23,6% in geld (€ 26 822 000). Dit is veroorzaakt door de inwerkingtreding van het Besluit Energieprestatie gebouwen (Europese implementatie van de energielabel gebouwen). De totale administratieve lastenreductie voor burgers per eind 2008 is, ten opzichte van de nulmeting per 31 december 2002, 43,8% in uren (1 148 327) en 21,8% in geld (€ 24 876 655).

Met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit per 1 januari 2008 is veel geld bespaard (€ 198,7 mln/jaar1 aan administratieve lasten). Het aantal milieuvergunningen is met 37 000 verminderd.

Door de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening en het Besluit op de ruimtelijke ordening wordt voorzien in een efficiëntere besluitvorming en verkorting van de procedures voor het bestemmingsplan. De wijzigingen besparen € 23,3 mln.

Op verschillende andere terreinen, zoals het Besluit bodemkwaliteit (per 1 januari 2008 circa € 15 mln/jaar besparing op inhoudelijke nalevingskosten) en de Omgevingsvergunning, worden de vereenvoudigingen afgerond die in gang zijn gezet onder het Meerjarenprogramma 2002–2007.

Met fase 1 van het Gebruiksbesluit (1 november 2008 in werking getreden) zijn de voorschriften brandveilig gebruik uit de bouwverordeningen van gemeenten overgeheveld naar landelijke regelgeving. Daarmee komt er een eind aan onnodig lokale verschillen en besparen bedrijven € 26,3 miljoen administratieve lasten en € 6,4 miljoen aan verschuldigde leges.

Begin januari 2008 is een circulaire gestuurd aan B&W van gemeenten en Gedeputeerde Staten van de provincies over de exploitatiefase van de milieuvergunning. In de circulaire zijn tien onderwerpen aangereikt waarbij het bevoegd gezag bij nieuwe vergunningen of een voorgenomen wijziging kan bijdragen aan de realisatie van een lastenreductie voor vergunning-plichtige ondernemers. In 2008 bespaarde dit € 5 mln, dit loopt de komende jaren op tot € 35 mln per jaar.

Prestaties 2008 voor programma SBM
Parlementaire behandeling van wetsvoorstel Algemene bepalingen omge- vingsrecht (Wabo, omgevingsvergun- ning) met bijbehorende uitvoeringsbesluiten en, na goedkeuring, publicatie en eerste stappen implementatieNiet gerealiseerdDe Wabo is op 4 november 2008 in de Eerste Kamer aangenomen (Stb. 2008, 496). De volgende stap is een invoeringswet en een uit- en invoeringsbesluit om invoering van het wetsvoorstel op de richtdatum van 1 januari 2010 mogelijk te maken. Het halen van de richtdatum is onder meer afhankelijk van de voortgang van parlementaire behandeling van het wetsvoorstel en het besluit (voorhang).
  
Cosmetica Voorbij: de doorlichting van twee afgebakende domeinen en het bepalen van een aantal beleidsterreinen die kunnen worden doorgelicht. Het doel is om in beeld te brengen waar vermindering van de regeldruk en administratieve lasten nog meer mogelijk isGerealiseerdDe regelgeving op het gebied van warmte/koude-opslag en financiële zekerheid bij milieumaatregelen is doorgelicht. Nieuwe beleidsterreinen voor een fundamentele doorlichting in 2009–2010 zijn gevonden in de vorm van het doorlichten van meet-, keurings-, registratie- en rapportageverplichtingen.

Beleidsconclusie

VROM ligt op schema voor het behalen van de kabinetsdoelstelling van het verminderden van de regeldruk van burgers en bedrijven, waaronder de administratieve lastenvermindering voor bedrijven met minstens 25%. Naast het staande en in gang gezette beleid, zijn geen aanvullende maatregelen nodig.

Thema 2: Kwaliteitsimpuls vergunningverlening en toezicht

Beoogd doel in periode 2007–2011

Doelstelling is dat binnen deze kabinetsperiode de organisaties die zijn belast met vergunningverlening en toezicht, over voldoende kritische massa beschikken om hun taken op een adequate wijze uit te voeren. Regionale bundeling van expertise wordt overwogen.

Doelbereik 2008

In 2008 heeft de VROM-Inspectie (VI) de systematische onderzoeken bij gemeenten en provincies naar de uitvoering van VROM-regelgeving afgerond. Daaruit bleek dat er met name bij gemeenten nog veel moet verbeteren. In het Algemeen Overleg met de Tweede Kamercommissie op 23 januari 2008 heeft de minister met de Strategische Uitvoeringsnotitie Handhaving aangekondigd een commissie van deskundigen (Commissie Mans) te belasten met een onderzoek naar de toekomstbestendigheid van het handhavingsstelsel van VROM-regels.

De commissie Mans heeft zich voornamelijk gericht op de kwaliteit van toezicht en handhaving bij bedrijven. De gemeente- en provincieonderzoeken van de VI tonen aan dat zeker op de terreinen Ruimtelijke Ordening en Bouwen een verbeterslag nodig is, zowel in toezicht als uitvoering. Voor de milieuhandhaving heeft het Besluit kwaliteitseisen milieuhandhaving (Professionalisering) voor enige verbetering gezorgd. Dit bleek uit de voortgangsrapportages van de provincies over de gemeenten aan de VROM-Inspectie. De komst van de Wabo zorgt voor enige verbreding naar ruimte en bouwen terreinen en een verdieping naar vergunningverlening en uitvoering.

In het kader van de Wabo heeft de minister VNG en IPO gevraagd te komen met een visie op de mogelijke verbetering van de kwaliteit van de uitvoering. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsimpuls die is gestart met de ontwikkeling van milieumaatlatten door VROM, is hiermee voor een deel terecht gekomen bij IPO en VNG die de kwaliteitscriteria zullen verbreden en verdiepen.

Prestaties 2008 voor de kwaliteitsimpuls
Parlementaire behandeling Strategische uitvoeringsnotitie HandhavingGerealiseerdBesproken in AO Handhaving van 23 januari 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 29 383, nr. 83). De notitie is aangenomen en besloten is een commissie (Mans) te vragen om te adviseren over een toekomst-bestendig handhavingsstelsel.
  
Parlementaire behandeling kabinetsreactie op advies commissie MansGerealiseerdHet advies van de commissie Mans is op 23 juli 2008 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2007–2008, 22 343, nr. 201). Op 6 november 2008 is een brief met de kabinetsreactie op advies Mans en eindbeeld Wabo naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2008–2009, 22 343, nr. 215). In het AO Handhavingstructuur op 3 december 2008 is het kabinetsstandpunt besproken. IPO, VNG en UvW is gevraagd te komen met een visie op de kwaliteitsverbetering van de uitvoering.
  
Aanbieding aan Tweede Kamer van Landelijke eindrapportage VROM-brede gemeente-onderzoeken en Landelijke rapportage provincie-onderzoekenGerealiseerdAanbiedingsbrief van 13 oktober 2008 (Kamerstukken II, 2008–2009, 29 383, nr. 115). Behandeld op het AO Handhavingstructuur van 3 december 2008. Er waren geen vragen van de Tweede Kamer bij de rapportages.

Beleidsconclusie

De doelen voor 2008 zijn bereikt. Het beleid wordt in 2009 gecontinueerd, er worden geen (beleids)intensiveringen voorzien.

Thema 3: Vermindering toezichtslasten

Beoogd doel in periode 2007–2011

Het kabinet zet in op de vermindering van de toezichtslast voor bedrijven en overheden en het verhogen van de doelmatigheid van toezicht. Om dat doel te bereiken is het programma Vernieuwing Toezicht (VT) opgezet. Een belangrijk principe bij de uitvoering van dit programma is dat de toezichtlast voor bedrijven wordt verminderd in kwalitatieve zin en in kwantitatieve zin.

Doelbereik 2008

Vanuit het bedrijfsleven is aangegeven dat er in de domeinen vooral behoefte is aan kwaliteitsverbetering van het toezicht. Onder die algemene noemer vallen zowel incidentele verbeteringen als vernieuwingen die structureel ingebed gaan worden bij de rijksinspecties.

Belangrijk aandachtspunt bij het verwezenlijken van de vermindering van de toezichtslast in kwantitatieve en kwalitatieve zin is de medewerking van de provincies daarbij. Met het realiseren van coördinatiepunten en de intentieverklaring is hiermee een grote stap gezet.

Prestaties 2008 voor Vermindering toezichtslasten
Samenwerking toezichthoudersGerealiseerd• Gestreefd is naar één coördinatiepunt bij de overheid voor ieder groot chemiebedrijf. In de provincie Zuid-Holland is dit gerealiseerd.• Intentieverlaring van de belangrijkste handhavingspartners (VI, Arbeidsinspectie, Unie van Waterschappen, provincies, Voedsel- en Waren Autoriteit, Inspectie Verkeer en Waterstaat, Nederlandse Emissieautoriteit en Rijkswaterstaat).• Tussen Arbeidsinspectie, Voedsel- en Waren Autoriteit en VROM-Inspectie zijn afspraken gemaakt over het voor elkaar controleren van taken in de context van EU-REACH regelgeving (Registratie, Evaluatie en Autorisatie CHemische stoffen).• Nucleaire industrie: De front office Petten geeft vorm aan de samenwerking tussen toezichthouders (onder coördinatie van betrokken milieudienst).• Buisleidingen: Het toezichtsarrangement voor dit domein is gereed en voorziet in samenwerking tussen met de toezichthouders en de toepassing van systeemtoezicht.• Voor de domeinen afval, chemie en buisleidingexploitanten zijn in 2008 eindbeelden opgesteld die richting geven aan de activiteiten vanaf 2009.
  
Uitvoeren van pilotsGerealiseerd• Uitvoering van diverse pilots bij grote bedrijven (Thermphos, Akzo, Chemelot, Essent, VAR, ATM, Twence), waarin aandacht voor systeemtoezicht, uitwisseling van kennis en informatie, (signaal)toezicht door de betrokken toezichthoudende instanties, uitvoeren risicoanalyses, opstellen van toezichtsplannen, ICT voorzieningen etc.• Voor het Limburgse bedrijventerrein Chemelot (54 chemische bedrijven) stemmen de toezichthouders hun werkzaamheden onderling af. Het inspectieloket wordt bemenst door de provincie en zorgt voor coördinatie met de Arbeidsinspectie (AI), VI, de gemeente en het waterschap. De toezichtlast is 16% gedaald.
  
Risicogericht toezicht, systeemtoezicht, deskundigheid toezichthoudersGerealiseerd• Analyse van kansen en knelpunten.• Afwegingskader voor toezichthouders.• Groeimodel voor de inzet van systeemtoezicht afhankelijk van de mate waarin een bedrijf de regelgeving zelf bewaakt.• Checklist op internet waarmee bedrijven zelf kunnen nagaan in hoeverre hun eigen kwaliteitsbewaking geschikt is als basis voor systeemtoezicht.
  
Interbestuurlijk toezichtGerealiseerdDe VI stopt met de uitvoering van systematische onderzoeken naar de uitvoering bij gemeenten en provincies.

Beleidsconclusie

In 2008 zijn de doelstellingen gerealiseerd.

B. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2008

Nr.OmschrijvingNr. Beleids-artikelFinancieel belang (x € 1 000)Relevante Beleidsnota’s
Pijler 1: Een actieve internationale en Europese rol
8Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 20127* 
Pijler 2: Een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie
16Minder regels, minder instrumenten, minder loketten91 465** 
ProjectUrgentieprogramma Randstad2  
Pijler 3: Een duurzame leefomgeving
21De overheid wil uiterlijk in 2010 duurzaamheid als zwaarwegend criterium meenemen in al haar aankopen71 780 
22Het stimuleren van duurzame consumptie en productie3 t/m 7  
23Het bevorderen van een tijdig en op de vraag afgestemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfs- locaties en 80 000 tot 100 000 nieuwe woningen per jaar2914 
24In 2011 moeten Nederlanders meer tevreden zijn over het landschap, zijn groene gebieden gerealiseerd, is het platteland vitaler en dynamischer en wordt geïnvesteerd in natuurgebieden2555 
26Klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen, inclusief locatiekeuzes. Meer ruimte voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur)84 336 
29Het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis1 en 25 641Nota Ruimte
Project Schoon & ZuinigDe doelstellingen van Schoon en Zuinig zijn:• Verhogen aandeel hernieuwbare energiebronnen gaat van 2 à 3% in 2007 naar 20% in 2020;• Het energiebesparingspercentage gaat na verloop van tijd van 1% naar 2% per jaar;• Een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990. De broeikasgassen omvat- ten zowel CO2 die bij de verbranding van fossiele brandstoffen vrijkomt, alsook de overige broeikasgassen zoals lachgas en methaan.3142 

* Aan het realiseren van dit kabinetsdoel hebben 17 medewerkers van VROM gewerkt.

** Naast het bedrag van € 1 465 000 is er een bedrag van € 15 000 000 overgedragen aan het Gemeentefonds als bijdrage van VROM aan de WABO-kosten.

BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging

1.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging(x € 1 000)
 Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen:27 2921 1448 48812 53618 10311 2246 879
Uitgaven:10 01615 21814 70619 77219 43421 817– 2 383
Programma:10 01615 21814 70619 77219 43421 817– 2 383
 Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren:10 01615 21814 70619 77219 43421 817– 2 383
  FES projecten2 0686 9405 8079 20010 54113 026– 2 485
  Monitoring Nota Ruimte4481 3029311 0571 3031 347– 44
  Subsidies algemeen8579361 3268911 083769314
  Overige instrumenten algemeen4 1783 2174 2636 1354 0923 161931
  Interreg2 4652 8232 3792 4892 4153 514– 1 099
Ontvangsten:023 4245 8079 20010 57213 000– 2 428

Toelichting

Verplichtingen

Dit betreft een toename van € 4,8 mln voor Interreg, een bedrag van € 0,4 mln voor FES middelen Klimaat voor Ruimte. Tevens is er sprake van een extra bedrag van € 1,1 mln voor het project Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen. De hogere verplichtingenrealisatie is verder veroorzaakt door de implementatie van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

Uitgaven

FES projecten

Door een gecombineerd effect van doorgeschoven betalingen uit 2007 en vertragingen bij bestedingen in 2008 nemen de uitgaven toe met € 0,4 mln voor het project Klimaat voor Ruimte. Het betreft een saldo van doorgeschoven budget uit 2007 van € 5,3 mln en vertragingen in 2008 van € 4,9 mln.De resterende vertraging in de uitgaven van € 2,9 mln wordt veroorzaakt door Habiforum. De zekerheidstelling voor het betalen van meer voorschot dan 80% kon niet tijdig worden geboden.

Interreg

Voor de RijksCofinancieringsregeling Europese Territoriale Samenwerking Interreg (CETSI)-regeling komen de aanvragen sneller binnen dan eerder voorzien. Het gaat om een bedrag van € 1,26 mln voor het Interreg A-programma. Bij Nederlandse projecten is zowel BTW geclaimd bij de EC als uit het BTW compensatiefonds. Daarom zal er een bedrag van € 4,6 mln moeten worden terugbetaald aan de EC.

Ontvangsten

Gecombineerd effect van FES projecten Klimaat voor Ruimte (€ 0,4 mln) en de bijdrage voor het project Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (€ 1,1 mln).

Slotwet

(Bedragen x € 1 000)
Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afwegingVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 200818 18529 34914 491
Mutaties Slotwet 2008– 82– 9 915– 3 919
Stand Slotwet 2008 (realisatie)18 10319 43410 572

Toelichting:

Bij de uitgaven wordt € 4,0 mln van het verschil verklaard door het nog niet kunnen betalen van B.T.W. aan buitenlandse partijen. Daarnaast heeft een vertraging plaatsgevonden bij Habiforum. De zekerheidstelling voor het betalen van meer voorschot dan 80% kon niet tijdig worden geboden. De overige onderuitputting is het gevolg van een onjuiste inschatting van het betalingsritme van deze middelen.

1.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

TypeOnderwerpAlgemeen Doel of Operationeel DoelStartAfgerondVindplaats
Effecten onderzoek ex postMonitor Nota Ruimte (voorheen Monitoren doelbereiking) – 1e vervolgmetingOD 1.2.1. 20072008 
Overig evaluatie-onderzoekEvaluatie werkwijze preventief toezichtOD 1.2.1. 200720081
 Evaluatie doorwerking ruimtelijk beleidOD 1.2.1.200720082
 Evaluatie grondbeleidinstrumentariumOD 1.2.1. 20082008 

1 Dit onderzoek heeft geen doorgang gevonden.

2 Dit onderzoek is gestart als monitor Wro, waarvan de nulmeting plaats zal vinden in 2009.

Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur

2.1. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur(x € 1 000)
 Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen:147 800172 187174 735197 694100 75746 22654 531
Uitgaven:22 26091 41152 46273 605196 556194 1042 452
Programma:22 26091 41152 46273 605196 556194 1042 452
 Stedelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen:14 85983 48350 15131 298152 905151 0771 828
  FES Projecten gebiedsontwikkeling00005 64105 641
  FES BIRK3 97370 08621 22313 30553 029100 609– 47 580
  FES Mooi Nederland00001 83001 830
  FES nieuwe sleutelprojecten6 0009 00022 3003 41776 16435 33240 832
  Onderzoek stedelijk gebied10229169820100– 100
  Subsidies stedelijk gebied4 4103 6365 12012 90511 65714 024– 2 367
  Overige instrumenten stedelijk gebied3747321 3391 5894 5841 0123 572
        
 Landelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen:7 4017 9282 31142 30741 65143 027– 1 376
  FES BIRK0000000
  Onderzoek landelijk gebied0000000
  Subsidies landelijk gebied536453861 266446522– 76
  Overige instrumenten landelijk gebied1 0659308451 2561 228402826
  Bufferzones5 8006 5451 3805 9076 0996 0990
  Belverdere000002 126– 2 126
  Het Waddenfonds00033 87833 87833 8780
        
 Stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale architectuurbeleid:00002 00002 000
  Stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale architectuurbeleid00002 00002 000
Ontvangsten:12 05262 61243 00716 651136 649138 141– 1 492

Toelichting

Verplichtingen

De overschrijding van € 54,5 mln bestaat onder andere uit:

Voor de BIRK projecten zijn extra verplichtingen ter hoogte van € 11,7 mln aangegaan. Voor de Nota Ruimte budget projecten Den Bosch en Nijmegen Waalfront zijn naar aanleiding van de MR besluitvorming verplichtingen aangegaan voor € 28,0 mln. Voor de planontwikkelingskosten Nota Ruimte budget zijn verplichtingen aangegaan ter hoogte van € 7,4 mln. Voor de uitvoering van het programma Mooi Nederland is een extra bedrag beschikbaar gekomen van € 3,0 mln. Bij het aantreden van de ministers Cramer en Vogelaar is afgesproken dat minister Cramer verantwoordelijk is voor het ruimtelijk beleid inclusief het architectuurbeleid zoals dat is ondergebracht bij het atelier Rijksbouwmeester. In 2008 is daarom € 2,6 mln aan middelen overgeboekt van de WWI-begroting (hoofdstuk XVIII).

Uitgaven

1. FES projecten gebiedsontwikkeling:

Voor de voorfinanciering van de planvormingskosten voor het Nota Ruimte project Schaalsprong Almere is een extra uitgave gerealiseerd van € 4,8 mln. De overige extra uitgaven zijn gedaan voor de algemene planvormingskosten voor de Nota Ruimte budget projecten.

2. FES BIRK:

De onderuitputting van € 47 mln wordt veroorzaakt door vertraging, latere realisatie, van projecten en deels doordat de planvorming bij diverse projecten meer tijd kost dan verwacht. Een exacte inschatting van tevoren is moeilijk te maken.

3. FES Nieuwe Sleutelprojecten:

Een combinatie van versnellingen en vertragingen in de uitvoering van NSP projecten in 2008 resulteren per saldo in een versnelling in de uitgaven van bijna € 41 mln. Dit betreft versnellingen voor NSP Rotterdam (€ 53 mln) en NSP Utrecht (€ 22 mln). Daar tegenover staan vertragingen bij de projecten NSP Den Haag (– € 17 mln), Arnhem (– € 10 mln) en Breda (– € 7 mln).

4. Subsidies stedelijk gebied:

De onderuitputting bedraagt € 2,4 mln. Zie de toelichting bij FES BIRK.

5. Overige instrumenten stedelijk gebied:

De belangrijkste oorzaken voor de overschrijding betreft extra uitgaven voor het Gemeenschappelijk Ontwikkelbedrijf (€ 1,6 mln), stedelijke netwerken (€ 0,4 mln) en saneren bedrijventerreinen (€ 0,5 mln).

Ontvangsten

Zie motivatie uitgaven FES BIRK en FES nieuwe sleutelprojecten.

Slotwet

(Bedragen x € 1 000)
Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke HoofdstructuurVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 200873 911202 448149 996
Mutaties Slotwet 200826 846– 5 892– 13 347
Stand Slotwet 2008 (realisatie)100 757196 556136 649

Toelichting:

De versnelling in de verplichting wordt veroorzaakt door het Nota Ruimte budget project Nijmegen Waal-front.

De vertraging in de uitgaven wordt veroorzaakt door het nog niet uitbetaalde voorschot voor het Nota Ruimte budget project Noordelijke IJ-oevers.

2.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

TypeOnderwerpAlgemeen Doel of Operationeel DoelStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingBeleidsdoorlichting operationeel doel 2.2.1OD 2.2.1.20082009 
Effecten onderzoek ex postMonitor Nota Ruimte (voorheen Monitoren doelbereiking) – 1e vervolgmetingOD 2.2.1.2007 afgerond1
 Monitor Nationale Landschappen, nulmeting kernkwaliteitenOD 2.2.1. en 2.2.2. 2008afgerond2
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie nationale landschappenOD 2.2.2. 20083
Evaluatie doelbereiking ruimtelijke kwaliteit stedelijk gebiedOD 2.2.1. 20084
 Evaluatie doelbereiking ruimtelijke kwaliteit landelijk gebiedOD 2.2.2. 20085
 Evaluatie doorwerking ruimtelijk beleidOD 2.2.1. en 2.2.2. 20086
 Evaluatie werelderfgoedOD 2.2.2.2008 7
 Evaluatie functiemengingOD 2.2.1.  8

1 Dit onderzoek is afgerond in juni 2008, vindplaats www.monitornotaruimte.nl

2 Dit onderzoek is afgerond en wordt geplaatst op website www.monitornotaruimte.nl

3 Dit onderzoek is door geschoven naar 2010.

4 De evaluatie van het Nota Ruimte budget is gereed, in uitvoering zijn nog de evaluaties BIRK en NSP.

5 De evaluaties recreatiewoningen en de monitors glas en verstening zijn uitgevoerd.

6 Dit is in uitvoering als monitor Wro, waarvan de nulmeting plaatsvindt in 2009.

7 Onderzoek verkeert in de afrondende fase.

8 Dit onderzoek maakt deel uit van de monitor Nota Ruimte.

Artikel 3. Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging

3.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 3. Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging(x € 1 000)
 Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen:134 503124 88089 58749 58123 57390 368– 66 795
Uitgaven:40 02155 13564 08050 73359 63394 189– 34 556
Programma:40 02155 13564 08050 73359 63394 189– 34 556
 Realisatie Kyoto klimaatverplichtingen:30 04042 15946 04542 51055 98383 197– 27 214
  Binnenlandse klimaatinstrumenten28 55925 64623 51621 36015 85921 167– 5 308
  Clean Development Mechanism1 48116 51322 52921 15040 12462 030– 21 906
        
 Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken:4 0009 67512 0472 8242424 246– 4 004
  Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken4 0009 67512 0472 8242424 246– 4 004
        
 Beperken aantasting van de ozonlaag:00578827125021
  Beperken aantasting van de ozonlaag00578827125021
        
 Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging:5 9813 3015 9315 3113 1376 496– 3 359
  Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging5 9813 3015 9315 3113 1376 496– 3 359
Ontvangsten:20008 0009 2611 382927250677

Toelichting:

Verplichtingen

De onderuitputting bij de verplichtingen ter hoogte van € 66,8 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door:

De belangrijkste oorzaak van de onderputting betreft het doorschuiven van FES-projecten voor CO2-opslagbeleid die niet in 2008 zijn gebruikt (– € 56,3 mln).

