Kamerstuk 31839-408

Verslag van een algemeen overleg

Jeugdzorg

Gepubliceerd: 14 augustus 2014
Indiener(s): Helma Neppérus (VVD), Tanja Jadnanansing (PvdA)
Onderwerpen: jongeren zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31839-408.html
ID: 31839-408

Nr. 408 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 augustus 2014

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie hebben op 17 juni 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, d.d. 6 mei 2014, Rapport effectiviteit van behandelmethoden voor slachtoffers van loverboys, (Kamerstuk 31 839, nr. 375);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, d.d. 22 april 2014, Reactie op de berichtgeving dat er steeds meer slachtoffers van loverboys weglopen uit zorginstellingen, (Kamerstuk 31 839, nr. 373).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Neppérus

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Teunissen

Voorzitter: Neppérus

Griffier: Sjerp

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Agema, Bergkamp, Van der Burg, Kooiman, Neppérus, Segers, Van Toorenburg en Ypma,

en Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 18.30 uur.

De voorzitter: Goedemiddag, of inmiddels al bijna goedenavond. Ik heet de Staatssecretaris en degenen die hem ondersteunen, van harte welkom, net als de mensen die dit debat op de tribune dan wel thuis volgen. De spreektijd in deze eerste termijn is vier minuten, met twee interrupties.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Mij is op een vrij laat tijdstip gevraagd of ik dit debat over wilde nemen. Dat wilde ik heel graag, omdat ik iets kwijt wil. Zeven jaar geleden was ik directeur van een jeugdinrichting, waarin ik onder andere ook meisjes insloot die slachtoffer waren van loverboys. Er was toen een grote discussie in Nederland over de scheiding tussen strafrechtelijke en civielrechtelijke kinderen. Ik zie dat een mijnheer van Jeugdzorg zit te lachen en ik weet precies waarom, want wat hebben wij een gesprekken gevoerd. Dat was voor mij de reden om de politiek in te gaan. Er werd een scheiding doorgevoerd, waarover alle politieke partijen, ook het CDA, en de hele samenleving iets riepen. Als directeur van een jeugdinrichting dacht ik: dit gaat helemaal verkeerd. Het kan niet zo zijn dat we zo naar de jeugd kijken: kinderen die kwetsbaar zijn, moeten in de zorg en kinderen die stout zijn, zijn crimineel en die gooien we in een bajes. Dat was de tendens. Het is een schifting. Een kind is fout of een kind is zielig, maar ik zag de kinderen die daar zaten, ook die kwetsbare meisjes.

Ik zal nooit vergeten dat ik een keer 's nachts werd gebeld, ik moest met spoed naar de inrichting toe. Er werd een meisje binnengebracht. Haar ouders reden achter de politieauto aan. Die ouders hadden de politie zo ver gekregen dat zij achter de bank waren gaan liggen. Zij hadden het meisje op haar 06-nummer gebeld en gevraagd of zij weer een keer thuis kwam eten. Het kind kwam binnen en de politie heeft haar vastgepakt en naar mij toe gebracht. De ouders reden er huilend achteraan. Dat kind heeft zichzelf opengekrabd en opengebeten. Ik heb haar in de isoleercel gehad, twee weken. Er was geen houden aan. Ik bedacht dat dit kind door de samenleving zielig wordt genoemd en in een soort behandelsetting wordt gezet. Ik bedacht dat ik blij was dat ik het kind achter gesloten deuren kon zetten, want de loverboys liepen eromheen. Wat kon ik doen? Ik kon de honden erop af sturen, omdat ik een bajes was.

Ik heb dat altijd heel erg gevonden. Maar ik dacht wel: het kan niet zo zijn dat wij straks in een samenleving leven waarin kwetsbaarheid in een zorgsetting wordt geplaatst, waarbij wij uitgaan van behandeling. We zien niet meer hoe vreselijk link het is. Deze meiden zijn niet alleen bedreigd door anderen, maar ook voor zichzelf. Wij moeten ervoor zorgen dat die meiden veilig zijn als zij in een zorgsetting komen, want ik vind het zo erg als zij dat niet zijn, als zij weg kunnen lopen. Hoe verschrikkelijk dat systeem ook is, want zij scholden mij helemaal verrot, sorry voor de terminologie, omdat zij vastzaten. Ik heb vier maanden later weer met die meiden aan tafel gezeten. De toenmalige prinses Máxima was daarbij. Zij zeiden tegen haar dat het een hel was in het begin, maar dat zij blij waren dat zij geen kant op konden.

Dat is de belangrijkste boodschap die ik vandaag voor de Staatssecretaris heb. Zorg ervoor, los van alle andere belangrijke dingen die er gebeuren, dat we echt weten welke behandeling effectief is. Hoe gaan we met die meiden aan de slag? Zij moeten wel veilig zijn. Denk niet dat het goed is om ze in een setting te zetten waar zij weg kunnen lopen of om te snel te denken dat zij daaraan toe zijn. Dat zijn ze niet, want de roofdieren lopen om die inrichtingen heen.

Dat is de noodkreet: zorg dat ze veilig zijn. Als we daarvoor hebben gezorgd, vind ik het belangrijk dat zij daarna doorgeleid kunnen worden naar instellingen die het aankunnen. We moeten er echt in investeren om te weten wat werkt, waarbij de nazorg goed is. Ik heb hierover een concrete vraag aan de Staatssecretaris. Hoe gaan wij er bij de decentralisatie van de jeugdzorg voor zorgen dat alle gemeenten in Nederland snappen met wat voor doelgroep zij te maken hebben? Ik hoor nog steeds dat sommige gemeenten denken dat loverboys iets voor de grote stad zijn, maar dat zijn ze niet. Het kan in ieder dorp of iedere gemeenschap voorkomen.

Ik heb drie belangrijke opmerkingen: zorg ervoor dat die meisjes, als we ze hebben, veilig zijn. Het is niet leuk om ze op te sluiten, maar we zullen wel moeten. Het tweede punt is om te zorgen voor een goede doorgang, waarbij we weten wat werkt. Ga daar echt in investeren. Het is goed dat dit nu hier ligt. Maar het gaat ook om de nazorg bij alle gemeenten. Misschien kan ik dan dit hoofdstuk afsluiten, ook voor mijzelf.

De voorzitter: We hebben geboeid geluisterd.

Mevrouw Bergkamp (D66): Voorzitter. Na dit gloedvolle, gepassioneerde betoog ben ik er zelf even stil van. Het is mooi om te horen dat iemand vanuit persoonlijke ervaring spreekt. Dat komt ook aan.

Veel jonge meisjes vallen in handen van de loverboys. Gisteren twitterde iemand daarover de vraag of wij daarvoor niet een ander begrip kunnen gebruiken. Daar zit wel iets in, want dit heeft helemaal niets met liefde te maken. Het aantal slachtoffers is onduidelijk en de aanpak kan beter, dat hebben we ook gelezen. Ik heb daarover een aantal vragen aan de Staatssecretaris.

In maart was er op verzoek van D66 een rondetafelgesprek over de leeftijd 18-plus en wat daarna. In de bijdragen van de jongeren viel op dat zij als zij in een instelling zitten of zorg krijgen, niet worden voorbereid op volwassenheid. Dan lopen zij tegen veel praktische vragen aan, zoals: hoe vraag je huurtoeslag aan, hoe kom je aan een woning, bij wie kun je terecht als je schulden hebt, wat gebeurt er als je niet terecht kunt bij je vrienden? Het viel mij op dat het ontbreken van deze kennis ook de stap naar de loverboys makkelijker maakt. Ik vraag de Staatssecretaris om hier samen met de VNG specifiek aandacht aan te besteden bij de dienstverlening, als de Jeugdwet en de Wmo onder de gemeente vallen.

Volgende week zullen we nog uitgebreid over de decentralisatie spreken. Daarover is al veel nieuws bekend. Ik heb bij het debat over de Wmo een amendement ingediend over een goede aansluiting tussen de Jeugdwet en de Wmo. Kan bij de evaluatie van die wetten ook worden bekeken wat er gebeurt als jongeren 18 jaar of ouder zijn? Krijgen zij dan voldoende ondersteuning?

Er is veel discussie over de begeleiding van slachtoffers. Er is gebleken dat veel slachtoffers weglopen. Daar maken wij ons ook zorgen over. In de rapportage zien we dat van veel methodes niet duidelijk is of zij effectief zijn. Vaak zijn zij ook niet eens theoretisch onderbouwd. De commissie-Azough maakt nu een actieplan. Ik vraag aan de Staatssecretaris wat deze commissie gaat doen. Wanneer kunnen wij de resultaten verwachten? Hoe zorgen we ervoor dat er in de tussentijd wordt doorgegaan met het zoeken naar de juiste behandeling? Hoe verhoudt dit zich tot wat ZonMw gaat doen met betrekking tot de behandelmethode?

Slachtoffers van mensenhandel hebben op grond van de Europese richtlijn recht op bescherming. De vorige keer is al gezegd dat het kabinet daarin een aantal dingen wil verbeteren. Wat is de tussenstand?

Het is goed om te zien dat er veel aandacht is voor voorlichting. In 2013 zouden alle middelbare scholen informatie krijgen over lespakketten. Daarnaast vindt D66 voorlichting over potentiële loverboys belangrijk. Hoe verloopt die voorlichting?

Ik heb ook nog een vraag over de aangiftebereidheid. We zien vaak dat er door schaamte of angst geen aangifte wordt gedaan. Daarbij is goede samenwerking tussen justitie en de opvang belangrijk. Hoe verloopt deze samenwerking? Is de aangiftebereidheid groter geworden?

Slachtoffers van loverboys hebben langdurige en intensieve begeleiding nodig. Mijn collega heeft net ook al gezegd wat nodig is. Het is belangrijk dat er snel duidelijkheid komt over de behandelmethode en dat er goede opvang is, ook na de decentralisatie, volgend jaar. Verder denk ik dat het belangrijk is om meer te weten over wie die loverboys zijn en om daar op scholen meer aandacht aan te besteden. Ik denk dat het niet een keuze is om loverboy te worden, maar dat zij op een gegeven moment in zo'n situatie terechtkomen. Ik denk dat het goed is om daar ook aandacht voor te vragen.

Mevrouw Ypma (PvdA): Voorzitter. We hebben het vandaag over meisjes met een gebroken hart, die zich door iedereen buitengesloten voelen, zoals Stella. Via internet kreeg zij cadeautjes, complimentjes, hoop en aandacht van een jongen die overkwam als de prins op het witte paard, of eigenlijk moet ik zeggen: de prins met de blingbling en de Audi A4. Stella werd helemaal afhankelijk van hem, omdat hij ervoor zorgde dat zij ruzie kreeg met iedereen om haar heen; haar beste vrienden, haar ouders. Zij kon alleen nog maar met hem praten en omgaan. Zo raakte zij als prooi helemaal verstrikt in zijn web. Hij brak haar vleugels, zodat ze niet meer kon wegvliegen en moest doen wat hij zei. Hij probeerde haar dingen te laten doen die zij eigenlijk niet wilde, zoals allerlei leningen afsluiten. Hij haalde haar ook over om seks te hebben met zijn vrienden. Zo moest ze bewijzen dat ze van hem hield. Na seks met zijn vrienden was de stap klein om ook seks met andere mensen te hebben die daarvoor betalen, vanuit flats of hotels. Stella van 17 werd door de rechter in een gesloten instelling geplaatst, maar keerde te laat terug van haar verlof. Ondanks de intensieve inzet van medewerkers en behandelaars van de instelling lijkt de aantrekkingskracht van haar oude omgeving groot. Stella verdient veilige en effectieve zorg, net als andere meisjes, passend bij hun problemen en hun situatie. Ze mogen wat ons betreft ook nooit met hun pooierboy in dezelfde instelling terechtkomen. Kan de Staatssecretaris daarover een toezegging doen?

Wanneer meisjes in een instelling zitten, moeten ze veilig zijn. Ik schrik van het bericht dat er negentig meisjes zijn weggelopen uit een instelling, zeker omdat vijf van de veertien instellingen nog niet eens cijfers konden aanleveren. Hoe zit het met die cijfers? Hoe zorgen we ervoor dat de registratie wordt verbeterd? Hoe zorgen we ervoor dat verlof ertoe leidt dat die meisjes weer in contact komen met de samenleving in plaats van met hun pooierboys? Deze doelgroep is kwetsbaar en onvoldoende in staat om zichzelf te beschermen tegen de omgeving. Het risico is groot dat het opnieuw fout gaat. Veiligheid voor deze meisjes dient maximaal te worden gewaarborgd. Tijdens de behandeling moet direct gewerkt worden aan nieuw perspectief. Het meisje moet weer nieuwe vleugels krijgen. Een weekendpleeggezin, gespecialiseerde opvang in een gezinshuis, maar ook een nieuwe hartsvriendin kan daarbij behulpzaam zijn. Een andere mogelijkheid is een maatje dat haar tijdens het verblijf in de instelling ondersteunt en zoveel vertrouwen opbouwt dat het meisje op cruciale momenten daadwerkelijk weer contact opneemt.

Stella ging bijvoorbeeld tijdens haar verlof een middag met haar vriendin de stad in om te winkelen. Zij kwam toen een oude vriend tegen die direct haar ex-vriend belde. Stella raakte in paniek en was bang dat haar ex-vriend naar het winkelcentrum zou komen om haar op te zoeken. Zij voelde zich daar niet tegen opgewassen, maar zij kon haar maatje bellen om haar door dat moment heen te helpen. Dat verdient eigenlijk ieder slachtoffer. Is de Staatssecretaris bereid om hiervoor te zorgen of dit met de sector te bespreken?

Hoe goed deze hulp ook is, elk slachtoffer is er een te veel. Voorkomen is beter dan genezen. Het baart mij zorgen dat het aantal slachtoffers van mensenhandel ook dit jaar weer met 17% is gestegen. De grootste groep betreft Nederlandse minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting. Er wordt nu enorm geïnvesteerd in de opvang, maar er moet meer naar de voorkant worden gekeken. Na de commissie-Samson is er meer aandacht nodig voor gezonde seksuele ontwikkeling en bewustwording van grenzen en wensen, niet alleen in de jeugdzorg, maar ook in het onderwijs. Werkers in de jeugdzorg, schoolartsen, schoolmaatschappelijk werkers en docenten dienen getraind te worden. Er moet snel geschakeld kunnen worden tussen informatie geven en preventief werken en direct handelen bij geconstateerde problemen. Dat is de enige krachtige manier om risico's te kunnen keren. Gelukkig zie ik goede voorbeelden in de praktijk. Is de Staatssecretaris bereid om dit nog eens met zijn collega van OCW te bespreken?

