Kamerstuk 31924-VII-7

Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag 2008

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2008

Gepubliceerd: 4 juni 2009
Indiener(s): John Leerdam (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31924-VII-7.html
ID: 31924-VII-7

31 924 VII
Jaarverslag en slotwet ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2008

nr. 7
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 juni 2009

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, heeft over het Jaarverslag van het ministerie van Binnenlandse Zaken (Kamerstuk 31 924 VII, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2009.

De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx

1

Wat waren in 2008 voor de Rijksoverheid de normen voor betalingstermijnen voor door derden geleverde diensten en producten? Werden deze normen ook gehaald? Kan per departement worden aangegeven welke betalingstermijnen gerealiseerd zijn in 2008?

In 2008 was de norm voor de Rijksoverheid dat door derden geleverde diensten en producten binnen 45 dagen worden betaald na goedkeuring van de prestatie/factuur tenzij een specifieke overeenkomst gesloten is waarbij een andere termijn is overeengekomen. In 2008 is naar aanleiding van zorgen over liquiditeit bij bedrijven als gevolg van de financiële crisis besloten de betalingstermijn te verkorten naar 30 dagen na goedkeuring prestatie/factuur. Dit besluit is geëffectueerd in het ARVODI.

Er wordt reeds een rijksbrede audit gedaan naar het betaalgedrag. Doel van dit onderzoek is te komen tot een uitspraak met een hoge mate van betrouwbaarheid over het feitelijke betaalgedrag over facturen van het 1e kwartaal 2009. Daarnaast wordt onderzocht hoe het betaalproces is vormgegeven en welke versnellingen daarin eventueel doorgevoerd kunnen worden om op tijd te betalen. Als referentieperiode is gekozen voor het 1e kwartaal 2009. De uitkomsten van deze audit zijn na de zomer beschikbaar en zullen met de Tweede Kamer worden gedeeld.

2

Hoe kan worden gesteld dat provincies en gemeenten meer bestuurlijke slagkracht hebben gekregen, terwijl de decentralisatieagenda nog in uitvoering is? Wat is er daadwerkelijk gerealiseerd als het gaat om decentralisatie?

Er is een verschil tussen bestuurlijke slagkracht en decentralisatie. Voor het verbeteren van de bestuurlijke slagkracht (bestuurskracht) hebben wij een apart programma Krachtig Bestuur ingesteld. Vanuit dit programma wordt in partnerschap met provincies en gemeenten gewerkt aan het verbeteren van de bestuurlijke slagkracht, bijvoorbeeld door middel van aandacht voor krimpgemeenten en faciliteren van intergemeentelijke samenwerking als instrument voor bestuurskrachtversterking. Daarnaast heeft het kabinet met gemeenten en provincies een decentralisatieagenda opgesteld in de bestuursakkoorden. In het Algemeen Overleg van 4 februari hebben wij u toegezegd voor de zomer met een stand van zaken over de uitvoering te komen.

3

Hoeveel incidenten vonden er in 2008 plaats tegen buschauffeurs en ambulancemedewerkers afgezet tegen voorgaande jaren?

In september van dit jaar worden de resultaten verwacht van de zogenaamde 1-meting. Deze 1-meting betreft een onderzoek naar de omvang en achtergronden van ongewenst gedrag tegen werknemers met een publieke taak, waaronder medewerkers van de ambulance en enkele busbedrijven. Een dergelijk onderzoek heeft in 2007 ook al plaatsgevonden (0-meting). De beroepsgroep van buschauffeurs heeft toen niet aan het onderzoek deelgenomen. In september zullen dus alleen van het ambulancepersoneel de resultaten van 2009 (1-meting) tegen die van 2007 (0-meting) kunnen worden afgezet.

De registratie van incidenten tegen buschauffeurs en ambulancemedewerkers is overigens niet volledig en eenduidig. In 2009 wordt aandacht besteed aan het bevorderen van de registratiebereidheid en de eenduidigheid van geregistreerde gegevens.

4

Hoe effectief blijkt een slogan «Handen af van onze helpers», en is deze niet te betuttelend?

De slogan «Handen af van onze helpers» is een onderdeel van het beeldmerk Veilige Publieke Taak. Hiermee wordt beoogd de landelijke norm voor een veilige publieke taak uit te dragen:

• Geef de werknemer met een publieke taak ruimte om zijn werk te doen

• Volg hun aanwijzingen op

• Verstoor de (bedrijfs)orde niet.

Agressief of gewelddadig gedrag wordt nooit getolereerd.

Zowel de landelijke norm als het beeldmerk zijn tot stand gekomen met medewerking van werkgevers- en werknemersorganisaties met een publieke taak. De landelijke norm is inmiddels ondertekend door vertegenwoordigers van 56 (koepel)organisaties en door alle ministers. Daarmee heeft men zich ook verbonden aan het uitdragen van de norm en het beeldmerk.

Het beeldmerk is tot dusverre meer dan 150 keer door verschillende organisaties in drukwerkformaat aangevraagd. Verder zijn naar 1500 adressen vallende onder de ondertekenaars van de landelijke norm informatiepakketten gestuurd om de uitrol van het beeldmerk te stimuleren.

Uit de effectmeting van de «Vindt u dit normaal»-campagne (’08–’09) is gebleken dat bijna de helft (48%) van het algemeen publiek bekend is met de slogan. Dit ondanks de kleine opzet van de campagne. Deze mensen vinden het beeldmerk duidelijk en goed bij de campagne passen.

5

Hoe ontwikkelt zich het oplossingspercentage in het kader van het beleidsvoornemen tot reductie van criminaliteit? Wat was het oplossingspercentage over 2008?

Het oplossingspercentage schommelt volgens het CBS de afgelopen twee jaren rond 23%. In 2006 was het oplossingspercentage 22,9%. In 2007 was dit percentage 22,7%. Naar verwachting verschijnen in juli 2009 de CBS-cijfers over 2008.

De ambitie van dit kabinet is het ophelderingspercentage nog deze kabinetsperiode te laten toenemen tot 26,3% in 2010.

De voornoemde oplossingspercentages betreffen het totaal van de opgehelderde misdrijven. Deze percentages zijn niet uitgesplitst naar de concrete beleidsvoornemens van het kabinet.

6

Kunt u uiteenzetten waarom de kabinetsdoelstelling om de overlast terug te dringen niet wordt gehaald? Welke concrete maatregelen zullen worden ondernomen?

Het terugdringen van overlast en verloedering is om twee redenen een lastige opgave:

1. een aantal maatregelen dat het kabinet heeft getroffen zal eerst op langere termijn zijn vruchten afwerpen.

2. de veiligheidsmonitor meet de beleving van overlast en verloedering, dit is dus een subjectief gegeven en blijkt lastig te beïnvloeden.

Ad 1: Onlangs heeft u het wetsvoorstel Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast aanvaard. Hierdoor krijgen gemeenten de mogelijkheid om o.a. langduriger gebiedsverboden aan overlastgevende groepen op te leggen.

De wijziging van de Drank- en horecawet ligt voor advisering bij de Raad van State. Met deze wijziging gaat o.a. het toezicht op de naleving van de VWA over naar gemeenten, wordt het bezit van alcohol onder de 16 jaar strafbaar en wordt het mogelijk te experimenteren met de leeftijdsgrens van 18 jaar.