Door overige mutaties bij beperking van klimaatverandering door post-Kyoto afspraken is de verplichtingenrealisatie verlaagd met € 1,9 mln en door overige mutaties bij maatregelen tegen grootschalige luchtverontreiniging en verzuring met nogmaals met € 1,0 mln. Daarnaast is een bedrag van € 1,0 mln overgeboekt naar artikel 7 als bijdrage in de apparaatskosten van SenterNovem in 2009 en een lagere realisatie van € 1,5 mln vanwege het later dan gepland doen van betalingen voor Clean Development Mechanism (CDM). Tegenover deze verlagingen staat een bedrag van € 1,1 mln aan extra kosten voor beleid inzake reductie overige broeikasgassen.

Uitgaven

De onderuitputting bij de uitgaven ter hoogte van € 34,6 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door:

Voor CDM is per saldo een bedrag aan extra uitgaven gerealiseerd van € 9,2 mln door het doorschuiven van betalingen uit projecten uit 2007. Door vertragingen in de betalingen voor de uitvoering van CDM in 2008 schuift een bedrag van € 31,5 door naar 2009.

De realisatie van de uitgaven is met € 2 mln verhoogd door eerder dan gepland doe van betalingen voor het beleid met betrekking tot de bestrijding van verzuring. Op binnenlandse klimaatinstrumenten is een verlaging van de uitgaven opgestreden van € 3,6 mln. Door overige mutaties bij de beperking van klimaatverandering door post-Kyoto afspraken is de uitgavenrealisatie verlaagd met € 2,7 mln en door overige mutaties bij maatregelen tegen grootschalige luchtverontreiniging en verzuring met nogmaals met € 1,0 mln. Diverse mutaties in het programma voor beperken van grootschalige luchtverontreiniging en verzuring hebben geleid tot een daling van de uitgaven met € 4,2 mln.

Slotwet

(Bedragen x € 1 000)
Artikel 3. Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreinigingVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 200881 97191 368297
Mutaties Slotwet 2008– 58 398– 31 735630
Stand Slotwet 2008 (realisatie)23 57359 633927

Toelichting:

Verplichtingen:

De lagere realisatie betreft overwegend (– € 56,3 mln) FES-middelen ten behoeve van het CO2-opslagbeleid die niet in 2008 zijn gebruikt; dit zal worden doorgeschoven naar 2009.

Uitgaven:

De lagere uitgaven zijn het gevolg van verschillende over- en onderuitputtingen. De belangrijkste onderschrijding betreft een onderschrijding van € 31,5 mln op Clean Development Mechanism (CDM). Het betreft vertraging in de betalingen voor de uitvoering met betrekking tot CDM, die doorschuift naar 2009.

De overige verschillen betreffen (afgeronde bedragen):

• uitvoeringskosten met betrekking tot post Kyoto afspraken (– € 1 mln);

• eerdere dan geplande betalingen met betrekking tot het beleid inzake de bestrijding van verzuring (+ € 2 mln).

3.2 Realisatie van de nationale Kyoto-klimaatverplichtingen (2008–2012) en van de klimaat- en energiedoelen van het Coalitieakkoord voor 2020

De lagere uitgaven worden voor het grootste deel (€ 31,5 mln) veroorzaakt door het Clean Development Mechanism (CDM), één van de instrumenten voor realisatie van de klimaatverplichtingen. Onderstaand wordt daarom uitsluitend op dit onderdeel ingegaan.

Doel

Nederland kent in het kader van het Kyoto-Protocol een verplichting om de nationale broeikasgasemissies in de periode 2008–2012 met 6% ten opzichte van 1990 te reduceren. Daarnaast is in het Coalitieakkoord opgenomen, dat Nederland de komende kabinetsperiode grote stappen zet in de transitie naar een van de schoonste en efficiëntste energievoorzieningen in Europa in 2020. Deze energietransitie moet worden bereikt door energiebesparing (naar 2% per jaar), een toename van het gebruik van hernieuwbare energie (naar 20% in 2020) en de afvang en opslag van CO2. Samen met andere maatregelen moet dat leiden tot een reductie van de uitstoot van broeikasgassen, bij voorkeur in Europees verband, van 30% in 2020 ten opzichte van 1990. Op grond van de meest recente inzichten wordt verwacht dat Nederland de Kyoto-doelstelling gaat halen. De uitdaging is daarom nu vooral gelegen in het realiseren van de ambities voor de periode tot 2020.

Doelbereiking 2008

Het belangrijkste doel van CDM is het daadwerkelijk gerealiseerd krijgen van de gecontracteerde emissiereductie. De doelbereiking wordt in onderstaande tabel cijfermatig toegelicht.

Realisatie instrumenten

Voorzover de nationale emissies het niveau van 200,5 Mton CO2-eq. overschrijden, wordt het verschil gecompenseerd door de aankoop van emissierechten via CDM en JI. De inschatting is dat hiervoor over de gehele periode 2008–2012 gerekend circa 75 Mton aan rechten nodig is. Naar aanleiding van motie Samson (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 239, nr. 16) is in 2008 de hoeveelheid benodigde rechten via CDM en JI voor de gehele Kyoto-periode verlaagd van 75 Mton naar 65 Mton.

Prestaties 2008 voor Realisatie van de nationale Kyoto-klimaatverplichtingen (2008–2012) en van de klimaat- en energiedoelen van het Coalitieakkoord voor 2020
Het daadwerkelijk gerealiseerd krijgen van de gecontracteerde emissiereductie.GerealiseerdVoor nadere toelichting wordt verwezen naar tabel 3.2
  
In stand houden van de kennisbasis en het netwerk op het gebied van CDM en Joint Implementation (JI) om aankopen na 2012 mogelijk te makenGerealiseerdDe in «Schoon en zuinig» opgenomen reservering van € 10 mln. voor het in stand houden van kennis en expertise op het terrein van CDM en JI is (nog) niet aan de begrotingen van VROM en EZ toegevoegd
Tabel 3.2 De stand van zaken op 31 december 2008 bij het realiseren van gecontracteerde emissiereductie in Mton:
 GecontracteerdVerwachte leveringenGeleverd per
 Tot en met 2012Na 2012TotaalTot en met 2012Na 2012Totaal31-12-2008
CDM50,92,353,245,02,347,37,8
JI/GIS26,10,026,120,00,020,00,0
Totaal77,02,379,365,02,367,37,8

3.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

TypeOnderwerpAlgemeen Doel of Operationeel DoelStartAfgerondVindplaats
Overig evaluatieonderzoekToetsing toereikendheid voor NL van heavy metal en POP-protocollen (UN/ECE)OD 3.2.4.200820101
 Beleidsgericht onderzoek-programma fijnstof (terugdringen onzekerheden rond fijnstof)OD 3.2.4.200720092
 Beleidsgericht onderzoeksprogramma Lucht & Klimaat (onderzoek effecten lucht- en klimaatmaatregelen op elkaar)OD 3.2.4. 20082009 

1 Toetsing toereikendheid voor NL van heavy metal en POP-protocollen (UN/ECE). De dossiers Heavy Metal en POP-protocollen zijn geüpdatet met het oog op herziening van de ECE-protocollen. Deze herziening is vertraagd en staat nu voor 2010 op de agenda.

2 Beleidsgericht onderzoekprogramma fijnstof (terugdringen onzekerheden rond fijnstof). Het onderzoekprogramma is nog niet afgerond. Naar verwachting zal dit medio 2009 het geval zijn.

Artikel 4. Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem

4.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 4. Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem(x € 1 000)
 Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen:54 414632 05759 40784 00250 579103 892– 53 313
Uitgaven:171 521174 450155 085154 842161 219171 362– 10 143
Programma:171 521174 450155 085154 842161 219171 362– 10 143
 Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem:1 1541 3603 4262 9883 1821 6341 548
  Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem1 1541 3603 4262 9883 1821 6341 548
        
 Saneren van verontreinigde bodems:165 527167 647148 214146 567139 813142 359– 2 546
  Saneren van verontreinigde bodems165 527167 647148 214146 567139 813142 359– 2 546
        
 Verbeteren van de milieukwaliteit van water:5105141 4951 9112 08613 164– 11 078
  Verbeteren van de milieukwaliteit van water5105141 4951 9112 08613 164– 11 078
        
 Bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijke gebied:5105149091 22914 7569 8724 884
  Bevorderen via ruimtelijke maatregelen5105149091 2298 7209 872– 1 152
  Bevorderen via milieu maatregelen00006 03606 036
        
 Bevorderen van duurzame landbouw:3 8204 4151 0412 1471 3824 333– 2 951
  Bevorderen van duurzame landbouw3 8204 4151 0412 1471 3824 333– 2 951
Ontvangsten:24 80339 14523 82720 47116 17223 200– 7 028

Toelichting

Vaststellen subsidies bodemsanering 2002–2004

In het verslagjaar is besloten de bodemsaneringbudgetten 2002–2004 mede vast te stellen op basis van verantwoordingsinformatie van de bevoegde overheden. Daarbij is tevens een contra onderzoek betrokken, waarin de prestatieverantwoordingen van de bevoegde gezagen opnieuw zijn beoordeeld. De onderzoekers hebben veelal bij de onderzochte saneringslocaties aanzienlijke afwijkingen geconstateerd. Ook hebben zij aangegeven dat de (her)beoordeling om diverse redenen omgeven is met een bepaalde mate van onzekerheid. Derhalve achtten de onderzoekers een bandbreedte van 20% tot 25% acceptabel. VROM heeft de afwijkingsmarge van 20% overgenomen en toegepast bij de geconstateerde afwijkingen tussen de uitkomsten van het contra onderzoek en de gehele prestatieverantwoording van het bevoegde gezag. Vervolgens is de beslisboom c.q. het sanctietraject toegepast die eerder aan de budgethouders is gecommuniceerd. In de meeste gevallen heeft dit geleid tot aanvullende prestatieverplichtingen voor de volgende periode.

Verplichtingen

De onderuitputting bij de verplichtingen ter hoogte van € 53,3 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door:

De belangrijkste oorzaak van de onderuitputting betreft het geringe beroep dat op de garantieregeling bodemsaneringskredieten Midden en Klein Bedrijf is gedaan (€ 65 mln)

Voor het verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem is onder andere ten behoeve van de uitvoering van de Toekomstagenda van het Milieu het budget verhoogd met in totaal € 8,1 mln. Als gevolg van verschuivingen in realisatie van FES projecten 2007 verhaal bodemsanering en vertragingen in de uitvoering 2008 is per saldo een extra bedrag aan verplichtingen gerealiseerd van € 7,3 mln. Voor het bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijk gebied is voor luchtwassers een extra bedrag aan verplichtingen gerealiseerd van € 1,3 mln. Door vertragingen in 2008 is daarna een verlaging opgetreden van € 2,4 mln. Voor het bevorderen van duurzame landbouw is onder andere een extra bedrag aan verplichtingen gerealiseerd van € 2,7 mln. Voor het bevorderen van de milieukwaliteit via ruimtelijke maatregelen is een extra bedrag beschikbaar gekomen van € 8,7 mln door verschuivingen binnen de VROM organisatiestructuur.

Voor de uitvoering van projecten uit de Toekomstagenda Milieu en verschuivingen naar artikel 5, 6 en 7 is het verplichtingenbudget voor verbeteren milieukwaliteit van het water verlaagd met € 10,9 mln. Door diverse overige verschuivingen binnen de organisatiestructuur binnen VROM is per saldo nogmaals de realisatie verlaagd met € 0,6 mln. Voor de jaarlijkse bijdrage aan onderzoekswerkzaamheden van het RIVM is een bedrag van € 3,1 mln overgeboekt naar artikel 7.

Uitgaven

De onderuitputting bij de uitgaven ter hoogte van € 10,1 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door:

Voor het verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem is onder andere ten behoeve van de uitvoering van de Toekomstagenda van het Milieu het budget verhoogd met € 2,7 mln. De uitvoering verliep echter trager dan vooraf gepland, waardoor de realisatie € 1,4 mln lager uitviel. Voor het bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijk gebied is een extra bedrag aan uitgaven gerealiseerd van € 1,3 mln. Voor het bevorderen van duurzame landbouw is onder andere voor luchtwassers een extra bedrag aan uitgaven gerealiseerd van € 2,7 mln. Daarnaast is door vertragingen in 2008 de realisatie verlaagd met € 6,3 mln. Voor het bevorderen van de milieukwaliteit via ruimtelijke maatregelen is een extra bedrag beschikbaar gekomen van € 8,7 mln door verschuivingen binnen de VROM organisatiestructuur.

Als gevolg van verschuivingen in realisatie van FES projecten 2007 verhaal bodemsanering en vertragingen in de uitvoering 2008 is per saldo de uitgavenrealisatie verlaagd met € 2,3 mln. Voor de uitvoering van projecten uit de Toekomstagenda Milieu en verschuivingen naar artikel 5, 6 en 7 is de uitgavenrealisatie voor verbeteren milieukwaliteit van het water verlaagd met € 10,9 mln. Door diverse overige verschuivingen binnen de organisatiestructuur binnen VROM is per saldo nogmaals de realisatie verlaagd met € 0,9 mln. De realisatie viel € 1,4 hoger uit door een niet voorziene schadevergoeding van € 1,4 mln.

Ontvangsten

Het achterblijven van de ontvangsten met € 7,0 mln kan worden verklaard door:

De ontvangsten voor FES projecten bodemsanering zijn verhoogd door doorschuiven uit projecten 2007 met € 7,2 mln en verlaagd door vertragingen van projecten in 2008 met € 11,5 mln. Per saldo resulteert dit in een verlaging van de ontvangsten met € 4,3 mln.

Slotwet

(Bedragen x € 1 000)
Artikel 4. Verbeteren milieukwaliteit van water en bodemVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2008119 879170 13419 452
Mutaties Slotwet 2008– 69 300– 8 915– 3 280
Stand Slotwet 2008 (realisatie)50 579161 21916 172

Toelichting:

Verplichtingen

• Er is een gering beroep gedaan op de garantieregeling bodemsaneringskredieten MKB (– € 65 mln).

• Een overboeking naar artikel 7 ten behoeve van de jaarlijkse bijdrage aan de onderzoekswerkzaamheden van het RIVM (– € 3,1 mln).

• Niet bestede FES middelen ten behoeve van de subsidie voor luchtwassers die worden doorgeschoven naar 2009 (– € 2,4 mln).

Uitgaven

De lagere uitgaven worden vooral veroorzaakt door:

• Hogere uitvoeringskosten bodemsanering (€ 1,8 mln).

• De uitvoering van de toekomst agenda Milieu, onderwerp Water, liep langzamer dan ingeschat (– € 1,4 mln).

• Het toekennen van budgettair niet voorziene schadevergoedingen (€ 1,4 mln).

• Niet bestede FES middelen ten behoeve van de subsidie voor luchtwassers die worden doorgeschoven naar 2009 (– € 6,3 mln).

• Betalingen in het kader van SMOM (Subsidieregeling maatschappelijke organisaties en milieu) die uiteindelijk op artikel 7 zijn verantwoord (€ 4,3 mln).

Op dit artikel zijn de volgende incidentele subsidies verstrekt:

Toetsingscommissie Inkoop Duurzaam Hout (5050081095)

Aan de Stichting Milieukeur (SMK) te Den Haag wordt voor het jaar 2009 een subsidie toegekend van € 351 494,10 voor de uitvoering van de werkzaamheden verband houdend met de uitvoering van het Werkplan Toetsingscommissie Inkoop Hout 2009.

Europees Ecolabel 2009 (5050081110)

Aan de Stichting Milieukeur (SMK) te Den Haag wordt voor het jaar 2009 een subsidie toegekend van € 243 820,– voor de uitvoering van de werkzaamheden verband houdend met de uitvoering van het Werkplan Europees Ecolabel 2009.

Ontwikkeling Proefprojecten Ecobalans (5050071093)

Aan CREM B.V. te Amsterdam is een aanvullende subsidie toegekend ten bedrage van € 5 000,– voor de uitvoering en afronding van het werkplan Ontwikkeling Proefprojecten Ecobalans in 2009.

Project gemeenteambassadeurs Water

Aan de VNG te Den Haag is een subsidie toegekend ten bedrage van € 305 235,– voor de uitvoering van het project gemeenteambassadeurs Water in 2009.

Project Investing in biodiversity and ecosystem services – making it work

Aan Nyenrode Business Universiteit B.V. te Breukelen is een subsidie toegekend ten bedrage van € 115 192,– voor de uitvoering van het project Investing in biodiversity and ecosystem services – making it work.

Project vernieuwing website Samenwerkenaanwater.nl

Aan de VEWIN te Rijswijk is een subsidie toegekend ten bedrage van € 14 125,– voor de uitvoering van het project samenwerkenaanwater.nl in 2009.

European Learning Network on Functional Agro Biodiversity

Aan ECNE te Tilburg is een subsidie toegekend ten bedrage van € 238 511,70 voor de uitvoering van het project European Learning Network on Functional Agro Biodiversity

Aan Syntens te Nieuwegein, een stichting van het ministerie van Economische Zaken, is een subsidie van € 634 000 verstrekt voor het pilotproject duurzame innovatie milieu, energie en economie dat is gericht op het MKB. Deze subsidie is in de 2e Suppletore Begrotingswet 2008 abusievelijk vermeld bij artikel 7. Het juiste artikel is artikel 4.

4.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

TypeOnderwerpAlgemeen Doel of Operationeel DoelStartAfgerondVindplaats
Effectenonderzoek ex postVerbeteren milieukwaliteit water: onderdeel WaterketenOD 4.2.3.200820111
 Verbeteren milieukwaliteit water: onderdeel Watersystemen (normen)OD 4.2.3.200820092
Overig evaluatieonderzoekResultaten van uitgevoerde bodemsaneringen 2007OD 4.2.2. 200720083

1 De tussentijdse evaluatie waterketenbeleid start in 2009.

2 Voor het onderdeel watersystemen (normen) geldt dat het onderzoek is uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in de amvb doelstellingen die op 10 oktober door het kabinet is goedgekeurd en aan de Tweede Kamer is gezonden. Voor het onderdeel watersystemen (maatregelenprogramma’s) geldt dat het onderzoek nog niet is gestart.

3 Het evaluatieonderzoek bodemsanering is in mei 2009 aangeboden aan de Tweede Kamer en zal gelijktijdig met dit jaarverslag worden behandeld in een Algemeen Overleg.

Artikel 5. Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving

5.1. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 5. Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving(x € 1 000)
 Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen:45 99632 33574 974281 807104 30293 37810 924
Uitgaven:42 65642 79778 531258 638106 100171 504– 65 404
Programma:42 65642 79778 531258 638106 100171 504– 65 404
 Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit:0001691 30540 000– 38 695
  Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit0001691 30540 000– 38 695
        
 Verminderen van geluidhinder:36 76534 44732 19043 50224 40627 110– 2 704
  Verminderen van geluidhinder36 76534 44732 19043 50224 40627 110– 2 704
        
 Bevorderen van duurzame mobiliteit:001 561154 76175 026100 100– 25 074
  Bevorderen van duurzame mobiliteit001 561154 76175 026100 100– 25 074
        
 Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden:5 8918 35044 78060 2065 3634 2941 069
  Integratie via ruimtelijke maatregelen5 8918 35044 78060 2063 0314 294– 1 263
  Integratie via milieu maatregelen00002 33202 332
Ontvangsten:2 6673 79740 015197 93877 098140 100– 63 002

Toelichting:

Verplichtingen

De overschrijding bij de verplichtingen ter hoogte van € 10,9 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door:

Het verplichtingenbudget voor het instrument verbeteren van de lokale luchtkwaliteit is verhoogd met € 146,0 mln omdat de toekenningen pas worden gedaan nadat de subsidieregeling is gepubliceerd, welke publicatie in 2008 heeft plaatsgevonden. Daarna is vanwege een zorgvuldige beoordeling van de aanvragen de toekenning van de volgende tranche Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) besloten deze door te schuiven van 2008 naar 2009, waardoor de realisatie € 146,0 mln lager uitvalt.

Op hetzelfde instrument wordt € 4,3 mln aan verplichtingen naar voren gehaald als gevolg van de verlenging van het contract met Bureau Sanering Verkeerslawaai. De verplichtingenrealisatie op het instrument bevorderen duurzame mobiliteit is per saldo verhoogd met € 3,8 mln. Dit is het saldo van een verlaging vanwege een kasschuif met 2007 vanwege de overschrijding van het FES project luchtkwaliteit verkeer (roetfilters) en een verhoging van het budget 2008 voor roetfilters op zware voertuigen. Daarna is door vertragingen in de uitvoering 2008 van FES-projecten met betrekking tot verkeersmaatregelen een lagere realisatie opgetreden van€ 3,0 mln.

Door diverse mutaties is de verplichtingenrealisatie op het instrument geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden verlaagd met € 1,7 mln. Door organisatorische verschuivingen binnen de VROM organisatie is het een bedrag van € 2,0 mln overgeheveld van het instrument «Integratie via milieumaatregelen» naar het instrument «Integratie via ruimtelijke maatregelen». Per saldo heeft dit geen effect op de verplichtingenrealisatie op dit artikel.

Uitgaven

De onderuitputting bij de uitgaven ter hoogte van € 65,4 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door:

De belangrijkste twee oorzaken van de lagere realisatie van uitgaven betreft het besluit om de toekenning van de volgende tranche voor NSL door te schuiven naar 2009 (– € 39,6 mln) en vertraging in de realisatie van FES-projecten met betrekking tot verbetering van de luchtkwaliteit (– € 35,0 mln).

Naast deze twee oorzaken is het budget verhoogd met € 9,8 mln. Dit is een saldo van een kasschuif door versnelling in 2007 en een tussentijdse verhoging budget roetfilters zware voertuigen en enkele kleinere mutaties.

Ontvangsten

De lager dan geraamde ontvangsten ter hoogte van € 63,0 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door:

Zie toelichting bij de uitgaven.

Slotwet

(Bedragen x € 1 000)
Artikel 5. Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde leefomgevingVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2008252 241181 362152 425
Mutaties Slotwet 2008– 147 939– 75 262– 75 327
Stand Slotwet 2008 (realisatie)104 302106 10077 098

Toelichting:

De onderuitputting op verplichtingen en uitgaven zijn vooral ontstaan door het nog niet toekennen van de derde tranche NSL-subsidies aan andere overheden (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit). Deze budgetten worden doorgeschoven naar 2009. Daarnaast wordt een gedeelte van de onderuitputting veroorzaakt door een later dan voorziene start van regelingen met betrekking tot verkeersmaatregelen en luchtkwaliteit. Dit betreft eveneens FES-middelen die worden doorgeschoven naar 2009.

5.2. Overzicht afgeronde onderzoeken

TypeOnderwerpAlgemeen Doel of Operationeel DoelStartAfgerondVindplaats
Effectenonderzoek ex postEvaluatie energielabel personenauto’sOD 5.2.3.20072008Kamerstukken II, 2007–2008, 30 800, nr. 60
 Evaluatie verplichtstelling biobrandstoffenOD 5.2.3.20082008Kamerstukken II, 2007–2008, 31 209, nr. 40
 Stimulering aanschaf roetfiltersOD 5.2.3.200820091
Overig evaluatieonderzoekMonitoring uitgevoerde NSL-plannen 2007OD 5.2.1. 200720082
 Evaluatie meerjarenprogramma PIEKOD 5.2.2.200820083
 Beleidsdoelstellingen geluidOD 5.2.2.200720084

1 Het subsidieprogramma voor affabriek roetfilters op taxi’s en bestelwagens is geëvalueerd. De resultaten zijn opgenomen in de Eindrapportage VROM van september 2008.

2 Regionale Plannen (RSL), als onderdeel van het NSL zijn getoetst, op basis waarvan subsidiebijdragen worden vastgesteld.

3 De evaluatie meerjarenprogramma PIEK is nog niet uitgevoerd.

4 Het onderzoek naar de beleidsdoelstellingen geluid is nog niet uitgevoerd.

Artikel 6. Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s

6.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 6. Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s(x € 1 000)
 Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen:95 21954 99542 07222 75688 770135 597– 46 827
Uitgaven:82 38528 80638 99827 12992 087146 624– 54 537
Programma:82 38528 80638 99827 12992 087146 624– 54 537
 Veilig gebruik van chemische stoffen:4 1712 77014 9704 1139 5867 5822004
  Veilig gebruik van chemische stoffen4 1712 77014 9704 1139 5867 5822004
        
 Reductie van milieubelasting door afvalstoffen:64 76323 54321 01118 71575 397128 428– 53 031
  Reductie van milieubelasting door afvalstoffen64 76323 54321 01118 71575 397128 428– 53 031
        
 Bescherming tegen straling:8141 5412 5372 7374 2515 954– 1 703
  Bescherming tegen straling8141 5412 5372 7374 2515 954– 1 703
        
 Verantwoorde toepassing van ggo’s:12 6379524801 5642 8534 660– 1 807
  Verantwoorde toepassing van ggo’s12 6379524801 5642 8534 660– 1 807
Ontvangsten:2 50201 3471 9503 7182 4001 318

Toelichting:

Verplichtingen

De lagere realisatie van de verplichtingen ter hoogte van € 46,8 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door:

De belangrijkste oorzaak van de onderuitputting betreft de vertraging in de oprichting van de stichting die het afvalstoffenfonds gaat beheren, waardoor de realisatie € 51,8 mln lager uitvalt.