Tot slot wil ik mij inzetten voor meisjes die letterlijk gebrandmerkt zijn door hun loverboy en een tatoeage hebben, als een soort eigendomsbewijs. Het verwijderen hiervan kost soms duizenden euro's. Is de Staatssecretaris bereid om ervoor te zorgen dat dit te allen tijde vergoed gaat worden?

Mevrouw Agema (PVV): Voorzitter. Negen op de tien loverboys is allochtoon en zeven op de tien is moslim. Islampooier zou dus zeker niet misstaan als beschrijving. De exploitatie van meisjes zien zij als de normaalste zaak van de wereld en de snelste manier om miljonair te worden. Dat meisjes daarvoor mishandeld, uitgebuit, vernederd en ettelijke malen per dag verkracht worden, deert ze niet. Een kniesoor die erop let. Loverboys kiezen hun slachtoffer doelbewust. Ze worden ingepalmd, verleid dan wel meedogenloos onder druk gezet, om vervolgens seksueel te worden uitgebuit met dwang, geweld, afpersing, fraude en misleiding.

Bij het gedoogakkoord werd mijn initiatiefwetsvoorstel om de prostitutieleeftijd te verhogen naar 21 jaar overgenomen. Ik was daar enorm dankbaar voor. Dit zou niet alles oplossen, maar vrouwen tot 21 jaar kunnen dan wel vrijwillig of onvrijwillig uit de prostitutie gehaald worden en dat is winst. Het wetsvoorstel ligt nog in de Eerste Kamer. Er is meerdere malen aan gesleuteld. Wanneer mogen we de novelle verwachten?

Er lopen jaarlijks zo'n negentig loverboyslachtoffers weg uit een instelling. De helft daarvan verdwijnt vaak weer in de armen van hun schurk. Het kabinet heeft de loverboy-problematiek benoemd tot een van de prioriteiten, dus dat belooft wat. De helft van de woordvoerders hier zit er al net zolang als mevrouw Van Toorenburg. We moeten constateren dat er in al die jaren eigenlijk helemaal niets is veranderd. Er is wel heel stoere praat. Er staat altijd wel iets over in een regeerakkoord. We krijgen een taskforce, maar er komt helemaal niets van terecht. Ik zie dat er weer een commissie in het leven wordt geroepen. Dan vraag ik mij af wanneer het probleem echt met wortel en tak wordt uitgeroeid.

Nu is er weer het plan om deze meisjes te gaan registreren. Ik vind dat echt een heel slechte zaak. Ik zou zeggen: registreer de daders. Nee, ik bedoel: spoor ze op, berecht ze, geef ze een forse minimumstraf in plaats van de nul tot vijftien jaar die ze nu kunnen krijgen, pluk ze kaal, want dat gebeurt niet, en breng ze iets bij over de westerse beschaving. Dat zijn slechts enkele punten uit ons 14 puntenplan tegen loverboys. Minister Opstelten zou dat 14 puntenplan meenemen bij de taskforce, maar we hebben er nooit meer wat van gehoord, hoewel we er vaker naar hebben gevraagd.

Mevrouw Ypma (PvdA): De stoere praat van mijn collega, waarmee hele doelgroepen worden gestigmatiseerd, begint mij toch wat de keel uit te hangen. Ik ben heel benieuwd wat mijn collega zelf heeft gedaan tegen deze pooierboys, in al die jaren dat zij in de Kamer heeft gezeten, naast het stigmatiseren van een enorme groep. Het gaat erom wat voor gedrag mensen vertonen en niet om wat voor geloof of welke overtuiging zij aanhangen.

Mevrouw Agema (PVV): Waar haalt mevrouw Ypma het vandaan om deze toon tegen mij aan te slaan? Negen op de tien is allochtoon en zeven op de tien is moslim. Dat zijn de feiten. Dat komt doordat vrouwen helemaal niets betekenen in de islam. Negen op de tien is allochtoon en zeven op de tien is moslim. Dat verzin ik niet, dat zit ik niet uit mijn duim te zuigen, maar dat is een feit. Het is de snelste manier om miljonair te worden, over de ruggen van die meisjes. Dan kan mevrouw Ypma hier wel komen met een stoer verhaal en een nieuwspuntje over het verwijderen van die tatoeages. We zullen dat steunen, maar het was mooi geweest als de Partij van de Arbeid mijn initiatiefwetsvoorstel had gesteund om de prostitutieleeftijd te verhogen naar 21 jaar. Dat is niet gebeurd. Dan kan zij mij vragen of ik wat heb gedaan. Ik heb wat gedaan, ja, maar de Partij van de Arbeid stemde tegen mijn initiatiefwetsvoorstel.

Mevrouw Ypma (PvdA): Het is teleurstellend om wederom te horen wat voor wereldbeeld sommige collega's hebben, maar het gaat om de feiten en wat u hier bereikt. Als ik daarnaar kijk, constateer ik dat u nog niets hebt bereikt, maar wel heel hard roept, voor de bühne.

Mevrouw Agema (PVV): U zegt dat ik niets heb bereikt, maar dat wetsvoorstel ligt nu wel in de Eerste Kamer. Mijn hoop is erop gevestigd dat de Partij van de Arbeid voor stemt in de Eerste Kamer, in plaats van de tegenstem hier in de Tweede Kamer. Ik heb gewerkt aan een initiatiefwet om iets te doen aan deze problematiek. Daar zit een hoop werk in, maar de Partij van de Arbeid stemde tegen.

Nogmaals, ik houd mij bij de feiten. Zeven op de tien is moslim, negen op de tien is allochtoon. Ik verzin het niet, maar het is een heel groot en geïmporteerd probleem. Die meisjes zijn niets waard. Als we er iets aan willen doen, dan stoppen we met het importeren van dat probleem en dan gaan we er echt iets aan doen, dus heel forse straffen en kaalplukken. Laten we die gasten eens een keertje uitbuiten. Ik steun uw verzoek om het verwijderen van die tatoeages te laten vergoeden, maar ik hoop wel dat de Partij van de Arbeid ons ook een keer gaat steunen, want dit probleem blijft, als het niet met wortel en tak wordt uitgeroeid.

Los van de punten die ik noemde, over vervolgen, berechten en een forse minimumstraf, moet je iets doen aan het verknipte vrouwbeeld in islamitische kring. Laat Bureau Jeugdzorg gerichte interventies doen bij vermoedens van problemen met loverboys. Zorg voor betere en veel veiligere opvangplaatsen, op steeds wisselende locaties. Neem vermoedelijke daders in preventieve hechtenis. Geef de waarborg dat er aangifte gedaan kan worden zonder vrees voor represailles. Doe aan naming and shaming, zodat de gezichten van deze brutussen bekend worden. Ga over tot denaturalisatie en uitzetting als er sprake is van dubbele nationaliteit. Graag hoor ik van de Staatssecretaris of deze punten inderdaad zijn opgenomen in de taskforce van Minister Opstelten. Mocht dat niet zijn gebeurd, dan wil ik graag weten waarom Minister Opstelten is teruggekomen op zijn toezegging.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Een keer per week loopt er een meisje weg uit een jeugdzorginstelling. Het is niet de eerste keer dat we hierover spreken, zoals mevrouw Agema al zei. Ik heb nog even mijn dossier opengeslagen. In 2011 heb ik er al mondelinge vragen over gesteld. Destijds was het probleem dat het niet altijd werd gemeld bij de politie, zodat deze er ook niet achteraan kon. Een ander probleem was dat als een meisje dat te lang wegbleef van verlof, terug werd gevonden, de plek ineens weg was. Die twee punten zouden worden opgepakt. Het is nu 2014, dus het kabinet heeft drie jaar de tijd gehad. Ik wil graag weten hoe het ermee staat.

De Staatssecretaris zegt dat er een commissie komt. Ik heb gekeken naar de namen in die commissie. Ik ben onder de indruk van de deskundigheid, maar tot die tijd moeten we natuurlijk niet stil zitten. Er zijn veel dingen die nu al kunnen plaatsvinden.

Er wordt nu een discussie gevoerd over het gemengd plaatsen van meiden en jongens, zeker als het gaat om slachtoffers van loverboys. Sommige organisaties zeggen dat deze meiden een normale leefomgeving moet worden geboden, net als in de maatschappij, en dus ook omgang met jongens. Maar dit zijn heel kwetsbare meisjes, die vaak seksueel overschrijdend gedrag laten zien, zoals ze dat in de jeugdhulpverlening noemen, en jongens die grenzeloos zijn. Die moet je niet bij elkaar plaatsen, maar in specifieke vrouwenopvang of meidengroepen.

Die meidengroepen zijn allemaal wegbezuinigd. Mevrouw Van Toorenburg schetste heel mooi hoe het destijds bij de jji's ging. Een aantal jji's zijn overgegaan naar de gesloten jeugdzorg. Lindenhorst had een heel mooie meidengroep, maar die is gesloten. Fier Fryslan houdt zich specifiek bezig met de opvang van deze meiden, maar zegt dat een groot probleem is dat de financiering voor 2015 nog steeds onzeker is. Dat heeft ermee te maken dat het inkopen van die zorg door gemeenten vrijblijvend is en dat de AWBZ-zorg nog niet is geregeld. Als die meiden 18-plus zijn, zijn zij weer afhankelijk van de ggz-hulp, die met al die zorgverzekeraars moet onderhandelen. Er zijn nog andere organisaties die zich hier specifiek mee bezighouden. Kan de Staatssecretaris hier specifiek naar kijken? De kennis die hierover in al die jaren is opgebouwd in Nederland, moet niet verloren gaan.

Een punt dat weleens is aangekaart door mevrouw Van der Burg en dat ik steeds meer tegenkom, is dat er eigenlijk weinig specifieke opvang voor jongens is. Als we het over slachtoffers hebben, gaat het vaak om meisjes, maar het kan ook gaan om jongens, vaak heel jonge jongens, die wij in heel nare circuits tegenkomen. Er is weinig ambulante hulp om die jongens daaruit te trekken en ook weinig opvang. Ik zou graag willen dat de Staatssecretaris daarvoor ook specifiek beleid maakt.

We hadden het al even over de slechte registratie. Het Coördinatiecentrum Mensenhandel (CoMensha) heeft gepleit voor een meldplicht. Ik hoor daarop graag een reactie.

Ik ben het ermee eens dat misdaad niet mag lonen, dus ik krijg er de kriebels van dat er in slechts 3% van de gevallen sprake is van ontneming bij daders. Er wordt ook in maar heel weinig gevallen daadwerkelijk aangifte gedaan. Dit leidt tot twee vragen. Kan de Staatssecretaris overleggen met de Minister van V en J over het ontnemen van geld bij loverboys? En kunnen we meer scholing geven aan hulpverleners met betrekking tot aangifte doen?

De heer Segers (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. Ik ben pas bij de politie in Alkmaar geweest, waar wij onder andere over dit onderwerp hebben gesproken. De verzuchting van de politie was dat we het over pooierboys zouden moeten hebben in plaats van over loverboys. Mevrouw Bergkamp vroeg dat ook. Ik hoorde mevrouw Ypma al over pooierboys spreken. Wat mij betreft zijn het vanaf nu pooierboys of jeugdige pooiers. Dat lijkt mij meer recht doen aan de situatie dan het toch wat verhullende «loverboys».

In de Zembla-uitzending «verliefd, verkracht, vermist» bleek dat er negentig slachtoffers van pooierboys zijn weggelopen en niet teruggekomen. Hoe kan dit? Ik hoorde pas bij een werkbezoek ongeveer dezelfde verzuchting als van mevrouw Van Toorenburg dat rond die instellingen de roofdieren rondlopen en dat deze echt niet veilig zijn. Als er jongens rondlopen die kwaad in de zin hebben, is dat erg zorgwekkend. Graag een reactie daarop.

Wat is de conclusie van het onderzoek dat we hebben gehad? Er komt een vervolg. Dat is een jaar geleden aangekondigd. We gaan een nieuw onderzoek in. Ik maak me zorgen over de instellingen met heel specifieke kennis. Collega Kooiman zei daarnet al dat de vraag is of die instellingen overeind blijven in de tijd waarin dat onderzoek gaat lopen. Zo kritiek is het. We hebben een mail gehad dat Fier Fryslan zich grote zorgen maakt, omdat zij met 403 gemeenten en enorm ingewikkelde financieringsstructuren te maken hebben. Het is maar zeer de vraag of de aanwijzing van de VNG dat gemeenten 3,7% moeten reserveren voor bedden, wordt opgevolgd. Een andere vraag is of het straks voor de hulp uitmaakt waar een slachtoffer woont. Dat zou ook heel zorgwekkend zijn.

Er zijn heel grote zorgen. In november is een motie waarvan ik de eerste ondertekenaar was, Kamerbreed aangenomen. De strekking daarvan was om ervoor te zorgen dat specialistische opvang en hulpverlening voor slachtoffers van mensenhandel na de voltooiing van de decentralisaties ook buiten de regio van het slachtoffer overeind blijven. Staat die motie? Kan Fier Fryslan daarop rekenen? Nogmaals, dat is zeer kritiek. Wij hebben dit in een eerder overleg ook gevraagd. Ik vraag de Staatssecretaris om opnieuw met Fier Fryslan in gesprek te gaan, want het water staat hen aan de lippen.

