Kamerstuk 31828-29

Gewijzigd amendement van het lid Jan Jacob van Dijk c.s. ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 14 over het slechts vaststellen van een aanwijzing, opheffing, of een bekostigingsmaatregel, als daar een inspectierapport aan ten grondslag ligt

Dossier: Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten, alsmede een aanvulling van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de verbetering van het intern toezicht

Gepubliceerd: 16 september 2009
Indiener(s): Jan Jacob van Dijk (CDA), Staf Depla (PvdA), Ed Anker (CU)
Onderwerpen:
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31828-29.html
ID: 31828-29
Origineel: 31828-14

83,3 %
16,7 %

SP

CU

CDA

Verdonk

GL

PvdA

SGP

D66

PvdD

VVD

PVV


31 828
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten, alsmede een aanvulling van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de verbetering van het intern toezicht

nr. 29
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID JAN JACOB VAN DIJK C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 14

Ontvangen 16 september 2009

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel I, komt artikel 163b, vijfde lid, als volgt te luiden:

5. Alvorens Onze minister een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geeft:

a. heeft de inspectie een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht verricht;

b. heeft de inspectie daarover een inspectierapport als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht uitgebracht; en

c. stelt Onze minister de rechtspersoon vervolgens vier weken in de gelegenheid zijn zienswijze met betrekking tot de aanwijzing naar voren te brengen.

II

In artikel I, onderdeel L, komt artikel 164b, tweede lid, als volgt te luiden:

2. Alvorens Onze minister toepassing geeft aan het eerste lid:

a. heeft de inspectie een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht verricht;

b. heeft de inspectie daarover een inspectierapport als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht uitgebracht; en

c. stelt Onze minister het bevoegd gezag vervolgens vier weken in de gelegenheid zijn zienswijze met betrekking tot de voorgenomen opheffing of de voorgenomen beëindiging van de bekostiging naar voren te brengen.

III

In artikel II, onderdeel H, komt artikel 145, vijfde lid, als volgt te luiden:

5. Alvorens Onze minister een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geeft:

a. heeft de inspectie een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht verricht;

b. heeft de inspectie daarover een inspectierapport als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht uitgebracht; en

c. stelt Onze minister de rechtspersoon vervolgens vier weken in de gelegenheid zijn zienswijze met betrekking tot de aanwijzing naar voren te brengen.

IV

In artikel III, onderdeel J, komt artikel 103g, vijfde lid, als volgt te luiden:

5. Alvorens Onze minister een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geeft:

a. heeft de inspectie een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht verricht;

b. heeft de inspectie daarover een inspectierapport als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht uitgebracht; en

c. stelt Onze minister de rechtspersoon vervolgens vier weken in de gelegenheid zijn zienswijze met betrekking tot de aanwijzing naar voren te brengen.

V

In artikel III, onderdeel M, komt artikel 109a, derde lid, als volgt te luiden:

3. Alvorens Onze minister toepassing geeft aan het eerste en tweede lid:

a. heeft de inspectie een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht verricht;

b. heeft de inspectie daarover een inspectierapport als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht uitgebracht; en

c. stelt Onze minister het bevoegd gezag vervolgens vier weken in de gelegenheid zijn zienswijze met betrekking tot de voorgenomen opheffing of de voorgenomen beëindiging van de bekostiging naar voren te brengen.

Toelichting

Dit amendement zorgt ervoor dat een aanwijzing door de minister, en een opheffing van een school, schoolsoort, of leerweg bij een openbare school, dan wel een beëindiging van de bekostiging van een school, schoolsoort, of leerweg bij een bijzondere school, slechts kan geschieden als daar een inspectierapport aan ten grondslag ligt. Hiermee wordt objectief en transparant handelen van de overheid gewaarborgd. Tevens verschaft dit amendement duidelijkheid aan de scholen.

Jan Jacob van Dijk

Anker

Depla