Eind dit jaar moet sprake zijn van een landelijk dekkend netwerk van Veiligheidshuizen. Veel regio’s beschikken nu al over een dergelijk Veiligheidshuis en de resultaten van de integrale aanpak zijn veelbelovend. Het is echter een relatief nieuw fenomeen en zal zich in de praktijk verder moeten bewijzen. Omdat steeds meer zeer jonge kinderen bij overlast zijn betrokken wordt dit jaar een aantal pilots uitgevoerd om de signalering van risico’s bij 12-minners te testen. In gemeenten waar met name sprake is van overlast door Marokkaans-Nederlandse jongeren worden, met steun van het kabinet, specifieke maatregelen getroffen om deze overlast te reduceren, bijvoorbeeld door het inzetten van straatcoaches en gezinsmanagers. De daarbij betrokken gemeenten en departementen wisselen met regelmaat ervaringen uit over succesvolle maatregelen.

Ad 2: Veel gemeenten zijn actief in het terugdringen van overlast en verloedering. Zij treffen diverse maatregelen, van het inzetten van straatcoaches tot het strafbaar stellen van het veroorzaken van rommel op straat, van het instellen van gebiedsverboden tot het voeren van een (regionaal) alcoholbeleid. Toch vertalen deze maatregelen zich nog onvoldoende in een lager cijfer van de beleving van overlast en verloedering bij de burgers. Dat kan te maken hebben met de keuze van de maatregelen maar ook met het feit dat het gevoel van veiligheid vergroot kan worden als burgers beter bekend zijn met het scala aan maatregelen dat getroffen is.

Op beide fronten zal een intensivering plaatsvinden in de komende twee jaar. Met behulp van de recente integrale veiligheidsmonitor en recent onderzoek door o.a. het SCP wordt nog preciezer gedefinieerd welke categorieën overlast en verloedering in de beleving van burgers het slechtst scoren en welke maatregelen het meeste effect sorteren Met de grote gemeenten worden in het kader van het stedenbeleid dit jaar concrete afspraken gemaakt met betrekking tot overlast en verloedering. Voor de uitvoering van die afspraken is per jaar voor de jaren 2010 en 2011 ca. 60 miljoen (van BZK en WWI) beschikbaar. Daar waar het gaat om de maatregelen beter over het voetlicht te brengen zal ik de gemeenten in de sfeer van voorlichting en publiciteit behulpzaam zijn.

Daarnaast zijn en worden bijvoorbeeld nog de volgende maatregelen genomen:

• alcohol: inzet van praktijkteams om gemeenten behulpzaam te zijn bij het implementeren van hun alcoholbeleid (vanaf juni), verdere uitbereiding van «Bar veilig» (o.a. anti agressietraining van horecapersoneel), handreiking aanpak hokken en keten (na de zomer gereed), verkenning inzet blaastesten (wordt u binnenkort aangeboden)

• ook op andere gebieden zullen de praktijkteams actief zijn, bijvoorbeeld waar het gaat om het terugdringen van jeugdoverlast en bij incidenten met Marokkaans-Nederlandse jongeren.

Vanaf juni worden bijeenkomsten gehouden voor gemeenten. Op die bijeenkomsten worden best practices uitgewisseld, wordt het reeds beschikbare instrumentarium toegelicht (bevoegdheden burgemeester, methoden om overlastgevende jeugdgroepen in beeld te brengen etc.) en worden de resultaten van nieuw onderzoek naar succesvolle maatregelen gepresenteerd.

7

Kunt in een helder overzicht aangeven bij welke regionale korpsen de 140 extra forensisch assistenten in 2008 zijn aangesteld, in welke functie deze zijn aangesteld en hoeveel er feitelijk op dagelijkse basis als forensisch assistent aan de slag zijn?

Voor de verdeling van forensisch assistenten wordt verwezen naar de bijlage «Forensische assistenten 2008». Hierin staan de aantallen per korps gespecificeerd.

8

Wat is het percentage politieagenten over 2008 geweest die meer dan 20 uur per week straatwerk hebben verricht.

Vanuit het Ministerie van BZK worden gegevens op dit detailniveau niet bijgehouden en dit maakt ook geen deel uit van de verantwoording van de korpsen aan de minster.

9

Er zijn 118 nieuwe wijkagenten aangesteld, maar betekent dit ook dat er 118 wijkagenten meer in dienst en op straat zijn? Hoeveel wijkagenten zijn weggegaan? Wat is dan het netto resultaat?

Ja, 118 is het netto resultaat, het verschil tussen aangestelde en vertrokken wijkagenten.

10

Hoe zijn deze extra wijkagenten verdeeld over de regio’s?

Voor de verdeling wordt verwezen naar de bijlage «Wijkagenten 2008 vs nulmeting 2007». Per regio staat de nulmeting, de totale intensivering en de tussenstand per 31 december 2008 vermeld.

11

Kunt in een helder overzicht aangeven bij welke regionale korpsen en in welke wijken de 118 extra wijkagenten in 2008 zijn aangesteld en hoeveel van deze agenten daadwerkelijk de wijk ingaan? Welk percentage van hun arbeidstijd besteden de 118 wijkagenten aan het verrichten van bureauwerk?

Voor de aanstelling van de extra wijkagenten over 2008 wordt verwezen naar de bijlage «Wijkagenten 2008 vs nulmeting 2007». De vragen over wijkgerelateerd werk en bureauwerk van de wijkagenten worden momenteel onderzocht door de Algemene Rekenkamer. Indien dit onvoldoende specifieke informatie oplevert zal BZK nader onderzoek laten doen.

12

Zijn de realisatiecijfers externe inhuur inmiddels beschikbaar? Zo ja, waarom zijn deze niet in het jaarverslag opgenomen?

De realisatiecijfers per departement zijn beschikbaar. De departementale jaarverslagen bevatten een bijlage(voor BZK in bijlage D4, p. 186–187), dat een overzicht geeft van de uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen).

13

Hoe komt het dat de beschikbaarheid van de politie ten opzichte van de voorgaande jaren is afgenomen?

Als onder beschikbaarheid van de politie wordt verstaan dat er minder executief personeel in dienst is bij de korpsen dan is de beschikbaarheid van de politie niet afgenomen, maar toegenomen.

In het jaarverslag 2008 van de Nederlandse Politie staan de aantallen executief personeel van de politie genoemd:

– 2007: 35 363 fte

– 2008: 35 462 fte.

In de Integrale Veiligheidsmonitor 2008 (IVM 2008) van het CBS staat dat uit de VMR-cijfers blijkt dat de beschikbaarheid van de politie sinds 2005 licht gestegen is (blz. 103 IVM 2008 landelijke rapportage, bovenste zin). Dit betekent dat er geen sprake is van een daling van de beschikbaarheid van de politie.

14

Wat zijn de consequenties van de € 257 mln. hogere uitgaven voor Politie?

De hogere uitgaven worden voornamelijk veroorzaakt door het toevoegen van middelen ter dekking van de CAO Politie. De consequenties van deze toevoegingen zijn aan de Tweede Kamer gemeld in de 1e suppletoire begroting 2008 Hoofdstuk VII paragraaf 2.1 en hadden vooral betrekking op het budget prestatiebekostiging (2012 t/m 2014) en het eigen vermogen van de Politieacademie (2010 -2011).

15

Kunt u een helder overzicht geven van alle leningen die zijn aangegaan en alle garanties die zijn afgegeven per politiekorps over 2008? Kunt u per regio aangeven welke schulden er nog openstonden ultimo 2008?

Voor de volgende politieregio’s is in 2008 een garantstelling afgegeven ten behoeve van het Ministerie van Financiën voor een rekening-courantkrediet of een lening. De garantstelling is afgegeven voor de eerste keer of is op aanvraag van de politieregio gewijzigd.

