Kamerstuk 31924-VII-6

Antwoorden op vragen over Rapport bij het Jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2008

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2008

Gepubliceerd: 5 juni 2009
Indiener(s): John Leerdam (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31924-VII-6.html
ID: 31924-VII-6

31 924 VII
Jaarverslag en slotwet ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2008

nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 juni 2009

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, heeft over het Rapport bij het Jaarverslag 2008 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 31 924 VII, nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2009. De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx

1

Kunt u helder en duidelijk en zo gedetailleerd mogelijk de voorschotten, van in totaal circa € 0,5 mrd., die eind 2008 op de begroting stonden, en die zijn verstrekt in of voor 2006, uitsplitsen per voorschot, en de Kamer met redenen omkleed per voorschot informeren waarom deze nog niet is terugbetaald?

Van de in totaal circa € 0,5 mrd. aan openstaande voorschotten per 31 december 2008 die verstrekt zijn voor of in 2006 heeft een deel een verantwoordingsdatum die na 1 januari 2009 valt. Hiervan heeft circa € 93 mln. een meerjarige doorlooptijd. Het daadwerkelijke bedrag aan niet afgehandelde voorschotten kan verdeeld worden naar twee onderdelen, te weten het directoraat-generaal Veiligheid (DGV) en het directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties (DGBK). Het aantal voorschotten bij DGV, circa 566 posten met een totaalbedrag van € 290 mln, heeft grotendeels betrekking op de directie Politie en Veiligheidsregio’s. Het aantal posten bij DGBK, circa 117 voorschotten met een totaalbedrag ad € 110 mln, heeft voornamelijk betrekking op de kwartaalvoorschotten aan de Stichting ICTU.

2

Waarom wordt informatie over gerealiseerde extra wijkagenten in het jaarverslag van het ministerie niet aangemerkt als beleidsinformatie? Bent u bereid dit in toekomstige verslagen wel te doen?

De informatie over de gerealiseerde wijkagenten voor het «concern» politie wordt in het jaarverslag van het ministerie vermeld (zie p. 27). De informatie is gebaseerd op een opgave van de korpsen en deze informatie is al gecontroleerd door de regionale accountant.

De informatie kwam echter pas laat beschikbaar en is op het laatste moment ingevoegd.

3

Hoe kan worden gecontroleerd of de informatie over het aantal extra wijkagenten deugdelijk is, nu de Rijksauditdienst dit niet hoeft te controleren?

De RAD heeft deze beleidsinformatie wel gecontroleerd. Ik wil hier echter benadrukken dat de ogenschijnlijke conclusie dat beleidsinformatie die niet door de RAD is gecontroleerd niet deugdelijk zou zijn, te kort door de bocht is. Dat heb ik ook in mijn reactie op het conceptrapport van de Algemene Rekenkamer aangegeven. Voor álle beleidsinformatie die naar het parlement wordt gestuurd, geldt dat de betrouwbaarheid van deze informatie belangrijk is. Dat betekent niet dat deze informatie te allen tijde vooraf door de RAD wordt gecontroleerd. Denk aan brieven en voortgangsrapportages die gedurende het jaar aan het parlement worden aangeboden. Het ministerie is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de beleidsinformatie die aan het parlement wordt aangeboden, ongeacht of dit door de RAD wordt getoetst.

Ik wijs u hierbij ook op mijn antwoord op vraag 2. De verantwoording in het jaarverslag van het ministerie gaat over het «concern» politie. Controle op de deugdelijkheid van de informatie van de korpsen vindt al plaats door de controle van de regionale accountant op de jaarrekening.

Daarnaast wordt vanuit mijn ministerie de sterkte, en de taak van medewerkers, jaarlijks geïnventariseerd op basis van de aanstelling van betrokkenen en de functiebenaming die in het aanstellingsbesluit is opgenomen.

4

Waarom heeft de minister in het jaarverslag geen informatie verstrekt over het terugdringen van het aantal ambtenaren? Is zij bereid dit in toekomstige verslagen wel te doen?

De voortgang van de Vernieuwing van de Rijksdienst, waar het terugdringen van het aantal ambtenaren onderdeel van is, wordt in een apart verslag aan de Kamer aangeboden.

In het AO van 22 en 27 november 2007 over de nota Vernieuwing Rijksdienst is afgesproken dat de Tweede Kamer tweemaal per jaar wordt geïnformeerd over de kwalitatieve aspecten van de voortgang en eenmaal per jaar over de kwantitatieve aspecten. De derde voortgangsrapportage is 25 mei jl. aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 2008–2009, 31 490, nr. 22, Tweede Kamer).

5

Kunt u per politieregio aangeven wat de kwantitatieve behoefte is aan wijkagenten?