Het beschikbare budget voor het instrument veilig gebruik van chemische stoffen is verhoogd door een overheveling van € 2,0 mln vanuit artikel 4 voor de uitvoering van de Toekomstagenda milieu. In december is nog een opdracht verstrekt aan Dienst Landelijk Gebied (DLG) voor PBA Sanas 3 (sanering asbestwegen 3e fase) voor een bedrag van € 8,9 mln, waardoor de realisatie hoger uitviel. Ook het uitbesteden van de uitvoering met betrekking tot het afvalstoffenbeleid en de introductie van nieuwe systemen daarvoor heeft tot een hogere verplichtingenrealisatie geleid (€ 8,4 mln).

Het verplichtingenbudget voor 2008 is verlaagd met € 6,3 mln op het instrument reductie van milieubelasting door afvalstoffen ter dekking van een voor een in 2007 aangegane verplichting voor 2008 bij SenterNovem. Daarnaast is er een overboeking naar artikel 7 plaatsgevonden in verband met de jaarlijkse bijdrage aan de uitvoeringskosten bij SenterNovem (– € 8,6 mln).

Uitgaven

De onderuitputting bij de uitgaven ter hoogte van € 54,5 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door:

De belangrijkste oorzaak van de onderuitputting betreft de vertraging in de oprichting van de stichting die het afvalstoffenfonds gaat beheren, waardoor de realisatie € 51,8 mln lager uitvalt.

Het beschikbare budget voor het instrument veilig gebruik van chemische stoffen is verhoogd door een overheveling van € 2,0 mln vanuit artikel 4 voor de uitvoering van de Toekomstagenda milieu en met € 3,1 mln door het doorschuiven van budgetten voor asbestsanering als gevolg van vertragingen in de uitvoering in 2007. Ook het uitbesteden van de uitvoering met betrekking tot het afvalstoffenbeleid en de introductie van nieuwe systemen daarvoor heeft tot een hogere verplichtingenrealisatie geleid (€ 7 mln).

Het budget is met € 1,7 mln verlaagd door een interne overboeking naar artikel 7 ter dekking van de jaarlijkse onderzoeksopdracht aan het RIVM. De uitgaven zijn € 1,8 mln lager uitgevallen doordat het budget voor Cogem nog niet is overgeboekt naar de coördinerend opdrachtgever voor RIVM. Een vertraging in de uitgaven met betrekking tot de tweede fase sanering asbestwegen heeft geleid tot een lagere realisatie van € 1,8 mln. De uitvoeringskosten met betrekking tot het stralingsbeleid zorgden voor een lagere realisatie van € 1,9 mln.

Slotwet

(Bedragen x € 1 000)
Artikel 6. Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’sVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 200878 38687 1692 765
Mutaties Slotwet 200810 3844 918953
Stand Slotwet 2008 (realisatie)88 77092 0873 718

Toelichting:

Verplichtingen

De belangrijkste verschillen zijn:

• Een overboeking naar artikel 7 in verband met de reguliere bijdrage aan het RIVM (– € 1,9 mln).

• Meer uitvoeringskosten bij het chemische stoffenbeleid (€ 1,8 mln).

• Het uitvoeringscontract met DLG (Dienst Landelijk Gebied) ten behoeve van de uitvoering van de 3e fase asbestwegensanering moest sneller dan verwacht worden toegekend. Dit zal in 2009 en latere jaren worden gecompenseerd (€ 8,9 mln).

• Een verhoging van verplichtingen die voortvloeien uit de afspraken met betrekking tot het zwerfafvalbeleid (€ 1,7 mln).

• Een overboeking naar artikel 7 in verband met de jaarlijkse bijdrage aan de uitvoeringskosten bij SenterNovem (– € 8,6 mln).

• Het uitbesteden van de uitvoering met betrekking tot het afvalstoffenbeleid en de introductie van nieuwe systemen daarvoor heeft tot meer kosten geleid (€ 8,4 mln).

• Uitvoeringskosten van het stralingsbeleid (€ 1,6 mln).

• Een overboeking van € 2,5 mln naar artikel 7 voor de jaarlijkse bijdrage aan de inspanningen van SenterNovem met betrekking tot uitvoering van het risicobeleid.

Uitgaven

Dit betreft overwegend:

• Vertraging van de uitgaven met betrekking tot de 2e fase asbestwegen (– € 1,8 mln).

• Het uitbesteden van de uitvoering met betrekking tot het afvalstoffenbeleid en de introductie van nieuwe systemen daarvoor heeft tot meer kosten geleid (€ 7 mln).

• De uitvoeringskosten met betrekking tot het stralingsbeleid zijn lager begroot (€ 1,9 mln).

6.2 Reductie van milieubelasting door afvalstoffen

Doelstelling 2008

De doelstelling van het afvalbeleid is om afvalstoffen zodanig te beheren dat het milieu zo min mogelijk belast wordt. Dit door het voorkomen dat afval ontstaat en het afval dat ontstaat lekvrij te beheren. Het afvalbeleid draagt bij aan de volgende speerpunten van het VROM-beleid: een gezonde en veilige samenleving, voorkomen van klimaatverandering, kwaliteit van de leefomgeving en duurzaam consumeren en produceren.

Doelbereiking 2008

De jaarlijkse productie aan afval in Nederland (exclusief verontreinigde grond, baggerspecie en mest) is vanaf 1985 gestegen van 47 miljoen ton (Mton) naar 63 Mton in 2000, om vervolgens te dalen naar 60 Mton in 2006. Tussen 1985 en 2006 is dit een stijging van zo’n 27%. Deze toename blijft achter bij de ontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product (BBP), dat in dezelfde periode met zo’n 73% is gestegen.

De cijfers tonen aan dat er tot 2000 sprake is van een relatieve ontkoppeling tussen het totale afvalaanbod in Nederland en de economische groei, want het afvalaanbod is minder snel gegroeid dan het BBP. Vanaf 2000 is zelfs sprake van een absolute ontkoppeling, gezien de toename van het BBP en de afname van het afvalaanbod.

Tussen 1985 en 2006 heeft binnen het afvalbeheer een duidelijke verschuiving plaatsgevonden van verwijdering naar nuttige toepassing, wat geresulteerd heeft in een stijging van het aandeel nuttige toepassing van 50% naar 83%. Het percentage storten, de minst gewenste wijze van afvalbeheer, is in die periode gedaald van bijna 35% naar ongeveer 4%.

Realisatie instrumenten

In 2008 is het Afvalfonds ten behoeve van de producentenverantwoordelijkheid verpakkingsafval nog niet opgericht. Wel is de adviesprocedure bij de Algemene Rekenkamer afgerond en goedkeuring van de Ministerraad verkregen. In december 2008 zijn de stukken voor het voornemen tot doen oprichten van de stichting naar beide Kamers van de Staten-Generaal gezonden (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 802, nr. 1). Conform de Voorhangprocedure hebben beide Kamers 30 dagen de tijd om te reageren op de toegezonden stukken.

Omdat de stichting in 2008 niet is opgericht, kon niet het gehele bedrag van € 115 mln. worden gestort in het Afvalfonds. Vooruitlopend op de oprichting van de stichting (begin 2009) zijn subsidies verstrekt aan de betrokken partners (VNG € 27,7 mln, de stichting Nedvang € 23,8 mln en de stichting Nederland Schoon € 9,8 mln) bij de uitvoering van de Raamovereenkomst inzake de aanpak van verpakkingen en van zwerfafval om betalingen conform de Raamovereenkomst te doen (in totaal een bedrag van€ 61,3 mln).

Realisatie prestaties/meetbare gegevens
Vernieuwen landelijk afvalbeleid: vaststellen van LAP II (2008–2018)GerealiseerdHet ontwerp LAP 2009–2021 is gereed, wordt in december 2008 voor inspraak ter inzage gelegd. Vaststelling nieuwe LAP in voorjaar 2009.
  
Beleidsontwikkeling ten aanzien van preventie en nuttige toepassing afval: onder andere met betrekking tot het instrument producentenverantwoor- delijkheid, ketenbeleid (integraal productenbeleid), energie uit afval, biomassa en zwerfafvalGerealiseerdHet ontwerp LAP bevat het nieuwe beleidskader voor totale afvalbeheer. In het ontwerp LAP is onder meer een hoofdstuk Ketengericht afvalbeleid opgenomen. Verder zijn 83 sectorplannen opgesteld, onder meer voor organisch afval en zwerfafval. In ontwerp LAP wordt ook ingegaan op preventiebeleid en energie uit afval (meer warmte afzet bij afvalverbranding).Instrument producentenverantwoordelijkheid wordt behandeld in de hoofdstukken «Uitgangspunten» en «Ketengericht afvalbeleid».
  
Beleidsontwikkeling ten aanzien van afvalverwijdering wat betreft storten en verbrandenGerealiseerdHet ontwerp LAP 2009–2021 bevat beleidskader voor storten en verbranden.Onder meer: in 2009 beziet VROM de bijzondere verantwoordelijkheid voor de stortsector, capaciteitsregulering voor storten blijft in stand, nieuw beleid voor bergen van afval in de diepe ondergrond, streven naar meer warmteafzet bij afvalverbranding en geen extra sturing op het gebied van afvalverbranding.
  
Wijzigen en uitvoeren regelgeving afvalbeleid, daarbij ook de ervaringen op het gebied van handhaving onder andere implementeren EU-richtlijnen en opstellen algemene regels voor afvalverwerkingGerealiseerdZo is de tweede tranche van de tweede fase van het Activiteitenbesluit (algemene regels) gestart. Hierin wordt een aantal afvalactiviteiten meegenomen.Nieuw besluit batterijen en accu’s is in 2008 in werking getreden.Wijziging hoofdstuk Afvalstoffen van de Wet milieubeheer is afgerond (betreft onder meer inzameling gft-afval en afstemming met diervoeder wetgeving).Ontwerp LAP 2009–2021 geeft aan in 2009 te gaan bezien of/hoe deregulering voor nuttige toepassing kan plaatsvinden.
  
Voorbereiden en ontwikkelen van internationaal beleid, onder andere voorbereiden EU-afvalstrategie, kaderrichtlijn en EU-richtlijnen, gelijkwaar- dig speelveld in EuropaGerealiseerdNieuwe Kaderrichtlijn afvalstoffen is door milieuraad vastgesteld en op 19-11-2008 gepubliceerd. Lidstaten moeten de richtlijn binnen 2 jaar hebben geïmplementeerd.Herziening van de Richtlijn elektr(on)ische apparatuur (WEEE) en de regeling gevaarlijke stoffen in apparaten (ROHS) is gestart.
  
Uitwerken Toekomstagenda Milieu en Toekomstig Afvalbeleid met betrekking tot afvalbeleidGerealiseerdBetreffende documenten hebben neerslag gekregen in ontwerp LAP 2009–2021 (onder meer via hoofdstuk Ketengericht afvalbeleid) en het programma «Schoon en zuinig».
  
Aansturen uitvoeringsorganisaties op het gebied van afvalbeheerGerealiseerdContinue activiteit. Loopt.
  
Aanscherping bestaande energie-efficiencynormen voor huishoudelijke apparaten, rekening houdend met EU-richtlijn Ecodesign.GerealiseerdIn het kader van de Richtlijn Ecodesign zijn in 2008 eisen vastgesteld voor de volgende producten: huishoudelijke verlichting (oa uitfasering gloeilamp in 2012), straat- en kantoorverlichting, externe voedingen (batterij-opladers) standby-verbruik en set-top boxen.

6.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

TypeOnderwerpAlgemeen Doel of Operationeel DoelStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingDoorlichting Stoffen, Afvalstoffen, Straling en GGO’sAD 6.1.200820081
Overig evaluatieonderzoekLandelijk Afvalbeheerplan II (LAP II)OD 6.2.2. 200720082
 Jaarlijkse monitoring LAP IIOD 6.2.2. 200820083
 Straling in de woningen (standstill woning)OD 6.2.3.20042015 

1 De beleidsdoorlichting voor het operationele doel Afvalstoffen zal medio 2009 naar de Tweede Kamer worden gezonden (na inwerkingtreding van het LAP II). Voor de onderdelen stoffen, straling en GGO’s zal geen beleidsdoorlichting plaatsvinden.

2 Het ontwerp LAP II is aan de Tweede Kamer toegezonden (Kamerstukken II, 2008–2009, 30 872, nr. 11).

3 De jaarlijkse monitoring LAP is aan de Tweede Kamer toegezonden (Kamerstukken II, 2008–2009, 30 872, nr. 2, 27 664, nr. 30 en 27 664, nr. 41).

Artikel 7. Versterken van het (inter)nationale milieubeleid

7.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 7. Versterken van het (inter)nationale milieubeleid(x € 1 000)
 Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen:96 48675 473153 70987 752104 07244 80759 265
Uitgaven:96 744101 52888 853103 171108 53678 46330 073
Programma:96 744101 52888 853103 171108 53678 46330 073
 Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium:83 01090 35377 73191 74797 44465 52531 919
  Adequaat generiek via ruimtelijke maatregelen00003 54003 540
  Adequaat generiek milieuinstrumentarium83 01090 35377 73191 74791 10565 52525 580
  Adequaat generiek instrumentarium00002 79902 799
        
 Internationaal milieubeleid:5 7184 7805 3755 2015 6205 662– 42
  Internationaal milieubeleid (HGIS-deel)5 7184 7804 6433 8024 4813 813668
  Internationaal milieubeleid (niet HGIS-deel)0 7321 3991 1391 849– 710
        
 Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB:8 0166 3955 7476 2235 4727 276– 1 804
  Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB8 0166 3955 7476 2235 4727 276– 1 804
Ontvangsten:8 4285 5177 0396 3417 97820005 978

Toelichting:

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen van € 59,3 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door:

In de eerste en tweede suppletore begroting 2008 is het verplichtingenbudget voor in totaal met € 4,9 mln verhoogd. Voor een toelichting wordt verwezen naar deze begrotingen.

Naast de ophoging uit de eerste en tweede suppletore begroting kan de overschrijding van de stand ontwerpbegroting worden verklaard door bijdragen die vanuit diverse artikelen zijn ontvangen als bijdrage aan de uitvoeringskosten van SenterNovem (€ 29,7 mln). Daarnaast door bijdragen van andere VROM-artikelen ten behoeve van het onderzoeksprogramma van het RIVM (€ 9,6 mln). Tevens is op dit artikel een bedrag gerealiseerd van € 8,1 mln voor de SMOM toekenning. Doordat er een toename is in het aantal adviesaanvragen van de Commissie MER is de verplichtingen realisatie gestegen met € 1,3 mln.

Uitgaven

De overschrijding bij de uitgaven ter hoogte van € 30,1 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door:

In de eerste en tweede suppletore begroting 2008 is het uitgavenbudget voor in totaal met € 27 mln opgehoogd. Voor een toelichting wordt verwezen naar deze begrotingen. Naast deze ophoging is de uitgavenrealisatie gedaald door vertraging in de uitgaven voor de Commissie MER van € 2,9 mln en gestegen door betalingen in het kader van de SMOM-regeling met circa € 4 mln.

Ontvangsten

Op het instrument ontvangsten FES is een extra ontvangst opgenomen van € 5,3 ml voor het doorschuiven uit 2007 van realisatie op het project ProMT. Samen met kleinere mutaties is zijn de ontvangsten hierdoor € 5,9 mln hoger uitgevallen.

Slotwet

(Bedragen x € 1 000)
Artikel 7. Versterken van het (inter)nationale milieubeleidVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 200849 692105 5107 652
Mutaties Slotwet 200854 3803 026326
Stand Slotwet 2008 (realisatie)104 072108 5367 978

Toelichting:

Verplichtingen

De belangrijkste verschillen zijn:

• Een groot aantal overboekingen vanuit andere artikelen ten behoeve van de werkzaamheden van SenterNovem (uitvoering van beleid) voor 29,7 mln en RIVM (onderzoek) voor € 9,6 mln.

• Verplichtingen in het Kader van de SMOM-regeling (circa 8 mln).

• Toename van adviesaanvragen Commissie MER (€ 1,3 mln).

Uitgaven

De belangrijkste verschillen zijn:

• Vertraging uitgaven Commissie MER (– € 2,9 mln)

• Betalingen in het kader van de SMOM-regeling (circa € 4 mln).

7.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

TypeOnderwerpAlgemeen Doel of Operationeel DoelStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingProgramma Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten: fundamentele doorlichting van de regelgeving van tenminste twee regelgevingsdomeinen (domeinen worden rond september 2007 vastgesteld)OD 7.2.1.20082009 
Effectenonderzoek ex postTweejaarlijkse monitoring (2007–2008) voortgang duurzaam inkopenOD 7.2.3.20082009 
Overig evaluatieonderzoekSystematiek duurzaam geproduceerd houtOD 7.2.3.20062008Kamerstukken II, 2007–2008, 30 196, nr. 35.
 Evaluatie organisatorische inbedding duurzaamheidscriteria voor duurzaam inkopenOD 7.2.3.20082009 
 Structuele evaluatie Milieuwetgeving (STEM). Het jaarprogramma hiervoor wordt jaarlijks vastgesteldOD 7.2.1. doorlopend  

Artikel 8. Vergroten van de externe veiligheid

8.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 8. Vergroten van de externe veiligheid(x € 1 000)
 Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen:24 7656 282140 38324 43055 42924 06631 363
Uitgaven:48 98719 83344 24844 67925 46048 859– 23 399
Programma:48 98719 83344 24844 67925 46048 859– 23 399
 Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties:2 1623839106711 2011 307– 106
  Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties2 1623839106711 2011 307– 106
        
 Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties:44 46316 96616 29622 6792 9637 239– 4 276
  Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties44 46316 96616 29622 6792 9637 239– 4 276
        
 Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties:2 16238321 53620 48216 64525 200– 8 555
  Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties2 16238321 53620 48216 64525 200– 8 555
        
 Milieu en veiligheidsaspecten in ruimtelijke planvorming betrekken:2002 1015 5068474 65115 113– 10 462
  FES Kennis voor Klimaat00003 20010 000– 6 800
  Overige instrumenten en milieu en veiligheid1712002236698435 113– 4 270
  Onderzoek externe veiligheid009317855055
  Schadeclaims291 9015 19005530553
Ontvangsten:25 32001 37063 24410 000– 6 756

Toelichting:

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen van € 31,4 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan als volgt worden verklaard door:

In 2008 is voor € 46 mln subsidie toegezegd voor het kennisprogramma Kennis voor Klimaat. In 2008 is een klein deel tot betaling gekomen. De overige betalingen worden voorzien in de resterende looptijd van het programma (2009–2012). Op het instrument Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties is het verplichtingenbudget verhoogd vanwege het bijstellen van de eerder geraamde kasverwachting voor het FES-project Sanering van LPG-stations. De budgetten voor dit project zijn van 2007 naar 2008 overgeheveld (€ 5,0 mln). Aangezien het beschikbare bedrag niet in die omvang benodigd was voor het saneren van LPG-stations, is het budget van € 5,0 mln teruggeboekt naar het BIRK instrument op artikel 2. Het budget op dit instrument is verlaagd met € 2,0 mln voor een bijdrage aan VROM-brede inspanningen op het gebied van veiligheid. Daarnaast was nog sprake van diverse kleinere mutaties van € 1,5 mln. Per saldo is het budget hierdoor gedaald met € 3,5 mln.

Voor het instrument FES Kennis voor Klimaat zijn in 2008 de voorbereidingskosten en niet-staatssteungevoelige onderdelen van het programma Kennis voor Klimaat gesubsidieerd. In afwachting van de uitkomst van de staatssteuntoets kan het volledige bedrag van € 10,0 mln voor 2008 niet toegekend worden aan de stichting Kennis voor Klimaat. Het resterende bedrag (€ 6,6 mln) wordt doorgeschoven naar 2009. Voor het instrument Overige instrumenten milieu en veiligheid is en deel van de voorschotten voor de eerste fase van het project Natuurlijke Klimaatbuffers, waarvoor de Kamer bij de begrotingsvoorbereiding 2007 bij amendement € 5,0 mln beschikbaar heeft gesteld, vertraging opgetreden. Hierdoor is € 4,0 mln nodig in 2009 in plaats van in 2008. Per saldo is het budget hierdoor gedaald met € 10,6 mln.

De kosten voor de sanering van LPG-stations zijn € 1,3 mln lager uitgevallen dan geraamd. Bij de programmafinanciering externe veiligheid zijn dit jaar niet alle toekenningen gerealiseerd, waardoor de verplichtingenrealisatie € 0,9 mln lager is uitgevallen.

Uitgaven

De onderuitputting bij de uitgaven ter hoogte van € 23,4 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door:

Voor de toelichting wordt verwezen naar de toelichtingen bij de verplichtingenrealisatie. Afwijkingen zijn er bij de uitgaven voor de sanering van LPG-stations die zijn € 0,9 mln lager uitgevallen dan geraamd. Bij de programmafinanciering externe veiligheid zijn dit jaar niet alle toekenningen gerealiseerd, waardoor de uitgavenrealisatie € 3,2 mln lager is uitgevallen. Daarnaast is sprake van € 1,2 lager uitgaven aan Klimaatbuffers dan gepland.

Ontvangsten

De lagere realisatie van de ontvangsten van € 6,8 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door: Zie toelichting verplichtingen over FES project sanering LPG-stations en FES kennis voor Klimaat.

Slotwet

(Bedragen x € 1 000)
Artikel 8. Vergroten van de externe veiligheidVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 200812 04631 5273 376
Mutaties Slotwet 200843 383– 6 067– 132
Stand Slotwet 2008 (realisatie)55 42925 4603 244

Toelichting:

Verplichtingen

De belangrijkste verschillen zijn:

• Lagere kosten bij de sanering LPG-stations (– € 1,3 mln);

• Bij de programmafinanciering externe veiligheid zijn dit jaar niet alle toekenningen gerealiseerd (– € 0,9 mln);

• In 2008 is voor € 50 mln subsidie toegezegd voor het kennisprogramma Kennis voor Klimaat. In 2008 is een klein deel tot betaling gekomen. De overige betalingen worden voorzien in de resterende looptijd van het programma (2009–2012).

Uitgaven

De belangrijkste verschillen zijn:

• Lagere kosten bij de sanering LPG-stations (– € 0,9 mln).

• Bij de programmafinanciering externe veiligheid zijn dit jaar niet alle toekenningen gerealiseerd (– € 3,2 mln).

• Een vertraging bij klimaatbuffers (– 1,2 mln).

8.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

TypeOnderwerpAlgemeen Doel of Operationeel DoelStartAfgerondVindplaats
Effecten onderzoek ex postMonitor Nota Ruimte, 1e vervolgmetingOD 8.2.4.20072008www.monitornotaruimte.nl
Overig evaluatie-onderzoek:Evaluatie doorwerking ruimtelijk beleidOD 8.2.4. 20081

1 Dit onderzoek is doorgeschoven naar 2009–2010.

Artikel 9. Handhaving en toezicht

9.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 9. Handhaving en toezicht(x € 1 000)
 Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen:65 13158 50261 04460 96162 17262 491– 319
Uitgaven:65 30060 82757 47961 69363 18362 459724
Programma:18 18319 12117 80120 44121 39420 878516
 Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen, Wijken en Integratie:6 6367 5409 41011 7191 177731446
  Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen, Wijken en Integratie6 6367 5409 41011 7191 177731446
        
 Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte:3 9633 1031 2961 06610 1318 5171 614
  Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte3 9633 1031 2961 06610 1318 5171 614
        
 Bevorderen samenwerking methodiek en strategie:2 3702 5709091 5781 5562 683– 1 127
  Bevorderen samenwerking methodiek en strategie2 3702 5709091 5781 5562 683– 1 127
        
 Crisismanagement organiseren:4 5765 2105 7745 3887 0597 768– 709
  Crisismanagement organiseren4 5765 2105 7745 3887 0597 768– 709
        
 Opsporen en bestrijden van fraude:6386984126901 4711 179292
  Opsporen en bestrijden van fraude6386984126901 4711 179292
Apparaat art 9 (IG)47 11741 70639 67841 25241 78941 581208
Ontvangsten:7152 6862 2141 7391 881882999

Toelichting:

Verplichtingen

Het verplichtingenbudget op het instrument bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte is met € 2,0 mln verhoogd door een bijdrage van het DG Milieu aan VROM-brede inspanningen op het gebied van veiligheid. Van het instrument Bevorderen samenwerking methodiek en strategie is een bedrag van € 1,2 mln overgeheveld naar apparaat op artikel 91. Dit betreft de kosten van inhuur externen die gerealiseerd zijn bij de Gemeenschappelijke Dienst van VROM en voor rekening zijn van de VROM-Inspectie.