Nr.NaamRekening-courant kredietLeningTotaal generaal
1GRONINGEN POLITIE REG 11 000 000,0011 000 000,00
2FRYSLAN POLITIE REG7 300 000,00 7 300 000,00
6NOORDOOST GELDERLAND POLITIE REG 25 000 000,0025 000 000,00
7GELDERLAND-MIDDEN POLITIE REG12 100 000,00 12 100 000,00
9UTRECHT POLITIE REG7 000 000,0030 000 000,0037 000 000,00
11ZAANSTREEK-WATERLAND POLITIE REG7 250 000,00 7 250 000,00
18ZUID-HOLLAND-ZUID POLITIE REG1 500 000,0012 000 000,0013 500 000,00
  35 150 000,0078 000 000,00113 150 000,00

In het bovenstaande overzicht is niet begrepen de afgegeven garantstellingen voor de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (VtsPN) ad € 50 000 000,– en de Politieacademie ad € 30 000 000,–. Beide organisaties kunnen net als de regionale politiekorpsen ook gebruik maken van de aangeboden faciliteiten van het schatkistbankieren.

Op basis van het bedrag opgenomen in de garantstelling heeft het ministerie van Financiën vervolgens een leenovereenkomst afgesloten met de betreffende politieregio’s.

Ultimo 2008 stond voor de politieregio’s bij de schatkist een leenschuld open van € 176 979 523,71 (exclusief de lening van € 30 000 000,– van de Politieacademie). Ik teken hierbij aan dat politeregio’s ook leningen mogen aangaan bij andere kredietinstellingen. Volgens de balansen van de 25 politieregio’s bedroeg ultimo 2008 de totale resterende langlopende schuld € 249 460 000,–.

16

Waarom is er minder prestatiebekostiging toebedeeld aan de regiokorpsen?

In 2008 heeft de afrekening plaatsgevonden over de afgesproken resultaten uit het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2007. Niet iedere regio heeft de gemaakte afspraken gerealiseerd. Het beschikbare bedrag is daardoor verlaagd.

17

Waarom is ervoor gekozen om informatie over gerealiseerde extra wijkagenten niet aan te merken als beleidsinformatie in het jaarverslag van het ministerie?

De informatie over de gerealiseerde wijkagenten voor het «concern» politie is in het jaarverslag van het ministerie vermeld (zie p. 27). Ze is gebaseerd op een opgave van de korpsen en deze informatie is al gecontroleerd door de regionale accountant.

18

Bent u bereid om de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer over te nemen om de informatie over gerealiseerde extra wijkagenten op te nemen in het Jaarverslag van 2009 zodat de Rijksauditdienst kan controleren of de informatie deugdelijk tot stand is gekomen? Zo nee, waarom niet?

De verantwoording in het jaarverslag gaat over het «concern» politie. Controle op de deugdelijkheid van de informatie van de korpsen vindt al plaats door de controle van de regionale accountant op de jaarrekening.

19

Wanneer kan de Kamer de inventarisatie over de mate waarin politieregio’s nog gebruik maken van de bonnenquota tegemoet zien?

De inventarisatie van de bonnenquota maakt deel uit van de gespreksronde met de korpsen. Deze gespreksronde loopt nog. Ik verwacht u in het najaar van 2009 hierover te kunnen informeren.

20

Deelt u de opvatting van de Algemene Rekenkamer dat er nog wel degelijk sprake is van prestatieafspraken over bonnenquota met de politie gelet op het feit dat BVOM dezelfde soort afspraken met de politie maakt als het kabinet destijds?

De Algemene Rekenkamer vindt dat de afspraken die het BVOM met de politieregio’s maakt het karakter dragen van prestatieafspraken en dat dit op gespannen voet staat met de toezegging van het ministerie om geen prestatieafspraken meer te maken. Ik deel de mening van de ARK niet. Er bestaat onderscheid in sturing op de politie door het kabinet en sturing door het bevoegd gezag. Waar het gaat om de verkeerstaak is het bevoegd gezag voor de politie het Openbaar Ministerie. Het uitgangspunt voor de convenanten tussen BVOM en de politie is het bevorderen van regionale verkeersveiligheid. De inzet van de verkeershandhavingteams zijn een aanvulling op de reguliere inzet. De afspraken in de convenanten hebben betrekking op inzet(uren). Weliswaar worden in de convenanten aantallen opgenomen, maar deze fungeren slechts als raminginstrument en niet alsn prestatieafspraken. De toekenning van de verkeershandhavingteams staat hier los van.

21

Welke korpsen zijn onder preventief toezicht gezet in 2008 en kunt u per korps aangeven wat er precies is gebeurd?

De volgende vijf korpsen zijn door BZK onder preventief toezicht geplaatst op basis van de begroting 2009: Gelderland Zuid, Drenthe, Limburg Noord, Brabant Noord en Fryslan. Na gesprekken en inzet van eigen vermogen wordt het preventieve toezicht bij de volgende regionale korpsen niet meer ingevuld: Gelderland Zuid, Limburg Noord en Brabant Noord.

Het preventieve toezicht voor Drenthe blijft gehandhaafd. Bij dit korps is besloten tot een toekenning van een artikel 4 bijdrage onder verrekening van de eerder in 2008 als voorschot verstrekte artikel 3 bijdrage. Het preventieve toezicht zal zich in 2009 richten op het voorkomen van nieuwe verplichtingen en beoordeling en bespreking van de 4-maandsrapportages waarin ook de personeelsontwikkeling het belangrijkste punt is.

Ook het preventieve toezicht voor Fryslan blijft gehandhaafd. Hier lopen nog gesprekken om te komen tot passende maatregelen.

22

Kunt u gedetailleerd aangeven hoeveel politieagenten er in 2008 extra zijn bijgekomen en in welke salarisschalen uitgesplitst per regio en als er geen politieagenten zijn bijgekomen met hoeveel politieagenten is de totale politiesterkte afgenomen?

In 2008 is de sterkte gestegen van 52002 naar 52321. Voor de verdeling tussen executief en administratief-technisch personeel respectievelijk de verdeling over de schalen wij ik u op tabel 2.5 en 2.11 van het jaarverslag Nederlandse politie 2008.

23

Kan de minister een overzicht geven van de prognoses en de realisatie van de politiesterkte van de afgelopen vijf jaar? Zijn de prognoses bijgesteld en zo ja, op grond waarvan?

De ontwikkeling van de sterkte bij de politie ziet er als volgt uit:

200451 097
200550 499
200651 232
200752 002
200852 321

Er wordt geen jaarlijkse prognose gemaakt voor de politie door het Ministerie van BZK. Er zijn op landelijk niveau afspraken gemaakt over de in een bepaald jaar te bereiken sterkte. Deze staan in de zogenaamde sterktebrieven genoemd. Momenteel is de sterkteafspraak dat er in 2010 bij de politie 52 200 fte zijn.

24

Waarom is het actieplan polarisatie en radicalisering vertraagd?

Het aantal gemeenten dat in 2008 om ondersteuning heeft gevraagd was nog beperkt (zie ook beantwoording van vragen naar aanleiding van de begroting van het Ministerie van BZK (31 792 VII) en de brief aan de Tweede Kamer over operationeel plan 2009, voortgangsrapportage 2008 en trendanalyse 2008 (29 754, nr. 141) en het antwoord op vraag 26 hieronder)

In 2008 zijn daarom met name belangrijke stappen gezet om ervoor te zorgen dat meer gemeenten de problematiek van polarisatie en radicalisering zullen aanpakken en om meer bekendheid te geven aan de decentralisatieuitkering. Van groot belang daarbij is dat het kenniscentrum Nuansa sinds oktober 2008 operationeel is en dat er vanaf eind 2008 extra aandacht wordt besteed aan de communicatie richting gemeenten. Inmiddels ligt de uitvoering van het Actieplan op koers.