Dezelfde vraag stel ik over de specialistische jeugdhulpverlening. In de Eerste Kamer is een motie aangenomen van partijgenoot Kuiper over de landelijk werkende instellingen. Er is echt veel bezorgdheid of de categorale, specialistische hulp overeind blijft. Ik hoop dat de Staatssecretaris die zorgen kan wegnemen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik hoor de heer Segers voortdurend pleiten voor uitzonderingen op de verantwoordelijkheden die de gemeenten krijgen, terwijl zijn partij bij monde van de heer Voordewind deze wet volmondig heeft verdedigd in de Tweede Kamer. In 2010 zei hij al dat het afgelopen moest zijn met de versnippering. Nu hoor ik de ChristenUnie daar elke keer op terugkomen. Wij zijn het erover eens dat bepaalde partijen heel belangrijk zijn, maar hij roept nu twee moties aan en pleit weer voor versnippering. Dat was een fout die we in het verleden hebben gemaakt. Waarom heeft hij dan voor die wet gestemd, als hij dit soort uitzonderingen gaat bepleiten? Ik wil daar graag een antwoord op.

De heer Segers (ChristenUnie): Dat antwoord is heel makkelijk te geven. Ik pleit er absoluut niet voor om die decentralisatie terug te draaien, maar ik houd de VVD-fractie wel aan de handtekening en het stemgedrag bij die motie. De heer Van Oosten, een collega van mevrouw Van der Burg, staat onder die motie en heeft hetzelfde verzoek neergelegd. De VVD-fractie heeft er volmondig voorgestemd. Wij zijn het eens met die decentralisatie, met die beweging naar de lokale gemeenschap en naar de regio, maar deze mag niet ten koste gaan van heel specifieke hulpverlening die landelijk georganiseerd is. Eerst had men te maken met één zorgverzekeraar of enkele gemeenten, maar nu dreigt dat enorm versnipperd te worden. In dit specifieke geval houd ik zowel de Staatssecretaris als de VVD-fractie aan die motie.

Mevrouw Van der Burg (VVD): De heer Segers noemde ook een motie van de Eerste Kamer. Ik heb de heer Voordewind hier ook weleens op aangesproken. Ik constateer dat er op een aantal plekken weer wordt gepleit voor hulp bij specifieke instellingen. De VNG heeft op ons verzoek een landelijk arrangement voor de instellingen waar de heer Segers over sprak, om te voorkomen dat er problemen ontstaan. Wij hebben er juist voor gezorgd dat het bij één bestuurslaag komt. Wij zijn het ermee eens dat wij daar allemaal op letten, want dit zijn heel belangrijke specialisaties, maar laat het alstublieft bij één bestuurslaag. Ik vraag de ChristenUnie om dat te respecteren. Zij heeft niet voor niets voor die wet gestemd.

De heer Segers (ChristenUnie): Nog een keer: de naam van de heer Van Oosten staat onder die motie. Het is toch niet gek dat ik vraag hoe die motie wordt uitgevoerd; of de Staatssecretaris daar handen en voeten aan geeft? We zitten middenin de implementatie van een enorm ingewikkelde operatie. We weten dat het gaat piepen en knarsen. Als we zien dat het hier piept en knarst, is het wel heel rigide om te zeggen: we hebben nu eenmaal voor die wet gestemd, nu kijken we de andere kant op. Als er slachtoffers vallen, moeten wij maatwerk leveren. Dat is in lijn met de motie. Nogmaals: de VVD-fractie heeft er voorgestemd. Deze was zelfs medeondertekend door de VVD.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Uiteraard mag de heer Segers naar de uitvoering vragen, maar ik vraag hem om het stemgedrag van zijn fractie over de Jeugdwet gestand te doen, zodat het niet weer wordt versnipperd, zoals in de situatie waar we nu in zitten. Dat laat onverlet dat we er goed op moeten letten dat er geen ongelukken gebeuren in de transitie. Ik vraag hem om dat te erkennen, zodat er geen valse verwachtingen komen bij instellingen.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb er niet voor gepleit om die wet terug te draaien. Dat stemgedrag is zoals het is. Ik wijs alleen op deze motie. In de vorige interruptie zei mevrouw Van der Burg dat de VNG een landelijk arrangement heeft gerealiseerd. Dat is een advies aan de gemeenten. Het gaat erom dat er 3,7% dat gereserveerd moet worden. Het is maar zeer de vraag of dat daadwerkelijk gebeurt. Het zou heel pijnlijk zijn als een slachtoffer in de ene gemeente wel hulp krijgt en in de andere gemeente niet. De grootste angst is inderdaad dat specialistische kennis en kunde verloren gaan in die transitie. Dat is mijn zorg en ik ben benieuwd naar de reactie.

De voorzitter: Er is volgende week een AO over de transitie, dus dan kunt u daar nader over debatteren.

De heer Segers (ChristenUnie): Daar zal ik helaas niet bij zijn.

De voorzitter: Uw partij kan vertegenwoordigd zijn.

De heer Segers (ChristenUnie): Het is wel een uiterst relevante vraag in deze context.

Mevrouw Ypma (PvdA): Ik ben het zeer met de heer Segers eens dat deze meisjes de juiste zorg dienen te krijgen. We moeten ervoor zorgen dat de behandeling van die meisjes is gebaseerd op wat we wetenschappelijk weten. Dat hangt alleen niet van één instelling af. Is de heer Segers het met mij eens dat de wetenschappelijke kennis doorontwikkeld moet worden, maar dat die wel in verschillende instellingen gebruikt moet kunnen worden?

De heer Segers (ChristenUnie): Als mevrouw Ypma vraagt of dat van één instelling afhangt, is het antwoord uiteraard nee. Maar als een aantal heel specialistische instellingen om dreigen te vallen, hebben we een probleem. Daar gaat het mij om. Dat is mijn zorg. Ik ben bij heel veel politiekorpsen geweest. Zij zeggen keer op keer: als wij het echt niet meer weten, gaan we naar Fier Fryslan, dus het is niet de eerste, de beste organisatie. Het is ook niet de enige. Hun aanpak is niet zaligmakend, maar het is wel een heel bijzondere instelling, die zeer gewaardeerd wordt door iedereen die ook maar enigszins met de opvang van slachtoffers van mensenhandel en met pooierboys te maken heeft. Ik zou het heel goed vinden als de Staatssecretaris weer eens gaat praten met de mensen van Fier Fryslan.

Mevrouw Ypma (PvdA): Er zijn meerdere instellingen. Dit is niet de enige, zoals de heer Segers terecht zegt. Het is wel de instelling die het meest van zich laat horen. Het is ook een instelling die ik ontzettend waardeer, vanwege alle kennis, maar het is echt niet de enige. Er zijn heel veel instellingen in Nederland met voldoende kennis en opvang voor aparte meisjesgroepen in een kleinere of grotere setting. Ik hoop wel dat we hier geen promo-praatje voor één instelling gaan houden, maar ervoor zorgen dat alle meiden de juiste zorg krijgen.

De heer Segers (ChristenUnie): Volgens mij kan ik gewoon doorgaan. Waarvan akte. Dit is niet iets wat mij tegenspreekt of waar ik het niet mee eens ben.

Voorzitter. Ik heb begrepen dat er bij de decentralisatie geen afspraken zijn gemaakt over een gespecialiseerd aanbod van hulp aan buitenlandse slachtoffers van pooierboys. Klopt dat? Wie is daar binnen het kabinet verantwoordelijk voor? Is dat deze Staatssecretaris of de Minister van Veiligheid en Justitie?

Er is ook zorg als het gaat om de terugkeer naar het land van herkomst, bijvoorbeeld een land als Guinee, waarnaar net onderzoek is gedaan. Daar moet echt naar gekeken worden. Als het om re-integratie gaat, loopt het regelmatig spaak. Dat geldt ook voor de opvang van kinderen die verwekt zijn. Dat is zorgelijk. Welke stappen wil de Staatssecretaris zetten om die re-integratie elders te verbeteren?

Tot slot kom ik nog even terug op mijn werkbezoek aan Alkmaar. Ik heb daarover drie vragen. Allereerst was men daar bezorgd over de bereikbaarheid van hulpverlening. De politie is 24 uur per dag bereikbaar, maar hulpverleners gaan vrijdagmiddag weg en zetten de automatische telefoonbeantwoording aan. Zij zijn heel vaak niet bereikbaar. Kan daar op de een of andere manier iets aan gedaan worden, zodat de hulpverlening ook in het weekend of middenin de nacht bereikbaar is?

Ten tweede zijn de slachtoffers van pooierboys heel kwetsbare meiden, die soms vier keer hetzelfde verhaal moeten vertellen, onder soms heel intimiderende, lastige omstandigheden, bijvoorbeeld bij de advocaat van de pooier. Kan daar iets aan gedaan worden, bijvoorbeeld met video?

De derde vraag is gevoelig, maar sluit wel enigszins aan op wat mevrouw Agema heeft gezegd. Er is etnische oververtegenwoordiging bij pooierboys. Dat zei de politie in Alkmaar ook. Antillianen en Marokkanen vormen een zorggroep. Kunnen wij dit onderwerp op een zindelijke manier in een dialoog aan de orde stellen en het gesprek met die gemeenschap aangaan over de vraag waar dit uit voortkomt?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Uit de bijdragen van mijn collega's blijkt al dat dit een heel ernstig probleem is. De term «loverboys» is buitengewoon verhullend. Helaas is dit niet de eerste keer dat we hierover spreken. We zijn er al jaren mee bezig om deze problematiek enigszins aan te pakken. Om het beestje bij de naam te noemen: eigenlijk zijn het gewoon mensenhandelaren. Dat is een ernstig strafbaar feit. Door de Nationale Rapporteur Mensenhandel is vorig jaar zeer indringend gemeld in haar rapportage dat de minderjarige Nederlandse slachtoffers van deze mensenhandelaren niet als zodanig worden erkend, met name in de jeugdzorg. Een ander punt is dat de jeugdzorg geen registratie bijhoudt van wie zij binnenkrijgt.

We krijgen nu weer de commissie-Azough. Daar zitten mensen die ons bekend zijn, maar waarom nu weer een commissie? De Nationale Rapporteur Mensenhandel heeft een jaar geleden een rapport uitgebracht. Er is inmiddels weer een zeer lijvig rapport, dat later behandeld gaat worden. Een van de concrete aanbevelingen is om de registratie in de jeugdzorg op orde te brengen. Zo moeilijk zal dat toch niet zijn? We hebben toch niet weer een commissie nodig die dat ongeveer een jaar later gaat oppakken? Wat gaat de commissie-Azough daar bovenop doen? Leidt dat ertoe dat wij er nog langer over doen? Ik vraag dat aan de Staatssecretaris, maar ook aan de sector.

Een andere vraag is of de jeugdzorg eindelijk ook erkent dat het slachtoffers zijn van mensenhandel. Dat is heel belangrijk voor het aangifte doen over de daders, zodat de pakkans wordt vergroot, maar ook voor de vraag of de behandeling goed aanslaat bij die meisjes, voor hun zelfbeeld, et cetera.

Ik heb in het verleden al eens een motie ingediend dat we in elk geval gespecialiseerde opvang moeten hebben. Er blijkt bijvoorbeeld dat meisjes die twee jaar worden opgesloten in de JeugdzorgPlus, daarna linea recta teruggaan naar hetzelfde circuit als zij weer op straat komen. In die twee jaar opsluiting, die wel heel veel geld kost, is er helemaal niets veranderd, dus de effectiviteit is nul.

Uit de uitzending van Zembla komt ook naar voren dat de medewerkers in de Jeugdzorg erg veel moeite hebben om te herkennen dat mensen hier slachtoffer van zijn. Dat is geen kwalificatie of veroordeling. Wat gaan we doen om dat te verbeteren? Een voorbeeld is dat er doorgevraagd wordt als een meisje vrolijk zegt dat zij bij een vriendin op bezoek gaat, terwijl er iets heel anders gebeurt, want dan is het dweilen met de kraan open.

Door andere woordvoerders is ook al gezegd dat de loverboys als hyena's om dit soort instellingen heenlopen, of soms zelfs in de instelling aanwezig zijn. Als er niet wordt geregistreerd waar een meisje slachtoffer van is, kun je ze ook niet weghouden bij de daders, die misschien soms in dezelfde instelling behandeld worden, want dat kan ook nog. Voor mijn partij is dit volstrekt onacceptabel. Hoe gaan we dit in de toekomst voorkomen?

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben het heel erg met mevrouw Van der Burg eens dat het heel wenselijk is dat jeugdhulpverleners herkennen dat zij te maken hebben met mensenhandel. Laten we het in ieder geval zo noemen. Ik vind het ook schrikbarend dat heel veel hulpverleners niet de stap nemen om dat bij de politie te melden. Daardoor blijven er heel veel mensenhandelaren in vrijheid rondlopen. Is de VVD het met mij eens dat we moeten kijken naar specifieke scholing voor de hulpverlening, om de drempel over te gaan en het wel te melden bij de politie? We willen die boeven natuurlijk gewoon vangen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik ben het daar zeer mee eens. Ik ben het er ook mee eens om deze opvang niet zomaar door alle Jeugdzorg-Plus of wat dan ook te laten doen, maar op plekken waar mensen er echt verstand van hebben. De heer Segers en ik zijn het erover eens dat Fier Fryslan dat op een heel goede en specifieke manier doet. Opvallend is bij Fier Fryslan dat er geen hek om staat, dit in tegenstelling tot het verhaal van mevrouw Van Toorenburg. Het zit naast het politiebureau. Die meisjes zitten wel afgesloten, maar er staat geen hek om, omdat men vindt dat zij terug moeten naar de samenleving. Dat is een heel interessant experiment, dat tot dusver werkt, om het open en toch veilig te houden, zodat zij niet het idee hebben dat zij opgesloten worden. Ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe dat loopt, maar ik ben het met mevrouw Kooiman eens dat de aangiftebereidheid bij hulpverleners echt omhoog moet, want anders blijft het dweilen met de kraan open.