Dat kan ik niet. Bij de beoogde uitbreiding met 500 wijkagenten is er vanuit gegaan dat deze uitbreiding ten opzichte van dit aantal een forse impuls geeft aan de veiligheid in de wijk. Het aantal van 500 is naar evenredigheid van de budgetverdeling over de korpsen verdeeld

6

Kunt u per politieregio aangeven wat de kwantitatieve behoefte is aan forensisch assistenten?

Het aantal van 500 forensisch assistenten is in overleg met de regio’s bepaald aan de hand van een prognose over een aantal handelingen op een standaard-plaats delict die door forensisch assistenten verricht kunnen worden

7

Wat gaat de minister doen om de prestatieafspraken met betrekking tot het aantal boetes ook in de praktijk terug te draaien?

Er worden door mijn ambtgenoot van Justitie en mij centraal geen afspraken meer gemaakt over het aantal boetes en transacties uit staande houdingen. Korpsen hebben de verantwoordelijkheid om te bepalen of zij de gekozen beleidslijn willen voortzetten. De afspraken waren bedoeld om het gezag te versterken en de regels consequent te handhaven en de burgers aanspreken op overtreding daarvan. Van «terugdraaien kan mijn inziens geen sprake zijn».

8

Kloppen de beweringen van andere ministeries dat het ministerie van BZK alleen wil overleggen over inhuur van externen op het moment dat de Kamer vragen stelt?

Het ministerie van BZK heeft regelmatig overleg met de ministeries over externe inhuur. BZK is altijd tot overleg bereid. Uiteraard zal BZK overleg voeren als dat naar aanleiding van een motie of van Kamervragen noodzakelijk blijkt.

9

Neemt de minister het voorstel van de Rekenkamer over managers te dwingen aan te tonen dat er geen alternatieven zijn voor externe inhuur voordat zij daartoe overgaan? Zo nee, waarom niet?

Dit principe is reeds ingebouwd in de inkoopprocedure van BZK. Voor externe inhuur geldt in algemene zin binnen BZK het «nee, tenzij» principe. Wanneer een manager toch wil overgaan tot inhuur moet hij op het zogenaamde inkoopgeleideformulier kunnen aantonen dat hij de beschikbare alternatieven verkend heeft.

10

Wat gaat de minister doen met de informatie dat ministeries die met budgetten werken voor de inhuur van derden, er beter in slagen om die inhuur terug te dringen?

Uit de verklaring van de Algemene Rekenkamer bij de Jaarverslagen van de ministeries kan worden afgeleid dat sturing via budgetten bij de ministeries één van de instrumenten is ter beheersing van de uitgaven voor externe inhuur. Iedere vakminister is overigens zelf verantwoordelijk voor de sturing op de uitgaven van zijn kosten voor externe inhuur en geeft zelf invulling aan de beheersmaatregelen om binnen de opgelegde norm te blijven.

Ook met sturing op budgetten kunnen de uitgaven voor externe inhuur hoger uitkomen dan in 2007. De ARK geeft daartoe bij enkele ministeries verklaringen. In een aantal gevallen is de Tweede Kamer daarover gedurende het begrotingsjaar geïnformeerd. Het beleid dat ontwikkeld wordt, zal ik u na de besluitvorming in de Ministerraad spoedig doen toekomen..

11

Hoe kunt u waarborgen dat er geen onrechtmatigheden plaatsvinden bij de controle door accountantsdiensten van de uitkeringen van medeoverheden?

Het stelsel van informatie en controle van specifieke uitkeringen omvat meerdere waarborgen voor de kwaliteit van de controle. Daartoe behoren faciliteiten als circulaires over single information en single audit (SiSa), de mogelijkheid om elektronisch vragen te stellen over de controle in het kader van SiSa en periodieke overleggen met de accountantskantoren. Daarnaast wordt via single review door de departementale accountantsdiensten inzicht geboden in de kwaliteit van de accountantcontrole. Verder heeft het NIVRA als beroepsorganisatie een rol in het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de accountantscontrole.

12

Geeft de minister gehoor aan de opmerking van de ARK dat middelen voor wijkagenten die een meer coördinerende taak hebben ook kunnen worden ingezet voor surveillanten met een meer uitvoerende taak? Zo ja, hoe gaat de minister hier gehoor aan geven? Zo nee, waarom niet?

De functie van de wijkagent kent coördinerende en uitvoerende aspecten. De gehanteerde definitie van wijkagent biedt ruimte om regionale accenten te kunnen leggen en te kiezen voor een meer uitvoerende invulling van de wijkagent. Het is niet toegestaan om de middelen in te zetten voor (extra) functionarissen waarvan de functie niet voldoet aan de definitie van wijkagent.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA), Anker (CU) en Vacature (CDA).

Plv. leden: Teeven (VVD), Heemelaar (GL), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Cramer (CU) en Knops (CDA).