25

Kunt u gedetailleerd aangeven hoe en waarom de centrale exploitatiekosten C2000 zijn gestegen in 2008?

De centrale exploitatiekosten C2000 zijn in 2008 niet noemenswaardig gestegen. De gerealiseerde uitgaven eind 2008 komen aanmerkelijk hoger uit dan de uitgaven zoals oorspronkelijk begroot. Dit komt doordat in de oorspronkelijke begroting alleen de bijdrage van BZK zelf is opgenomen. In de loop van het jaar is dit bedrag opgehoogd met de overboekingen van de gebruikers van C2000.

Het gaat onder andere om de volgende overboekingen:

– uit het politiebudget 35,3 mln

– uit het brandweerbudget 2,0 mln

– uit de begroting van Defensie 3,4 mln

– uit de begroting van VWS 8,5 mln

– uit de begroting van Financiën 1,2 mln.

– uit het Gemeentefonds 7,3 mln.

Alles bij elkaar kunnen daarmee de beheerkosten van C2000 volledig worden gedekt.

26

Wat wordt bedoeld met de zinsnede dat «gemeenten aarzelden om de problematiek in de volle breedte op te pakken» [in het kader van het actieplan polarisatie en radicalisering]? Waaruit bestond die aarzeling?

Het kost gemeente veel tijd en moeite om inzicht in de problematiek op te bouwen. Het is voor gemeenten bijvoorbeeld niet gemakkelijk om signalen te duiden: gaat het nu om gewone puberproblematiek of is er meer aan de hand? Er is soms moed voor nodig om als maatschappelijke instelling of gemeente aan te geven dat radicalisering speelt in bijvoorbeeld de school of in het buurthuis. Dit alles maakt dat gemeenten soms aarzelen om een aanpak in de volle breedte te ontwikkelen.

Dit jaar zet ik met de VNG en het kennis- en adviescentrum Nuansa fors in om meer gemeenten te bereiken.

27

Wat is de oorzaak van het uitblijven van resultaten op het gebied van terugdringing van overlast en verloedering, respectievelijk 0% en 3%? Wat gaat de minister doen om deze achterstand in te halen?

Zie het antwoord op vraag 6.

28

Zijn gemeenten inmiddels beter op de hoogte van de mogelijkheid tot, en de voorwaarden voor, het aanvragen van financiële ondersteuning in het kader van het actieplan polarisatie en radicalisering?

Gemeenten zijn goed op de hoogte gesteld van de mogelijkheden. In 2009 zijn alle gemeenten opnieuw aangeschreven om hen te wijzen op de mogelijkheden voor ondersteuning. De brief bevatte ook een enquête om beter zicht te krijgen op de problematiek en om inzicht te krijgen in hoe het rijk gemeenten nog beter kan ondersteunen en de dienstverlening daarop laten aansluiten. De respons was hoog: 286 gemeenten hebben de enquête ingevuld. De resultaten van de enquête worden momenteel benut om de inzet richting gemeenten te optimaliseren. Hierbij wordt ook samenwerking gezocht met andere partners, zoals provinciale ondersteuningsorganen en regionale anti-disciminatiebureau’s.

De aanschrijving heeft er mede in geresulteerd dat op dit moment er met ruim 30 gemeenten contact is over het eventueel indienen van een aanvraag voor ondersteuning.

29

Waarom is de 112-centrale later dan gepland operationeel geworden?

De 112 centrale is later dan gepland operationeel gegaan om de volgende redenen:

• Gezien de druk vanuit Europa om locatie-informatie beschikbaar te krijgen voor mobiele oproepen is hieraan prioriteit gegeven. Dit impliceert dat de specifieke elementen met betrekking tot misbruikbestrijding (zoals bijv. SMS-bom, Voice-bom) een paar maanden vertraging hebben opgelopen.

• Naar aanleiding van de nieuwjaarsproblematiek 2007–2008 is medio 2008 besloten om een aantal extra maatregelen te treffen ten behoeve van de jaarwisseling 2008–2009. De maatregelen hielden in dat er technische voorzieningen zijn getroffen om het aantal binnenkomende lijnen bij de KLPD centrale te vergroten en om de infrastructuur tussen de KLPD-centrale en de regionale centrales in de 4 grote steden te vergroten. Tijdens de jaarwisseling is de bereikbaarheid voor mobiele 112 bellers dan ook sterk verbeterd ten opzichte van 2007–2008. Deze extra activiteit heeft echter wel geresulteerd in een aantal maanden vertraging.

• Technische problemen die niet waren voorzien met de ontwikkelomgeving en de «voicelogging» (gespreksregistratie) hebben geleid tot een vertraging van circa 5 maanden.

30

Wat is het effect van de «Denk Vooruit»- campagne? Zijn mensen ook daadwerkelijk beter voorbereid op rampen en crises? Hoe heeft u dit gemeten?

De campagne van Postbus 51 wordt op een aantal momenten gemeten. In de vier weken voor de start van de campagne de voormeting, 4 tot 6 weken tijdens de campagne de tussenmeting en in de vier weken na de campagne de eindmeting.

De communicatie-effecten van Postbus 51-campagnes worden in de metingen bepaald door kennis, houding en gedrag na afloop van de campagneperiode te vergelijken met die voorafgaand aan de campagne. In de eindmeting van de campagne Denk Vooruit 2008 is met name gekeken naar risicobewustzijn, kennis en houding ten aanzien van voorbereiden op noodsituaties en het daadwerkelijk gedrag.Ter informatie per meetmoment worden 400 respondenten van 18 jaar en ouder bevraagd over de campagne.

1. Risicobewustzijn: Na afloop van de campagne vindt 67% van de ondervraagden dat het eigen verantwoordelijkheid is om je voor te bereiden op een noodsituatie. Bijna de helft vindt het noodzakelijk om je goed voor te bereiden op een noodsituatie. Opvallend is dat bij deze campagne 87% van de mensen aangeeft zelf een beetje of veel te kunnen doen bij een noodsituatie, terwijl dit percentage vorig jaar op 78% lag.

2. Kennis en houding: Driekwart (75%) weet door de campagne dat de overheid adviseert een noodpakket in huis te halen. Het algemene publiek staat redelijk positief tegenover het noodpakket: de meerderheid (56%) vindt het handig om een noodpakket in huis te hebben. Vier van de tien (42%) mensen geeft aan interesse te hebben in een compleet noodpakket als dit in de winkel te koop is. Als voornaamste reden om geen compleet noodpakket aan te willen schaffen, geeft men aan dat «men al veel ervan in huis heeft». En dat is goed. Het doel van de campagne is niet om mensen aan te zetten tot de aanschaf van een kant-en-klaar noodpakket.

3. Gedrag: De zaklamp op batterijen was voorafgaand aan de campagne al bij 79% van de mensen in huis te vinden. Na afloop van de campagne is dit gestegen naar 88%. Ook een EHBO-pakket is bij de meerderheid thuis te vinden (64%). Minder vaak heeft men thuis de beschikking over watervaste lucifers (12%) of een fluitje (18%).