Mevrouw Kooiman (SP): Dat was inderdaad mijn vraag. Je kunt een hele discussie optuigen over hekken of niet. Bent u ook bereid om de Staatssecretaris te vragen om in overleg te treden met de gemeenten? Daar komt het uiteindelijk te liggen. Er moet meer geschoold worden in het aangiftebeleid, want we willen dat deze mannen achter de tralies verdwijnen. Dan zou de aangiftebereidheid ook omhoog gaan.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Die vraag kunnen we altijd stellen, maar ik zou die vraag stellen aan de sector die hiervoor gespecialiseerd is. Waarom zouden de gemeenten dat moeten doen? Het is toch normaal werkgeverschap, als je zegt dat je kennis van zaken hebt, om je medewerkers adequaat te scholen. Het heeft mij altijd verbaasd dat dit tot dusver niet is gebeurd in de sector. Dit is een moeilijke doelgroep. Ik zou allereerst vragen of de commissie-Azough daar wat aan gaat doen. We hebben die commissie niet voor niets. Ik wil ook heel graag weten op welke termijn we concrete resultaten tegemoet kunnen zien. Om eerlijk te zijn, ik word een beetje moe van alle commissies die ingesteld worden als er een probleem is. Ik wil gewoon actie en resultaat.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben het ermee eens dat we niet telkens zouden moeten wachten op commissies. Daarom vind ik ook dat we het niet alleen aan de commissie-Azough moeten vragen, maar het bij de VNG moeten neerleggen. Op hoe meer plaatsen we het neerleggen, hoe meer we bereiken. Toch?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Het kan geen kwaad om deze specialistische problematiek onder de aandacht te brengen bij de VNG en de gemeenten, maar ik blijf erbij dat ik vind dat de werkgevers en de werknemers verantwoordelijk zijn voor scholing. We moeten het bij de sector neerleggen om het personeel hier goed op te scholen.

De voorzitter: U hebt nog 20 seconden.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Wat bent u royaal, voorzitter! Na de interruptie van mevrouw Kooiman heb ik mijn slotzin al uitgesproken. Ik wil echt dat er nu resultaten geboekt gaan worden, want de problemen zijn te ernstig voor deze meisjes. Wij onderkennen allemaal dat het moeilijk is. Dat is des te meer reden om er met z'n allen op in te zetten, want dit kan zo niet doorgaan.

De voorzitter: Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer.

Schorsing van 19.15 uur tot 19.24 uur.

De voorzitter: De Staatssecretaris gaat antwoorden. Ieder twee interrupties, zou ik zeggen.

Staatssecretaris Van Rijn: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun betrokken inbreng. Er is in diverse toonsoorten op indrukwekkende wijze duidelijk gemaakt hoe betrokken men is bij deze groep kwetsbare meisjes. Het is heel simpel. We spreken over kwetsbare slachtoffers, maar ook over criminele daders, pooierboys die gewoon aan uitbuiting doen. Het is goed dat er in de politiek, bij het kabinet en de Kamer aandacht is voor dit onderwerp. We moeten erover blijven spreken zolang dat nodig is.

Er zijn heel veel ontwikkelingen, maar er is een zeker ongeduld bij de Kamer en bij mij over hoe snel het gaat en wat wij op het spoor zijn om dit probleem met wortel en tak uit te roeien, zoals mevrouw Agema zei. Er is veel inzet voor deze groep, maar ik zie ook dat er nog veel verbeterd kan worden. Er is inderdaad weer een commissie ingesteld door de sector naar aanleiding van het AO over mensenhandel. De positieve uitleg is dat ook de sector ziet dat er veel gebeurt en dat deze zelf ook de handschoen moet opnemen om dingen te verbeteren. Er ligt een rapport van de Rapporteur Mensenhandel. Er wordt gevraagd aan de commissie-Azough om daarop actie te ondernemen, om zich met heel praktische dingen bezig te houden, om niet te komen met een rapport, maar met een actieplan.

De eerste aanbeveling die deze commissie zal oppakken, is om de registratie beter te maken. De vraag is niet zozeer of registreren noodzakelijk is als wel hoe je dat gaat doen. Je kunt zowel de slachtoffers als de daders registreren. Dat kan voor beide partijen veel meer power opleveren. Ik vind het heel belangrijk dat de registratie van minderjarige slachtoffers moet worden verbeterd, zoals in de negende rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel staat. Signaleren en registreren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als ik mij niet vergis, komt de commissie-Azough op 1 september met haar actieplan. Ik zie dit ook met enig ongeduld tegemoet. Ik zal dit samen met mijn collega Opstelten scherp in de gaten houden.

Een andere activiteit die veelbelovend kan zijn, is de pilot die door Fier Fryslan en Horizon wordt gestart voor deze groep. Ik heb de Kamer hierover eerder dit jaar geïnformeerd. Ik ben blij dat ik kan melden dat deze pilot inmiddels van start is gegaan. De locatie Rotterdam wordt gereedgemaakt voor gebruik. In de tussentijd zijn Fier Fryslan en Horizon gestart met het over en weer inzetten van medewerkers om zich de nieuwe werkwijze eigen te maken. Naar verwachting kunnen de eerste groepen begin augustus naar Rotterdam komen.

Net als de woordvoerders heb ik mijn bezorgdheid uitgesproken over de jeugdigen die weglopen vanuit de gesloten jeugdzorg. Ik heb de sector gevraagd om hierop actie te ondernemen en hierover voor het eind van het jaar te rapporteren. Wat zijn de oorzaken daarvan? Elk meisje dat wegloopt en verdwijnt uit de supervisie, met alle risico's van dien, is er een te veel. Ik snap best dat je niet overal een hek om kunt zetten, maar we moeten er voortdurend oog op houden, gezien de kwetsbaarheid van deze meisjes. Ik ben het zeer eens met de opmerking van mevrouw Van der Burg dat het er niet om gaat tijdelijk een veilige omgeving te bieden, waarna het na twee jaar opnieuw begint. Dan hebben we eigenlijk niets gewonnen, behalve twee jaar rust. Dat is wel heel wat waard, maar dat is niet wat wij verwachten van de jeugdhulp.

Ik heb de Kamer op 6 mei geïnformeerd over de quickscan die het Verweij Jonker Instituut heeft uitgevoerd naar de effectiviteit van behandelmethoden voor slachtoffers van pooierboys. Die quickscan levert veel informatie op die betrokken kan worden bij langlopend onderzoek van ZonMw. Toen ik het rapport las, bekroop mij ook een gevoel van teleurstelling. Er zitten bouwstenen in die weliswaar wat richting geven, maar deze zijn niet zodanig dat je morgen een effectieve methode kunt opzetten. Het is van groot belang dat er een veilig en positief pedagogisch klimaat is, zoals al is benadrukt. De bejegening van betrokkenen door de behandelaars is essentieel. Dat lijkt me logisch. De kwaliteit van de behandelaars is heel belangrijk. Dat lijkt me ook niet onlogisch. Een ander punt is om de behandeling zo te faseren dat deze de ontwikkeling van competenties stimuleert die belangrijk zijn voor de terugkeer in de maatschappij.

Dit zijn belangrijke bouwstenen, maar zij vergen wel verdieping, want er is nog onvoldoende differentiatie om te weten wat effectieve methodes zijn. Ik herken het ongeduld, want dat heb ik ook. Dit is een groot probleem. We zien hoeveel moeite het kost om dit van de grond te krijgen. Je zou verwachten dat we al veel meer zouden weten over effectieve methodes, maar dat valt nogal tegen. We moeten de zoektocht voortzetten en alle kennis en kunde op dat gebied, onder andere bij Fier Fryslan, waar deze echt op een hoog niveau staan, bundelen, zodat de hele jeugdhulp en jeugdzorg daar gebruik van kunnen maken. Het is essentieel dat er op meerdere plekken in Nederland opvang is voor slachtoffers van mensenhandel en van pooierboys.

Die kennis en kunde zijn van grote waarde en moeten niet op één plek geconcentreerd blijven, maar over het hele land verspreid worden. Dan weet iedereen die ermee geconfronteerd wordt of die moet beoordelen of er iets aan de hand is, wat er moet gebeuren. Het gaat niet alleen om het ontwikkelen van effectieve methodes, maar ook om het herkennen, om te weten waar je naartoe moet en welk nummer je kunt bellen. De decentralisatie biedt juist een enorme kans om de specialismen die we hebben, te gebruiken zodat er in het hele land moet er awareness is van kindermishandeling, pooierboys, mensenhandel en misbruik van meisjes. Dat moet heel wijd verspreid zijn.

De Kamer vraagt om samen met de VNG die kennis en kunde te vergroten. Dat verzoek steun ik, want dat vind ik erg belangrijk. Ik zal dit onderwerp met enige kracht inbrengen bij de clubs van de VNG, zodat er op den duur bij elke gemeente sprake is van kennis en kunde op het gebied van kindermishandeling en pooierboys.

Mevrouw Van der Burg (VVD): De Staatssecretaris zegt terecht dat Fier Fryslan hierover veel kennis heeft. Een van de elementen in de aanpak van Fier Fryslan is dat heel duidelijk is onder welke spelregels de meisjes binnenkomen. Er wordt in principe aangifte gedaan, tenzij het meisje daardoor in gevaar komt, maar dan kan het anoniem. Er is ook een afspraak over de wijze waarop de politie meewerkt aan dat traject. Ik weet dat de Staatssecretaris niet over de politie gaat, maar wij hebben de Staatssecretaris en de Minister van Veiligheid en Justitie vrijgesteld van dit overleg. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij dat aspect betrekt bij de uitrol van die kennis? Het is natuurlijk heel belangrijk dat we de daders ook te pakken krijgen. De wijze van bejegening van die meisjes door de politie is daarbij essentieel, ook voor de rechter, want die meisjes zeggen niet de eerste keer wat hun allemaal overkomen is. Dan worden zij verdacht gemaakt. De advocaat zegt dat zij onjuiste informatie geven. Dan is er een heel rechtsproces. Daar zitten heel belangrijke leerpunten in. Kan de Staatssecretaris dat ook meenemen bij de uitrol van die kennis?

Staatssecretaris Van Rijn: Dat wil ik graag toezeggen. Het is essentieel dat er aangiftebereidheid is, om daadwerkelijk aangifte te doen als er iets geconstateerd is, niet alleen om de daders te pakken, maar ook voor een succesvolle behandeling van de slachtoffers van de pooierboys. Het is voor hen toch al moeilijk om dat überhaupt te doen. Dat moet dan niet gefrustreerd worden doordat die aangiftebereidheid er niet zou zijn. Mijn collega is daar ook van overtuigd, maar ik zal die wens van de Kamer ten overvloede nog een keer heel nadrukkelijk overbrengen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik dank de Staatssecretaris daarvoor. Het is een heel belangrijk punt, ook in de richting van de rechters. Het is ook belangrijk dat er duidelijkheid over deze groep komt.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Het is heel goed dat de Staatssecretaris met zijn collega's van Veiligheid en Justitie in gesprek gaat. Het is ook heel belangrijk om daarbij te bespreken wat er gebeurt als een meisje is weggelopen. Ik heb niet gehoord dat dit inmiddels is geregeld. In het verleden kwam het voor dat een meisje op straat liep en werd herkend door de buren of door iemand anders. Als zij de politie belden, zei deze geen bevoegdheid te hebben om het meisje terug te brengen naar de inrichting. Dat moet ook worden opgelost. Als zo'n kind dan dolend rondloopt, weten we dat de pooiers zitten te wachten tot ze daarnaartoe gaat. Dan zou het mogelijk moeten zijn om in te grijpen, de politie in te zetten, het kind op te pakken en terug te brengen, om uiteindelijk verder te gaan met de behandeling.

Staatssecretaris Van Rijn: Dat wil ik graag bij die discussie meenemen. Als een jongere wordt vermist of zich aan behandeling onttrekt, hoeft dat niet te betekenen dat deze is verdwenen. De vorm waarin dit zich uit, is meestal dat de jongere te laat terugkomt van verlof. Van de meeste jongeren is binnen enkele dagen, soms enkele weken, wel bekend waar zij verblijven. Vooral de ouders maken zich in die periode natuurlijk enorme zorgen. Er is een landelijk systeem waarbij de politie de jongere op de telex zet. Alle politiekorpsen krijgen een melding om uit te kijken naar die jongere. We hebben nog een keer apart aan de inspectie gevraagd of deze vindt dat de instellingen er voldoende aan doen. Als een jongere verdwijnt, wordt er dan genoeg actie ondernomen om deze snel op te sporen? Er zijn ook telefoonnummers beschikbaar waarnaar je kunt bellen.

De beoordeling van de inspectie is dat de instellingen op zichzelf voldoende reageren als een jongere verdwijnt. Er is sprake van signalering en samenwerking met de politie. Er wordt samengewerkt met Bureau Jeugdzorg en met de ouders, die er actief bij worden betrokken. In het algemeen gaat het goed, maar ik ben het zeer met de Kamer eens, dat ieder meisje dat zich aan behandeling onttrekt, al dan niet vrijwillig, er een te veel is. Daarom heb ik de sector ook gevraagd om mij expliciet te informeren over wat er nog meer kan gebeuren om dit te voorkomen. De sector heeft mij gezegd mij hierover nog voor het eind van het jaar te informeren.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Dat is heel belangrijk, omdat we eerder met de Minister hebben besproken dat de politie niet eens de bevoegdheid heeft om ook mee te kijken op Hyves, om te zien waar zo'n kind is, want al die meiden zijn natuurlijk op allerlei social media te vinden. Dat is inmiddels voor een deel geregeld, maar we moeten echt duidelijkheid krijgen over de positie van de politie als het gaat om een kind dat in de zorg zit.

Staatssecretaris Van Rijn: Daarvoor zullen die telexberichten echt kunnen helpen.

De voorzitter: Inmiddels zal dat Facebook zijn of iets anders, voordat we van commercie worden beschuldigd.

De heer Segers (ChristenUnie): Mijn vraag is of de Staatssecretaris nog meer gaat zeggen over het overleg met de VNG.

Staatssecretaris Van Rijn: Ja, op diverse plekken.

De heer Segers (ChristenUnie): Dat doet heel veel vragen rijzen, maar die zout ik nog even op.

Staatssecretaris Van Rijn: U kunt dat beter even afwachten.

Voorzitter. Dan kom ik op de specifieke vragen. Mevrouw Bergkamp en mevrouw Agema hebben gevraagd naar de tussenstand bij het Actieplan mensenhandel. De Kamer wordt volgende week geïnformeerd over het nationaal verwijzingsmechanisme. In het Actieplan mensenhandel zijn diverse knelpunten en oplossingen genoemd, zowel in den brede als op het gebied van minderjarige slachtoffers. Daar wordt de problematiek van de pooierboys expliciet bij betrokken. Ik denk dat de Kamer daarover volgende week een rapportage krijgt van collega Opstelten.