Uitgaven

De VROM-Inspectie heeft het beschikbare uitgavenbudget per saldo met € 0,7 mln. overschreden. Het merendeel van de budgetmutaties op zowel het programma- als het apparaatbudget zijn reeds door middel van suppletore wetten toegelicht en verwerkt.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is circa € 1,0 mln meer gerealiseerd dan geraamd doordat de leges van twee kalenderjaren in 2008 zijn ontvangen.

Slotwet

(Bedragen x € 1 000)
Artikel 9. Handhaving en toezichtVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 200863 05963 281882
Mutaties Slotwet 2008– 887– 98999
Stand Slotwet 2008 (realisatie)62 17263 1831 881

NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 91. Algemeen

Tabel 91.1. Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 91. Algemeen(x € 1 000)
 Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen:460 487366 069377 320392 357408 977293 640115 337
Uitgaven:327 097339 861363 330373 558383 868311 94171 927
Programma:14 53416 38215 50823 94330 39834 120– 3 722
  Communicatie-instrumenten6 4945 5136 6127 5777 4757 43144
  Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StaB)4 9175 1454 7825 0635 1175 017100
  Overige vastgoedinformatievoorziening1 1404 3702 9668 39013 27616 223– 2 947
  Onderzoek DGM43000000
  Ruimtelijk Planbureau1 9401 3541 1481 1921 0981 279– 181
  Programma/onderzoek Milieu en Natuur Planbureau (MNP)0000000
  Programma/onderzoek Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB)0001 7213 4324 170– 738
Apparaat:312 562323 479347 822349 615353 470277 82175 649
 Beleidsartikelen XI47 25842 95642 93744 81047 48246 0101 472
  Apparaat artikel 1 (DGR)6 3884 4088 3759 75810 2398 8491 390
  Apparaat artikel 2 (DGR)6 7436 2372 3321 0603 2292 905324
  Apparaat artikel 3 (DGM)5 9064 7334 5235 0546 5274 5561 971
  Apparaat artikel 4 (DGM)4 8735 0544 6974 6536 2264 8041 422
  Apparaat artikel 5 (DGM)5 8444 8864 3684 6041 1414 766– 3 625
  Apparaat artikel 6 (DGM)5 9405 2545 1345 2626 4995 4211 078
  Apparaat artikel 7 (DGM)8 2769 1865 0255 4321 3155 275– 3 960
  Apparaat artikel 7 Internationale Zaken (IZ)004 7835 2426 0005 94555
  Apparaat artikel 8 (DGR)7938316755915 3087984 510
  Apparaat artikel 8 (DGM)2 4952 3673 0253 1549982 691– 1 693
        
 Beleidsartkelen XVIII71 24271 65047 76245 02445 85239 5756 277
  Apparaat artikel 1 (DGWWI)00004 1601 4952 665
  Apparaat artikel 2 (DGWWI)10 31811 0318 2959 1275 1559 932– 4 777
  Apparaat artikel 3 (DGWWI)17 74816 82813 97313 50718 29418 112182
  Uitvoering huursubsidie40 20041 93621 31514 2193 8872 3001 587
  Apparaat artikel 4 (DGWWI)0003 6429 5195 7453 774
  Apparaat artikel 5 (DGWWI)2 9761 8554 1794 5294 8371 9912 846
        
 Departementsleiding, control, expertdiensten en overige staf:64 29044 76663 86667 87643 44362 210– 18 767
  Apparaat projecten VROM0002573020302
  Apparaat DGWWI11 3446 7392 8525 4728770877
  Apparaat DGR5 51512 8976 5725 3361 0093 826– 2 817
  Apparaat DGM7 7104 4622 3582 1121 5092 103– 594
  Apparaat Inspectie881 11600000
  Apparaat departementsleiding, control en overig staf35 41514 33414 32514 834019 436– 19 436
  Apparaat Ruimtelijk Planbureau (RPB)4 2185 2185 5635 5794 8815 486– 605
  Apparaat Milieu en Natuur Planbureau (MNP)0032 19634 28634 86531 3593 506
        
 Raden:5 1969 5276 6617 4916 7976 631166
  VROM-Raad1 9101 9051 8352 0771 6722 118– 446
  Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO)1 7841 4711 3901 5321 209531678
  Waddenadviesraad (WAR)49271260559264662818
  Kenniscentrum Aanbesteding bouw (KCAB)016100000
  Nederlandse Emissie Autoriteit (NEA)04 39400000
  Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS)1 0108841 0141 0829800980
  Technische Commissie Bodembescherming (TCB)006195746446368
  Gemeenschappelijk OntwikkelingsBedrijf (GOB)001 1981 6341 6462 718– 1 072
        
 Postactieven:5 6557 39610 03810 0329 77010 531– 761
  Postactieven DGWWI2 3972 2632 4562 31703 034– 3 034
  Postactieven DGR3356135775840389– 389
  Postactieven DGM1 2861 2141 5771 54301 311– 1 311
  Postactieven Inspectie001 5481 59401 546– 1 546
  Postactieven RPB40316476063– 63
  Postactieven GD/CSt1 5973 2753 8163 9189 7704 1885 582
        
 Gemeenschappelijke voorzieningen:118 921147 184176 558174 382200 126118 73581 391
  Gemeenschappelijke voorzieningen91 615121 569151 497149 051175 24293 58781 655
  Huurbijdrage aan RGD27 30625 61525 06125 33124 88425 148– 264
        
 Taakstellingen:00000– 5 8715 871
  Rijksbrede taakstelling apparaat0000 – 5 8715 871
Ontvangsten:77 99572 82457 79847 748198 34542 638155 707

Toelichting:

Verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie van € 115,3 mln kan voor € 35,2 mln worden verklaard door mutaties uit de eerste en tweede suppletore begroting 2008. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar deze suppletore begrotingen.

Daarnaast zijn de belangrijkste verschillen te verklaren door:

In het kader van de verlenging van het contract met Getronics Pink Roccade (GPR), heeft GPR in het najaar van 2008 een «Offer you can’t refuse» afgegeven voor de periode 2009/2010. Aangezien GPR bij het opstellen van haar offerte ook weer afhankelijk was van andere leveranciers die op hun beurt aantrekkelijke aanbieding met een deadline aanboden (bijvoorbeeld: Xerox bood printers aan met korting, maar dan moest GPR wel voor bepaalde datum reageren) heeft de afdeling I-Services snel gereageerd. De Bestuursraad (BR) van VROM is in oktober ingelicht en heeft toen ook besloten op de aanbieding in te gaan. Hierdoor is de verplichtingenrealisatie met circa € 40 mln gestegen.

Naar voren halen van verplichtingenbudget uit 2009 in verband met het aangaan van een verplichting aan het Kadaster. De betalingen vinden plaats vanaf 2009. Het Kadaster heeft al vanaf 1 januari 2009 kosten gemaakt voor de basisregistratie Topografie. Voor het verstrekken van een voorschot moest verplichtingenbudget naar voren worden gehaald (€ 15,5 mln).

Een doorbelasting van inhuur uitzendkrachten via Flexchange. Deze uitzendkrachten werden ingehuurd via de voormalige Gemeenschappelijke Dienst en worden aan het eind van het jaar in rekening gebracht bij de betreffende Dienst (€ 7 mln).

Een herschikking van middelen van WWI naar de portefeuille pSG in verband met de overkomst van medewerkers als gevolg van de herschikking vooruitlopend op de reorganisatie (€ 1,3 mln).

Een onderuitputting als gevolg van doorbelasting van uitgaven aan Diensten, een juiste artikel belasting en vertragingen met betrekking tot de aan te gane verplichtingen als gevolg van de herschikking en conversie vooruitlopend op de reorganisatie (– € 15 mln).

Een lagere realisatie bij GOB (Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf) van – € 2,7 mln.

Minder medewerkers hebben gebruik gemaakt van bestaande regelingen voor postactieven dan verwacht. De middelen zijn derhalve overgeheveld naar het apparaatartikel ter dekking van uitgaven extra uitgaven als gevolg van de herschikking en conversie (– € 1,5 mln).

Uitgaven

De hogere uitgavenrealisatie van € 71,9 mln kan voor € 45,3 mln worden verklaard door mutaties uit de eerste en tweede suppletore begroting 2008. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar deze suppletore begrotingen.

Daarnaast zijn de belangrijkste verschillende te verklaren door:

Een doorbelasting van inhuur uitzendkrachten via Flexchange. Deze uitzendkrachten werden ingehuurd via de voormalige Gemeenschappelijke Dienst en worden aan het eind van het jaar in rekening gebracht bij de betreffende Dienst (€ 7 mln).

Een herschikking van middelen van WWI naar de portefeuille pSG in verband met de overkomst van medewerkers als gevolg van de herschikking vooruitlopend op de reorganisatie (€ 1,3 mln).

Een onderuitputting als gevolg van doorbelasting van uitgaven aan Diensten, een juiste artikel belasting en vertragingen met betrekking tot de aan te gane verplichtingen als gevolg van de herschikking en conversie vooruitlopend op de reorganisatie (– € 2,3 mln).

Een lagere realisatie bij GOB (Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf) van – € 4,7 mln.

Minder medewerkers hebben gebruik gemaakt van bestaande regelingen voor postactieven dan verwacht. De middelen zijn derhalve overgeheveld naar het apparaatartikel ter dekking van uitgaven extra uitgaven als gevolg van de herschikking en conversie (– € 1,5 mln).

Ontvangsten

De hogere realisatie van de ontvangsten van € 155,7 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan worden verklaard door:

Er is een extra ontvangst verkregen van het MNP ter hoogte van € 2,0 mln. Door vertragingen in de uitvoering van het BAG-project (Basisadministratie Adressen en Gebouwen) zijn de ontvangsten van het Kadaster verlaagd met € 1,7 mln.

Door een technische vrijval van Rgd middelen is op de VROM begroting een bedrag ontvangen van € 153,0 mln. Het planmatig onderhoud in het rijkshuisvestingsstelsel wordt vanaf 1 januari 2008 via een omslagsystematiek gefinancierd. De voorziening Planmatig Onderhoud die tot die tijd op de balans van de baten-lastendienst rijksgebouwendienst stond, is derhalve per ultimo 2007 opgeheven. Een bedrag van € 153,0 mln uit de vrijvallende voorziening wordt omgezet in een lening aan de Rijksgebouwendienst.

Het pakket van diensten dat de Rijksgebouwendienst (Rgd) afneemt van de Gemeenschappelijke Dienst (GD) is duurder dan de beschikbare € 21 mln dat de Rgd beschikbaar heeft. Het inflatieresultaat van de Rgd ad € 6,9 mln wordt daarom ingezet als dekking van een deel van dit tekort.

Slotwet

(Bedragen x € 1 000)
Artikel 91. AlgemeenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2008328 869357 209201 920
Mutaties Slotwet 200880 10826 659– 3 575
Stand Slotwet 2008 (realisatie)408 977383 868198 345

Toelichting:

Verplichtingen

In het kader van de verlenging van het contract met GPR, heeft GPR in het najaar van 2008 een «Offer you can’t refuse» afgegeven voor de periode 2009/2010. Aangezien GPR bij het opstellen van haar offerte ook weer afhankelijk was van andere leveranciers die op hun beurt aantrekkelijke aanbieding met een deadline aanboden (voorbeeld: Xerox bood printers aan met korting, maar dan moest GPR wel voor bepaalde datum reageren) heet de afdeling I-Services snel gereageerd. De BR is in oktober ingelicht en heeft toen ook besloten op de aanbieding in te gaan. Hierdoor is de verplichtingenrealisatie met circa € 40 mln gestegen.

Naar voren halen van verplichtingenbudget uit 2009 in verband met het aangaan van een verplichting aan het Kadaster. De betalingen vinden plaats vanaf 2009. Het Kadaster heeft al vanaf 1 januari 2009 kosten gemaakt voor de basisregistratie Topografie. Voor het verstrekken van een voorschot moest verplichtingenbudget naar voren worden gehaald (€ 15,5 mln verplichtingen).

Een doorbelasting van inhuur uitzendkrachten via Flexchange. Deze uitzendkrachten werden ingehuurd via de voormalige Gemeenschappelijke Dienst en worden aan het eind van het jaar in rekening gebracht bij de betreffende Dienst (€ 7 mln).

Een herschikking van middelen van WWI naar de portefeuille pSG in verband met de overkomst van medewerkers als gevolg van de herschikking vooruitlopend op de reorganisatie (€ 1,3 mln).

Een onderuitputting als gevolg van doorbelasting van uitgaven aan Diensten, een juiste artikel belasting en vertragingen met betrekking tot de aan te gane verplichtingen als gevolg van de herschikking en conversie vooruitlopend op de reorganisatie (– € 15 mln).

Een lagere realisatie bij GOB (Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf) van – € 2,7 mln.

Minder medewerkers hebben gebruik gemaakt van bestaande regelingen voor postactieven dan verwacht. De middelen zijn derhalve overgeheveld naar het apparaatartikel ter dekking van uitgaven extra uitgaven als gevolg van de herschikking en conversie (– € 1,5).

Uitgaven

Een doorbelasting van inhuur uitzendkrachten via Flexchange. Deze uitzendkrachten werden ingehuurd via de voormalige Gemeenschappelijke Dienst en worden aan het eind van het jaar in rekening gebracht bij de betreffende Dienst (€ 7 mln).

Een herschikking van middelen van WWI naar de portefeuille pSG in verband met de overkomst van medewerkers als gevolg van de herschikking vooruitlopend op de reorganisatie (€ 1,3 mln).

Een onderuitputting als gevolg van doorbelasting van uitgaven aan Diensten, een juiste artikel belasting en vertragingen met betrekking tot de aan te gane verplichtingen als gevolg van de herschikking en conversie vooruitlopend op de reorganisatie (– € 2,3 mln).

Een lagere realisatie bij GOB (Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf) van – € 4,7 mln.

Minder medewerkers hebben gebruik gemaakt van bestaande regelingen voor postactieven dan verwacht. De middelen zijn derhalve overgeheveld naar het apparaatartikel ter dekking van uitgaven extra uitgaven als gevolg van de herschikking en conversie (– € 1,5 mln).

Artikel 92. Nominaal en onvoorzien

92.1. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 92. Nominaal en onvoorzien(x € 1 000)
 Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen:00000802– 802
Uitgaven:00000802– 802
Programma:00000802– 802
 Loonbijstelling:0000000
  Loonbijstelling0000000
        
 Prijsbijstelling:0000000
  Prijsbijstelling0000000
        
 Onvoorzien:000002 142– 2 142
  Onvoorzien000002 142– 2 142
        
 Nog te verdelen:00000– 1 3401 340
  Nog nader te verdelen taakstellingen00000– 1 3401 340

Toelichting:

Dit artikel is een administratief artikel hetgeen betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van dit artikel worden gedaan.

Slotwet

(Bedragen x € 1 000)
Artikel 92. Nominaal en onvoorzienVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2008– 237– 1590
Mutaties Slotwet 20082371590
Stand Slotwet 2008 (realisatie)000

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

De Ministers van VROM en voor WWI verklaren hierbij als volgt:

In het begrotingsjaar 2008 heeft het managementcontrolsysteem van VROM naar behoren gefunctioneerd. Dat betekent dat:

• de uitkomsten van de financiële processen zodanig zijn dat binnen de tolerantiegrenzen van wet- en regelgeving is gebleven, met uitzondering van

– de huurtoeslag waarover in begrotingshoofdstuk 18 (Rijksjaarverslag Wonen, Wijken en Integratie) in het onderdeel «rechtmatigheid» de hoofdlijnen uit de bedrijfsvoeringsparagraaf uit het Jaarverslag van het Ministerie van Financiën worden vermeld; en

– de uitgaven van het Waddenfonds;

• de beleids- en financiële informatie in dit jaarverslag voldoet aan de wettelijke rapportage-eisen;

• sturing en beheersing heeft plaatsgevonden, afgeleid van begrotingsdoelstellingen;

• risico-afwegingen bepalend zijn geweest voor beheersingsmaatregelen;

• voortgangsbewaking van begrotingsrealisatie heeft plaatsgevonden door portefeuillehouders van de Bestuursraad en gemandateerde budgethouders;

• toezicht op kwaliteitsborging van bedrijfsvoeringsprocessen heeft plaatsgevonden onder meer via het Audit Committee.

Daarbij horen de volgende kanttekeningen:

• Gedurende het jaar is de financiële informatievoorziening aan budgethouders beperkt tot de meest essentiële processen, zoals de begrotings- en verantwoordingsprocessen, door de veranderingen in verantwoordelijkheden en processen als gevolg van de reorganisatie en door het besluit om slechts beperkt te investeren in het (verouderde) financiële systeem. Door middel van het verbeterplan financiële functie zal verdere sturing worden gegeven aan wensen voor verbeteringen in de kwaliteit van de financiële informatievoorziening.

• De doelstelling om te komen tot een goede en tijdige jaarafsluiting heeft in het verslagjaar hoge prioriteit gekregen. Er zijn in dit traject goede verbeteringen bereikt vergeleken bij het vorige jaar. Toch blijven er een aantal zaken over die ook in de afronding 2008 blijken nog verbetering te behoeven. In structurele zin zal de vormgeving van de financiële functie in 2009 verder worden ingevuld.

• In 2009 wordt VROM geconfronteerd met de afronding van een hele grote organisatorische verandering (Duidelijk VROM!) waarin ook de financiële functie ingrijpend wordt gereorganiseerd. In structurele zin zullen veel zaken de komende tijd verder vorm krijgen. Daartoe is een ambitieus verbeterplan gemaakt, waarvan realisatie doorloopt in 2009. Tevens doen zich nieuwe ontwikkelingen voor in het komende jaar die wederom zwaar zullen ingrijpen op de financiële functie (zoals voorbereidingen treffen om een nieuw financieel systeem in een jaar na 2009 in gebruik te kunnen nemen).

Op deze wijze is gestructureerde aandacht besteed aan de bedrijfsprocessen van het ministerie van VROM. De relevante actoren binnen VROM hebben gezorgd voor de checks & balances, zodat de bedrijfsprocessen voldoende beheerst zijn uitgevoerd.

De begrotingen van VROM en WWI omvatten mede de baten- en lastendiensten Rijksgebouwendienst en Nederlandse Emissie-autoriteit en het begrotingsfonds Waddenfonds.

Het Audit Committee van VROM (leden Bestuursraad, Rijksauditdienst, directie Financiële en Economische Zaken en een extern lid) heeft de bedrijfsvoeringsparagraaf (uitzonderingsrapportage) besproken in haar overleg van 6 maart 2009 en adviseert akkoord te gaan met de uitspraak dat het managementcontrolsysteem naar behoren heeft gefunctioneerd voor de begrotingen van VROM en WWI. Dit betekent niet dat er geen fouten/tekortkomingen kunnen optreden. Indien deze dienen te worden opgenomen in de VROM/WWI-verantwoording volgens de rijksbegrotingsvoorschriften of criteria1 vastgesteld door het Audit Committee, worden ze hieronder toegelicht, onderverdeeld naar de totstandkoming van de beleidsinformatie, de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering, het gevoerde financieel en materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering. Fouten/tekortkomingen in de totstandkoming van de beleidsinformatie en rechtmatigheid betreffende de WWI begroting (inclusief Rijksgebouwendienst) zijn in begrotingshoofdstuk 18 van de WWI programmaverantwoording opgenomen.

1. Totstandkoming beleidsinformatie

De focus op de beleidsprioriteiten in deze jaarverantwoording van VROM is een gevolg van de deelname aan het experiment waardoor in principe alleen de beleidsprioriteiten worden toegelicht. Twee operationele doelen worden tevens beleidsmatig toegelicht: 3.2.1 Realisatie van de nationale Kyoto-klimaatversplichtingen (2008–2012) en van de klimaat- en energiedoelen uit het Coalitieakkoord voor 2020 en 6.2.2 Reductie van milieubelasting door afvalstoffen (afvalstoffenfonds) vanwege het financiële belang. De rapportagewijziging is erop gericht om de politieke discussie meer op de hoofdlijnen (beleidsprioriteiten) te voeren. Voor de behandeling van het jaarverslag 2008 kunnen publicaties van het planbureau voor de leefomgeving de politieke discussie ondersteunen, bijvoorbeeld de publicaties: «effecten van de kredietcrisis op klimaat en energiebeleid», «tussenstand van een aantal onderdelen uit het werkprogramma schoon en zuinig» en «Ruimte in cijfers 2008». De VROM Inspectie is de trekker van het front office afval en geeft in haar jaarrapportage onder meer inzicht in de naleving van de afvalregelgeving.

Voor de behandeling van het jaarverslag 2008 met de Kamer zorgt VROM dat het vernieuwde indicatorrapport realisatie milieudoelstellingen beschikbaar is. Deze zal voor de behandeling van het jaarverslag separaat aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

2. Rechtmatigheid

Waddenfonds

Over boekjaar 2008 is de rapporteringstolerantie 10% voor het totaal van de uitgaven (€ 445 300) van de verantwoording als geheel van het Waddenfonds overschreden. Door het fonds is tot 100% bevoorschot aan een subsidieontvanger met een beroep op de regelgeving inzake het schatkistbankieren. In de subsidieregelgeving van het Waddenfonds is bepaald dat slechts tot een percentage van 80% bevoorschot mag worden, waardoor 20% in strijd met deze regelgeving is bevoorschot en daarmee een bedrag van €480 000 euro onrechtmatig is.

VROM

Onder rechtmatigheid wordt conform de rijksbegrotingsvoorschriften verstaan comptabele rechtmatigheid. Dit houdt dit dat een financiële transactie waarvan de uitkomst in het departementale jaarverslag dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de begrotingswetten en met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.

In dit onderdeel wordt gerapporteerd als de overeengekomen tolerantiegrenzen voor zowel fouten als onzekerheden die betrekking hebben op, de rechtmatigheid en de getrouwheid, uit de rijksbegrotingsvoorschriften, voortkomend uit het experiment1 worden overschreden.

Nu er in 2008 een apart begrotingshoofdstuk 18 is voor de WWI verantwoording is de rapporteringstolerantie op begrotingshoofdstukniveau kleiner geworden waardoor er eerder sprake kan zijn van een tolerantieoverschrijding op begrotingshoofdstukniveau.

Europese aanbestedingen

In 2008 is voor een bedrag groot circa € 0,7 miljoen ten onrechte niet Europees aanbesteed. In 2009 zal bij afwijkingen van adviezen van de staf verantwoording door de portefeuillehouder aan de Bestuursraad plaatsvinden.

3. Financieel en materieel beheer

Onderhoud subsidieregelgeving

De uitkomsten van het Rijksbrede subsidiekader zullen worden benut om de regelgeving voor een aantal subsidieregelingen VROM-breed te harmoniseren. Daarnaast zullen interne procedures zodanig worden aangepast dat er toereikende toetsing van subsidieverzoeken en documentatie daarvan zal plaatsvinden. Tenslotte zullen procedures worden aangepast waardoor fouten betreffende verplichtingen- en voorschottenadministratie worden voorkomen.

Gevolgde werkwijze bij diverse beleidsterreinen

Afvalfonds:

Met betrekking tot de invoering van het Afvalfonds heeft overleg plaatsgevonden met alle relevante partijen vanuit de optiek dat 2008 geen verloren jaar mocht en kon zijn. Daarom is besloten dat, zolang het fonds nog niet formeel opgericht was – in volledige overeenstemming met de partijen die het fonds zullen vormen en gaan beheren – VROM de benodigde toekenningen zou verrichten. Alles conform de afgesproken procedures van het fonds in oprichting. Deze aanpak is in de 2e suppletore begroting 2008 ook richting de Kamer expliciet verwoord en toegelicht. De minister van VROM heeft de Tweede Kamer hierover geïnformeerd bij brief van 11 december 2008 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 820, nr. 1).