Aan mensen die nog niet alle onderdelen van het noodpakket in huis hebben, is gevraagd of ze deze nog wel gaan aanschaffen. Ongeveer één op de drie geeft aan nog een EHBO-pakket, zaklamp of waxinelichtjes te willen kopen.

De meerderheid (57%) van het publiek geeft na afloop van de campagne aan dat ze zich (misschien) beter wil voorbereiden op noodsituaties. Voorafgaand aan de campagne was dit percentage vergelijkbaar.

31

Waarom is in het kader van de streefcijfers over noodpakketten niet het streefcijfer opgenomen hoeveel Nederlanders daadwerkelijk een dergelijk noodpakket zouden moeten bezitten?

De doelstelling van de campagne is niet zo zeer om mensen aan te zetten tot de aanschaf van het noodpakket als wel dat zij zich bewust zijn dat er iets kan gebeuren en dat het daarom handig om je zelf voor te bereiden. Bijvoorbeeld door thuis een aantal spullen bij elkaar te zoeken en op een handige plek te bewaren. De aanschaf van het noodpakket is in het kader van de campagne een middel om het risicobewustzijn te bevorderen en na te denken over de eigen persoonlijke situatie, zodat de juiste maatregelen worden genomen.

32

Hoeveel mensen hebben daadwerkelijk een noodpakket aangeschaft?

Zoals in de vorige vraag aangegeven ligt de daadwerkelijke aanschaf van het noodpakket niet binnen de doelstelling van de campagne 2008. Dat is dan ook de reden dat er niet expliciet naar is gekeken. Om een indicatie te geven is in de eindmeting wel de vraag meegenomen dat mocht een kant-en-klaar noodpakket in de winkels te koop zijn deze zou worden aangeschaft. Van de ondervraagden antwoordde 42% positief. Op dit aspect van de meting was de doelstelling (15%) en die is hiermee ruimschoots gehaald.

33

Hoe verklaart u de verhoging van de verplichtingen over 2008 met bijna € 30 miljoen?

De hogere verplichtingenstand wordt veroorzaakt door het vastleggen van meerjarige verplichtingen in het jaar waarin de verplichtingen worden aangegaan. De meerjarige verplichtingen hadden voornamelijk betrekking op het in de financiële administratie vastleggen van de convenanten met de Veiligheidsregio’s.

34

Waarom is er geen blauwdruk van de veiligheidsregio gemaakt?

Er kan geen blauwdruk gemaakt worden van de veiligheidsregio. Elke veiligheidsregio is zelf verantwoordelijk voor de inrichting van de eigen (interne) organisatie.

De veiligheidsregio is immers een samenwerkingsverband van de deelnemende gemeenten. Op basis van het wetsvoorstel veiligheidsregio treffen zij een gemeenschappelijke regeling waarin bepaalde, in het wetsvoorstel aangewezen taken en bevoegdheden worden overgedragen naar de veiligheidsregio. In gevolge het wetsvoorstel wordt in de gemeenschappelijke regeling ook bepaald hoe de veiligheidsregio wordt bestuurd.

In het wetsvoorstel Veiligheidsregio wordt voorgeschreven welke gemeenten behoren bij welke regio. Voor wat betreft de ambtelijke organisatie van de veiligheidsregio worden enkele functies genoemd, die in de organisatie voorkomen (brandweercommandant en directeuren GHOR en meldkamer). Ook wordt voorgeschreven dat de meldkamer gecolokeerd wordt.

Voor het overige staat het de veiligheidsregio vrij om de organisatie naar eigen inzicht vorm te geven. Er kunnen dus verschillen in de respectieve organisaties van de regio’s voorkomen.

35

Kan de Tweede Kamer de nadere uitwerking van het kabinetsstandpunt over de oprichting van het Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens nog voor het zomerreces van 2009 verwachten?

Geprobeerd wordt de nadere uitwerking van het kabinetsstandpunt inderdaad nog voor het zomerreces naar de Tweede Kamer te zenden.

36

Hoe staat het met het in december 2008 aan de Tweede Kamer toegezegde overzicht van kennisinstellingen etc. en de omvang van de financiering (debat over de adviesraden)? Is dit onderzoek al gestart? Wanneer kan de Tweede Kamer de resultaten daarvan tegemoet zien?

De eerste fase van het onderzoek, het analyseren van de reeds gemaakte inventarisaties is afgerond. Thans wordt nagegaan hoe op snelle en eenvoudige wijze dit overzicht kan worden geactualiseerd.

Het overzicht zal voor het einde van dit jaar aan de Tweede Kamer worden gezonden.

37

Wat is er tot nog toe daadwerkelijk gerealiseerd in het kader van de herziening van het interbestuurlijk toezicht?

Het Kabinet heeft zijn standpunt over de herziening van het interbestuurlijk toezicht vastgesteld en naar de Tweede Kamer verzonden. Het Kabinet heeft daarin de adviezen van de commissie Oosting overgenomen.

In de bestuursakkoorden met de gemeenten en de provincies is afgesproken dat de herziening van het interbestuurlijk toezicht, conform de adviezen van de commissie Oosting, gezamenlijk ter hand wordt genomen. Daarvoor is onlangs een gezamenlijk interbestuurlijk uitvoeringsplan vastgesteld door de minister van BZK en de voorzitters van VNG en IPO.

Momenteel zijn wetvoorstellen in voorbereiding voor de revitalisering van het generiek toezicht (gemeentewet/provinciewet). Tevens zijn wetsvoorstellen in voorbereiding voor de afschaffen van het specifiek toezicht (voor die wetten waarover de commissie Oosting voorstellen heeft gedaan). Deze wetsvoorstellen bevinden zich in de afrondende fase; de Kamer ontvangt deze voor 1 januari 2010.

Op dit moment wordt door de departementen, IPO en VNG ook alle overige wetgeving doorgelicht met als doel het specifieke toezicht zo veel mogelijk te schrappen. De wetsvoorstellen daarvoor ontvangt de Kamer voor 1 april 2010.

Daarmee ligt de herziening van het interbestuurlijk toezicht op schema (conform het spoorboekje dat de minister van BZK dit voorjaar naar de kamer heeft gezonden). De herziening van het interbestuurlijke toezicht zal nog deze kabinetsperiode worden afgerond.

38

Wanneer kan de Tweede Kamer de nulmeting van de interbestuurlijke administratieve lasten tegemoet zien (Zie Kamerstuk 29 515, nr. 194 en Kamerstuk 29 362, nr. 153)?

Het rapport Nulmeting Administratieve Lasten Interbestuurlijk zal half juni, inclusief een toelichting van de betreffende departementen, aan de Tweede Kamer worden verzonden.

39

Welk bedrag van alle uitzettingen (financiële schade kredietcrisis) van de medeoverheden, is tot nu toe teruggekomen?

Op dit moment is er geen totaaloverzicht van alle uitzettingen van de medeoverheden die tot nu toe zijn teruggekomen.

40

Hoe gaat het verder met de voorstellen om de regelgeving op het terrein van uitzettingen van de medeoverheden aan te passen? Op welke termijn is een wetsvoorstel te verwachten?

Het voorstel was om de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden aan te passen. In de regeling tot wijziging van de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en van de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden, Stc nr 65 dd 3-4-2009, zijn de wijzigingsvoorstellen opgenomen die zijn aangekondigd in mijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 17 november 2008. In deze brief wordt bovendien voorgesteld om de mogelijkheid van het wijzigen van het beleid omtrent schatkistbankieren nader te onderzoeken.