Mevrouw Bergkamp vroeg of de aangiftebereidheid vergroot is. Ik denk dat het echte antwoord is dat we dat niet weten. In een recent onderzoek van de Nationale Rapporteur Mensenhandel, werden 77 zaken doorgelicht. Daarbij is gebleken dat veel slachtoffers medewerking hebben verleend aan strafzaken en dat dit toeneemt. Je zag eerst dat er nog aarzeling was, maar bij die doorlichting lijkt de aangiftebereidheid toe te nemen, misschien doordat er meer aandacht aan wordt besteed door de jeugdhulpverleners. Ik vind dat dit een zeer groot aandachtspunt moet blijven, niet alleen bij de VNG, maar ook bij de jeugdzorgwerkers zelf. Door voorlichting, kennis en kunde, kan men bevorderen dat er aangifte wordt gedaan door iemand die slachtoffer is van mensenhandel. Dat moet in de genen zitten. Daarover moeten geen aarzelingen zijn. Ik ben graag bereid om hierover te spreken met de VNG en de sector. Ik ga er ook vanuit dat dit onderwerp in het actieplan van de commissie-Azough terugkomt. Als de sector aan verbetering werkt, moet het niet alleen gaan om registratie maar ook om aangiftebereidheid, want dat is het vervolg van die registratie. Ik vind dat zeer belangrijk.

Mevrouw Bergkamp heeft gevraagd om bij de evaluatie van diverse wetten ook te kijken naar extra begeleiding van meisjes die daarvan slachtoffer zijn, niet alleen in de instelling. Dat zeg ik graag toe.

Door mevrouw Bergkamp, mevrouw Ypma en mevrouw Kooiman zijn ook vragen gesteld over de samenwerking met het onderwijs. Wordt er in het onderwijs voldoende aandacht besteed aan seksuele weerbaarheid? Er gebeurt het nodige. De kerndoelen voor het onderwijs in de onderbouw van het voortgezet en voortgezet speciaal onderwijs zijn in die zin aangepast dat scholen vanaf 1 september 2012 verplicht zijn om aandacht te besteden aan seksualiteit en seksuele diversiteit. Scholen worden gestimuleerd om aandacht te besteden aan een gezonde seksuele ontwikkeling, maar ook aan weerbaarheid. Er zijn een aantal instrumenten voor gemaakt.

In september 2012 is bovendien de Weak and Young-campagne gestart door het Ministerie van OCW. Daar doen 15 gemeenten aan mee. De focus ligt op het vergroten van de relationele en de seksuele weerbaarheid: nee is nee; wanneer zeg je nee; wat is normaal en wat is niet normaal? In een aantal gemeenten wordt binnen dat project expliciet aandacht besteed aan de pooierboyproblematiek.

In opdracht van beide ministeries zijn Rutgers en Soa Aids Nederland bezig om een jongerenaanpak via social media uit te werken. Dat kan ook een belangrijk middel zijn om de weerbaarheid te vergroten. Er komt een tool voor sociale media, om jongeren inzicht te geven in hun weerbaarheidsprofiel en individueel advies te geven.

We doen er het nodige aan. Ik ben mij er zeer van bewust van dat je heel vroeg aandacht moet besteden aan bewustzijn van wat normaal of niet normaal is. De school is daarvoor een prima plek. Wij hebben geleerd dat het op scholen niet alleen moet gaan om de klassieke seksuele voorlichting, maar vooral om seksuele weerbaarheid, om meisjes te waarschuwen voor wat pooierboyproblematiek is en waar je op moet letten. Je moet er vooral over praten en er niet mee blijven zitten.

Mevrouw Bergkamp heeft ook gevraagd of de 18-plus-nazorg wordt meegenomen bij de evaluaties. Het antwoord daarop is ja.

Mevrouw Bergkamp (D66): Ik had ook een vraag gesteld over informatie voor de VNG. Wij merkten bij die hoorzitting over 18-plus dat heel veel jongeren aanlopen tegen praktische problemen, zoals waar zij terecht moeten voor huurtoeslag of als zij geen beroep kunnen doen op hun vrienden. Het viel mij op dat het om praktische zaken gaat, als je met die jongeren praat.

Staatssecretaris Van Rijn: Dat klopt. Ik sprak toevallig gisteren met een aantal jongeren, ook enkele meiden die slachtoffer waren geweest van onder andere pooierboyproblematiek. Zij hebben nu eindelijk een beetje rust gekregen bij beschermd wonen. In die situatie kun je niet alleen veilig wonen en af en toe even bellen als je het moeilijk hebt, maar er zijn ook mensen die helpen met de huurtoeslag, de zorgtoeslag of verzekeringen, omdat iemand die daar vroeg slachtoffer van is geworden, dat simpelweg niet weet. Dat vond ik een mooi voorbeeld. Ik ben zeer bereid om samen met de VNG te bekijken hoe we die praktische handleidingen kunnen meenemen bij bijvoorbeeld beschermd wonen voor jongeren en bij de nazorg voor slachtoffers.

Mevrouw Ypma heeft gevraagd of ik ook vind dat je nooit met je pooierboy in één instelling moet zitten. Daar ben ik het mee eens. We kunnen er allemaal mooie verhalen over hebben en genuanceerd over doen, maar dat moet gewoon niet. Het is heel belangrijk dat het geregistreerd wordt. Ik denk dat de situatie vaak is dat de instelling het niet weet. Dan kan het voorkomen dat je met zoiets verschrikkelijks geconfronteerd wordt. Ik heb er nog even met de sector over gesproken. Het is wel zo dat bij de intake wordt gekeken of er sprake is van grensoverschrijdend seksueel gedrag, want die informatie heb je nodig voor de groepssamenstelling. Het plaatsen van slachtoffers en daders in dezelfde instelling zou dus niet moeten voorkomen. Dat wil niet zeggen dat er geen fouten worden gemaakt. De registratie speelt daarbij een belangrijke rol. Als zou blijken dat het toch voorkomt, moet de dader worden uitgeplaatst. Heel simpel. Ik ben hier zeer alert op. De sector overigens ook. Wij beseffen ook dat je daders en slachtoffers nooit in dezelfde instelling met elkaar moet confronteren. Dat lijkt mij duidelijk.

Ik heb al iets gezegd over de verbinding met het onderwijs. Wij zijn ook bezig om bij de agogische opleidingen voor jeugdhulpverleners aandacht te besteden aan de pooierboyproblematiek. In het plan van aanpak inzake geweld in afhankelijkheidsrelaties dat ik op 15 juli aan de Kamer heb toegezonden, staan enkele acties vermeld die ook betrekking hebben op die agogische opleidingen, zoals het bevorderen van deskundigheid. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksuele uitbuiting. Het thema pooierboys komt aan de orde in twee cursussen die wij voor docenten en voor de beroepsopleiding ontwikkelen: de cursus lesgeven over geweld en de cursus communiceren over seksualiteit. Het beschikbare lesmateriaal over dit onderwerp krijgt een plek in het materiaaloverzicht van het kennisatelier. Dat kan worden gebruikt als je daarmee geconfronteerd wordt, dus daar wordt aandacht aan besteed.

Mevrouw Ypma sprak ook over het verwijderen van tatoeages. Het is natuurlijk heel verschrikkelijk als een meisje letterlijk gebrandmerkt wordt door haar pooierboy en daar vervolgens de rest van haar leven last van heeft. Ik heb helemaal geen zin in een discussie over de vraag of dit leidt tot een aanspraak ingevolge de Zorgverzekeringswet. Het is niet medisch geïndiceerd, maar ik heb er met instellingen over gesproken en afgesproken dat dit geen probleem zou moeten zijn. Het zou onderdeel van de behandeling van de instelling moeten zijn. Ik zal erop toezien dat dit geen probleem is.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Het lijkt mij dat het op de dader verhaald kan worden. We gaan voor die verhoogde aangiftebereidheid. Volgens mij kan dit al bij Veiligheid en Justitie. Ik zou allereerst willen dat de dader gaat betalen.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik moet een beetje grijnzen, want dat was ook mijn eerste reactie, toen ik het hoorde. Ik zal het zeker met mijn collega bespreken.

Mevrouw Agema heeft gevraagd wanneer de novelle komt. Ik ben niet zeker van mijn zaak, maar ik dacht dat die er al was. Ik zie enkele Kamerleden knikken. Dan zou dat het antwoord zijn. Ik wil het nog wel even nagaan, maar volgens mij is die novelle inmiddels opgesteld.

De voorzitter: Het is wellicht toch handig als dat even wordt nagegaan.

Staatssecretaris Van Rijn: Ja, dat is goed.

De heer Segers (ChristenUnie): De novelle is al aangeboden voor de schriftelijke voorbereiding door de commissie voor Veiligheid en Justitie en aangemeld voor plenaire behandeling.

Staatssecretaris Van Rijn: Mevrouw Agema heeft op haar wijze ook de noodzaak van registratie benadrukt. Niet alleen de slachtoffers, maar ook de daders moeten worden geregistreerd. Dan kun je de daders van seksuele uitbuiting, ongeacht ras, sekse of afkomst, opsporen en ervoor zorgen dat zij in de kladden worden gegrepen en worden bestraft of misschien ook behandeld, zodat er geen recidive meer komt. Ik zou het zelf iets anders verwoorden dan mevrouw Agema, maar dat wil niet zeggen dat wij niet dezelfde gedrevenheid hebben om niet alleen naar de slachtoffers van mensenhandel te kijken, maar ook om de daders op te sporen. Als er aangifte wordt gedaan en goed wordt geregistreerd, kan er niet alleen in het strafrecht, maar ook in de nazorg aandacht worden besteed aan de daders. Er is nog te weinig aandacht voor het voorkomen van daderschap. Enkele Kamerleden hebben daar terecht aandacht voor gevraagd. W zouden aan de commissie-Azough moeten vragen om bij de verbetering van het behandelplan niet alleen naar de slachtoffers te kijken, maar om effectieve methodes te ontwikkelen, om daders niet alleen te straffen, maar ook om recidive te voorkomen. Ik zal dat graag onder de aandacht van de commissie brengen.

Mevrouw Agema (PVV): Dat laatste is precies mijn cri de coeur. Als je de daders niet aanpakt, is het dweilen met de kraan open, want dit is big business. Waar ik even op aansla, is dat registreren, want daar heb ik helemaal niets mee, niet van de daders en niet van de slachtoffers. Volgens mij moet je de daders gewoon aanpakken, vervolgen, berechten en heel lang opsluiten achter de tralies. Het is een legale praktijk voor een illegale omgang. Je gaat toch geen loverboys registreren? Die moet je oppakken!

Staatssecretaris Van Rijn: Dan moet je eerst weten dat er iemand slachtoffer van is. Die persoon moet bereid zijn om aangifte te doen. Die registratie staat niet op zichzelf. Als je registreert dat er slachtoffers zijn, brengt dat het bewustzijn met zich dat je de dader moet aanpakken en opsporen. Als een meisje in de zorg wordt opgenomen, met een zorgplan, moet bekend zijn dat het specifiek gaat om een slachtoffer van mensenhandel, waar dus ook een dader aan vastzit waar je achteraan moet. Ik ben het met u eens dat het registreren op zichzelf niets doet, maar het leidt wel tot dat bewustzijn en de mogelijkheid om achter de daders aan te gaan.

Mevrouw Agema (PVV): Volgens mij is dat helemaal niet zo. Als een meisje opgenomen wordt, bijvoorbeeld in een gesloten instelling, waarover mevrouw Van Toorenburg de meeste kennis en ervaring heeft, dan staat dat toch in haar behandelplan of dossier? Dan ga je dat meisje toch niet met naam en toenaam in een register opnemen? Ik begrijp uit de brief van mevrouw Azough dat er een of ander registratiepunt komt. Volgens mij moeten we dat niet doen, niet voor daders en niet voor slachtoffers. Ik vind dat een inbreuk op de privacy van die meisjes, die misschien voor de rest van hun leven in dat systeem staan. Ik denk dat registratie het allerlaatste is wat er moet gebeuren met die meisjes. Ik denk dat het genoeg is als het in het dossier staat. We moeten er vooral een beetje discreet mee omgaan. Ik denk dat de Staatssecretaris echt afstand moet nemen van dat hele registratie-idee dat in die brief staat.

Staatssecretaris Van Rijn: Even een poging tot nuance. In het rapport van de Nationale Rapporteur Mensenhandel staat dat je ervoor moet zorgen dat je meer te weten komt over de omvang en de aard van de mensenhandel. Om dat te weten, zul je bij slachtoffers van mensenhandel moeten registreren dat het voorgekomen is, zodat je ook weet hoe vaak het voorkomt. Als dat geregistreerd is, kun je er ook achter komen wie de dader is. Dan voorkom je ook dat je een dader en een slachtoffer in die instelling krijgt. Ik ben er ook niet voor om meisjes te belasten met onnodige registratie, maar het is wel heel goed om de aard en omvang van mensenhandel te registreren, zodat je daar een effectieve aanpak op kunt loslaten.

Mevrouw Agema (PVV): Ik ben daar totaal niet van overtuigd. We gaan toch ook niet alle winkeldieven in een register zetten? Ik vind het echt volslagen belachelijk. Als je te maken hebt met een loverboy, met een zware crimineel, die vrouwen uitbuit, dan moet je die vervolgen en opsporen en heel erg lang opsluiten. Je gaat dat toch niet registreren? En al helemaal die slachtoffers niet. In die brief staat dat die registratie als prioriteit moet worden opgepakt, maar die vrouwen moeten worden beschermd en niet in een of ander systeem worden opgenomen. Ik denk dat we dat echt niet moeten doen. Ik zal er een VAO over aanvragen, als de Staatssecretaris er geen afstand van neemt.