NSL:

VROM heeft besloten om de derde tranche subsidies in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit niet in 2008, maar begin 2009 toe te kennen. De reden hiervoor was dat een subsidieregeling moest worden uitgewerkt, waardoor inmiddels een degelijke juridische basis is gelegd voor toekomstige toekenningen. Vervolgens is extra tijd benodigd geweest om de ingediende aanvragen op basis van die regeling zorgvuldig te kunnen beoordelen.

Vaststellen subsidies bodemsanering 2002–2004:

In het verslagjaar is besloten de bodemsaneringbudgetten 2002–2004 mede vast te stellen op basis van verantwoordingsinformatie van de bevoegde overheden. Daarbij is tevens een contra onderzoek betrokken, waarin de prestatieverantwoordingen van de bevoegde gezagen opnieuw zijn beoordeeld. De onderzoekers hebben veelal bij de onderzochte saneringslocaties aanzienlijke afwijkingen geconstateerd. Ook hebben zij aangegeven dat de (her)beoordeling om diverse redenen omgeven is met een bepaalde mate van onzekerheid. Derhalve achtten de onderzoekers een bandbreedte van 20% tot 25% acceptabel. VROM heeft de afwijkingsmarge van 20% overgenomen en toegepast bij de geconstateerde afwijkingen tussen de uitkomsten van het contra onderzoek en de gehele prestatieverantwoording van het bevoegde gezag. Vervolgens is de beslisboom c.q. het sanctietraject toegepast die eerder aan de budgethouders is gecommuniceerd. In de meeste gevallen heeft dit geleid tot aanvullende prestatieverplichtingen voor de volgende periode.

Verbeterplan financiële functie & jaarverantwoording:

De Algemene Rekenkamer heeft, in het Rapport bij het Jaarverslag 2007, VROM een ernstige onvolkomenheid voor de jaarafsluiting en een onvolkomenheid voor de financiële functie toegekend. Naar aanleiding hiervan is het Verbeterplan financiële functie & jaarverantwoording opgesteld. Doel van het verbeterplan is tweeledig: een, ten opzichte van de jaarverantwoording 2007, sterk verbeterd proces van totstandkoming van de jaarverantwoording 2008 en het op orde brengen van de financiële functie van VROM.

Verbeteren proces jaarverantwoording:

Om de ernstige onvolkomenheid bij de totstandkoming van de jaarverantwoording weg te werken is een onafhankelijke evaluatie uitgevoerd. Op basis van de aanbevelingen uit deze evaluatie is een verbeterplan opgesteld voor het proces van de jaarverantwoording. De belangrijkste aanbevelingen waren:

• het uitvoeren van een proefafsluiting;

• goede werkafspraken maken met de uitvoeringsorganisatie voor het tijdpad en de wijze waarop gegevens worden aangeleverd;

• extra capaciteit inzetten op coördinatie van het proces;

• nadrukkelijker inschakelen van IC gedurende het proces;

• duidelijke scheiding aanbrengen tussen de rol van VROM en RAD in het proces van de totstandkoming van de jaarverantwoording.

Aan al deze aanbevelingen is invulling gegeven. Het proces van de verbetering is bewaakt door een stuurgroep onder voorzitterschap van de SG.

De doorgevoerde verbeteringen hebben vooraf het risico beperkt dat de jaarverantwoording niet tijdig gereed komt.

Verbetering financiële functie:

De Algemene Rekenkamer heeft, in het Rapport bij het Jaarverslag 2007 VROM, de financiële functie van VROM als een onvolkomenheid bestempeld. Deze onvolkomenheid was aanleiding voor de Algemene Rekenkamer om aan te bevelen om de interne controle te versterken en de naleving van interne procedures te verbeteren. In de bedrijfsvoeringsparagraaf 2007 werd al toegezegd dat de werking van de interne controle mede in het kader van de organisatieontwikkeling van Duidelijk VROM op een hoger plan zal worden gebracht. In reactie op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer is de noodzaak onderschreven om de bedrijfsvoering op een hoger niveau te brengen. In haar samenvatting in het rapport bij het jaarverslag wijst de Algemene Rekenkamer erop dat de reorganisatie kansen en aangrijpingspunten biedt om de onvolkomenheden aan te pakken, maar brengt ook risico’s met zich mee zoals het beslag dat dergelijke processen doorgaans leggen op ieders tijd en energie.

Resultaat van het Verbeterplan financiële functie & jaarverantwoording is inmiddels:

Interne control: binnen de nieuwe directie Financieel Economische Zaken wordt een aparte VROM-brede interne controle cluster ingericht, die conform de opzet zoals uitgedacht in het programma verbetering financiële processen gaat functioneren. Dit cluster is al gestart met de werkzaamheden ten tijde van de proefafsluiting 2008 (in de periode oktober 2008 – december 2008) en voerde ook de noodzakelijke controles uit tijdens de jaarafsluiting 2008.

Om de werkzaamheden van het nieuwe cluster voor 2009 te bepalen is er een, op risico’s gebaseerd, interne controle plan opgesteld. Dit plan is afgestemd binnen de VROM organisatie alsmede met de RAD.

Ten aanzien van het niet naleven van de interne procedures zijn en worden eveneens diverse maatregelen getroffen. Enerzijds wordt er volop gewerkt aan het voorbereiden van de invoering van de nieuwe financieel administratieve procedures. Deze nieuwe procedures moeten zowel de uniformiteit, de efficiency alsook de effectiviteit verbeteren. Anderzijds loopt er een traject om het management en de medewerkers van VROM te wijzen op het belang van de interne procedures en de noodzaak van naleving ervan. Tezamen moeten deze maatregelen er toe leiden dat de naleving van de interne procedures bij VROM sterk verbetert.

De verbetering van het financieel beheer van VROM zal met een nieuw financieel systeem een extra impuls krijgen. Er loopt een onderzoek naar de mogelijkheden voor samenwerking met een ander departement om hun financieel systeem te delen.

4. Overige aspecten van bedrijfsvoering

ICT-beheer en informatiebeveiliging

Op 28 augustus 2007 heeft de Minister in een brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 31 031 XI, nr. 12) toegezegd aan het einde van 2008 het ICT-beheer en de informatiebeveiliging op orde te hebben. Deze toezeggingen zijn op de hieronder beschreven wijze gestand gedaan.

Voor wat betreft het ICT-beheer is het proces van kwaliteitsbewaking bij VROM ICT Beheer en de externe leverancier ingericht. Door de afdeling ICT-Beheer is hier verder invulling aan gegeven door sturing op het proces en op de kwaliteitseisen aan de TPM in te richten. De door de leverancier afgegeven goedkeurende Third Party Mededeling (TPM) en het ISO 20000-1 certificaat van VROM ICT Beheer zijn hier het directe gevolg van. De VROM ICT Beheer organisatie is als eerste overheidsorganisatie in Nederland gecertificeerd op basis van de ISO 20000–1-normen voor ICT-serviceorganisaties.

Informatiebeveiliging is het proces van vaststellen van de vereiste betrouwbaarheid van informatiesystemen in termen van vertrouwelijkheid, beschikbaarheid en integriteit alsmede het treffen, onderhouden en controleren van een samenhangend pakket van bijbehorende maatregelen. Het afgelopen jaar zijn de nog resterende onderdelen van dat proces ingericht, waarmee voldaan is aan de eisen van het VIR 2007 (Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst) en het VIR-Bijzondere Informatie. Over het jaar 2008 heeft het lijnmanagement expliciet verklaard in control te zijn ten aanzien van informatiebeveiliging voor hun specifieke directie.

De conclusie is dat beide onderwerpen, ICT beheer en informatiebeveiliging, op orde zijn gebracht. Hierbij hoort de kanttekening dat ICT beheer en informatiebeveiliging nooit «af» zijn. Het ministerie blijft dan ook voortdurend via iteratieslagen, plateauplanning en een gestructureerde risicomanagementproces aan verbetering op deze onderwerpen werken.

Integriteit

VROM beschouwt integriteit als een kernwaarde zodanig dat het vertrouwen van de burger in het handelen van VROM centraal staat. Ten behoeve van deze betrouwbaarheid heeft VROM kwetsbare handelingen/functies in beeld gebracht, kent zij integriteit als een kerncompetentie van VROMmers en hanteert zij sinds 2004 een risicoanalyse Integriteit als onderdeel van de P&C-cyclus. Als er sprake is van een integriteitsvoorval dient de medewerker de leidinggevende in beginsel te informeren tenzij naar de mening van de medewerker aanleiding bestaat om hier van af te wijken. Er kan voor worden gekozen om een beroep te doen op de vertrouwenspersoon integriteit die zowel een klankbord en adviesfunctie als een meldpuntfunctie heeft. VROM kent voor de rechtsgelijkheid bij plichtsverzuimgevallen de bevoegdheid bij één centraal punt. Daardoor is consequentie en consistentie mogelijk in de behandeling van de gemelde gevallen. Ook wordt nadrukkelijker dan voorheen in dergelijke gevallen gerefereerd welk onderdeel van de VROM-gedragscode in het geding is. Voor een betere registratie en begeleiding van leidinggevenden bij meldingen integriteitvoorvallen kent VROM een centraal meldpunt en registratie voor het ministerie uitgezonderd de RGD. In samenhang met de ontvlechting en tegen de achtergrond van de verantwoordelijkheden heeft de Rijksgebouwendienst verschillende eigen meldpunten ingericht voor integriteitschendingen.

In 2007/2008 is ten behoeve van het versterken integer gedrag en het bewust worden van mogelijke risico’s in het dagelijks werken door VROMmers een speciaal programma versterking integriteit VROM onder aansturing van een Stuurgroep Integriteit VROM gestart. Hierbij ligt het accent op het integreren van betrouwbaar handelen/zijn in het professioneel handelen. In 2008 is de aangegeven lijn doorgezet en een succesvolle aanvang gemaakt met het meer transparant maken van betrouwbaar handelen door cases op dit gebied via een «barometer» voor meningsvorming en discussie via het intranet aan te bieden. Ook hebben vertrouwenspersonen ongewenst gedrag voor het eerst een jaarverslag opgesteld welke is voorgelegd aan de BR. De verplichting tot het maken van een jaarverslag geldt ook voor de vertrouwenspersonen integriteit binnen VROM. Over het jaar 2007–2008 heeft de vertrouwenspersoon integriteit van de Rijksgebouwendienst een jaarverslag gemaakt. VROM heeft eveneens actief geparticipeerd in de Rijksbreed gehouden integriteitsdag met medewerking van het Bureau Integriteit Amsterdam voor een meerjarenaanpak van de verhoging van de kwaliteit van het integriteitzorgsysteem rijksbreed en ministeriespecifiek.

In het verslagjaar is eveneens nadrukkelijk aansluiting gezocht met het organisatie- en cultuurveranderingsprogramma Duidelijk VROM (DV!) om betrouwbaar handelen onderdeel te laten zijn van de verschillende activiteiten en opleidingstrajecten gericht op de gewenste veranderingen.

VROM kent langzaam maar zeker een grotere eigen verantwoordelijkheid toe aan de ambtenaar. In dat kader heeft VROM in het verslagjaar gelijktijdig met de eerste introductie van een P&O-zelfbedieningsproces een zelfstandig P&O-sanctiebeleid P&O-processen ontwikkeld, ingevoerd en transparant gemaakt. Hierdoor weten de VROMmers in beginsel welk risico wordt gelopen als zij zich aan bepaalde gebleken handelingen schuldig maakt.

VROM heeft ter versterking van een eenduidige registratie in 2008 de gestarte pilot omgeving van het Rijksregistratiesysteemintegriteit actief voortgezet Ook is een handvat/instructie voor de leidinggevenden op het intranet beschikbaar gesteld hoe zij met meldingen integriteitsvoorvallen om moeten gaan.

In het verslagjaar 2008 zijn er 21 meldingen van inbreuken op de integriteit, waarvan 18 geconstateerde integriteitschendingen zijn. Van deze 18 geconstateerde integriteitschendingen hadden 12 betrekking op diefstal/fraude. Deze gevallen worden beoordeeld om nader de opzet en de werking van de administratieve organisatie te bezien. De genoemde aantallen zullen ook in het sociaal jaarverslag 2008 worden gerapporteerd, als onderdeel van een rijksbrede rapportage.

Op basis van de gemelde diefstal-/fraudegevallen is het risico dat de departementale jaarrekening materieel afwijkt gering.

C. JAARREKENING

De departementale verantwoordingsstaat 2008 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)

De departementale verantwoordingsstaat 2008 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)(x € 1 000)
  (1)(2)(3)=(2)-(1)
 OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting 2008Realisatie 2008*Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting 2008
  verplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangsten
 Totaal 1 302 124372 611 1 216 076456 584 – 86 048+ 83 973
           
 Beleidsartikelen 989 381329 973 832 208258 239 – 157 173– 71 734
01Optimalisering van de ruimtelijke afweging11 22421 81713 00018 10319 43410 572+ 6 879– 2 383– 2 428
02Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur46 226194 104138 141100 757196 556136 649+ 54 531+ 2 452– 1 492
03Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging90 36894 18925023 57359 633927– 66 795– 34 556+ 677
04Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem103 892171 36223 20050 579161 21916 172– 53 313– 10 143– 7 028
05Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving93 378171 504140 100104 302106 10077 098+ 10 924– 65 404– 63 002
06Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s135 597146 6242 40088 77092 0873 718– 46 827– 54 537+ 1 318
07Versterken van het (inter)nationale milieubeleid44 80778 4632000104 072108 5367 978+ 59 265+ 30 073+ 5 978
08Vergroten van de externe veiligheid24 06648 85910 00055 42925 4603 244+ 31 363– 23 399– 6 756
09Handhaving en toezicht62 49162 45988262 17263 1831 881– 319+ 724+ 999
           
 Niet-beleidsartikelen 312 74342 638 383 868198 345 + 71 125+ 155 707
91Algemeen293 640311 94142 638408 975383 868198 345+ 115 335+ 71 927+ 155 707
92Nominaal en onvoorzien8028020000– 802– 8020

* Door het per artikel afronden op duizendtallen van de realisaties wijkt het totaal aan gerealiseerde verplichtingen en uitgaven af van de bij de saldibalans vermelde realisaties.

De departementale saldibalans 2008

De departementale saldibalans 2008 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) per 31 december 2008(x € 1 000)
  31-12-200831-12-2007   31-12-200831-12-2007
1.Uitgaven ten laste van de begroting   2.Ontvangsten ten gunste van de begroting  
 – Begroting 2007 1 167 820  – Begroting 2007 303 426
 – Begroting 20081 216 071   – Begroting 2008456 584 
         
3.Liquide middelen1014 4.Rekening-courant RHB750 576850 928
         
     5.Rekening-courant fonds LUVO (DGM)2 3362 319
         
6.Uitgaven buiten begrotingsverband3 701– 150 7.Ontvangsten buiten begrotingsverband10 28611 011
 Subtotaal1 219 7821 167 684  Subtotaal1 219 7821 167 684
8.Extra-comptabele vorderingen44 53245 578 8a.Tegenrekening extra-comptabele vorderingen44 53245 578
         
9.Voorschotten2 056 1641 980 729 9a.Tegenrekening voorschotten2 056 1641 980 729
         
10a.Tegenrekening extra-comptabele schulden4 7355 347 10.Extra-comptabele schulden4 735 5 347 
         
11a.Tegenrekening openstaande verplichtingen1 673 5901 909 185 11.Openstaande verplichtingen1 673 5901 909 185
         
12a.Tegenrekening garantieverplichtingen67166 12.Garantieverplichtingen67 166 
 Totaal-generaal4 998 8705 108 689  Totaal-generaal4 998 8705 108 689

Om een vergelijking tussen stand ultimo 2007 en 2008 mogelijk te maken zijn uit de stand per 31 december 2007 de standen gehaald die betrekking hebben op het begrotingshoofdstuk Wonen, Wijken en Integratie (XVIII). Deze bedragen zijn vervolgens opgenomen in de stand per 31 december 2007 in de saldibalans 2008 van Begrotingshoofdstuk Wonen, Wijken en Integratie (XVIII).

De toelichting op de saldibalans

Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting (€ 1 216 071)

Deze post bevat de nog niet met het ministerie van Financiën verrekende begrotingsuitgaven. Verrekening van de begrotingsuitgaven 2008 vindt plaats nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting (€ 456 584)

Deze post bevat de nog niet met het ministerie van Financiën verrekende begrotingsontvangsten. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2008 vindt plaats nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

Ad 4. Rekening-courant Rijks Hoofdboekhouding (R.H.B.) (€ 750 576)

Onder deze balanspost is de rekening-courant van de R.H.B. opgenomen.

Het saldo per 31 december 2008 bedraagt volgens het saldobiljet van het ministerie van Financiën van 17 februari 2009 € 750 575 874,70.

Ad 5. Rekening-courant Fonds Luchtverontreiniging LUVO (DGM) (€ 2 336)

Onder deze balansrekening is de «schuld» (inclusief de rente over 2007) van het Rijk aan het fonds LUVO opgenomen. Het jaarverslag en de bijbehorende jaarrekening 2008 van het fonds moeten nog worden goedgekeurd, waarna de rente over 2008 bij het Ministerie van Financiën kan worden bijgeschreven.

Ad 6. Uitgaven buiten begrotingsverband (€ 3 701)

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die met derden moeten worden verrekend. Het bedrag is als volgt opgebouwd:

Opbouw van de uitgaven buiten begrotingsverband (x € 1 000)
A Te verrekenen met andere departementen1 205
B Te verrekenen met lagere overheden/overige derden2 496
Totaal3 701

In het bedrag ad € 3 701 te verrekenen met de departementen/lagere overheden/overige derden is geen bedrag opgenomen betreffende Europese geldstromen.

In het bedrag te verrekenen met lagere overheden/overige derden is een bedrag begrepen van € 0,992 mln van de op een depositorekening gestorte waarborgsommen voor afvaltransporten in het kader van de van de EVOA-regeling (EG-Verordening Overbrenging Afvalstoffen) en het Besluit detectie radioactief Besmet Schroot (BBS). Op grond van de EVOA-regeling is een bedrijf dat afvalstoffen wil transporteren over de landsgrenzen heen, verplicht een deposito te storten of een bankgarantie af te geven aan de bevoegde autoriteit (in casu VROM). Op grond van het BBS moeten bedrijven die radioactief besmet schroot hebben, een financiële zekerheid afgeven ten aanzien van de bestrijding van kosten van een eventueel noodzakelijke verwijdering.

Ad 7. Ontvangsten buiten begrotingsverband (€ 10 286)

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen, die aan derden moeten worden betaald. Het bedrag heeft betrekking op inhoudingen op het salaris, die aan derden dienen te worden afgedragen, zoals onder andere loonheffing, pensioenpremies, WAO-premies en zorgverzekeringswet, voor een totaalbedrag van € 10,286 mln.

Bankgaranties

In totaal zijn per ultimo 31 december 2008 € 136,094 mln aan bankgaranties ontvangen. De bankgaranties zijn ontvangen in het kader van de uitvoering van een drietal besluiten.

EVOA-regeling

Het bedrag van de bankgaranties voor afvaltransporten in het kader van de EVOA-regeling is per 31 december 2008 € 131,851 mln.

Radioactief besmet schroot

Onderdeel van het Besluit detectie radioactief besmet schroot (Staatsblad 2002, 565) is een borgstellingregeling. Het Besluit strekt tot het verplicht stellen van het gebruik van apparatuur voor de detectie van radioactief besmet metaalschroot door bedrijven. Doel van deze verplichting is het voorkomen van incidenten in Nederland door radioactiviteit in schroot en de daaruit voortkomende stralingsbelasting zoveel mogelijk te beperken. Om te verzekeren dat bedrijven de kosten van de verwijdering van radioactief besmet schroot kunnen betalen, is de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid opgenomen in het besluit. Ultimo 2008 zijn hiervoor voor een totaalbedrag van € 3,630 mln aan bankgaranties en overige borgstellingen in bewaring gegeven.

Stralingsbescherming

Tenslotte is er nog € 0,612 mln aan borgstelling in bewaring in verband met het Besluit Stralingsbescherming.

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen (€ 44 532)

Ad 8a. Tegenrekening Extra-comptabele vorderingen (€ 44 532)

Bij ontvangst worden deze vorderingen ten gunste van de ontvangstenbegroting geboekt.

Verloop van de vorderingen in 2008 (x € 1 000)
Stand vorderingen per 31-12-2007 102 396
Af: Overgedragen vorderingen aan de WWI-begroting (hoofdstuk XVIII) 56 818
Bij: Overgedragen vorderingen van: niet van toepassing 0
Stand vorderingen per 01-01-2008 45 578
   
Bij: In 2008 ontstane vorderingen 525 127
  570 705
   
Af: Ontvangen/verrekend 455 713
Ingetrokken 68 900
Definitief buiten invorderingstelling c.q. kwijtschelding 1 560
  526 173
Stand vorderingen per 31–12–2008 44 532
Vorderingen op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom per 31 december 2008 (x € 1 000)
ArtikelOmschrijvingvóór 200720072008Totaal
01Optimalisering van de ruimtelijke omgeving106869
02Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur3 0630313 094
03Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging3512037192
04Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem8 66906139 282
05Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving1 4431825 2546 879
06Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s18 231231 18 264
07Versterken van het (inter)nationale milieubeleid36147141324
08Vergroten van externe veiligheid0000
09Handhaving en toezicht65828221907
91Algemeen4 5881098245 521
Totaal 36 7245887 22044 532

Toelichting:

Ten opzichte van ultimo 2007 is het vorderingensaldo met 2,3% (€ 1,1 mln) gedaald van € 45,6 mln naar € 44,5 mln. Van het bedrag ad € 68,9 mln aan intrekkingen in 2008 heeft € 64,8 mln betrekking op het hanteren van een verkeerde boekingssystematiek in de vorderingenadministratie. Als gevolg van de reorganisatie Duidelijk VROM heeft er een herschikking van beleidsterreinen over de VROM-organisatieonderdelen plaatsgevonden. Deze herschikking is ook vertaald in de financiële administratie, waarbij € 64,8 mln aan vorderingen zijn herschikt. Per abuis is daarbij de boekingssystematiek gebruikt van «intrekking» bij het weggevende organisatieonderdeel en «ontstane vordering» bij het ontvangende organisatieonderdeel. Het bedrag ad € 525,1 mln aan in 2008 ontstane vorderingen is derhalve hierdoor ook € 64,8 mln te hoog.

Omvangrijke vorderingen

Artikel 2

De vordering ad € 3 mln (vóór 2007) op dit artikel betreft een uitgekeerde subsidie in het kader van BIRK. Het betreffende bedrijf is echter failliet gegaan. VROM is in overleg met de provincie Zuid-Holland en de gemeente Schoonhoven deze problematiek aan het afronden. De wettelijke procedures waaronder het wijzigen van het bestemmingsplan maken afronding pas in 2010 mogelijk. De voorgestelde oplossing gaat vooralsnog niet uit van uiteindelijke inning van deze vordering.

Artikel 4

Het bedrag uit de jaarlaag voor 2007 heeft betrekking op circa € 8,7 mln aan geconditioneerde vorderingen voortkomend uit het kostenverhaal bodemsanering. De meeste vorderingen stammen uit de periode van vóór 2005 en hebben een doorlooptijd, die kan oplopen tot enkele jaren aangezien invordering vaak via gerechtelijke weg moet worden afgedwongen. Daarnaast kan ook de vermogenspositie van de debiteur een negatieve uitwerking hebben op de termijn waarbinnen de vordering kan worden voldaan. De afwikkeling van deze vorderingen is uitbesteed aan SenterNovem met betrokkenheid van de Landsadvocaat. Voor het verhalen van deze kosten zijn vaak langlopende juridische procedures nodig.

Artikel 5

Het bedrag aan vorderingen betreft voor circa € 5,6 mln vorderingen die zijn ingesteld op het instrument «Verminderen van geluidshinder» (waaronder voor € 4,6 mln aan de provincie Zuid-Holland en € 0,5 mln aan de provincie Limburg).

Artikel 6

De omvang van het vorderingensaldo op artikel 6 bestaat voornamelijk uit een verstrekte achtergestelde lening van € 18 mln aan de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA). Aan de achtergestelde lening is de voorwaarde verbonden dat deze lening in 2016 aan VROM wordt terugbetaald, tenzij een andere wijze van afwikkelen wordt overeengekomen. Deze vordering is op termijn opeisbaar.