Dit zijn kort de wijzigingen in de Ministeriële regeling:

1. Voortaan dient de lidstaat van de EER waar gelden worden uitgezet over ten minste een AA-rating te beschikken, afgegeven door twee ratingbureaus.

2. Voortaan wordt een onderscheid gemaakt naar looptijd: indien openbare lichamen gelden korter dan drie maanden uitzetten, dient de financiële onderneming over ten minste een A-rating te beschikken, en bij uitzettingen langer dan drie maanden over ten minste een AA-minusrating;

3. et verkapt «near banking» is verder ingeperkt door te eisen dat bij projectfinanciering tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen bij de financiële onderneming worden uitgezet waar deze leningen zijn aangegaan, tenzij een nettingovereenkomst is afgesloten. Dit is de zogenoemde Wijchen-constructie.

In een brief van de Minister van Financiën, mede namens mij, die begin volgende week aan de voorzitter van de Tweede Kamer wordt verstuurd, wordt de Tweede Kamer onder andere hierover geïnformeerd. In deze brief wordt verder ingegaan op de ontwikkelingen op het gebied van schatkistbankieren.

41

Wanneer kan de Tweede Kamer nadere informatie dan wel voorstellen met betrekking tot de wetsvoorstellen inzake de politieke ambtsdragers verwachten? (Zie ook de brief van 17 februari 2009, Kamerstuk 30 424, nr. 15)

Het kabinet streeft ernaar de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vóór het zomerreces 2009, te informeren over zijn voornemens met betrekking tot de wetsvoorstellen die voortvloeien uit de adviezen van de Commissie-Dijkstal.

42

Wat wordt er gedaan om de oude voorschotten op overdrachtsuitgaven versneld af te wikkelen? Hoe is de controle daarop?

Bij de desbetreffende onderdelen is extra capaciteit vrijgemaakt. De directie Financieel-Economische Zaken ondersteunt de onderdelen bij de daadwerkelijke afrekening van de voorschotten. Het ministerie spant zich in om eind 2009 de gedane toezegging te hebben gerealiseerd. Gedurende het jaar wordt de voortgang gemonitord.

43

In hoeverre wordt het probleem bij de voorschotten veroorzaakt doordat voorschotten te vroeg worden verstrekt? En in hoeverre worden de problemen veroorzaakt doordat heldere voorwaarden ontbreken? In hoeverre zijn er, doordat voorschotten te vroeg werden verstrekt, ten onrechte overdrachtsuitgaven gedaan?

Voorschotten worden verstrekt in overeenstemming met de van toepassing zijnde regelgeving en de met partijen gemaakte specifieke afspraken. Aan de hand van deze criteria en in lijn met de beschikbare beleidsgelden op de begroting, worden voorschotten toegekend. Deze criteria staan ook in de toekenningsbrieven. Voor de monitoring van de afwikkeling van de voorschotten wordt gewerkt met plandata. Als de omstandigheden wijzigen, kan het voorkomen dat deze plandata niet worden gehaald. Voorschotten worden dan later afgewikkeld, dan oorspronkelijk gepland.

44

Hoe verklaart u de verhoging van de verplichtingen over 2008 met bijna € 75 miljoen?

Bij Voorjaarsnota 2008 is zowel het kas- als het verplichtingenbudget opgehoogd. Zo is er € 33,4 mln. aan de begroting toegevoegd vanwege het sterk toegenomen gebruik van de producten van GBO.Overheid en is vanuit de eindejaarsmarge € 18 mln. aan de begroting van 2008 toegevoegd vanuit de investeringsimpuls. Een uitgebreidere toelichting van dit verschil is in het jaarverslag te vinden in de toelichting bij de tabel.

45

Waarom is er in het Jaarverslag geen informatie over de realisatie van de beleidsprioriteit om de rijksoverheid met minder ambtenaren «beter werk» te laten leveren, opgenomen? Waarom is deze informatie alleen in de derde voortgangsrapportage Vernieuwing Rijksdienst opgenomen? Bent u bereid deze informatie alsnog toe te voegen aan het Jaarverslag, in ieder geval het komende jaar en latere jaren, opdat deze informatie door de Algemene Rekenkamer kan worden getoetst? Wat moet overigens onder «beter werk» worden verstaan?

In het AO van 22 en 27 november 2007 over de nota Vernieuwing Rijksdienst is afgesproken dat de Tweede Kamer tweemaal per jaar wordt geïnformeerd over de kwalitatieve aspecten van de voortgang en eenmaal per jaar over de kwantitatieve aspecten. Het kwalitatieve onderdeel van de Vernieuwing Rijksdienst is lastig meetbaar. In de vierde voortgangsrapportage over de kwalitatieve voortgang van het programma Vernieuwing Rijksdienst wordt het begrip «beter werk» nader uitgewerkt.

46

Hoe gaat het verder met de Code goed openbaar bestuur? Waar heeft het brede consultatietraject, dat is uitgevoerd, toe geleid? Wordt in de code ook aandacht besteed aan interdepartementale samenwerking en samenwerking tussen overheidslagen? Zo neen, waarom niet? Is dit niet belangrijk? Zo ja, om welke aspecten gaat het?

Medio juni besluit het kabinet over de code voor goed openbaar bestuur en het advies dat de betreffende werkgroep heeft opgesteld. De uit het consultatietraject verkregen signalen zijn transparant in de stukken verwerkt. Ik streef ernaar de stukken nog in juni aan uw Kamer te verzenden.

47

Welk beleid wordt nu, samen met andere ministeries, ontwikkeld om te komen tot een zo doelmatig mogelijke inhuur van externen?

De ministeries zijn verantwoordelijk om een juiste afweging te maken alvorens tot externe inhuur over te gaan. In die zin is de inhuur van externen doelmatig. Uit de verklaring van de Algemene Rekenkamer bij de Jaarverslagen van de ministeries is af te leiden dat de ministeries beheersmaatregelen hebben getroffen ten aanzien van externe inhuur. Het beleid dat ontwikkeld wordt, zal ik u na de besluitvorming in de Ministerraad spoedig doen toekomen.

48

Wat is het oordeel over de suggestie van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 31 924 VII, nr. 2, blz. 29) om een procedure te ontwikkelen waardoor managers worden gedwongen om aan te tonen dat er geen haalbare alternatieven voor inhuur zijn?

Dit principe is reeds ingebouwd in de inkoopprocedure van BZK. Voor externe inhuur geldt in algemene zin binnen BZK het «nee, tenzij» principe. Wanneer een manager toch wil overgaan tot inhuur moet hij op het zogenaamde inkoopgeleideformulier kunnen aantonen dat hij de beschikbare alternatieven verkend heeft.

In de verklaring van de Algemene Rekenkamer bij de Jaarverslagen van de ministeries is te lezen dat de andere ministeries ook dergelijke afwegingskaders hanteren.

49

Hoe kan worden bereikt dat de ministeries van Justitie, Financiën, BZK en VWS het bedrag voor de inhuur van externen verlagen ten opzichte van het jaar 2007? Hoe kan worden bereikt dat er bij het ministerie van Defensie wel extra informatie over de inhuur voor projecten beschikbaar komt?

Deze vraag is gebaseerd op het Rapport van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 31 924 VII, nr. 2). De ARK constateert dat deze vier ministeries beheersingsinstrumenten kennen bij de inhuur van extern personeel. De ARK geeft ook een aantal verklaringen voor de overschrijdingen ten opzichte van de nulmeting externe inhuur over het jaar 2007.