Staatssecretaris Van Rijn: Het gaat niet om het onnodig registreren van meisjes die slachtoffer zijn van mensenhandel. De Nationale Rapporteur Mensenhandel heeft dit aan ons gevraagd, want wij weten eigenlijk te weinig hoe vaak mensenhandel voorkomt. Je moet zorgen dat de jeugdzorg zich er meer bewust van wordt dat er slachtoffers van mensenhandel zijn en dat zij een specifieke aanpak nodig hebben. Registratie kan helpen om te weten wat de aard en de omvang ervan is, maar het is niet om een soort belasting voor die meisjes op te leveren. De effectieve aanpak van Fier Fryslan is er bijvoorbeeld mede op gebaseerd dat er een hele ketenaanpak is. Als een meisje binnenkomt, wordt er gekeken of zij slachtoffer is van mensenhandel en of zij bereid is om aangifte te doen. Dan weten zij precies waar welke slachtoffers zijn. Dan kun je heel gericht beleid voeren, ook voor de opsporing. Dat lijkt mij toch erg belangrijk.

Mevrouw Agema (PVV): Ik snap wel dat je aantallen noteert, maar ik snap niet dat je daar namen aan gaat koppelen. Ik vind dat we dat echt niet moeten doen, maar dat staat wel in die brief. Ik denk dat je die hele registratie los moet laten. Je kunt wel aantallen opschrijven; zoveel meisjes met die problematiek in die instelling, zoveel in die instelling. Dat kan nog, maar niet een registratiepunt voor de slachtoffers. Ik ben daar echt heel erg op tegen. Ik vind dat de Staatssecretaris afstand moet nemen van het idee om die meisjes op te nemen in een of ander registratiepunt voor loverboyslachtoffers. Dat moeten we echt niet doen.

Verder vind ik het heel jammer dat ik de Staatssecretaris nog niet heb gehoord over het feit dat negen op de tien allochtoon is en zeven op de tien moslim. Wat gaat hij daaraan doen? Als we het probleem met wortel en tak willen uitroeien, moeten we dit wel aanpakken, want anders is het echt dweilen met de kraan open.

Staatssecretaris Van Rijn: Daarover heb ik gezegd dat het mij niet uitmaakt of iemand die een pooierboy is of een dader van mensenhandel, geel, bruin, rood of zwart is. Dan moet die persoon gewoon opgespoord en gepakt worden. We moeten zorgen voor nazorg, zodat er geen recidive meer is. Dat lijkt mij van belang.

Bij die registratie gaat het erom dat CoMensha weet wat voor trajecten er op gang gebracht kunnen worden als er sprake is van mensenhandel. Dat lijkt mij echt heel belangrijk, niet zozeer om meisjes te belasten als wel om de aanpak van mensenhandel steeds effectiever te maken. Maar goed, we zijn onszelf aan het herhalen.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben het wel met mevrouw Agema eens dat we niet een heel registratiesysteem moeten optuigen. Een belletje naar CoMensha is eigenlijk voldoende, want dat is wat de Rapporteur Mensenhandel wil. Daar moet het inderdaad wel bij blijven, dat ben ik met mijn collega eens. De Staatssecretaris zegt ook dat we registreren om te voorkomen dat we niet slachtoffers bij daders plaatsen. Laten we wel wezen, daders zitten gewoon in een jji, maar slachtoffers horen niet in een jji. Zij zitten waarschijnlijk in een gesloten inrichting of in de reguliere jeugdzorg. Veel belangrijker vind ik het dat we deze meiden, die soms echt seksueel wervend gedrag laten zien, niet plaatsen bij grensoverschrijdende jongens. Kan de Staatssecretaris daarop ingaan?

Staatssecretaris Van Rijn: Uit de quickscan van het Verweij Jonker Instituut, maar ook uit allerlei ander onderzoek blijkt dat de opvattingen bij de deskundigen daarover zeer verdeeld zijn. Ik vind niet dat slachtoffers en daders bij elkaar moeten zitten. Als er sprake is van grensoverschrijdend gedrag, of dat nu bij de meisjes of bij de jongens is, wordt bij de intake van die jongeren een inschatting gemaakt of zij daarmee een risico vormen voor de groep. Dat gebeurt. Dat wil niet zeggen dat er geen fouten worden gemaakt, maar er wordt altijd een risico-inschatting gemaakt. Als het goed is, leidt dat tot groepen waarvan de samenstelling effectief is voor degenen die behandeld moeten worden. Ik laat het aan de deskundigen over of dat groepen met alleen meiden moeten zijn of meiden met jongens, onder de conditie dat er geen extra risico's worden gelopen. Ik constateer dat de meningen daarover verdeeld zijn. Aan het begin van mijn betoog heb ik gezegd dat ik zou willen dat we verder zouden zijn met die effectieve methodes dan we nu de facto zijn.

Mevrouw Kooiman (SP): Op dit moment worden er in sneltreintempo meidengroepen gesloten. In de gesloten jeugdzorg is er niet eens meer een meidengroep. Die is gewoon weg. Bij Horizon wordt wel gekeken naar een nieuwe mogelijkheid. Voordat we het kind met het badwater wegknikkeren, moet er goed worden gekeken naar de opvang in meidengroepen. De Kamer heeft zich er eerder al over uitgesproken dat het belangrijk is dat deze slachtoffers worden opgevangen in meidengroepen. Ik vraag de Staatssecretaris om toe te zeggen dat we totdat de commissie een keer een uitspraak heeft gedaan, wel gaan voor behoud van datgene wat wij nu al hebben, want 2015 komt dichterbij en ik wil niet dat er nog meer wordt afgebroken.

Staatssecretaris Van Rijn: Er zijn in de praktijk nu ook nog meidengroepen. Het is soms gemengd en soms zijn er meidengroepen. In Nijkerk is er bijvoorbeeld nog specifieke meidenopvang. Ik vind dat echt aan de deskundigen moet worden overgelaten wat het beste is. Als een meidengroep noodzakelijk is om tot goede zorg te komen, moet dat geregeld worden. Als het anders is, moet dat geregeld worden. Ik heb er geen vooropgezet beeld van wat het beste is. Waren we maar zo ver dat we zouden weten welke methode effectief is, dan zouden we dat kunnen doen. Ik constateer dat het allebei kan en dat er een goede risico-inschatting gemaakt moet worden, zodat daders nooit bij slachtoffers zitten. In de praktijk wordt er bij de samenstelling van groepen al op gelet dat grensoverschrijdend gedrag niet tot extra risico's zal leiden, maar dat kan altijd beter. Daar moet de commissie-Azough ook naar kijken, maar laten we niet van tevoren zeggen dat het ene goed is en het andere slecht, want dat weten we simpelweg nog niet goed genoeg.

Mevrouw Bergkamp (D66): Zo te horen gaat de commissie-Azough steeds meer doen. Wat mevrouw Agema zei over het registreren van zaken, heeft wel iets bij mij losgemaakt. Ik vind dat onduidelijkheid is wat er nu precies gaat gebeuren. De commissie gaat daar uitgebreid naar kijken. Kan de Staatssecretaris de Kamer daarover uitgebreider informeren? Dan kunnen we even goed kijken naar wat er precies wordt geregistreerd. Ik vind het pleidooi van mevrouw Agema daarover wel juist. Ik voel ook wat ruis over het wel of niet bestaan van meisjesgroepen. Ik denk dat het ook belangrijk is om daarover feitelijke informatie te krijgen. We hebben geleerd van de commissie-Samson dat het soms mis kan gaan, als er sprake is van grensoverschrijdend gedrag van meisjes, in combinatie met de aanwezigheid van jongens. Ik wil daarover graag feitelijke informatie ontvangen.

Staatssecretaris Van Rijn: Er zijn regelmatig rapportages over het hele veld, bijvoorbeeld over geweld in afhankelijkheidsrelaties. Daar zal ik dat in meenemen. Misschien is het goed om dit te vragen aan de commissie die de registratie gaat regelen. Het is een aanbeveling van de rapporteur over CoMensha om dat handen en voeten te geven. Dat komt vanzelf bij de commissie. Dan wordt er gezegd wat men van plan is met die registratie.

Mevrouw Bergkamp (D66): Ik had ook gevraagd of er nog meisjesgroepen zijn. Daarover wil ik ook graag wat feitelijke informatie ontvangen.

Staatssecretaris Van Rijn: Daarover heb ik aan het begin van mijn verhaal net gezegd dat ik dat meeneem in de regierapportage.

De voorzitter: Dan is dat nu extra duidelijk. De Staatssecretaris gaat verder.

Staatssecretaris Van Rijn: Mevrouw Kooiman heeft er nog aandacht voor gevraagd dat er weinig hulp en opvang is voor de daders. Ik denk dat ze daar gelijk in heeft. Voor jongens met ernstige seksuele problemen bestaat er binnen Jeugdzorg-plus een specialisatie in Harreveld. In het algemeen denk ik dat we meer aandacht moeten geven aan het voorkomen van daderschap. Er zijn interessante ontwikkelingen in de Verenigde Staten waarvan we kunnen leren. Daarin wordt aandacht voor daders en daderschap wat sterker aangezet. Ik wil graag in gesprek met Jeugdzorg-plus over die opvang voor jongens, om te kijken of we daarvan kunnen leren en of we die kennis en kunde veel breder moeten verspreiden binnen de jeugdzorg. Volgens mij heeft zij daar een punt.

Ik zeg toe dat ik over de voornemens over meer aangifte en de mogelijkheid tot ontneming overleg zal voeren met mijn collega van Veiligheid en Justitie.

Mevrouw Kooiman en de heer Segers hebben gevraagd hoe het zit met Fier Fryslan. Bij interruptie is er ook het nodige over gezegd. Het is belangrijk om de expertise die ontwikkeld is bij Fier Fryslan te behouden, zeker in de transitiefase. We moeten ervoor zorgen dat er niet alleen goede, gespecialiseerde opvang is, maar dat daar ook van geleerd kan worden. De kracht van Fier Fryslan is dat er verschillende vormen van hulp worden gegeven. Het is een gespecialiseerde vorm van vrouwenopvang, van jeugdzorg en van beschermd wonen.

Hiervoor bestaan verschillende modaliteiten. De VNG heeft een bedrag apart gezet om specifiek aan vrouwenopvang te besteden. Bij de jeugdzorg is een landelijk transitiearrangement gemaakt, waarin afspraken zijn gemaakt over de prijs en kwaliteit, zodat Fier Fryslan niet met elke gemeente hoeft te onderhandelen, als er iemand geplaatst wordt. Volgens de VNG en volgens mij zouden de gemeenten er verstandig aan doen om er wat geld voor opzij te zetten. De vraag is of dat safe genoeg is. Gemeenten hoeven dat niet te doen, maar het kan voorkomen dat een jeugdige op basis van dat landelijk transitiearrangement bij Fier Fryslan wordt geplaatst. Dat gaat meestal niet via de gemeente, maar via de politie of een zorgverlener. Dan hangen ze toch voor een rondje, om het simpel te zeggen. De gemeente moet dat gewoon betalen, conform de condities daarvan.

De laatste mogelijkheid is beschermd wonen. In deze fase worden aan de gemeente waar dat beschermd wonen zit, in dit geval Leeuwarden, de historische middelen beschikbaar gesteld, zodat deze de zorg in 2015 kan inkopen, vooruitlopend op een meer objectief model in de toekomst.

Ik zie dat er zorgen zijn. Ik wil ook dat de die expertise niet verloren gaat bij de transitie, maar dat deze behouden blijft. Er is door enkele leden gevraagd om met Fier Fryslan en de gemeenten om de tafel te gaan. Dat zal ik zeker doen. Ik constateer dat die aparte afspraken over vrouwenopvang, het landelijk transitiearrangement en beschut wonen op zichzelf goed zijn. Dat vindt Fier Fryslan ook, maar zij vragen hoe deze in de praktijk gaan werken. Kunnen zij er voldoende zeker van zijn dat het goed gaat? Ik denk het wel. Ik vat die aansporingen zo op dat ik met de betrokken partijen om de tafel ga. Ik constateer dat er goede afspraken zijn gemaakt. Deze moeten zich in de praktijk zetten, maar de praktijk is belangrijker dan de leer. Dat betekent dat ik er heel goed op zal letten dat het zich voltrekt conform wat wij allemaal willen.

De heer Segers (ChristenUnie): Kan de Staatssecretaris ons na 1 januari met enige regelmaat op de hoogte houden hoe dat in de praktijk loopt? Er zal zeker een periodieke evaluatie plaatsvinden. Het is wel van belang om dat in de gaten te houden. Is de Staatssecretaris bereid om de vinger aan de pols te houden in dit specifieke geval, waarbij het gaat om specialistische hulp bij meerdere instellingen?

Staatssecretaris Van Rijn: Ik heb in het algemeen niet te klagen over de wil van deze commissie om aan haar te rapporteren, dus dat zal ik zeker blijven doen. Ik wijs erop dat er nog een andere waarborg of vangrail is. Bij de begrotingsafspraken om extra middelen beschikbaar te stellen voor de transitie zijn ook extra middelen voor de jeugdzorg uitgetrokken. Deze zijn vooral gericht op de landelijke en bovenregionaal werkende instellingen met een speciale expertise, die buitenboord zouden vallen omdat zij bij de transitie afspraken zouden moeten maken met te veel gemeenten. Een deel van de extra middelen is daaraan besteed. Verder hebben we nog een extra vangnetje achter de hand in de gereedschapskist van de transitieautoriteit jeugd, ook voor instellingen als Fier Fryslan, mocht dat nodig blijken. Ik weet dat er al contact is tussen Fier Fryslan en de transitieautoriteit, om te bekijken of dat nodig is.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik weet dat er grote bereidheid is aan deze kant van de tafel om regelmatig met de Staatssecretaris om de tafel te gaan zitten. Is hij ook bereid om met enige regelmaat te rapporteren over hoe dat zijn beslag krijgt?

Staatssecretaris Van Rijn: Zeker. Dat doe ik al regelmatig aan deze commissie en dat zal ik met graagte blijven doen.

De heer Segers heeft een vraag gesteld over de integratie. In de hulpverlening moet terugkeer naar het land waar je vandaan komt, een normaal onderwerp van gesprek zijn. Dat is niet iets aparts, maar een normaal onderdeel van de hulpverlening die gegeven wordt. Door de Federatie Opvang wordt een project uitgevoerd om te kijken hoe de zorg en de nazorg moeten zijn bij terugkeer. Dat punt wordt opgepakt en dat zal ik nader bespreken met de Federatie Opvang.