Artikel 9

Het openstaande saldo op artikel 9 is verlaagd door het intrekken van een vordering (€ 0,3 mln) en het definitief buiten invordering stellen van drie vorderingen (€ 0,8 mln). Voor een vordering uit 2006 (€ 0,6 mln) is een betalingsregeling getroffen.

Artikel 91

Het openstaand vorderingenbedrag ad € 5,5 mln bestaat voor ruim 83% (€ 4,6 mln) uit vorderingen van vóór 2007. Deze «oude» vorderingen bestaan voor het grootste gedeelte uit:

• een in 2006 ingestelde vordering (bedrag per ultimo 2008 € 1,56 mln) als uitvloeisel van de boedelscheiding bij de verzelfstandiging van het MNP;

• een in 2003 ingestelde vordering (bedrag per ultimo 2008 € 2,89 mln) bij een Duitse bank. Deze vordering betreft rentegelden op de EFRO bijdragen van het Interreg 2C IRMA programma. Dit programma is nog niet afgesloten omdat de EC een deel van de subsidie terug wil eisen. In afwachting van de definitieve korting blijven de middelen bij deze bank staan om (een deel van) de korting te kunnen opvangen.

Ad 9 Voorschotten (€ 2 056 164)

Ad 9a. Tegenrekening Voorschotten (€ 2 056 164)

Op deze rekening staat het saldo gebaseerd op de Regeling Departementale Begrotingsadministratie (voorschotten, vooruitbetalingen en voorlopige betalingen). De definitieve vaststelling dan wel de afwikkeling vindt plaats na indiening van de einddeclaratie.

Verloop van de voorschotten in 2008 (x € 1 000)
Stand voorschotten per 31-12-20076 106 365
Af: Overgedragen voorschotten aan de WWI-begroting (hoofdstuk XVIII)4 125 636
Bij: Overgedragen voorschotten van: niet van toepassing0
Stand voorschotten per 01-01-20081 980 729
Af: Overgedragen voorschotten aan de WWI-begroting (hoofdstuk XVIII) per 01-07-200898 763
 1 881 966
  
Bij: In 2008 verleende voorschotten2 084 455
 3 966 421
  
Af: Afgerekende voorschotten1 910 257
Stand voorschotten binnen en buiten begrotingsverband per 31-12-20082 056 164
Voorschotten op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom per 31 december 2008 (x € 1 000)
ArtikelOmschrijvingvóór 200720072008Totaal
01Optimalisering van de ruimtelijke omgeving36 18712 53414 30063 022
02Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur281 03335 611180 285496 929
03Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging95 36334 79656 803186 962
04Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem306 117153 208161 326620 651
05Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving50 72288 05728 099166 877
06Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s25 38818 51187 589131 488
07Versterken van het (inter)nationale milieubeleid57 45480 95497 584235 993
08Vergroten van externe veiligheid25 77137 79120 88184 442
09Handhaving en toezicht15810510 41210 675
91Algemeen12 2239 57729 71351 513
Totaal binnen begrotingsverband890 417471 143686 9922 048 552
Departementen9201 1582 5404 619
Derden5402 9402 994
Totaal buiten begrotingsverband9741 1585 4807 612
Totaal binnen en buiten begrotingsverband891 391472 301692 4722 056 164

Toelichting

In 2008 is het voorschottensaldo gestegen met bijna 4% (€ 75 mln) van € 1 981 mln tot € 2 056 mln (ultimo 2008). Voor zover van toepassing wordt hieronder bij de opsomming van de omvangrijke voorschotten per artikel een toelichting gegeven van een eventuele toename van de stand.

Omvangrijke voorschotten

Artikel 1

Het saldo van voorschotten op artikel 1 wordt hoofdzakelijk verklaard door voorschotten voor enerzijds een subsidie ad € 24 mln aan Habiforum, waarvoor in 2009 de eindafrekening wordt verwacht. Anderzijds staat voor € 28,6 mln aan voorschotten open met betrekking tot de subsidie voor het onderzoeksprogramma Klimaat en Ruimte dat in 2011 afloopt. Daarnaast staat er nog een bedrag van € 5,6 mln open aan voorschotten voor diverse subsidies in het kader van het programma Interreg. Voorts enkele kleine voorschotten met betrekking tot het project de Nieuwe Kaart (circa € 2 mln) en RO-online (circa € 1,2 mln).

Artikel 2

De voorschotten voor de bufferzones bedragen € 140,1 mln, de voorschotten voor Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) bedragen € 201,6 mln, de voorschotten voor Investeringsbijdragen Nieuwe Sleutel Projecten (NSP) bedragen € 118,3 mln en het voorschot voor het budget Nota Ruimte bedraagt € 4,8 mln. Deze vier projecten vormen samen 94% (€ 464,8 mln) van de openstaande voorschotten van in totaal € 496 mln op artikel 2. Overige voorschotten hebben betrekking op diverse incidentele bijdragen en onderzoeken.

Artikel 3

Op artikel 3 staat onder meer een voorschot van € 22,2 mln voor Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS), dat wordt uitgevoerd door SenterNovem en waarvan de volledige afwikkeling pas in 2011 zal plaatsvinden. Daarnaast wordt € 108,0 mln aan voorschotten verklaard door het Clean Development Mechanism (CDM). Deze voorschotten worden zoveel mogelijk tussentijds afgewikkeld, maar gezien de looptijd van de individuele CDM-projecten kunnen ze veelal pas in latere jaren worden afgewikkeld. Daarnaast staan en nog voorschotten open voor Energie in de milieuvergunning (circa € 10,0 mln), NIRIS (circa € 6,7 mln) en diverse kleine projecten.

Artikel 4

Het grootste deel van de openstaande voorschotten op artikel 4 heeft betrekking op uitvoering bodemsanering (circa € 581 mln aan subsidiemiddelen en apparaatskosten van de bevoegd gezagen). De toekenning van subsidiebudgetten op grond van de Wet bodembescherming vindt plaats voor een periode van vijf jaar op grond van door de bevoegd gezagen ingediende programma’s. Daarna vindt op basis van de financiële verantwoordingen over de gehele periode afrekening van de verstrekte voorschotten plaats Er wordt dus niet tussentijds afgerekend. De eerste meerjarige toekenning stamt uit 2002 (voor een periode van drie jaar), de tweede uit 2005 (voor een periode van vijf jaar). De eerste programmaperiode is in 2008 afgewikkeld. Hierdoor daalden de openstaande voorschotten met in totaal € 322 mln. Tegenover deze daling als gevolg van afrekening van de eerste meerjarige toekenning staat een bedrag van € 161 mln aan nieuwe voorschotten die in 2008 zijn verstrekt als voorschot in het kader van de tweede meerjarige toekenning.

Artikel 5

De voorschottenstand op artikel 5 is met € 35,8 mln gedaald van €  202,7 mln naar € 166,9 mln. De openstaande voorschotten hebben grotendeels betrekking op het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) 1e tranche (circa € 38,4 mln), 2e tranche (circa € 47,6 mln) en het uitvoeren van het saneringsprogramma wegverkeerslawaai (circa € 59,2 mln).

Artikel 6

De voorschottenstand op dit artikel is met € 78,0 mln gestegen van €  53,5 mln naar € 131,5 mln. De openstaande voorschotten hebben onder andere betrekking op de regeling sanering asbestwegen 2e fase (circa € 20,4 mln) waarvoor voorschotten zijn verstrekt aan desbetreffende provincies, de uitvoering van de regelingen SAM en PREDO, milieudrukcompensatie (circa € 1,2 mln), het afvalbeheerplan uitvoering door SenterNovem (circa € 10,6 mln), bekostiging van het Afval Overleg Orgaan (circa € 2,7 mln), uitvoering Stichting scheepvaartafval binnenvaart (circa € 8,6 mln) en openstaande onderzoeksopdrachten (circa € 8,2 mln). In 2008 zijn tevens toezeggingen gedaan vooruitlopend op de oprichting van het Afvalfonds aan de VNG (€ 29,2 mln), Nedvang (€ 23,7 mln) en de Stichting Nederland Schoon (€ 10,2 mln).

Artikel 7

Op artikel 7 staat een bedrag aan voorschotten open van € 236 mln in 2008. Dit wordt mede veroorzaakt door een meerjarige toekenning apparaatskosten voor SenterNovem. De toekenning SenterNovem betreft daarvoor € 31,5 mln en voor programmagelden circa € 61 mln. De meerjarige RIVM-toekenning 2007–2009 betreft € 89,6 mln. Verder is voor nog zo’n € 6,8 mln door onder andere voorschotten aan NGO’s en € 7,7 mln voor diverse projecten gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB.

Voor de subsidie aan de Commissie Milieu Effect Rapportage (MER) staat een bedrag aan voorschotten open van € 11,1 mln uit 2007 en 2008 en voor subsidies aan gemeenten in het kader van het programma Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid nog een bedrag van € 10,9 mln. Afwikkeling is voorzien in 2009.

Artikel 8

Op dit artikel staat een bedrag aan voorschotten open van € 84,4 mln. Voor het oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties staat een bedrag aan voorschotten open van € 35,1 mln. De belangrijkste voorschotten die hier onder vallen zijn: spoorzone Drechtsteden (€ 16,7 mln) en Yara Sluiskil (€ 13,1 mln). Voor de preventie van nieuwe risicovolle situaties staat een bedrag aan voorschotten open van € 48,2 mln van subsidies die zijn verstrekt aan diverse provincies die de uitvoering voor hun rekening nemen.

Artikel 9

Ieder jaar wordt er ten behoeve van het Meerjarig activiteitenprogramma RIVM (MAP) en het Meerjarig Investeringsprogramma RIVM (MIP) een opdracht verstrekt waarbij de betalingen als voorschot worden vastgelegd. In 2008 is een voorschot verleend van ca. € 6,5 mln ten behoeve van het MAP en € 1,8 mln ten behoeve van het MIP. Deze voorschotten worden in 2009 afgerekend.

Artikel 91

Door de opsplitsing van het algemene artikel in een VROM en een WWI-deel is vergelijking met de stand per ultimo 2007 niet mogelijk. Hieronder volg een opsomming van de belangrijkste openstaande voorschotten per ultimo 2008. Er staat nog een bedrag open voor subsidies aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (STAB) 2008 van € 5,1 mln. Voor de ontwikkeling van vastgoed informatievoorziening (stichting GEO-novum) staat nog een bedrag van € 16,3 mln aan voorschotten open en voor diverse projecten van het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) een bedrag van € 4,1 mln. Ook staat er voor wachtgelden nog een bedrag aan voorschotten open van € 7,5 mln en voor enkele voorschotten in verband met de bedrijfsvoering nog € 9,0 mln.

Ad 10. Extra-comptabele schulden (€ 4 735)

Ad 10a. Tegenrekening extra-comptabele schulden (€ 4 735)

Het saldo is bepaald aan de hand van de openstaande facturen met een factuurdatum tot en met 31 december 2008 en geregistreerd tot en met 11 januari 2009 waarvoor het «verplichtingen = kas beginsel» geldt. Hierop zijn de nog niet verrekende creditnota’s die betrekking hebben op facturen uit deze categorie in mindering gebracht.

Ad 11.Openstaande verplichtingen (€ 1 673 590)

Ad 11a. Tegenrekening openstaande verplichtingen (€ 1 673 590)

Verloop van de verplichtingen in 2008 (x € 1 000)
Stand verplichtingen per 31-12-20075 779 326
Af: Overgedragen verplichtingen aan de WWI-begroting (hoofdstuk XVIII)3 870 141
Bij: Overgedragen verplichtingen van: niet van toepassing0
Stand verplichtingen per 01-01-20081 909 185
  
Bij: Aangegane verplichtingen/verhogingen1 016 727
 2 925 912
  
Af: Betalingen1 216 071
  
Af: Verlagingen/intrekkingen voorgaande jaren36 251
Stand verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband per 31-12-20081 673 590
Verplichtingen op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2008 (x € 1 000)
ArtikelOmschrijvingvóór 200720072008Totaal
01Optimalisering van de ruimtelijke omgeving20 7363 39914 17338 308
02Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur324 01973 78946 826444 634
03Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging358 7103 31211 938373 960
04Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem166 37146 40629 395242 172
05Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving24 19742 73719 45686 390
06Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s48 93413 59912 37574 908
07Versterken van het (inter)nationale milieubeleid45 58610 09168 682124 359
08Vergroten van externe veiligheid63 2215 12948 698117 048
09Handhaving en toezicht5092 43810 31413 261
91Algemeen45 61714 78393 461153 861
Totaal binnen begrotingsverband1 097 900215 683355 3181 668 901
Departementen1 6771425362 355
Derden5731 726352 334
Totaal buiten begrotingsverband2 2501 8685714 689
Totaal binnen en buiten begrotingsverband1 100 150217 551355 8891 673 590

Toelichting

Ten opzichte van ultimo 2007 is het saldo van de openstaande verplichtingen gedaald met € 235 mln (12%) van € 1 909 mln naar € 1 674 mln. De daling wordt grotendeels veroorzaakt doordat bij de artikelen 2 «Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur» en 4 «Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem» er in 2008 meer betalingen ad € 96 mln respectievelijk € 111 mln hebben plaatsgevonden dan er nieuwe verplichtingen zijn aangegaan.

Omvangrijke openstaande verplichtingen

Artikel 2

Op dit artikel worden, naast subsidies in het kader van het verder ontwikkelen van het stedelijk en landelijk gebied, voornamelijk de volgende uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) gefinancierde onderwerpen verantwoord:

• gebiedsontwikkelingsprojecten in het kader van het budget Nota Ruimte (stand ultimo 2008: € 74 mln). Het betreft verplichtingen voor de eerste projecten op de begroting van VROM die een subsidietoekenning hebben ontvangen;

• nieuwe sleutelprojecten (NSP) voor circa € 236 mln. Het betreft subsidies aan zes gebiedsontwikkelingen van stationslocaties;

• budget investeringen ruimtelijke kwaliteit (circa € 105 mln). Het betreft hier subsidies aan circa 40 verschillende gebiedsontwikkelingsprojecten die tot doel hebben de ruimtelijke kwaliteit te verhogen.

Al deze meerjarige gebiedsontwikkelingsprojecten vragen op verschillende tijdstippen voorschotten aan en komen na afronding van de werkzaamheden met een eindafrekening, waarna de subsidie definitief wordt vastgesteld.

Artikel 3

Het saldo op artikel 3 bestaat voor het grootste deel (circa € 341 mln, 91%) uit openstaande verplichtingen die zijn aangegaan in het kader van het Clean Development Mechanism (CDM). De afgelopen jaren zijn met (internationale) CDM – uitvoeringsorganisaties (onder andere de Wereldbank, Intern Finance Corporation, SenterNovem en de Rabobank) overeenkomsten voor de aankoop van CO2-kredieten afgesloten. Het betreft omvangrijke verplichtingen die de afgelopen jaren zijn aangegaan en die de komende jaren tot uitgaven leiden (tot en met 2012).

Artikel 4

Het saldo van de openstaande verplichtingen op dit artikel bestaat voornamelijk uit bijdragen in de kosten van sanering van verontreinigde bodems (€ 208 mln). Dit bedrag betreft voornamelijk openstaande verplichtingen met betrekking tot het meerjarenprogramma 2005–2009 en toekenningen in het kader van de bedrijvenregeling bodemsanering. Daarnaast staan er nog bedragen open van € 10 mln en € 17 mln (ten behoeve van de verbetering van de milieukwaliteit van de bodem respectievelijk het bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen).

Artikel 5

Bijna 60% (€ 51 mln) van het totale openstaande saldo betreft meerjarige verplichtingen in het kader van de geluidssanering. Daarnaast bestaat het openstaande slado voor € 28 mln uit de meerjarige verplichting die is aangegaan voor de leefbaarheidprojecten Bestaand Rotterdams Gebied.

Artikel 6

De specificatie van het openstaand saldo naar beleidsonderwerpen is als volgt:

• Veilig gebruik van chemische stoffen (€ 12 mln);

• Reductie van milieubelasting door afvalstoffen (€ 17 mln);

• Bescherming tegen straling (€ 19 mln);

• Verantwoorde toepassing van GGO’s (€ 6 mln);

• Sanering asbestwegen 2e fase (€ 18 mln).

Artikel 7

Voor het overgrote deel (80%) betreft het openstaand saldo van € 124 mln verplichtingen in het kader van het inzetten van een adequaat generiek milieubeleid. Ultimo 2008 bedroeg de openstaande stand hierop € 101 mln bestaande uit overwegend verplichtingen met een meerjarig karakter.

Artikel 8

In 2008 is voor € 46 mln subsidie toegezegd voor het kennisprogramma Kennis voor Klimaat. In 2008 is een klein deel tot betaling gekomen. De overige betalingen worden voorzien in de resterende looptijd van het programma (2009–2012).

Op dit artikel staat in het kader van het oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties voor de spoorzone Drechtsteden € 6 mln aan verplichtingen open.

In het kader van de preventie tegen nieuwe risicovolle situaties zijn ten behoeve van de programmafinanciering aan provincies en gemeenten subsidies verstrekt voor de opbouw van een apparaat in de periode tot 2010 om Externe Veiligheid beleid uit te voeren. Ultimo 2008 staat hiervan nog ruim € 57 mln aan verplichtingen open.

Artikel 91

Het saldo van de openstaande verplichtingen van € 153,9 mln bestaat voornamelijk uit meerjarige verplichtingen, die in 2004 en later zijn aangegaan op ondere andere het gebied van de bedrijfsvoering bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

In het kader van de verlenging van het contract met GPR, heeft GPR in het najaar van 2008 een «Offer you can’t refuse» afgegeven voor de periode 2009/2010. Aangezien GPR bij het opstellen van haar offerte ook weer afhankelijk was van andere leveranciers die op hun beurt aantrekkelijke aanbieding met een deadline aanboden (voorbeeld: Xerox bood printers aan met korting, maar dan moest GPR wel voor bepaalde datum reageren) heet de afdeling I-Services snel gereageerd. De BR is in oktober ingelicht en heeft toen ook besloten op de aanbieding in te gaan. Hierdoor is de verplichtingenrealisatie met circa € 40 mln gestegen.

Specifieke aangelegenheden

In algemene zin wordt de stand van de openstaande verplichtingen beïnvloed door het feit, dat VROM veel gebruik maakt van uitvoeringsorganisaties (bijvoorbeeld SenterNovem en RIVM) om (subsidie)regelingen uit te voeren en dat opdrachtverstrekking aan dergelijke organisaties meestal voor een langere periode plaatsvindt. De stand van de openstaande verplichtingen is hierdoor hoger dan deze bij jaargebonden opdrachtverstrekking zou zijn.

Ad 12. Garantieverplichtingen (€ 67)

Ad 12a. Tegenrekening garantieverplichtingen (€ 67)

Dit betreft de garantieverplichtingen die door VROM zijn aangegaan. Ten opzichte van ultimo 2007 zijn de garantieverplichtingen met € 0,049 mln afgenomen.

De per 31 december 2008 nog lopende garanties (x € 1 000)
ArtikelOmschrijving soort regeling Maximaal garantiebedragStand per 31-12-2008
A.100% deelname van het Rijk  
 Niet van toepassing  
B.Specifieke garanties  
1. 04Garantieregeling m.b.t. bodemsaneringkredietenVolgens borgstellingovereenkomst67
2. 06College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB)P.M. 0
3. 06Garanties HABOG participanten COVRAGeldelijke aansprakelijkheid voor onvoorziene Rijksbesluitvorming na 20140
4. 91NatuurcollegeP.M.0
Totaal  67

Toelichting

Specifieke garanties

1. Garantieregeling met betrekking tot bodemsaneringkredieten

De garanties betreffen een regeling met betrekking tot kredieten ten behoeve van de bodemsanering van bedrijfsterreinen, te weten het Besluit Borgstelling Midden en Klein Bedrijfskredieten (MKB). Vooralsnog wordt uitgegaan van een eventueel geringe betaling op de openstaande garanties. In dit kader zijn in 2008 geen nieuwe kredieten verstrekt.

2. College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB)

De geldelijke aansprakelijkheid van het Rijk voor het beheer van het CTGB geldt voor eventuele schadeclaims van derden. Deze garantstelling is pro memorie opgenomen. Er is momenteel geen aanleiding te veronderstellen dat het Rijk hierbij financiële risico’s loopt.

Er is in 2008 een schadeclaim ontvangen, waarbij de inzet is een rechterlijke procedure te voorkomen en onderling tot een vergelijk te komen. Het CTGB is voor deze schadeclaim niet verzekerd en mag daarvoor ook geen voorzieningen treffen. Een eventuele uitkering wordt gedragen door vier departementen. Het financieel risico voor VROM is van een dermate omvang dat deze bij binnen de begroting kan worden opgelost.

3. Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA)

De producenten van hoog radioactief afval zullen gezamenlijk een opslagfaciliteit voor hoog radioactief afval, het HABOG (Hoog radio-actief AfvalBehandelings- en OpslagGebouw) opzetten en deze overdragen aan de COVRA. De totale kosten voor het HABOG bedragen € 97 mln. De HABOG-participanten zullen dit zelf financieren. Om de participanten te vrijwaren van onvoorziene financiële consequenties, voor zover die althans het gevolg zijn van onvoorziene Rijksbesluitvorming na 2014 met betrekking tot de passieve exploitatiefase respectievelijk de eindbergingsfase, is in de overeenkomst tussen de HABOG participanten vastgelegd dat de Staat zich hiervoor garant stelt. Aan de geldelijke aansprakelijkheid van de Staat kan derhalve geen bedrag worden gekoppeld.

4. Natuurcollege

De garantie van € 50 000, afgegeven in november 2007 aan de voorzitter van het Natuurcollege voor het symposium «De binnenkant van duurzaamheid» is komen te vervallen.

Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Informatie over de doelmatigheid van de NEa

De Nederlandse Emissieautoriteit heeft één opdrachtgever, de directie Klimaat en Luchtkwaliteit (K&L), onderdeel van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De eigenaar van de Nederlandse Emissieautoriteit is de plaatsvervangend Secretaris-Generaal van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Naast de reguliere werkzaamheden is in 2008 het project Toetsing en Vergunningverlening 2009 (ToVer NOx) uitgevoerd en is het project Proces Automatisering NEa (project PAN) van start gegaan.

Als gevolg van het groeiende aantal vergunningplichtige bedrijven en de toename van het aantal taken is de werklast in 2008 verder toegenomen. Door de beperkte formatieruimte werd een deel van de reguliere werkzaamheden uitgevoerd door ingehuurde krachten. De materiële kosten vielen lager uit, met name door een lagere afname van facilitaire diensten van het moederdepartement en lagere kosten voor het project ToVer NOx.

In de loop van het kalenderjaar 2009 zal de status van zelfstandig bestuursorgaan (zbo) voor de NEa worden geëffectueerd. Er is gekozen voor een model waarbij het bestuur het zelfstandig bestuursorgaan vormt en verantwoordelijk is voor de uitvoering van de wettelijke taken en waarbij de directeur van de baten-lastendienst NEa verantwoordelijk is voor de uitvoering van de niet wettelijke taken en voor de bedrijfsvoering.

De huidige planning is dat er in de loop van de zomer een bestuur is geworven en dat tegen het eind van 2009 het bestuur formeel zal aantreden. Dan zullen ook de werkprocessen binnen de NEa moeten zijn aangepast aan die nieuwe situatie.

Prestaties ten aanzien van kwaliteitsindicatoren in 2008
IndicatorPrestatie 2008Prestatie 2007Prestatie 2006
Validatie en Vergunningverlening:% vergunningen verleend binnen wettelijke termijn86%64%93%
Validatie en Vergunningverlening: % meldingen afgehandeld binnen wettelijke termijn82%60%90%
Validatie en Vergunningverlening: aantal dossiers van bedrijven in onderhoud416295293
Registratie Emissiehandel:% rekening voor bedrijven geopend binnen wettelijke termijn100%100%100%
Registratie emissiehandel:% register EU/UN online91%100%> 99%
Registratie emissiehandel:% registers NOx online99%100%> 99%
Toezicht en handhaving:aantal uitgevoerde audits bij bedrijven8610488
Toezicht en handhaving:aantal uitgevoerde ad-hoc onderzoeken bij bedrijven786573
Algemeen: aantal klachten over uitoefening taken NEa000
Tarieven:   
Laag€ 75€ 75€ 119
Midden€ 131€ 120€ 143
Hoog€ 144€ 142€ 160
Directe uren/totaal aantal gewerkte uren56%50%12

1 Dit is berekend door de uren die medewerkers maken voor een declarabel product of dienst (primair proces) te delen door alle gewerkte uren die alle medewerkers maken (primair en secundair proces). Gewerkte uren is gelijkgesteld aan 1270 uur per fte per jaar (2008) conform de tarievennotitie.