In het Jaarverslag van BZK staat op de pagina’s 186 en 187 een uitgebreide toelichting op de uitgaven voor externe inhuur in 2008. Voor P-Direkt is hierover ook met uw Kamer gecorrespondeerd. Voor de overige ministeries verwijs ik naar de Jaarverslagen.

Het ministerie van Defensie kon over 2007 niet rapporteren over de uitgaven voor externe inhuur bij projecten. In het Jaarverslag 2008 van Defensie zijn de uitgaven bij projecten wel opgenomen.

50

Waarom wordt er niet op alle ministeries met budgetten voor de inhuur van externen gewerkt, gezien de opmerking van de Algemene Rekenkamer in Kamerstuk 31 924 VII, nr. 2 op blz. 29?

Uit de verklaring van de Algemene Rekenkamer bij de Jaarverslagen van de ministeries is af te leiden dat sturing via budgetten bij de ministeries één van de instrumenten is ter beheersing van de uitgaven voor externe inhuur.

Ook met sturing op budgetten kunnen de uitgaven voor externe inhuur hoger uitkomen dan in 2007. De ARK geeft daartoe bij enkele ministeries verklaringen. In een aantal gevallen is de Tweede Kamer daarover gedurende het begrotingsjaar geïnformeerd. Het beleid dat ontwikkeld wordt, zal ik u na de besluitvorming in de Ministerraad spoedig doen toekomen.

51

In hoeverre worden op de ministeries ingenieuze constructies bedacht om mensen in te huren buiten de «inhuur externen» om? Hoe is de controle hierop geregeld? Wat wordt er gedaan om dergelijke eventuele ingenieuze constructies tegen te gaan?

De afweging om tot uitbesteding dan wel externe inhuur over te gaan dient zuiver te zijn. In de Rijksbegrotingsvoorschriften is daartoe de definitie voor externe inhuur opgenomen. Ook is daarin omschreven wanneer sprake is van uitbesteding. De auditdiensten van de ministeries zien toe op de juiste wijze van boeken van facturen.

52

Zijn tijdens de operatie «Programma Vernieuwing Rijksdienst» de verschillende definities, die bij de operatie worden gehanteerd, veranderd, zoals bijvoorbeeld de definities van «minder ambtenaren» en van het begrip «bezuiniging»? Zo ja, om welke definities gaat het? Zo ja, in welke zin zijn de definities gewijzigd? In hoeverre is bij de verzameling van de voortgangsinformatie geen eenduidige procedure gevolgd?

Ten tijde van de nulmeting telde de rijksdienst, waar in het kader van Vernieuwing Rijksdienst onder wordt verstaan: de totale omvang van de twaalf ministeries (exclusief Defensie) alsmede van de in de Nota Vernieuwing Rijksdienst genoemde ZBO’s, 149 398 fte. Ten opzichte van de vorige kwantitatieve voortgangsrapportage (mei 2008, kamerstuk 31 490, nr. 1) is ervoor gekozen het ministerie van Defensie, de politie en de zittende en staande magistratuur (plus de ondersteuning daarvan) in drie aparte overzichten weer te geven. Deze zaten tot dusver op een enigszins willekeurige manier soms wel en soms niet verborgen in de totaalcijfers per ministerie waardoor snel een verkeerd beeld kon ontstaan. Zo drukte bijvoorbeeld de volle omvang van het KLPD en de Politieacademie geheel op de cijfers van BZK, terwijl het logischer is die onderdelen in verband te brengen met de totale politiemacht.

53

Hoeveel ambtenaren zijn er in 2008 bijgekomen?

In de derde voortgangsrapportage Vernieuwing Rijksdienst die op 25 mei 2009 aan de Tweede Kamer is gestuurd is aangegeven, dat in 2008 de rijksdienst met 1982 fte is afgenomen. Sinds het begin van het programma Vernieuwing Rijksdienst is de rijksdienst met 2137 fte afgenomen.

54

Waarom is niet alleen het streefcijfer 2008 voor het totaal aantal allochtone medewerkers niet gerealiseerd, maar is dit aantal zelfs lager dan in 2007?

Er is in 2008 geen sprake van een daling van het aandeel van de allochtone medewerkers bij het Rijk t.o.v. 2007, maar van een stijging. Zoals in de toelichting staat vermeld en ook uitgebreid in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2008 is toegelicht, is het lagere cijfer ten opzichte van eerdere rapportages terug te voeren op een meer exacte meetmethode en het hanteren van de CBS-definitie van het begrip «allochtoon» i.p.v. die uit de (verouderde) wet-Samen. De cijferreeks over de voorgaande jaren conform de nieuwe definitie en methodiek laat de volgende reeks zien:

200620072008streefwaarde 2008
7,4%7,9%8,2%9,2

55

Hoeveel allochtonen (schaal 9 en hoger) waren in 2008 in rijksdienst?

In 2008 was 4,4 procent van de medewerkers van schaal 9 en hoger allochtoon.

Ook voor dit antwoord geldt dat de nieuwe definitie is toegepast (zie antwoord op vraag 54). In 2007 was het aandeel van allochtone medewerkers in de schalen 9 en hoger volgens deze definitie 4 procent. Over de jaren voor 2007 zijn met de nieuwe definitie geen gegevens beschikbaar.

56

Waarom is in 2008 het aantal vrouwen in hogere functies nauwelijks toegenomen ten opzichte van 2007?

Hoewel het aandeel van vrouwen in de instroom ook in hogere functies tegen de 50% ligt, is nog steeds het aandeel van vrouwen in de uitstroom hoger dan hun aandeel in het bestand. De stijging die door de instroom gerealiseerd zou kunnen worden, wordt daardoor te veel afgeremd. Gezocht wordt naar wegen om de uitstroom van vrouwen, ook in hogere functies, verder te beperken door maatregelen gericht op behoud en het aantrekkelijk maken van de functies.

57

Waarop was, gezien het feit dat dit cijfer in 2008 niet gehaald blijkt te zijn, de streefwaarde van 35% vrouwen in hogere functies gebaseerd?

Dit cijfer heeft betrekking op functies in de schalen 11 t/m 14. Deze streefwaarde is gebaseerd op de kabinetsdoelstelling dat in 2011 30% van de nieuwe instroom bij de overheid uit vrouwen dient te bestaan. Dit is vertaald naar tussenstappen per jaar voor de verschillende functiegroepen en wat daarvan naar schatting terug te zien zou moeten zijn in het bestand. Gezien de relatief hoge uitstroom van vrouwen in deze functiegroepen (zie het antwoord op vraag 56) is deze schatting voor 2008 echter niet uitgekomen.

58

Hoe komt het dat het aantal stagiaires met 3068 ver boven de streefwaarde van 1000 ligt?

Door de opname van specifieke stagedoelstellingen in de begroting is de aandacht voor de registratie van stagiairs verbeterd. Dit resulteert in een veel groter aantal stageplaatsen dan de 1000 die als doel in de begroting waren opgenomen. Het Rijk kende ook voor 2007 al enkele duizenden stagiairs.

59

Hoeveel van de stagiaires waren allochtoon?