De heer Segers merkte naar aanleiding van gesprekken in Alkmaar op dat er zorgen zijn over de bereikbaarheid van hulpverleners. In de Jeugdwet staat dat er een crisisdienst moet zijn die ook buiten kantooruren bereikbaar moet zijn, 24/7. Dat gebeurt nu vaak via Bureau Jeugdzorg, maar dat is een voorziening die in de Jeugdwet is gemaakt.

De heer Segers vroeg mij nog wat wij eraan doen om ronselpraktijken in de jeugdzorg tegen te gaan. Wanneer pooierboys ronselen in de buurt van een instelling, of als meisjes in de instelling andere meisjes ronselen, want dat komt ook voor, dan kan de instelling de politie inschakelen. Wat mij betreft moet ze dat ook doen. In sommige gevallen heeft de instelling contacten met het Veiligheidshuis, zodat die ronselpraktijken daar ook gemeld kunnen worden. De instelling waar het meisje verblijft, is verantwoordelijk voor de keuzes welke maatregelen nodig zijn om de veiligheid van medewerkers en jongeren te waarborgen. Mevrouw Van Toorenburg zei terecht dat de eerste prioriteit is dat die meisjes veilig moeten zijn. Daarover moet geen twijfel bestaan. Indien nodig kunnen er standaardmaatregelen worden genomen door de instelling. Er kunnen extra veiligheidsafspraken worden gemaakt: niet mobiel bellen, wie er op bezoek kan komen, welke beveiligingsmaatregelen er worden getroffen. Er wordt wel het nodige gedaan. Instellingen zijn er ook alert op, heb ik gemerkt. Als er pooierboys in de omgeving van de instelling aan het ronselen zijn, moet je gewoon de politie bellen. De politie moet dan ook zodanig alert zijn dat zij komt opdraven. Mevrouw Van Toorenburg gaf daar een mooi voorbeeld van.

Er was ook een vraag van de heer Segers over vaak hetzelfde verhaal vertellen. Ik herken dat wel, maar soms is dat gewoon nodig voor het onderzoek. Er zijn inmiddels wel gespecialiseerde rechercheurs mensenhandel. Ook de advocatuur is bezig met een zekere specialisatie op dit gebied, zodat die meisjes niet elke keer hoeven uit te leggen dat er sprake is van mensenhandel. Je ziet dat er langzaam specialisme groeit, zowel bij de recherche als bij de advocatuur. Daar wordt aan gewerkt. Ik hoop dat er sprake is van zodanige kennis en kunde bij de recherche, de politie en de advocatuur dat het verhaal niet elke keer opnieuw verteld hoeft te worden.

Dan kom ik bij de vragen van mevrouw Van der Burg. Ik denk dat we voldoende hebben gesproken over signaleren en registreren. Ik wijs erop dat de heer Rouvoet ook bezig is om een risicotaxatie-instrument te ontwikkelen dat de instellingen kunnen gebruiken. Ik denk dat ik al duidelijk heb gemaakt dat ik het eens ben met de opvatting van mevrouw Van der Burg dat de slachtoffers van mensenhandel bereid moeten zijn om aangifte te doen, hetzij zelf, hetzij anoniem of via anderen. Dat is vaak het echte begin van de behandeling en het weer in het reine komen met de eigen toekomst. Ik erken wel dat er veel commissies zijn, maar ik verwacht wel dat de commissie-Azough, die door de sector is opgericht, die aanbevelingen ter harte neemt en dat zij ervoor zorgt dat er verbetering is op dat gebied.

We hebben het er al even over gehad dat alleen twee jaar opsluiten niet helpt en dat er veel meer aandacht moet zijn voor de re-integratie in de samenleving. De les van Fier Fryslan en van de pilots bij Horizon is dat het niet alleen gaat om het creëren van een veilige ruimte of een veilige haven voor twee jaar, maar dat er in die periode moet worden gewerkt aan een goede terugkomst in de samenleving. Ik heb al gezegd dat het mij ook een beetje frustreert dat we nog te weinig weten over welke methodes effectief zijn. Daar moeten we echt aan gaan werken. Ik ben het ermee eens dat het niet alleen gaat om het creëren van twee jaar veiligheid als wel om zodanige zorg dat iemand veilig in de samenleving kan terugkeren.

Ik zal nog een keer met Fier Fryslan spreken over de open-huisbenadering. Er staat inderdaad geen hek. Zij hebben daar wisselende ervaringen mee. Ik weet ook dat er zeer zwaar wordt bewaakt. De instelling is gevestigd naast het politiebureau. Er wordt voor gezorgd dat zij allerlei loverboys die rond de instelling cirkelen, kennen. Er zijn goede contacten met de politie, zodat deze ogenblikkelijk kan worden ingeschakeld. Wat dat betreft kun je alleen maar bewondering hebben voor het werk dat daar wordt verricht. Volgens mij heb ik zo veel mogelijk vragen weten te beantwoorden.

De voorzitter: Zijn er nog vragen die niet zijn beantwoord, voordat we aan de tweede termijn beginnen?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): De Staatssecretaris heeft al het een en ander gezegd over veiligheid. Ik voel dat de insteek is vanuit de zorg en dat snap ik ook. De urgentie die altijd vanuit justitie is genoemd, verwezenlijkt zich nu. We zien precies wat we altijd hebben gezegd bij justitie. Die meiden gaan naar buiten. Zij zitten bij de gesloten jeugdzorg, maar die is niet veilig, want die is niet gesloten genoeg. Elke week zal er een meisje weglopen. Zeven jaar later zijn dat de cijfers. Kan er een analyse worden gemaakt of die instellingen voldoende gesloten zijn? Ik hoor ook dat de gesloten jeugdinrichtingen niet gesloten genoeg kunnen zijn. Hoe gaan we dat aanpakken met bewezen effectieve programma's, zodat we er over een paar jaar niet weer over hoeven te spreken? Een kinderrechter zal niet zomaar een kind in een gesloten inrichting zetten. Die ouders vinden dat ook verschrikkelijk. Het ergste is nog dat zij vervolgens gewoon weglopen.

Mevrouw Agema (PVV): Ik had veertien punten genoemd, waaronder het plukken, minimumstraffen, preventieve hechtenis, naming and shaming, en noem maar op. Deze waren meegenomen door Minister Opstelten bij de instelling van de taskforce. Ik ben benieuwd hoe het daarmee staat.

Mevrouw Ypma (PvdA): Ik had nog gevraagd of er een maatje bestaat voor ieder slachtoffer. Er kan een vertrouwensband met een maatje worden gekweekt in de instelling. Nadat de jongere uit de instelling weggaat, zou dat maatje nog steeds bereikbaar moeten zijn als een vorm van nazorg, om een terugval te voorkomen.

Staatssecretaris Van Rijn: Voorzitter. Ik constateer dat er in de praktijk verschillende modellen zijn voor de mate van geslotenheid en veiligheid, waarover mevrouw Van Toorenburg sprak. Fier Fryslan werkt niet met een heel gesloten model, maar met een aanpak waarin veiligheid wordt geboden, bijvoorbeeld met zo'n maatjestraject. Tegelijkertijd wordt bekeken hoe een veilige terugkeer in de maatschappij na enige tijd mogelijk wordt. Haar vraag over de meest veilige methode en hoe je voorkomt dat er elke keer meisjes weglopen uit die instellingen, triggert mij wel. Dat was voor mij de aanleiding om tegen de sector te zeggen dat dit nog steeds te veel voorkomt. Ik wil graag voorstellen krijgen over de oorzaken. Ik zeg niet dat het een zeer gesloten of een meer open setting moet zijn, maar het moet veilig zijn en dat weglopen moet worden verminderd. Zij vraagt om met de sector te analyseren wat de oorzaken zijn van dat weglopen, zodat wij kunnen duiden wat erachter zit. Dat wil ik graag doen. Om die reden heb ik aan de sector gevraagd om voor het einde van het jaar met voorstellen te komen, want anders blijf ik net als mevrouw Van Toorenburg het gevoel houden dat we elk jaar constateren: het is toch wat. Dan komen we geen stap verder.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Het is misschien een rare vraag, maar kan de Staatssecretaris bij die gesprekken ook mensen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie betrekken die eerder met die problematiek te maken hebben gehad? De focus op veiligheid is toch echt iets anders dan de focus op beveiliging in een zorgsetting. Ik heb het gezien. Het zijn echt totaal verschillende werelden. Anders blijft men langs elkaar heen praten. Die expertise moet erbij worden betrokken, om te kijken of men dat voldoende beseft.

Staatssecretaris Van Rijn: Daar ben ik het zeer mee eens. Als we iets leren van de Rapporteur Mensenhandel, is het dat er zorg moet zijn, natuurlijk, maar het is ook gewoon mensenhandel. Dat betekent dat die veiligheid er gewoon moet zijn. Ik ben zeer bereid om de deskundigheid van V en J er expliciet bij te betrekken, als deze er al niet bij betrokken is.

Ik heb al een poging gedaan om antwoord te geven op de vraag van mevrouw Agema. Minister Opstelten komt volgende week met een rapportage over het plan van aanpak mensenhandel naar de Kamer. Ik zal de vraag naar de stand van zaken bij die 14 punten onder zijn aandacht brengen, zodat de Kamer daarover geïnformeerd wordt.

Mevrouw Ypma vraagt of ieder slachtoffer nu een maatje heeft. Ik zie dat dit bij sommige methodes echt standaard wordt, zoals bij sommige programma's van Fier Fryslan. Het schijnt redelijk goed te werken. Misschien is mevrouw Ypma er al uit, maar ik nog niet helemaal. We moeten bekijken welke aanpak effectief is. Als blijkt dat zo'n maatjesproject ongelofelijk helpt om slachtoffers van mensenhandel of pooierboys op een goede manier in de maatschappij te brengen en te houden, waarbij er geen recidive plaatsvindt, dan zou dat als meest effectieve aanpak tot de standaard moeten gaan behoren. Het is voor mij nog te vroeg om dat te zeggen, maar ik constateer met mevrouw Ypma dat deze voorbeelden heel goed lijken te werken. Ik zal dat zeker meenemen bij de discussie over wat effectieve methodes zijn.

De voorzitter: In tweede termijn heeft ieder anderhalve minuut, met maximaal één interruptie.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Ik heb in eerste termijn vooral gewezen op de veiligheid. De bewezen effectieve interventies moeten verder worden vervolmaakt. Er zijn nog zorgen over de decentralisaties. Ik denk dat de Staatssecretaris goed snapt welke kant het op moet op dit gebied. Ik ben blij met zijn toezegging om ervoor te zorgen dat er binnen die zorgsetting goed wordt gekeken naar veiligheid als apart onderdeel. Er wordt vaak uitgegaan van het behandelplan en veiligheid is dan ook iets waar nog even naar gekeken wordt. Dat was altijd de zorg van de sector en het is zo erg dat die zorg uiteindelijk is uitgekomen. Ik moedig de Staatssecretaris aan om deze punten echt mee te nemen. De expertise is er, maar deze andere focus hoort er helaas ook bij.

Mevrouw Bergkamp (D66): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen die mijn collega heeft gemaakt. Het is goed dat er meer aandacht komt om de aangiftebereidheid te bevorderen. Ik ben ook blij met de toezegging dat mijn amendement over een betere aansluiting tussen de Jeugdwet en de Wmo wordt meegenomen in de evaluatie. Ik ben ook blij met de toezegging dat de Staatssecretaris de praktische zaken waar jongeren tegenaan lopen, gaat bespreken met de VNG. We moeten van alles doen voor de slachtoffers, maar los daarvan moet er ook een focus zijn op de daders. Er moet ingezet op preventie, om te voorkomen dat iemand dader wordt, en op het tegengaan van recidive. Ik hoop dat de Staatssecretaris iets concreter kan zijn over deze focus op de daders. Ik ben ook blij dat in de rapportage wordt meegenomen hoe het met de meisjesgroepen staat. Volgens mij zijn deze er nog steeds, maar het is heel fijn als daarover feitelijke informatie komt. Er ontstond wat ruis over de privacy en de registratie van die meisjes. Ik ben blij dat die opdracht ook geconcretiseerd wordt en dat de Kamer daarover geïnformeerd wordt.

Mevrouw Ypma (PvdA): Voorzitter. Ik kan mijn collega's alleen maar nazeggen dat de Staatssecretaris het goed begrepen heeft en er voortvarend mee aan de slag gaat. Ik wil hem dan ook bedanken voor de volgende toezeggingen: over het verwijderen van die vreselijke tatoeages, dat daders en slachtoffers niet samen in één groep komen, dat er in het onderwijs aandacht wordt besteed aan de seksuele ontwikkeling en bewustwording, om de expertise verder te ontwikkelen en met elkaar te delen. Ik hoop van harte dat zoiets als een maatje of een andere slimme oplossing straks voor al deze meiden gerealiseerd wordt. Verder moeten de daders van deze vreselijke, georganiseerde criminaliteit daadwerkelijk aangepakt worden. De aangiftebereidheid moet toenemen. Daarbij gaat het ook om de mogelijkheid tot ontneming, het kaalplukken. Follow the money. Al die blingbling en die Audi's A4 moeten we gewoon afpakken. Gevangenisstraf helpt niet, daar zijn ze niet gevoelig voor, maar hiervoor wel.

Mevrouw Agema (PVV): Voorzitter. Mijn conclusie aan het einde van het debat is dat ik het toch wel erg slappe hap vind. De Staatssecretaris spreekt consequent over pooierboys. We mogen hopen dat meisjes überhaupt weten wat een loverboy is. In de Kamer hebben we altijd discussies over dat begrip. Ik heb geopperd om het islampooiers te noemen. Ik verzin het niet. Het zijn de feiten: negen op de tien is allochtoon, zeven op de tien is moslim. Ik vind het heel jammer dat de reactie van de Staatssecretaris is dat het hem niet uitmaakt of mensen geel, bruin of zwart zijn. Dan zou ik zeggen dat het mij ook niet uitmaakt. De islam is namelijk geen ras, maar een totalitaire, gewelddadige ideologie, waaraan meisjes onderworpen worden. Dat uit zich vooral hier, in de prostitutie. Vrouwen zijn niets waard. Zij worden genomen als een ding en zij worden uitgebuit tot er niets meer van overblijft. De Staatssecretaris zegt dat hij programma's wil opzetten om daderschap te voorkomen. Daar krijg ik echt de kriebels van. Ik vind dat ongekend slappe hap. Ik hoop maar dat Minister Opstelten in het debat over mensenhandel, dat mijn collega zal voeren, iets dapperder is en niet wegduikt voor de feiten die onder dit dossier liggen.