2 In 2006 was deze indicator niet opgenomen.

In zijn algemeenheid kan worden vastgesteld dat de NEa op een doelmatige wijze haar rol als bevoegd gezag voor emissiehandel binnen Nederland vervult. De prestatie-indicatoren in de bovenstaande tabel laten in veel gevallen verbeteringen ten opzichte van 2007 zien. Ter toelichting daarop nog het volgende.

De stijging in het tijdig verlenen van vergunningen en het afhandelen van meldingen is vooral te danken aan het verbeteren van de werkprocessen binnen de afdeling Validatie en Vergunningen en het beschikbaar komen van meer capaciteit voor de verwerking van meldingen en voor het afhandelen van reguliere vergunningaanvragen. Begin 2008 is besloten prioriteit te geven aan meldingen en reguliere vergunningen. Alle meldingen en reguliere vergunningaanvragen die in 2008 zijn binnengekomen zijn tijdig (binnen de wettelijke termijn) afgehandeld. Ook is de achterstand uit 2007 weggewerkt.

De afgenomen beschikbaarheid van het EU/UN-register is grotendeels toe te schrijven aan de ingeroosterde weken waarin alle Europese Landenregisters uit de lucht waren voor de technische koppeling aan het UN-register, waarmee de koppeling onder het Kyoto-verdrag mogelijk is gemaakt.

Het achterblijven van het aantal audits is veroorzaakt door een onvoorziene daling van de capaciteit. Door de afname van het aantal audits te laten plaatsvinden in de categorie bedrijven met het laagste risicoprofiel (kleine emittenten en eenvoudige brandstofstromen) is de verwachting dat er maar een heel beperkt aanvullend risico op niet naleving wordt geïntroduceerd.

Overzicht producten die in aantallen worden afgerekend (exclusief ToVer NOx)
ProductRealisatie 2008Kostprijs per eenheid 2008 in €Realisatie 2007Kostprijs per eenheid 2007 in €
Audits866 535,681047 532,35
Diepte-onderzoeken437 599,12439 214,89
Ad-hoc onderzoeken786 667,36654 445,10
Controle emissiejaarverslagen1  761 228,28
Vergunningsaanvragen3011 288,373012 246,13
Onderhoud dossier4161 609,372951 827,25
Helpdesk en registeradministratie771901,506071 001,68

1 In 2008 zijn de controle emissiejaarverslagen opgenomen in de ad-hoc onderzoeken en is een vergelijking met voorgaande jaren niet meer mogelijk.

De NEa heeft 2008 afgesloten met een positief resultaat van € 0,4 mln. Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting is het resultaat opgebouwd uit minder opbrengsten opdrachtgever (€ 0,7 mln), hogere personele kosten (€ 0,3 mln), lagere materiële kosten (€ 1,2 mln), lagere afschrijvingskosten (€ 0,1 mln) en meer rentebaten (€ 0,1 mln)

Algemeen

Deze jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften van de Comptabiliteitswet (CW) en de nadere uitwerking hiervan in de Rijksbegrotingvoorschriften (RBV), de Regeling Departementale Begrotingsadministratie (RDB) en de Regeling Baten-lastendiensten 2007. In deze jaarrekening is een correctie doorgevoerd betreffende voorgaande jaren. Deze correctie heeft louter invloed op de samenstelling van het eigen vermogen. De vergelijkende cijfers betreffende het boekjaar 2007 zijn aangepast.

Samenvattende verantwoordingsstaat 2008 inzake baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)(x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Nederlandse Emissieautoriteit   
Totale baten6 1195 541– 578
Totale lasten6 1195 138– 981
Saldo van baten en lasten0403403
    
Totale kapitaalontvangsten3130– 313
Totale kapitaaluitgaven578248– 330

Slotwet

(Bedragen x € 1 000)
Nederlandse EmissieautoriteitStand oorspronkelijke begrotingMutaties Slotwet 2008Stand Slotwet 2008 (realisatie)
Totale baten6 119– 5785 541
Totale lasten6 119– 9815 138
Saldo van baten en lasten0403403
    
Totale kapitaalontvangsten313– 3130
Totale kapitaaluitgaven578– 330248
Balans voor resultaatverwerking van de baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit per 31 december 2008 x € 1 000
 31 december 200831 december 2007
ACTIVA  
Vaste activa  
Immateriële vaste activa314565
Materiële vaste activa: Inventaris1816
 332581
Vlottende activa  
Voorraden11
Overige vorderingen562869
Overlopende activa18
 564878
   
Liquide middelen1 8601 293
   
TOTAAL ACTIVA2 7562 752
PASSIVA  
Eigen vermogen  
Exploitatiereserve– 218– 445
Onverdeeld resultaat911508
Wettelijke reserve immateriële vaste activa289516
 982579
Langlopende schulden  
Leenfaciliteit Financiën144529
   
Kortlopende schulden  
Crediteuren8490
Overige schulden en overlopende passiva1 5461 554
 1 6301 644
   
TOTAAL PASSIVA2 7562 752

Toelichting op de opmerkelijke verschillen

Overige vorderingen

Deze post bestaat uit een vordering op het moederdepartement.

Liquide middelen

De liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. De post bestaat uit het saldo van de rekening courant RHB ten bedrage van € 1 859 763,40, zoals overeenkomt met het saldobiljet van het ministerie van Financiën van 17 februari 2009.

Eigen vermogen

De NEa is per 1 januari 2006 van start gegaan en had op deze ingangsdatum geen eigen vermogen. De immateriële vaste activa in de openingsbalans per 1-1-2006 zou voor het grootste deel een wettelijke reserve als dekking moeten hebben. Met terugwerkende kracht is in 2008 een correctie op de jaarrekening toegepast, zodat de standen per 1 januari 2008 een juist beeld geven in relatie tot de in eigen beheer ontwikkelde immateriële vaste activa.

Mutaties eigen vermogen in 2008 (inclusief wettelijke reserves)x € 1 000
OmschrijvingStand per 1-1-2008Vrijval wettelijke reserveResultaat 2008Stand per 31-12-2008
Exploitatiereserve– 445227 – 218
Onverdeeld resultaat508 403911
Wettelijke reserve516– 227 289
Totaal5790403982

Het effect van deze correctie is dat de exploitatiereserve negatief is geworden door de opvoering van de verplichte wettelijke reserve. De omvang van het eigen vermogen blijft per saldo gelijk. Bij de bepaling van het maximale eigen vermogen (5% norm) telt de wettelijke reserve niet mee. In de regeling baten-lastendiensten 2007 is aangegeven dat er de mogelijkheid is voor de dienst om een exploitatiereserve op te bouwen. De maximale exploitatiereserve bedraagt 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen 3 jaar. Het maximale eigen vermogen (exclusief wettelijke reserve) in 2008 bedraagt daarmee € 264 239. Met de eigenaar zullen afspraken worden gemaakt over de bestemming van het overschot van circa € 429 000.

Leenfaciliteit Financiën

In 2007 is er geen beroep gedaan op de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën. Vanwege het niet gelijk lopen van de aflossing van de leningen met de economische levensduur van de activa heeft er een correctie van de aflossing plaatsgevonden over 2006/2007 en 2008.

Kortlopende schulden

De post crediteuren is iets lager dan in voorgaand jaar. De post overlopende schulden en passiva bestaat met name uit de afrekening met de opdrachtgever voor de reguliere producten en diensten over 2008 (€ 0,5 mln), de afrekening van het project ToVer NOx (€ 0,5 mln), nog te betalen inhuurkrachten (€ 0,2 mln), reservering vakantiegeld (€ 0,1 mln) en het kortlopende deel van de leenfaciliteit (€ 0,1 mln).

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

De huisvesting van de NEa maakt onderdeel uit van de leveringsovereenkomst met de Gemeenschappelijke Dienst van het ministerie van VROM. Ten behoeve van de NEa is een onderverhuurovereenkomst getekend tussen het ministerie van LNV en het ministerie van VROM. Deze overeenkomst is per 1 augustus 2005 aangegaan voor een periode van 36 maanden. Na afloop van deze periode wordt de overeenkomst telkenmale stilzwijgend verlengd voor de duur van 1 jaar. De gebruiksvergoeding bedroeg in 2008 € 261 605 per jaar, inclusief de facilitaire voorzieningen, het inbouwpakket en vijf parkeerplaatsen. De gebruiksvergoeding zal jaarlijks per 1 januari worden aangepast, conform de Consumentenprijsindex.

Volgens de regeling baten-lastendiensten 2008 geldt er voor de omvang van het eigen vermogen een norm van maximaal 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen drie jaren. De overschrijding van de 5% norm van het eigen vermogen in 2008 dient in overleg met het moederdepartement in haar rol als eigenaar nog besproken en gemuteerd te worden.

Met Getronics PinkRoccade is op 18 april 2006 een tweejarig contract afgesloten, met als ingangsdatum 1 mei 2006, voor applicatie- en technisch beheer van de NEa systemen. Het contract kan jaarlijks stilzwijgend worden verlengd met een jaar. Het huidige contract loopt tot 1 mei 2009. De kosten bedragen € 371 921 per 12 maanden. Het contract is jaarlijks opzegbaar.

Met DEFRA is een overeenkomst aangegaan die de «service» van het GREA-systeem regelt. Voor deze service wordt £ 55 600 per jaar berekend.

Gespecificeerde Staat van baten en lasten 2008 van de Nederlandse Emissieautoriteitx € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengsten moederdepartement6 1195 477– 642
Opbrengsten derden000
Rentebaten06464
Buitengewone baten000
    
Totaal baten6 1195 541– 578
    
Lasten   
Apparaatskosten:   
– personele kosten3 1833 469286
– materiële kosten2 5861 394– 1 192
Rentelasten3218– 14
Afschrijvingskosten:   
– materieel106– 4
– immaterieel308251– 57
    
Totaal lasten6 1195 138– 981
    
Saldo van baten en lasten0403403

Toelichting op de Gespecificeerde Staat van baten en lasten

Opbrengsten moederdepartement

De uiteindelijke realisatie over 2008 was € 0,7 mln lager dan oorspronkelijk begroot. Dit komt enerzijds door het niet halen van de geoffreerde aantallen producten en diensten (€ 1,0 mln) en anderzijds door de meeropbrengst van het project ToVer NOx (€ 0,3 mln).

Apparaatskosten NEa

De personele kosten komen € 0,3 mln hoger uit dan oorspronkelijk begroot. In de oorspronkelijke begroting waren alle kosten voor het project ToVer NOx als materiële kosten opgenomen. De realisatie is echter € 0,5 mln personeelskosten voor ToVEr NOx.

De inhuur voor reguliere werkzaamheden is € 0,2 mln voordeliger uitgekomen.

De materiële kosten zijn € 1,2 mln lager dan oorspronkelijk begroot. De volgende posten veroorzaken grotendeels het verschil. Minder afname facilitaire diensten (€ 0,7 mln), lagere communicatiekosten (€ 0,1 mln), minder kosten ToVer NOx (€ 0,4 mln).

Rentelasten

De correctie voor de rentelasten als gevolg van de extra aflossingen 2006/2007 en 2008, zijn met het ministerie van Financiën verrekend en in deze cijfers meegenomen.

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2008x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20081091 2931 184
    
2. Totaal operationele kasstroom318815497
    
3a -/- Totaal investeringen– 313– 8305
3b +/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen000
3. Totaal investeringskasstroom– 313– 8305
    
4a -/- Eenmalige uitkering aan moederdepartement000
4b +/+ Eenmalige storting door moederdepartement000
4c -/- Aflossingen op leningen– 265–24025
4d +/+ Beroep op leenfaciliteit3130– 313
4. Totaal financieringskasstroom48– 240– 288
    
5. Rekening courant RHB 31 december 20081621 8601 698
  (=1+2+3+4)   
  (maximale roodstand 0,5 mln euro)   

Operationele kasstroom

Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten kortlopende activa en passiva.

Investeringskasstroom

Onder de investeringskasstroom vallen de investeringen in materiële vaste activa (€ 8 000).

Financieringskasstroom

Dit betreft de aflossing op de leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën inclusief de extra aflossing over de jaren 2006/2007 en 2008.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: WADDENFONDS

Beleidsartikelen

Artikel 1. Waddenfonds

1.1 Algemene beleidsdoelstelling

De doelen van het Waddenfonds zijn als volgt in vier operationele doelen vertaald:

• het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het Waddengebied;

• het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee;

• een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied en een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden;

• het ontwikkelen van duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied.

Deze doelen gelden voor het waddengebied als geheel: door middel van subsidies voor investeringen uit het Waddenfonds zal aan deze doelen worden bijgedragen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In antwoord op één van de schriftelijke vragen bij de begrotingsbehandeling is aangegeven dat in de begroting 2010 effectindicatoren zullen worden opgenomen. In de Natuurbalans 2008 wordt door het Planbureau voor de Leefomgeving wel een indicatie gegeven hoe het waddengebied zich ontwikkelt. Dit kan echter niet worden gerelateerd aan de doelstellingen en toegekende subsidies. Daarom beperkt dit beleidsverslag zich tot een kwalitatieve beschrijving van hoe de 19 toegekende projecten bijdragen aan de vier operationele doelen en de daarbij benoemde prestaties tot en met 2030.

Tendersysteem

De selectie van investeringsvoorstellen voor subsidie uit het Waddenfonds en in het waddengebied verlopen via een zogenaamd tendersysteem: gedurende een bepaalde periode in het jaar kunnen projectvoorstellen worden ingediend, die door een onafhankelijke adviescommissie worden beoordeeld. Van tevoren is bekend gemaakt hoeveel financiële middelen er voor de tender beschikbaar zijn. Door middel van dit systeem worden alleen de allerbeste projectvoorstellen gehonoreerd.

1e tender 2007

De 1e tender is in september 2007 gestart en heeft in mei 2008 geleid tot de definitieve toekenning van totaal € 40,5 mln aan 19 projecten.

Vanwege de aanmelding en beoordeling van aspecten van verboden staatssteun, konden bij de 1e tender alleen projectvoorstellen worden ingediend door lagere overheden, niet-gouvernementele organisaties en particulieren. Er zijn in totaal 106 projecten ingediend, waarvan er 67 ontvankelijk zijn verklaard en door de adviescommissie zijn beoordeeld. Hiervan zijn uiteindelijk 19 projectvoorstellen gehonoreerd voor een totaal bedrag van € 40,5 mln, terwijl er oorspronkelijk € 33 mln beschikbaar is gesteld. Tot deze ophoging kon worden besloten omdat het extra benodigde geld in het Waddenfonds aanwezig was, doordat er in 2007 geen bijdragen aan projecten zijn toegekend. Hierdoor is er een forsere impuls gegeven aan investeringen in het Waddengebied.

Tien van de 19 gehonoreerde projectvoorstellen zijn natuur- en landschapsprojecten. Bij de 1e tender is er € 20,2 mln uit het Waddenfonds geïnvesteerd in ecologie en € 20,3 mln in economie en kennis. Het totale investeringsbedrag van deze projecten bedraagt € 70 mln. De beoogde vliegwielfunctie van het Waddenfonds werkt dus.

Externe factoren

Het succes van een subsidieregeling wordt mede bepaald door de hoeveelheid en kwaliteit van de ingediende projectvoorstellen. Met 106 aanvragen uit de 1e tender en de 75 aanvragen uit de 2e tender die het totale beschikbare budget verre overstijgen en gegeven het feit dat de subsidieregeling slechts gedeeltelijk van kracht is, zal deze succesfactor naar verwachting voor het Waddenfonds positief uitpakken.

Een andere succesfactor is het draagvlak in de regio. Hierin wordt voorzien doordat het draagvlak in de regio als één van de toetsingscriteria van de regeling geldt. Daarnaast zal een commissie bestaande uit regionale vertegenwoordigers zich mogen uitspreken over het voorgenomen besluit van de minister van VROM.

Realisatie meetbare gegevens bij algemene doelstelling

Op weg naar de begroting 2010 wordt langs drie wegen de meetbaarheid en daarmee de afrekenbaarheid van de begroting van het Waddenfonds verder vergroot.

1. Er zullen indicatoren worden ontwikkeld, waarmee de realisatie van de vier doelen van het Waddenfonds kunnen worden gemonitord;

2. In mei 2009 zullen de iconen voor het Waddenfonds beschikbaar komen. De iconen zijn doelen die op korte termijn gerealiseerd zullen worden. Door middel van deze iconen kunnen de prestaties in de begroting nauwkeuriger worden omschreven, waardoor beter zichtbaar kan worden gemaakt in hoeverre de doelen op de kortere termijn worden gerealiseerd;

3. Bij de beleidsevaluatie (eens in de vier jaar) zal zichtbaar worden gemaakt in hoeverre de gehonoreerde projecten hebben bijgedragen aan de vier doelen van het Waddenfonds.

Bij de operationele doelstellingen is de mate van doelbereiking dan ook niet opgenomen. Wel is bij de verantwoording over de operationele doelstellingen weergegeven welke in de 1e (beperkte) tender gehonoreerde projecten bijdragen aan welke prestatie. Bij volledige openstelling van de derde tender wordt verwacht dat er te zijner tijd aan iedere prestatie projecten kunnen worden toegeschreven.

1.2 Budgettaire gevolgen van het beleid

(x € 1 000)
 Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen:  02 27541 07933 8787 201
Uitgaven:  01464 45333 878– 29 425
Programma:  002 76033 000– 30 240
 Vergroten/versterken van natuur- en landschapswaarden van het Wad:  00014 850– 14 850
  Vergroten/versterken van natuur- en landschapswaarden van het Wad  00014 850– 14 850
        
 Verminderen externe bedreigingen van de rijkdom van de Waddenzee:  0001 980– 1 980
  Verminderen externe bedreigingen van de rijkdom van de Waddenzee  0001 980– 1 980
        
 Duurzame economische ontwikkeling en energiehuishouding:  002 40014 850– 12 450
  Duurzame economische ontwikkeling en energiehuishouding  002 40014 850– 12 450
        
 Ontwikkelen duurzame kennishuishouding waddengebied:  003601 320– 960
  Ontwikkelen duurzame kennishuishouding waddengebied  003601 320– 960
Apparaat:  01461 693878815
 Apparaat en beheerskosten:       
  Apparaat en beheerskosten  01461 693878815
Ontvangsten:  033 87833 87833 8780

Toelichting

Verplichtingen

In 2008 is voor een bedrag van € 40,5 mln aan programmagelden toegekend in de eerste tender. Deze verhoging ten opzichte van het begrote bedrag is conform de besluitvorming bij Slotwet 2007, waar is besloten om het voordelig saldo 2007 overeenkomstig artikel 3, lid 3 van de Wet op het Waddenfonds als ontvangst toe te voegen aan de begroting 2008.

Uitgaven

Niet voor alle doelen zijn projecten toegekend. Voor een aantal categorieën wacht het Waddenfonds nog op toestemming van de Europese Commissie in het kader van een uitgevoerde toets of niet sprake is van staatssteun.

Per 1 mei 2008 is aan 19 projecten subsidie toegekend voor in totaal € 40,5 mln. Op deze projecten is voor in totaal € 2,8 mln aan voorschot verzoeken gehonoreerd. Vanwege het feit dat een aantal projecten nog niet in de uitvoeringsfase zijn, is op die projecten geen voorschot verzoek gedaan. Dit verklaart de lager dan geraamde uitgaven.

Op apparaat zijn de uitgaven hoger uitgevallen doordat een verplichting over 2007 gedeeltelijk in 2008 tot betaling is gekomen. Daarnaast waren de apparaatuitgaven hoger doordat bij aanvang van het Fonds een te positieve inschatting is gemaakt. Extra kosten in het besluitvormingsproces rond de toekenningen zijn gemaakt.

Slotwet

(Bedragen x € 1 000)
Artikel 1. WaddenfondsVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 200833 87833 87833 878
Mutaties Slotwet 20087 201– 29 4250
Stand Slotwet 2008 (realisatie)41 0794 45333 378

Toelichting

Verplichtingen

Voor het programma is circa € 7,5 mln meer aan verplichtingen aangegaan dan de vastgestelde begroting 2008 (stand 2e suppletore begroting) ten behoeve van de eerste tender projecten. Dit om het verplichtingenoverschot van € 33 mln op het programmabudget in te lopen (in 2007 was geen tender toegekend).

Uitgaven

Per 1 mei 2008 is aan 19 projecten subsidie toegekend voor in totaal € 40,5 mln. Op deze projecten zijn voor in totaal € 2,8 mln aan voorschotverzoeken gehonoreerd. Vanwege het feit dat een aantal projecten nog niet in de uitvoeringsfase zijn, is op die projecten geen voorschot verzoek gedaan. Dit verklaard de lagere realisatie.

1.3 Operationele doelstellingen

1.3.1. Het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied

Instrumenten

Jaarlijkse subsidieverstrekking door middel van een tendersysteem.

Realisatie meetbare gegevens bij operationele doelstelling

De gehonoreerde projecten uit de 1e tender dragen bij aan de volgende prestaties:

Prestatie 2008Gehonoreerde projecten
Bevorderen van innovaties die bodemverstorin- gen of negatieve ecologische effecten ten gevolge van menselijke activiteiten mitigeren of voorkomen en bijdragen aan het tot stand brengen of herstellen van ongestoorde ecologische en fysische processen
  
Herstel van zoet-zout-overgangen, waarbij waterlopen in het binnenland op een meer natuurlijke wijze met de Waddenzee worden verbonden en die tevens kansen bieden voor combinaties met andere functies zoals waterberging en recreatieHallumer Ryt – Wetterskip Fryslân (2010): Realisatie nieuw vijzelgemaal ten behoeve van een zoet-zout gradiënt en het aanleggen van een vispassage.
  
Stimuleren van een gevarieerder kwelderbeheer en kwelderontwikkeling, passend binnen de voor de kwelders geldende (natuur)doelstellingenKwelderherstelprogramma Groningen – Stichting het Groninger Landschap (2012): Herinrichting van kwelders en waar nodig het ontwikkelen van een beheerplan voor de instandhouding en verbetering van vegetatie door beweiding.Verkweldering Bildtpôlen – It Fryske Gea (2012): Verkwelderen van het plan gebied Bildtpôlen door herinrichting, teneinde zoveel mogelijk plant- en diersoorten die van nature op de kwelders voorkomen te realiseren.Biodiversiteit en natuurbeheer van vastelandkwelders – It Fryske Gea (2013):Beweidingsexperiment waarbij 6 beheerregimes met elkaar worden vergeleken.
  
Stimuleren van ontwikkeling van zeegrasvelden en stabiele mosselbanken
  
Behoud en herstel van jonge duinlandschappen op de eilanden
  
Stimuleren van vormen van dynamisch kustbeheer op de eilanden
  
Bevorderen van de migratie van vissoortenHallumer Ryt – Wetterskip Fryslân (2010): Realisatie nieuw vijzelgemaal ten behoeve van een zoet-zout gradiënt en het aanleggen van een vispassage.Noordelijke elfstedenvaarroute – Gemeente Leeuwarderadeel (2010): Beter bevaarbaar maken van de vaarroute en verbetering van de visintrek.
  
Behoud en herstel van voor de Wadden karakteristieke landschappelijke en cultuurhistorische elementen, patronen en ensembles in combinatie met duurzame economische ontwikkelingen, waterbeheer en recreatieve toegankelijkheidWaddenparels Wieringen- en Keizerspoeldijk – Gemeente Wieringen (2009): Inrichten van de Keizerspoeldijkpolder als natuurgebied en kleinschalig waterbergingsgebied.Ecologisch herstel en natuurvriendelijke inrichting Pieterbuurstermaar – Gemeente De Marne (2009): Aanleg van een plas/dras in verbrede taluds en aanleg wandelpad teneinde de natuurlijke migratie van diadrome soorten te bevorderen.Landmerken – Stichting Oude Groninger Kerken (2010): Herstel van acht kerken aan de waddenkust De gouden driehoek op Texel – Stichting.Texels Museum en Maritiem & Jutters Museum (2010): Realisatie nieuwe vleugel van museum en onderhoud van in de omgeving gelegen fiets- en wandelroutes en verblijfsvoorzieningen voor dagrecreatie.Gouden driehoek – Vereniging Natuurmonumenten (2009): Herstel van de steunforten Redoute en Lunette.