Bij 59% van de stagiairs blijkt de etniciteit niet geregistreerd te worden; registratie vindt plaats op basis van vrijwilligheid. In totaal zijn 287 stagiairs als allochtoon geregistreerd en 977 als autochtoon. Om het beeld te complementeren is de etniciteit van de 1 804 niet geregistreerde stagiairs geëxtrapoleerd op basis van de wel geregistreerde stagiairs. Hieruit resulteert onderstaand overzicht:

Stages: totaal aantal3068
wv. allochtone mannen 212
wv. allochtone vrouwen 478
wv. allochtone mannen 959
wv. allochtone vrouwen1419

De doelstelling in absolute zin van 250 stages is voor elke doelgroep nagenoeg gehaald, bij de allochtone mannen is een klein tekort. In procentuele zin (25% voor elke doelgroep) is de doelstelling niet gehaald en daarom wordt het gericht benaderen van de doelgroepen geïntensiveerd door onder andere het inzetten van een talentscout. Daarnaast wordt in 2009 wordt gewerkt aan de verdere verbetering van de registratie van de etniciteit van de stagiairs.

60

Waarom is het ziekteverzuim in 2008 vrijwel gelijk gebleven in plaats van gedaald zoals beoogd was?

Het is niet expliciet aan te geven wat de oorzaak is van het gelijk blijven van het ziekteverzuimpercentage.

61

Waarom komt de achterstand bij de afhandeling in het voorschottenbeheer vooral voor bij de Directie politie en Veiligheidsregio’s?

De omvang van het aantal verstrekte voorschotten wordt in belangrijke mate bepaald door de hoogte van het beschikbare budget. Mede hierdoor verstrekt deze directie getalsmatig meer voorschotten dan andere directies. Voorts hebben bepaalde categorieën voorschotten betrekking op een meerjarige periode waardoor afrekening pas kan plaatsvinden, nadat de meerjarige activiteit is afgerond.

De achterstand in de afrekening van openstaande voorschotten heeft geen substantiële invloed op eventueel terug te vorderen voorschotbetalingen. Over het algemeen is de geleverde prestatie in overeenstemming met de verstrekte voorschotten.

62

Waarom zijn de eindafrekeningen over de jaren 2007 en 2007 m.b.t. de Stichting Ictu nog niet ontvangen?

De ICTU – heeft conform de geldende afspraken – de Eindverantwoordingsbrieven over 2006 en 2007 aan de opdrachtgever gestuurd. Voor enkele programma’s uit 2006 en 2007 geldt dat deze gezien het langlopende of complexe karakter nog niet afgerond cq afgewikkeld zijn. Overigens geldt dat sinds 31-12-2008 (datum saldibalans) een deel van de nog openstaande voorschotten is afgewikkeld.

63

Hoeveel openstaande voorschotten en subsidieverstrekkingen uit de jaren 2008 en eerder zijn er in 2008 nog niet afgewikkeld? Om welke posten en bedragen gaat dit?

Het totale aantal nog niet afgewikkelde openstaande voorschotten uit de jaren 2008 en eerder bedraagt 1232. Dit staat gelijk aan een bedrag van circa € 844 mln. De posten hebben betrekking op alle door de onderdelen verstrekte voorschotten. Hieronder vallen ook de in eerdere vragen genoemde verstrekte voorschotten aan de Stichting ICTU. De meestal meerjarige voorschotten verstrekt over de periode 2007 en 2008 hebben voornamelijk betrekking op subsidiebedragen.

64

Wat gaat de minister doen om de topinkomens boven de vastgestelde norm terug te dringen?

In het rapport bij het jaarverslag 2008 constateert Algemene Rekenkamer dat geen van de twintig functionarissen die zijn vermeld in de topinkomensbijlage van het jaarverslag van het Ministerie van BZK uitkomt boven de vastgestelde maximumnorm. Er is derhalve geen reden om daarop actie te ondernemen.

De Rekenkamer constateert verder een verschil tussen de norm van de WOPT om salarisinformatie openbaar te maken en de norm waarboven het jaarsalaris van rijksambtenaren in principe niet mag uitgaan. In mijn reactie op het Rekenkamerrapport heb ik al toegezegd dat in het kabinetsstandpunt op de evaluatie van de WOPT door de commissie Dijkstal ook de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer wordt meegenomen om – indien mogelijk – de inhoudelijke norm voor het maximale salaris van rijksambtenaren en de norm die geldt voor openbaarmaking met elkaar in overeenstemming te brengen.

65

Kan de tabel nader worden gespecificeerd met het aantal fte’s per punt? Zo nee, waarom niet

Externe inhuur wordt conform de door het Ministerie van Financiën opgestelde Rijksbegrotingsvoorschriften 2009 verantwoord naar de omvang van de uitgaven, niet per fte. Omdat de administratie op deze manier is ingericht, is het niet mogelijk om de omvang van de uitgaven te vertalen naar fte’s. Gezien de grote verschillen in loonkosten tussen bijvoorbeeld een willekeurige uitzendkracht en een ICT specialist is het bovendien onhaalbaar de omvang van de uitgaven grosso modo te vertalen naar fte’s.

66

Kan de tabel worden uitgesplitst naar kerndepartement en ZBO? Zo nee, waarom niet?

Conform de door het Ministerie van Financiën opgestelde Rijksbegrotingsvoorschriften 2009, lopen ZBO’s niet mee in de verantwoording over de uitgaven van externe inhuur in de departementale jaarverslagen. In de tabel zijn de uitgaven van het kerndepartement en de batenlastendiensten samengevoegd, conform het model van Financiën.

Wat zijn de cijfers exclusief ZBO’s.

De tabel in het Jaarverslag is exclusief ZBO’s. In de tabel zijn de uitgaven van het kerndepartement en de baten-lastendiensten samengevoegd, conform het model van Financiën.

Forensisch Assistenten

PolBIS, d.d. 31-12-2008

 ForensIntensivering
KorpscodeAssistent2008–2011
Groningen018
Friesland014
Drenthe129
IJsselland311
Twente315
Noord en Oost Gelderland016
Gelderland Midden317
Gelderland Zuid412
Utrecht1436
Noord Holland Noord613
Zaanstreek Waterland08
Kennemerland016
Amsterdam Amstelland664
Gooi- en Vechtstreek06
Haaglanden2047
Hollands Midden419
Rotterdam Rijnmond1355
Zuid Holland Zuid612
Zeeland67
Midden en West Brabant1528
Brabant Noord514
Brabant Zuid Oost920
Limburg Noord411
Limburg Zuid620
Flevoland312
Totaal regiokorpsen140500
KLPD00
Politieacademie00
Totaal generaal140500

Wijkagenten 2008 vs Nulmeting 2007 (in fte’s)

(obv PolBIS P 2008)

 Nulmeting d.d. 31-12-2007Intensivering 2008–2011Te realiseren d.d. 31-12-2011Tussenstand d.d. 31-12-2008Nog te realiseren
Groningen1761819417816
Fryslan6613796810
Drenthe66975696
IJsselland3810483612
Twente721486779
Noord- en Oost-Gelderland971411110011
Gelderland Midden6917866620
Gelderland-Zuid2212342212
Utrecht2263726324815
Noord-Holland-Noord431356488
Zaanstreek Waterland07707
Kennemerland90161069511
Amsterdam Amstelland4536551843880
Gooi- en Vechtstreek33639354
Haaglanden1694821719424
Hollands Midden83191029111
Rotterdam Rijnmond2715933028544
Zuid-Holland-Zuid8112938013
Zeeland08808
Midden- en West-Brabant1812720819118
Brabant-Noord3714514010
Brabant-Zuid-Oost141191601573
Limburg-Noord5411655312
Limburg-Zuid1222014213111
Flevoland451257525
Totaal Regiokorpsen2 6355003 1352 753382

XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA), Anker (CU) en Vacature (CDA).

Plv. leden: Teeven (VVD), Heemelaar (GL), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Cramer (CU) en Knops (CDA).