Mevrouw Ypma (PvdA): Mevrouw Agema en ik delen de opvatting dat deze criminelen hard aangepakt moeten worden, maar het doet mij toch pijn om te constateren dat mevrouw Agema de slachtoffers van deze pooierboys hier misbruikt voor haar anti-islamagenda. Ik vind dat verwerpelijk en ik wil dat nogmaals onderstrepen.

Mevrouw Agema (PVV): Ik weet niet of ik hierop ga reageren. Ik vind dit zo ongekend walgelijk. Als je gewoon een keer je best doet en de Hadith, de Sharia of de Koran een keer bestudeert, probeer eens een van de drie, dan weet je wat de positie van vrouwen is binnen de islam. Dan zou je dat echt niet zeggen. We weten dat negen op de tien daders allochtoon is en zeven op de tien moslim. Voor hen zijn vrouwen niets anders dan een product dat zij kunnen uitbuiten. Dat is het probleem dat erachter zit. Als je dat niet erkent, dan kunnen wij hier 85 debatten hebben, maar dan kom je nooit tot een oplossing.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. We hebben het over heel veel zaken gehad, ook over het niet plaatsen van slachtoffers bij daders. Laat ik hier helder zijn. Daders zitten als zij veroordeeld zijn, gewoon in de gevangenis, maar slachtoffers komen niet in de gevangenis, als het goed is. Het probleem is wel dat meisjes die slachtoffer zijn, in sommige instellingen in groepen zitten met jongens die zeer grensoverschrijdend gedrag laten zien. Daarvoor wil ik graag wat meer aandacht. Het is helaas nog steeds niet staand beleid dat daar goed naar gekeken wordt.

Mevrouw Ypma (PvdA): Ik begrijp de opmerking van mevrouw Kooiman, maar er kunnen in die groepen ook meisjes zijn die ronselen. Het is georganiseerde criminaliteit met een soort runners en die meisjes ronselen ook. Hoe ziet mevrouw Kooiman dat probleem dan?

Mevrouw Kooiman (SP): Dat probleem ken ik. Daarom ben ik er een groot voorstander van om slachtoffers van loverboys, die zeer kwetsbaar zijn, categoraal op te vangen, zodat zij steun hebben aan elkaar en beschermd worden tegen mannen of vrouwen die buiten staan te ronselen. Ik deel de opvatting dat we daar goed naar moeten kijken en dat we daarvoor specifieke opvang moeten creëren.

Voorzitter. Ik ben erg blij met de toezegging dat de Staatssecretaris toch nog in overleg gaat met specifieke organisaties zoals Fier Fryslan, maar er zijn er inderdaad meer, en dat hij ook gaat kijken naar de opvang van jongens. De Staatssecretaris noemde Harreveld. Ik weet dat Harreveld in de jji-periode een specifieke opvanggroep had voor jongens die daders waren. Ik vraag specifiek aandacht voor de opvang van jongens die zelf slachtoffer zijn. Dat is niet nieuw, want het bestaat al een eeuwigheid, maar er is geen specifieke opvang voor en ook geen begeleiding om die jongens uit dat heel nare circuit te trekken.

Misdaad mag niet lonen. Helaas wordt er nog steeds bij slechts 3% van de zaken die voorkomen, crimineel geld afgepakt. Ik kom hierop terug bij het AO over mensenhandel. Ik ben blij dat de Staatssecretaris de Minister al bij voorbaat waarschuwt.

De heer Segers (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. We hebben het over een heel specifieke groep. Ik heb hier een interview met de heer Custers, een politie-expert, in het blad van het OM. Hij zegt over deze groep dat zij in een paar maanden meer hebben meegemaakt dan wat wij in ons hele leven meemaken: geld, bedreiging, overleven op straat, verdovende middelen, seks, verkrachting, en toch willen zij terug. Het is een heel specifieke groep, die soms nog niet eens zelf doorheeft dat zij slachtoffer zijn. Zo dramatisch is het. Dank voor de inzet van de Staatssecretaris om te doen wat hij kan. Dank ook voor de toezegging om het gesprek aan te gaan met Fier Fryslan en om te rapporteren. Ik onderstreep de bijdrage van de CDA-fractie. We moeten echt aandacht aan die veiligheid besteden. Het veiligheidsaspect van justitie hoort hier volledig bij. Ik heb nog een specifieke vraag over buitenlandse slachtoffers en de registratie. Is er een negatieve prikkel voor gemeenten om hen in te schrijven? Is er een prikkel om dat maar niet te doen, omdat het nadelig is voor de gemeente? Is dat potentieel bedreigend voor goede opvang van buitenlandse slachtoffers?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ook ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording en zijn inzet. Ik heb nog twee punten. Is de jeugdzorg nu zo ver dat in het geval van loverboys wordt erkend dat deze meisjes slachtoffer zijn van mensenhandelaren? Er is dan sprake van een strafbaar feit. Zij moeten dus niet alleen op hun gedrag worden behandeld. Wij hebben dat probleem vorig jaar gesignaleerd. Daar zou aan gewerkt worden. Aangezien de commissie-Azough bekijkt hoe zij geregistreerd moeten worden, vermoed ik dat dit punt nog niet voldoende geadresseerd is. Hoe staat het daarmee?

Ik zei wat over de commissies, dus ik ga er nu maar twee verbinden. We hebben er eentje van Samson. We hebben ook de commissie-Rouvoet gehad over seksueel misbruik in jeugdinstellingen. Ook daar hebben we te maken met het niet zien van bepaalde signalen, et cetera. Het komt nog steeds voor in instellingen. De commissie-Rouvoet heeft er een actieplan op gemaakt. Nu krijgen we de commissie-Azough. De problematiek is anders, maar er is ook wel een verband. Ik hoor graag hoe dat verband wordt gelegd.

De voorzitter: Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De Staatssecretaris gaat dadelijk antwoorden. U hebt allen nog één interruptie.

Staatssecretaris Van Rijn: Voorzitter. Dank voor de inbreng van de Kamer. Onze gemeenschappelijke inzet is om hier voortvarend aan te blijven werken. Ik denk dat we geen aansporing nodig hebben om de ernst van dit probleem te blijven zien. Ik denk dat er terecht is gesproken over die balans en die nadruk op veiligheid, gekoppeld aan zorg. Daar is aandacht voor nodig. Ik heb hierover al toezeggingen gedaan.

Dan kom ik op de specifieke punten. Mevrouw Bergkamp zei dat de focus op de daders verder moet worden uitgewerkt. Dat vind ik ook. Ik denk dat onderwijs ook hier een belangrijke rol kan spelen, niet zozeer om daderschap te voorkomen, want daar is meer voor nodig, als wel om duidelijk maken wat normaal of niet normaal is in onze samenleving. Het gaat niet alleen om weerbaarheid, nee zeggen, maar ook om het herkennen van tekenen wanneer iets gaat ontsporen. Het is heel belangrijk om daar in het onderwijs aandacht aan te besteden, maar ik ben niet de deskundige op dat gebied. Ik constateer dat we te weinig oog hebben voor daderschap. Ik ga met de sector spreken over hoe we dat kunnen voorkomen. Ik ben ook voornemens om er met de Rapporteur Mensenhandel over te spreken, die er soms op ingaat in de rapportages. Ik heb er onlangs met haar over gesproken, omdat zij signaleerde dat er in de VS een aanpak lijkt te zijn waar wij van kunnen leren. Ik ga met haar bekijken of deze aanknopingspunten oplevert.

Mevrouw Bergkamp (D66): Ik dank de Staatssecretaris voor de aandacht hiervoor. Ik vind het altijd belangrijk om een discussie feitelijk te voeren en niet ideologisch. Ik zou het wel fijn vinden als de Staatssecretaris ook ingaat op wat mevrouw Agema aangeeft. Zij noemt een aantal cijfers, maar ik heb heel andere cijfers, namelijk dat 50% Nederlands is en dat het vaak gaat om daders die een laag opleidingsniveau hebben. Bij de andere 50% gaat het vaak om Turkse of Marokkaanse daders, maar ook steeds vaker om Antilliaanse daders. Ik zou graag een wat meer feitelijke reactie horen, om daar een concreter beeld van te krijgen.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik ben het ermee eens dat we op basis van feiten moeten praten. Op basis van de registraties en de aangiftes wil ik wel met mijn collega van V en J bekijken waar aanknopingspunten zitten voor goed beleid. Ik heb al gezegd dat het mij niet uitmaakt waar ze vandaan komen, als er maar goed wordt opgetreden, maar je moet wel de feiten kennen om tot een effectieve aanpak te komen. Ik weet niet zeker of we het daarover eens kunnen worden, maar ik denk dat het gaat om de meest effectieve bestrijding en alles wat daarvoor nodig is. Dat kunnen feiten over de herkomst zijn, maar het kunnen ook andere factoren zijn. Ik zal dat graag met mijn collega van V en J oppakken, om nog wat nadrukkelijker aandacht te besteden aan de feiten over daderschap. Dan kunnen we daar verder over spreken.

Mevrouw Agema (PVV): Ik laat mij niet aanleunen dat ik hier geen feiten zou inbrengen. Als u de rapporten na wilt lezen, zou ik zeggen: bekijk nog eens mijn initiatiefwetsvoorstel, waarbij ik die bronnen ook heb gebruikt. De Staatssecretaris mag altijd nieuwe feiten verzamelen, om een nieuw beeld samen te stellen, maar ik zal mij altijd baseren op feiten. Negen op de tien is allochtoon, zeven op de tien moslim. Ik heb dat niet verzonnen.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik herinner mij niet dat ik uw feiten heb bestreden. Ik heb met u geconstateerd dat het heel goed is om alle gegevens te verzamelen om tot een effectievere aanpak van daders te komen. Dat kunnen gegevens over de herkomst zijn of over wat dan ook. Daar ben ik zeer voor. Het gaat erom tot de meest effectieve aanpak te komen. Wat mij betreft komen alle feiten boven water, niet alleen die van u, maar ook van anderen. Vandaar mijn toezegging om dat met mijn collega van V en J feitelijk op een rij te zetten.

De heer Segers (ChristenUnie): Als die feiten dan op tafel liggen, wat gaat de Staatssecretaris dan doen? Komt er een specifieke aanpak? Wordt er een oproep gedaan aan de voormannen van die gemeenschappen?

Staatssecretaris Van Rijn: Mijn collega, Minister Opstelten, rapporteert regelmatig over de vraag hoe het staat met de aanpak van mensenhandel. Dan gaat het niet alleen om de verwijsinstrumenten die hiervoor zijn bedacht, maar ook om het actieplan. Het gaat erom een discussie te krijgen over de meest effectieve manier om daderschap te bestrijden en te voorkomen. Daarvoor moeten we de cijfers kennen. Waar komt het voor, hoe vaak is er recidive, onder welke groepen komt dit het meest voor? Daar kunnen we van leren voor de zorg en de nazorg, om tot effectieve methodes te komen. Ik vind ook dat er meer aandacht moet zijn voor dat daderschap, waar mevrouw Kooiman over begon, en niet alleen met het oog op de veiligheid. Er moet hard worden opgespoord om het te bestrijden, maar we moeten ook bekijken hoe we dit kunnen voorkomen. Ik heb de meest effectieve aanpak nog niet gezien. Om die reden wil ik met de Rapporteur Mensenhandel en met mijn collega van V en J spreken over die feiten, waar mevrouw Bergkamp naar vroeg. Er moet ook bij de zorg meer aandacht komen voor daderschap, om dat effectief te kunnen bestrijden en voorkomen, net als recidive. Daar ben ik zeer van overtuigd.

Mevrouw Kooiman heeft mij nog een keer opgeroepen om bij de samenstelling van groepen goed te kijken naar het risico van seksueel overschrijdend gedrag. Ik dacht dat ik dat al had bevestigd, maar dat wil ik graag nog een keer doen. Een nuance bij haar opmerking is dat het misschien een goede methode is om alleen slachtoffers bij elkaar te zetten. In de praktijk is gebleken dat het risico bestaat van toenemende ronselpraktijken onder meisjes, zoals mevrouw Ypma ook zei. Die groep is ook vaak kwetsbaar omdat er ervaringen worden uitgewisseld. De vraag is inderdaad hoe je voorkomt dat er groepen zijn met extra risico's van seksueel overschrijdend gedrag. Het punt van jongens als slachtoffer wil ik graag meenemen. Ik had dat nog niet gehoord van de Rapporteur Mensenhandel, maar het zal ongetwijfeld een nieuwe categorie kunnen zijn. Dat wil ik graag met haar bespreken.

De heer Segers heeft nog gevraagd of er voor de gemeenten een prikkel is om mensen uit het buitenland niet in te schrijven. De verdeling van de middelen in de jeugdzorg is gebaseerd op de historische cijfers, dus daar kan die prikkel niet in zitten. In de nieuwe situatie in 2016 en verder gaan we kijken naar de behoefte. Dan moeten we kijken of er niet oneigenlijke prikkels ontstaan waarbij groepen worden uitgesloten. Ik heb die signalen nog niet. Ik beschouw de opmerking van de heer Segers als een aansporing om daar bij het ontwikkelen van het nieuwe verdeelmodel voor 2016 extra aandacht aan te besteden. Dat zeg ik graag toe.

De voorzitter: Ik dank Staatssecretaris Van Rijn, mijn collega's en alle belangstellenden. Mevrouw Agema zet haar wens door om een VAO te houden, dus er komt een VAO, met als eerste spreekster mevrouw Agema.

Sluiting 20.39 uur.