Toelichting:

• Genoemde jaartal is jaartal van voltooiing van het project.

• Sommige projecten dragen bij tot de realisatie van meerdere prestaties en zijn in de budgettaire tabel geboekt onder het operationele doel waaraan het project het meest ex-ante bijdraagt.

1.3.2. Het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de rijkdom van de Waddenzee

Instrumenten

Jaarlijkse subsidieverstrekking door middel van een tendersysteem

Realisatie meetbare gegevens bij operationele doelstelling

De gehonoreerde projecten uit de 1e tender dragen bij aan de volgende prestaties:

Prestatie 2008Gehonoreerde projecten
Stimuleren van kwelderontwikkeling, met als doel het tegengaan van overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijgingKwelderherstelprogramma Groningen – Stichting het Groninger Landschap (2012): Herinrichting van kwelders en waar nodig het ontwikkelen van een beheerplan voor de instandhouding en verbetering van vegetatie door beweiding.Verkweldering Bildtpôlen – It Fryske Gea (2012): Verkwelderen van het plan gebied Bildtpôlen door herinrichting, teneinde zoveel mogelijk plant- en diersoorten die van nature op de kwelders voorkomen te realiseren.
  
Stimuleren van innovatieve projecten die zijn gericht op het verhogen van de veiligheid boven het niveau dat met behulp van het reguliere beleid wordt gegarandeerd

Toelichting:

• Genoemde jaartal is jaartal van voltooiing van het project

• Sommige projecten dragen bij tot de realisatie van meerdere prestaties en zijn in de budgettaire tabel geboekt onder het operationele doel waaraan het project het meest ex-ante bijdraagt.

1.3.3. Een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied en een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden

Instrumenten

Jaarlijkse subsidieverstrekking door middel van een tendersysteem

Realisatie meetbare gegevens bij operationele doelstelling

De gehonoreerde projecten uit de 1e tender dragen bij aan de volgende prestaties:

Prestatie 2008Gehonoreerde projecten
Bevorderen van duurzaam toerisme en recreatie die tevens draagvlak voor natuur en natuurbeleid creërenKwaliteitsverbetering Noordpolderzijl – Gemeente Eemsmond (2009): Realisatie kleinschalig accommodatiegebouw voor bezoekers aan Noordpolderzijl, voor wadlopers en voor museumbezoekers.Bezoekerscentrum nieuwe stijl Schiermonnikoog – Stichting Promenade (2009): Een aantal bestaande gebouwen worden met elkaar verbonden.Waddenparels Wieringen- en Keizerspoeldijk – Gemeente Wieringen (2009): Inrichten van de Keizerspoeldijkpolder als natuurgebied en kleinschalig waterbergingsgebied.
  
Verbeteren van promotie, marketing en branding van het Waddengebied als toeristisch product 
  
Verbreden van het toerisme als duurzame economische drager van het WaddengebiedKwaliteitsverbetering Noordpolderzijl – Gemeente Eemsmond (2009): Realisatie kleinschalig accommodatiegebouw voor bezoekers aan Noordpolderzijl, voor wadlopers en voor museumbezoekers.Bezoekerscentrum nieuwe stijl Schiermonnikoog – Stichting Promenade (2009): Een aantal bestaande gebouwen worden met elkaar verbonden.Noordelijke elfstedenvaarroute – Gemeente Leeuwarderadeel (2010): Beter bevaarbaar maken van de vaarroute en verbetering van de visintrek.De gouden driehoek op Texel – Stichting Texels Museum en Maritiem & Jutters Museum (2010):Realisatie nieuwe vleugel van museum en onderhoud van in de omgeving gelegen fiets- en wandelroutes en verblijfsvoorzieningen voor dagrecreatie.Waddenwandelpaden – Stichting Landschapsbeheer Groningen (2013): Realiseren van een netwerk van wandelpaden.Gouden driehoek- Vereniging Natuurmonumenten (2009): Herstel van de steunforten Redoute en Lunette.
  
Bevorderen van innovatieve binnendijkse vormen van duurzame landbouw, passend binnen het gebied 
  
Stimuleren van kansrijke combinaties tussen landbouw en natuurherstel, natuurontwikkeling en natuurbeleving 
  
Stimuleren van initiatieven die vergroting en verbreding mogelijk maken van de productie en verspreiding van streekgebonden producten 
  
Bevorderen van een verduurzaming van de visserijsector 
  
Aanpassen en innoveren van de haven- en bedrijfsomgeving aan de eisen van nieuwe havenfunctiesHavengebied Termunterzijl- Gemeente Delfzijl (2010):Herinrichting van het gebied.
  
Ondersteunen van innovatieve projecten die bijdragen aan een duurzame economische ontwikkeling van het Waddengebied 
  
Bevorderen van kunst- en cultuurvoorstellen die bijdragen aan de toeristische aantrekkingskracht van het Waddengebied 
  
Stimuleren van snel uitvoerbare projectvoorstellen, die aantoonbaar bijdragen aan de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Doorontwikkeling, grootschalige toepassing en verbreding zijn van belang5 MW getijdencentrale Texel fase 1 – Gemeente Texel (2009): Voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de installatie van de getijdencentrale.Vlieland bespaart energie- Gemeente Vlieland (2009): Duurzame energieopwekking, besparing van water en energieverbruik, reductie CO2-uitstoot en beperking lichtuitstoot.
  
Mogelijk maken van (door)ontwikkeling, grootschalige toepassing of een verbreding van de toepassing van groene grondstoffen 

Toelichting:

• Genoemde jaartal is jaartal van voltooiing van het project

• Sommige projecten dragen bij tot de realisatie van meerdere prestaties en zijn in de budgettaire tabel geboekt onder het operationele doel waaraan het project het meest ex-ante bijdraagt.

1.3.4. Het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied

Instrumenten

Jaarlijkse subsidieverstrekking door middel van een tendersysteem

Realisatie meetbare gegevens bij operationele doelstelling

De gehonoreerde projecten uit de 1e tender dragen bij aan de volgende prestaties:

Prestatie 2008Gehonoreerde projecten
Formulering en opvulling van de grootste kennislacunes over het WaddengebiedWaddenacademie – Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (2009): Ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied en het in beeld brengen van kennislacunes.
  
Stimuleren van een betere ontwikkeling en benutting van toegepaste kennis over het WaddengebiedWaddenacademie – Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (2009): Ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied en het in beeld brengen van kennislacunes.
  
Bewerkstelligen van een goed functionerende WaddenacademieWaddenacademie – Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (2009): Ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied en het in beeld brengen van kennislacunes.
  
Stimuleren van projecten die door kennisoverdracht bijdragen aan het vergroten van draagvlak en kennis over het Waddengebied, het waddenbeleid en het herstel en de ontwikkeling van landschap en cultuurhistorieHistorische basiskaart Groninger kustgebied – Fryske Akademy (2009):Ontwikkeling van een historische GIS-kaart van het Groninger kustgebied en beschikbaar stellen via internet.Waddenzeeschool – Stichting Waddencentra (2014):Opzetten van een Waddenzeeschool en ontwikkelen van een lespakket.

Toelichting:

• Genoemde jaartal is jaartal van voltooiing van het project

• Sommige projecten dragen bij tot de realisatie van meerdere prestaties en zijn in de budgettaire tabel geboekt onder het operationele doel waaraan het project het meest ex-ante bijdraagt.

1.4 Overzicht afgeronde onderzoeken

Conform de begroting 2008 zijn er in 2008 geen onderzoeken afgerond.

2. Jaarrekening

De verantwoordingsstaat 2008 van het Waddenfonds

De verantwoordingsstaat 2008 van het Waddenfonds (x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgesteldebegroting 2008Realisatie 2008Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting 2008
 verplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangsten
Beleidsartikel 01         
Waddenfonds33 87833 87833 87841 0794 45333 878+ 7 201– 29 4250
          
Sub-totaal 33 87833 878 4 45333 878 – 29 4250
Voordelig eindsaldo 2007* 00 33 73233 732 + 33 732+ 33 732
Sub-totaal 33 87833 878 38 18567 610 + 4 307+ 33 732
Voordelig eindsaldo 2008 00 29 4250 + 29 4250
Totaal 33 87833 878 67 61067 610 + 33 732+ 33 732

* Overeenkomstig artikel 3, lid 3 van de Wet op het Waddenfonds is het gerealiseerde batig saldo van het fonds over 2007 ad € 33 732 toegevoegd als ontvangst aan de begroting 2008. Dit batig saldo is vastgesteld en goedgekeurd bij Slotwet 2007 door de Staten-Generaal.

De Saldibalans 2008 van het Waddenfonds (x € 1 000)
  31-12-200831-12-2007   31-12-200831-12-2007
1.Uitgaven ten laste van de begroting   2.Ontvangsten ten gunste van de begroting  
 – begroting 2007 146  – Begroting 2007 (eindsaldo)33 73233 878
 – Begroting 20084 453   – Begroting 200833 878 
         
4.Rekening-courant RHB63 15733 732    
 Subtotaal67 61033 878  Subtotaal67 61033 878
10.Voorschotten4 102146 10a.Tegenrekening voorschotten4 102146
12a.Tegenrekening openstaande verplichtingen38 7562 129 12.Openstaande verplichtingen38 7562 129
 Subtotaal42 8582 275   42 8582 275
 Totaal-generaal110 46836 153  Totaal-generaal110 46836 153

Toelichting op de saldibalans

Ad 1.Uitgaven ten laste van de begroting (€ 4 453)

Deze post bevat de nog niet met het ministerie van VROM verrekende begrotingsuitgaven. Verrekening van de begrotingsuitgaven 2008 vindt plaats nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

Ad 2.Ontvangsten ten gunste van de begroting (€ 67 610)

Deze post bevat de nog niet met het ministerie van VROM (via de zogenaamde FES-brug) verrekende begrotingsontvangsten. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2008 vindt plaats nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld. De bij Slotwet 2007 vastgestelde begrotingsontvangst van € 33 732 is ook meegenomen.

Ad 4. Rekening-courant Rijks Hoofdboekhouding (R.H.B.) (€ 63 157)

Onder deze balanspost is de rekening-courant van de R.H.B. opgenomen. Het saldo, volgens het saldobiljet van de R.H.B. van 17 februari 2009, bedraagt € 63 157 180,88.

Ad 10. Voorschotten (€ 4 102)

Op deze rekening staat het saldo gebaseerd op de Regeling Departementale Begrotingsadministratie (voorschotten, vooruitbetalingen en voorlopige betalingen). De definitieve vaststelling dan wel de afwikkeling vindt plaats na indiening van de einddeclaratie.

Verloop van de voorschotten binnen en buiten begrotingsverband in 2008 (x € 1 000)
Stand voorschotten per 01-01-2008146
Bij: In 2008 verleende voorschotten3 956
 4 102
Af: Afgerekende voorschotten0
Stand voorschotten per 31-12-20084 102
Voorschotten op artikelniveau en organisatieonderdeel gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2008 (x € 1 000)
ArtikelOmschrijvingvóór 200720072008Totaal
01Waddenfonds01463 9564 102
Totaal binnen begrotingsverband01463 9564 102
Derden0000
Totaal buiten begrotingsverband0000
Totaal-generaal01463 9564 102

Toelichting

De stand van de voorschotten ultimo 2008 bedraagt € 4,1 mln. Er is in 2008 voor € 2,8 mln aan voorschotten betaald op toegekende subsidies. Het resterende bedrag heeft betrekking op nog niet afgewikkelde voorschotten voor de uitvoeringsorganisatie Dienst Landelijk Gebied (DLG).

Ad 12. Openstaande verplichtingen (€ 38 756)

Verloop van de verplichtingen binnen begrotingsverband in 2008 (x € 1 000)
Stand verplichtingen per 01–01–20082 129
Bij: Aangegane verplichtingen/verhogingen41 080
 43 209
  
Af: Betalingen4 453
Verlagingen/intrekkingen voorgaande jaren0
 4 453
Stand verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband per 31-12-200838 756
Verplichtingen op artikelniveau en organisatieonderdeel gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2008 (x € 1 000)
ArtikelOmschrijvingvóór 200720072008Totaal
21Waddenfonds01 05237 70438 756
Totaal binnen begrotingsverband01 05237 70438 756
Departementen0000
Derden0000
Totaal buiten begrotingsverband0000
Totaal generaal01 05237 70438 756

Toelichting

De stand van de verplichtingen ultimo 2008 bedraagt € 38,8 mln. In 2008 is voor een bedrag van € 40,5 mln aan subsidies toegekend aan 19 projecten. Op deze subsidies is een bedrag van € 2,8 mln aan voorschotten betaald. De resterende openstaande verplichtingen hebben betrekking op verplichtingen die zijn aangegaan voor apparaat die nog niet volledig tot betaling zijn gekomen.

Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen (€38 756)

Betreft het saldo van de rekeningen verplichtingen binnen begrotingsverband en buiten begrotingsverband.

Bijlage 2: Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s

Binnen VROM houdt de afdeling TopZO (Toezicht op Zelfstandige Organen) toezicht namens de minister van VROM op de continuïteit van de bedrijfsvoering en de kwaliteit van de taakuitoefening van de zelfstandige organen VROM. Binnen VROM is een strikte scheiding tussen enerzijds beleidssturing en anderzijds toezicht op de zelfstandige organen doorgevoerd. Het toezicht wordt ingevuld op basis van de toezichtsvisie van TopZO met als titel «toezicht op basis van vertrouwen». Met deze visie is aansluiting gezocht bij de Kaderwet ZBO’s (Staatsblad 2006, nr. 576) en de vernieuwde Kaderstellende Visie op Toezicht (Kamerstukken II, 2005–2006, 27 831, nr. 15), tevens zijn de uitkomsten van het onderzoek «Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met een wettelijke taak, deel 5» (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 850, nr. 9) van de Algemene Rekenkamer in deze visie verwerkt. Ter concretisering van de verantwoordings- en toezichtrelatie tussen VROM en de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) zijn actuele toezichtarrangementen, inclusief een Informatie- en Controleprotocol beschikbaar.

Jaarlijks voert TopZO voor ieder ZBO/RWT een risico-analyse uit. In deze risico-analyse wordt gekeken naar het presteren van ieder afzonderlijk ZBO/RWT op vier aandachtsgebieden: kwaliteit taakuitoefening, continuïteit bedrijfsvoering, stabiliteit beleidsterrein en kwaliteit sturingsrelatie. Aandachtspunten uit de risico-analyse bepalen in belangrijke mate de inhoud van het toezicht. Daarnaast vinden reguliere activiteiten plaats als advisering benoeming bestuursleden, beoordeling van de begroting, jaarstukken en in voorkomende gevallen tariefsvoorstellen en andere taken en bevoegdheden zoals in instellingswetten bepaald. De intensiteit van het toezicht wordt gerelateerd aan de maatschappelijke betekenis (bijdrage aan publieke taken) en omvang (in geld en mensen) van een zelfstandig orgaan. De risico-analyse is een methodiek die VROM helpt bij invulling van selectief toezicht op de ZBO’s/RWT’s.

Het Kadaster werd in 2008 geconfronteerd met een terugval van het werkaanbod ten gevolge van de ontwikkelingen op de vastgoedmarkt. De opbrengsten bleven daardoor achter bij de raming. Daarnaast was het kostenniveau in 2008 hoog in verband met investeringen in nieuwe taken en de organisatie-ontwikkeling. Deze omstandigheden hebben ertoe geleid dat tussentijds een tariefsverhoging is doorgevoerd (vanaf 1 juli). Daarna is over het tariefbeleid gecommuniceerd met de Tweede Kamer. Met de beantwoording van kamervragen (Kamerstukken II, 2008–2009, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 962) is de tariefsontwikkeling sinds de verzelfstandiging alsmede de tariefswijziging per 1 januari 2009 toegelicht. Dankzij de tariefsverhoging in 2008 heeft het Kadaster het boekjaar met een gering positief eigen vermogen kunnen afsluiten.

Toezichtbevindingen omtrent doeltreffendheid en doelmatigheid van de geleverde prestaties, inclusief de constatering dat de jaarcijfers een getrouw en rechtmatig beeld weergeven, worden gerapporteerd aan de minister. Deze bevindingen vormen een vast onderdeel van het bestuurlijk overleg tussen minister en bestuur van een ZBO/RWT. Jaarlijks stelt TopZO een toezichtrapportage op, met daarin een overzicht van de toezichtbevindingen in het verslagjaar, inclusief verrichte activiteiten. De Tweede Kamer ontvangt reeds een afschrift van de jaarverslagen van de meeste ZBO’s/RWT’s, met daarin een uitgebreide beschrijving van de wettelijke taak, het feitelijk presteren op de te onderscheiden operationele doelstellingen en informatie over de bedrijfsvoering, governance aspecten, relatie met belanghebbenden en bezoldiging van het bestuur. Daarnaast staan de jaarverslagen van de betreffende organisaties op internet.

Hieronder volgt een overzicht van de ZBO’s en RWT’s die onder de verantwoordelijkheid van de minister van VROM vallen per 31 december 2008. Hierbij wordt tevens aangegeven aan welke beleidsdoelstellingen van VROM deze organisaties een bijdrage hebben geleverd.

Naam organisatieRWTZBOWettelijke TaakBegrotingsartikel(en)Raming (x 1 000)Realisatie (x 1 000)URL
Dienst voor het Kadaster en de openbare registersxxHet bijhouden van de openbare registers en kadastrale registratie en het cartografisch weergeven van geografische basisgegevens. Het verstrekken van inlichtingen aan belanghebbenden.Artikel 91Algemeen€ 16 233€ 13 267www.kadaster.nl
        
College voor toelating van gewasbescher- mingsmiddelen en biocidenxxBesluitvorming omtrent de toelating van bestrijdingsmiddelen in Nederland. Artikel 4Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem€ 360€ 253www.ctb-wageningen.nl
        
Stichting Advisering Bestuursrechtspraakx Het op verzoek van de bestuursrechter uitbren- gen van onafhankelijke deskundigenberichten op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade.Artikel 91Algemeen€ 5 017€ 5 180www.stab.nl
        
Stichting Bureau Architectenregis- terxxBeheren van het architectenregisterArtikel 13Rijkshuisvesting en architectuurN.v.t.N.v.t.www.architectenregister.nl
        
Fonds Luchtverontreinigingx Uitvoeren van een schadevergoedingsregeling voor niet-verhaalbare schade als gevolg van luchtverontreiniging.Artikel 6Beperken van klimaatverande- ring en grootschalige luchtverontreinigingN.v.t.N.v.t. N.v.t.

Door middel van de publicatie in het Staatsblad van 20 januari 2009 van het Koninklijk Besluit van 19 december 2008 is het Fonds luchtverontreiniging op 21 januari 2009 opgeheven.

Bijlage 3: Toezeggingen (aanbevelingen) Algemene Rekenkamer

De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapport bij het Jaarverslag 2007 in haar Audit Actielijst aanbevelingen gedaan. Naar aanleiding hiervan hebben de bewindslieden toezeggingen gedaan. Hieronder wordt mededeling van de voortgang van deze toezeggingen gedaan. In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt melding gemaakt van acties in 2009, indien daartoe aanleiding is.

Aanbeveling Algemene Rekenkamer betreffende de financiële functie VROM-breed

Verbeter de interne controle en verbeter de naleving van interne procedures.

Toezegging VROM

Aanbeveling wordt opgevolgd binnen kader VROM-reorganisatie

Voortgang toezegging

In het verslagjaar is een herkenbare eenheid «interne controle» ingericht die zichtbare activiteiten heeft verricht in onder meer het jaarrekeningtraject. Vanaf 2009 zal deze eenheid werken volgens een jaarlijks vast te stellen plan. Aan de verbetering van de naleving van de interne procedures is in het verslagjaar gestart onder leiding van een VROM brede stuurgroep. In 2009 zal hier in het kader van de VROM reorganisatie verder aan worden gewerkt.

Aanbeveling Algemene Rekenkamer betreffende ICT-beheer en informatiebeveiliging

Voer verbetermaatregelen in 2008 tijdig uit.

Toezegging VROM

Aanbeveling wordt opgevolgd. In 2008 op orde.

Voortgang toezegging

Volgens VROM is het op orde. Daarom worden er in de bedrijfsvoeringsparagraaf geen knelpunten genoemd betreffende ICT-beheer en informatiebeveiliging.

Aanbeveling Algemene Rekenkamer betreffende jaarafsluiting

Stuur strakker aan op tijdige en betrouwbare informatie voor de afsluiting.

Toezegging VROM

Aanbeveling wordt opgevolgd. Via externe evaluatie komen tot instrumenten voor tijdige en betrouwbare financiële informatie.

Voortgang toezegging

De aanbeveling is opgevolgd. Indien er zich ernstige knelpunten hebben voorgedaan kunt u deze nalezen in de bedrijfsvoeringsparagraaf van VROM.

Aanbeveling Algemene Rekenkamer betreffende financieel beheer lokale maatregelen Luchtkwaliteit

Bereid volgende tranches beter voor. Stel tijdig regels vast voor verantwoording en eindafrekening.

Toezegging VROM

Aanbeveling wordt opgevolgd. Kwaliteitseisen stellen aan verstrekking subsidies en toepassen.

Voortgang toezegging

In de bedrijfsvoeringsparagraaf van VROM wordt de voortgang toegelicht.

Bijlage 4: Inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen)

Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform definitie Informatiestatuut 2008

Ministerie: Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Verslagjaar: 2008

Uitgaven in 2008 (x € 1 000)
Programma- en apparaatskosten 
1. Interim-management1 984
2. Organisatie- en Formatieadvies245
3. Beleidsadvies4 889
4. Communicatieadvisering1 194
  
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)8 312
5. Juridisch Advies1 123
6. Advisering opdrachtgevers automatisering9 155
7. Accountancy, financiën en adminstratieve organisatie2 319
  
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)12 597
8. Uitzendkrachten (formatie & piek)33 912
  
Ondersteuning bedrijfsvoering33 912
  
Totaal uitgaven inhuur externen54 821

Toelichting:

De inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen)

Van het totaal van € 54,8 mln is € 15,5 mln voor rekening van de batenlastendiensten en het planbureau en € 39,3 voor het departement.

Bijlage 5: Publicatie Personele Topinkomens

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2008 vastgesteld op € 181 000,–. Voor het ministerie van VROM heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen:

Bedragen in EUR
FunctieBelastbaar jaarloon 2007Pensioen-afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2007Totaal 2007Belastbaar jaarloon 2008Pensioen- afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2008Ontslag-vergoedingTotaal 2008MotivatieOpmerkingen
Directeur/plaatsvervangend directeur-generaal Milieu111 25425 482136 736107 268454 32159 554621 14311
Afdelingshoofd Inspectie74 33817 27291 61072 550115 868188 41822
Afdelingshoofd bedrijfsvoering81 34618 31799 66387 72519 400198 000305 12533

Ad 1

Motivatie – FPU-ontslag vanwege organisatieontwikkelingen bij VROM.

Opmerking – Bij Loyalis is een overeenkomst voor aanvulling FPU en aanvullend pensioen afgesloten.

Ad 2

Motivatie – vrijwillig ontslag vanwege organisatieontwikkelingen bij VROM.

Opmerking – Bij Loyalis is een kapitaalverzekering afgesloten, die gebruikt kan worden voor de aankoop van een stamrechtverzekering.

Ad 3

Motivatie – ontslag op grond van ARAR artikel 99.

Opmerking – Met de ontslaguitkering is functionaris 100% aandeelhouder van een stamrecht-BV geworden.


XNoot
1

Noordelijke IJ-oevers, Greenports, Klavertje 4 Venlo, Den Bosch, Apeldoorn Kanaalzone, Nijmegen Waalfront en Nieuwe Hollandse Waterlinie. Scheveningen Boulevard. en Eindhoven A2 zone volgen in 2009.

XNoot
1

Met de nieuwe nulmeting zijn ook alle reductiebedragen opnieuw gemeten of geïndexeerd.

XNoot
1

Financieel belang, belang voor de burger, (kans op)tolerantie-overschrijding en rechtmatigheid (AR belangstelling) en imago/publici-tair risico.

XNoot
1

Brief van de minister van Financiën van 20 december 2007 aan de Tweede Kamer, Kamerstukken II, 2007–2008, 31 031, nr. 19.